Verordening 2006/805 - Sluiting van een partnerschapsovereenkomst met de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

1.

Wettekst

6.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 151/1

 

VERORDENING (EG) nr. 805/2006 VAN DE RAAD

van 25 april 2006

betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, in samenhang met artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia (FSM) hebben onderhandeld over een partnerschapsovereenkomst inzake visserij waarbij aan vissers uit de Gemeenschap vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de FSM de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezitten, en hebben deze overeenkomst geparafeerd.

 

(2)

Deze overeenkomst voorziet in economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking in de visserijsector met het oog op de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden, en tevens in partnerschappen tussen ondernemingen voor het ontwikkelen van economische activiteiten van gemeenschappelijk belang in de visserijsector en in de aanverwante sectoren.

 

(3)

Deze overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

 

(4)

Er dient te worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld.

 

(5)

De lidstaten waarvan vaartuigen op grond van deze overeenkomst vissen, moeten de Commissie de hoeveelheden van elk bestand die in de visserijzone van de FSM zijn gevangen, meedelen overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van derde landen en in volle zee (1),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia (hierna „de overeenkomst” te noemen) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

De in het protocol bij de overeenkomst vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

 

vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Spanje:

75 % van de beschikbare vangstmogelijkheden,

Frankrijk:

25 % van de beschikbare vangstmogelijkheden;

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje:

acht vaartuigen,

Portugal:

vier vaartuigen.

Indien met de door deze lidstaten ingediende vergunningaanvragen niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie vergunningaanvragen van andere lidstaten in aanmerking nemen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    PRÖLL
 

 

PROTOCOL

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en financiële tegenprestaties als bedoeld in de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

Artikel 1

Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden

  • 1. 
    Op grond van artikel 6 van de overeenkomst verlenen de Federale Staten van Micronesia (FSM) jaarlijkse visvergunningen aan communautaire vaartuigen voor tonijnvisserij in overeenstemming met titel 24 van het Wetboek van de FSM en binnen de grenzen die zijn bepaald door de Palau-regeling voor het beheer van de ringzegenvisserij in het westelijke deel van de Stille Oceaan, hierna „de Palau-regeling” genoemd.
  • 2. 
    Voor een periode van drie jaar die ingaat op de datum van inwerkingtreding van het protocol, bestaan de vangstmogelijkheden zoals bedoeld in artikel 5 van de overeenkomst, uit jaarlijkse vergunningen om gelijktijdig in de exclusieve economische zone (EEZ) van de FSM te vissen voor zes vaartuigen voor de visserij met de ringzegen en twaalf vaartuigen voor de visserij met de beug.
  • 3. 
    Vanaf het tweede jaar van toepassing van het protocol en onverminderd het bepaalde in artikel 9, onder d), van de overeenkomst en in artikel 4 van dit protocol kan het in artikel 1, lid 2, van dit protocol bepaalde aantal visvergunningen voor vaartuigen die met de ringzegen vissen, worden verhoogd. Dit kan alleen indien de visbestanden daartoe de mogelijkheid bieden met inachtneming van de Palau-regeling en in overeenstemming met een adequate evaluatie van het tonijnbestand op basis van objectieve en wetenschappelijke criteria, met inbegrip van het Overzicht van de tonijnvisserij in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan en de toestand van de bestanden (Western and Central Pacific Tuna Fishery Overview and Status of Stocks), dat jaarlijks wordt gepubliceerd door het Secretariaat van de Pacifische Gemeenschap.
  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing onverminderd de artikelen 4, 6 en 7 van dit protocol.

Artikel 2

Financiële bijdrage — Betalingswijze

  • 1. 
    De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële bijdrage wordt vastgesteld op 559 000 EUR per jaar.
  • 2. 
    Lid 1 is van toepassing onverminderd artikel 4 van dit protocol en de artikelen 13 en 14 van de overeenkomst.
  • 3. 
    Indien de vaartuigen van de Gemeenschap in de EEZ van de FSM in totaal meer dan 8 600 t per jaar vangen, wordt het totale bedrag van de jaarlijkse financiële bijdrage met 65 EUR per extra ton verhoogd. De Gemeenschap mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het drievoudige van het in lid 1 vermelde bedrag.
  • 4. 
    Voor elke extra vergunning voor de visserij met de ringzegen die door de FSM op grond van het bepaalde in artikel 1, lid 3, wordt toegekend, zal de Gemeenschap de in artikel 2, lid 1, vermelde financiële bijdrage verhogen met 65 000 EUR per jaar.
  • 5. 
    Voor het eerste jaar vindt de betaling uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst plaats en voor de volgende jaren uiterlijk op de datum waarop het protocol verjaart.
  • 6. 
    Onverminderd artikel 5 valt de beslissing over de bestemming van de financiële bijdrage onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van de FSM.
  • 7. 
    De financiële bijdrage wordt overgemaakt op de rekening van de overheid (General Fund Account) van de FSM bij de Bank of FSM, kantoor Pohnpei. De jaarlijkse financiële bijdrage die door de Gemeenschap zal worden betaald als tegenprestatie voor de toekenning van extra jaarlijkse vergunningen op grond van het bepaalde in artikel 1, lid 3, en artikel 2, lid 4, zal eveneens op deze rekening worden overgemaakt. De bankgegevens zullen door de National Oceanic Resource Management Authority (NORMA) vóór de inwerkingtreding aan de Europese Commissie worden meegedeeld.
  • 8. 
    Ten bewijze van de betalingen zullen kopieën van de betalingen of overschrijvingen aan de NORMA worden toegezonden.

Artikel 3

Samenwerking met het oog op verantwoorde visserij

  • 1. 
    De partijen verbinden zich hierbij tot het bevorderen van verantwoorde visserij in de EEZ van de FSM zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in de visserijzone actief zijn.
  • 2. 
    Gedurende de door dit protocol bestreken periode houden de Gemeenschap en de FSM toezicht op de toestand en de duurzaamheid van de visbestanden in de EEZ van de FSM.
  • 3. 
    Op basis van de conclusies van de jaarlijkse vergadering van de leden van de Palau-regeling en de jaarlijkse evaluatie van de bestanden door het Secretariaat van de Pacifische Gemeenschap raadplegen beide partijen elkaar in het kader van het in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde comité en nemen zij, indien nodig en in onderlinge overeenstemming, maatregelen om het duurzame beheer van de visbestanden te garanderen.

Artikel 4

Herziening van de vangstmogelijkheden

  • 1. 
    De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen in onderlinge overeenstemming worden verhoogd, mits uit de conclusies van de jaarlijkse vergadering van de leden van de Palau-regeling en de jaarlijkse evaluatie van de bestanden door het Secretariaat van de Pacifische Gemeenschap blijkt dat een dergelijke verhoging het duurzame beheer van de visbestanden van de FSM niet in gevaar brengt. De in artikel 2, lid 1, bedoelde financiële bijdrage wordt dan evenredig verhoogd pro rata temporis.
  • 2. 
    Wanneer de partijen overeenstemming bereiken over de vaststelling van maatregelen ter verlaging van de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden of indien een verlaging noodzakelijk is op grond van beheersbeslissingen van de partijen bij de Palau-overeenkomst, wordt de financiële bijdrage overeenkomstig verlaagd pro rata temporis.
  • 3. 
    De verdeling van de vangstmogelijkheden tussen verschillende categorieën vaartuigen kan eveneens worden aangepast, mits de partijen daartoe samen besluiten en eventuele aanbevelingen van de wetenschappelijke vergadering inzake het beheer van de bestanden die de gevolgen van die herverdeling zouden ondervinden, in acht worden genomen. De partijen spreken een overeenkomstige aanpassing van de financiële bijdrage af, indien de herverdeling van de vangstmogelijkheden dat rechtvaardigt.

Artikel 5

Steun ter bevordering van een verantwoorde visserij in de FSM

  • 1. 
    De FSM verbinden zich ertoe een op verantwoorde visserij gericht sectoraal visserijbeleid te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen. Van de in artikel 2, lid 1, vermelde financiële bijdrage is 18 % bestemd voor dit doel. Deze bijdrage wordt beheerd op basis van doelstellingen die de partijen in onderlinge overeenstemming vaststellen, en de desbetreffende jaarlijkse en meerjarige programmering.
  • 2. 
    Met het oog op de tenuitvoerlegging van lid 1 stellen de Gemeenschap en de FSM in het in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde comité uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit protocol een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen vast, waarin met name het volgende is bepaald:
 

a)

de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in lid 1 genoemde deel van de financiële bijdrage;

 

b)

de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om op termijn tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten in de nationale beleidslijnen van de FSM op het gebied van visserij en andere terreinen die met de bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij in verband staan of deze kunnen beïnvloeden;

 

c)

de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

  • 3. 
    Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten in het gemengde comité door de partijen worden goedgekeurd.
  • 4. 
    Elk jaar beslissen de FSM over de toewijzing van het in lid 1 bedoelde deel van de financiële bijdrage aan de tenuitvoerlegging van het meerjarige programma. Voor het eerste jaar van de geldigheidsduur van het protocol moet deze toewijzing aan de Gemeenschap worden meegedeeld wanneer het meerjarige sectorale programma in het gemengde comité wordt goedgekeurd. Voor elk daaropvolgend jaar melden de FSM de toewijzing uiterlijk 45 dagen voor de datum waarop het protocol verjaart, aan de Europese Commissie.
  • 5. 
    Het in lid 1 bedoelde deel van de financiële bijdrage (18 %) wordt beheerd door de NORMA.
  • 6. 
    Wanneer de jaarlijkse beoordeling van de resultaten van de tenuitvoerlegging van het meerjarige sectorale programma dat rechtvaardigt, kan de Europese Commissie verzoeken om een verlaging van het in lid 1 vastgestelde deel van de financiële bijdrage om het daadwerkelijk voor de tenuitvoerlegging van het programma toegewezen bedrag aan te passen aan die resultaten.

Artikel 6

Geschillen — Opschorting van de uitvoering van het protocol

  • 1. 
    De partijen moeten in het in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde comité, zo nodig in een bijzondere zitting ervan, overleg plegen over eventuele onderlinge geschillen inzake de interpretatie en de toepassing van de in dit protocol vastgestelde bepalingen.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 7 kan de uitvoering van het protocol op initiatief van een partij worden opgeschort wanneer het geschil tussen de partijen als ernstig wordt beschouwd en het overeenkomstig lid 1 in het gemengde comité gevoerde overleg niet is uitgemond in een minnelijke schikking.
  • 3. 
    De uitvoering van het protocol kan pas worden opgeschort indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting meldt.
  • 4. 
    Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de uitvoering van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële bijdrage evenredig en pro rata temporis verlaagd afhankelijk van de duur van de periode waarin de uitvoering van het protocol is opgeschort.

Artikel 7

Opschorting van de uitvoering van het protocol bij niet-betaling

Onverminderd artikel 9 van de overeenkomst kan, wanneer de Gemeenschap de in artikel 2 van dit protocol bedoelde betalingen niet verricht, de uitvoering van dit protocol als volgt worden opgeschort:

 

a)

de NORMA stelt de Europese Commissie in kennis van het feit dat de betaling niet heeft plaatsgevonden. De Commissie verricht de nodige controles en gaat zo nodig binnen 45 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving, over tot betaling;

 

b)

indien binnen de onder a) gestelde termijn het verschuldigde bedrag niet is betaald of niet is gemotiveerd waarom dat niet is gebeurd, hebben de bevoegde autoriteiten van de FSM het recht om de uitvoering van het protocol op te schorten. Zij stellen de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis;

 

c)

de uitvoering van het protocol wordt hervat zodra het betrokken bedrag is betaald.

Artikel 8

Nationale wetten en voorschriften

Op de activiteiten van vaartuigen die onder dit protocol en de bijlage daarvan vallen, met name op het overladen, het gebruik van havendiensten en het bunkeren, zijn de nationale wetten en voorschriften van de FSM van toepassing.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Dit protocol en de bijlage treden in werking op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

 

BIJLAGE

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij door vaartuigen van de Gemeenschap in de FSM

HOOFDSTUK 1

PROCEDURE VOOR HET AANVRAGEN EN DE AFGIFTE VAN VERGUNNINGEN

AFDELING 1

Afgifte van vergunningen

 

1.

Alleen vaartuigen van de Gemeenschap die aan bepaalde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor een vergunning voor de visserij in de exclusieve economische zone (EEZ) van de Federale Staten van Micronesia (FSM).

 

2.

Een vaartuig komt uitsluitend voor een vergunning in aanmerking indien het heeft voldaan aan alle voorafgaande verplichtingen in verband met visserijactiviteiten in de FSM uit hoofde van de overeenkomst. Het vaartuig zelf moet naar behoren zijn geregistreerd in het regionale register en in het VMS-register.

 

3.

Vaartuigen uit de Gemeenschap waarvoor een visvergunning wordt aangevraagd, moeten worden vertegenwoordigd door een in de FSM verblijvende gemachtigde agent. De naam, het adres en de contactgegevens van deze vertegenwoordiger worden in de vergunningsaanvraag vermeld.

 

4.

De Europese Commissie dient bij de directeur (Executive Director) van de nationale autoriteit voor het beheer van de oceanische rijkdommen (National Oceanic Resource Management Authority, NORMA), via de delegatie van de Europese Commissie die verantwoordelijk is voor de FSM (hierna „de delegatie van de Europese Commissie” of „de delegatie” te noemen), een aanvraag in voor ieder vaartuig waarmee men in de visserijzone van de Salomonseilanden wil gaan vissen, en dit ten minste 30 dagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidstermijn.

 

5.

Aanvragen worden bij de directeur ingediend op een formulier naar het model van bijlage 1a indien het om een nieuwe vergunning gaat, en naar het model in bijlage 1b indien het om een verlenging van een vergunning gaat.

 

6.

Elke vergunningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

 

a)

het bewijs van betaling van de visrechten voor de geldigheidsduur van de vergunning;

 

b)

een door de vlaggenstaat voor eensluidend gewaarmerkte kopie van de meetbrief waarop in brt of GT de tonnage van het vaartuig is vermeld;

 

c)

een recente, gecertificeerde kleurenfoto van ten minste 15 × 10 cm met een zijaanzicht van het vaartuig in de huidige staat;

 

d)

elk ander document of attest dat op grond van het protocol voor de verschillende soorten vaartuigen vereist is;

 

e)

een bewijs van registratie in het regionale vlootregister en in het regionale VMS-register;

 

f)

een kopie van het verzekeringsbewijs (in het Engels), geldig voor de duur van de vergunning;

 

g)

een bewijs van betaling van de aanvraagkosten ten belope van 205 EUR per vaartuig;

 

h)

een waarnemersbijdrage van 500 EUR.

 

7.

Alle bedoelde bedragen worden overgemaakt op de in artikel 2, lid 7, van het protocol vermelde rekening.

 

8.

De rechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen, kosten voor dienstverlening en rechten voor overlading.

 

9.

De vergunningen voor alle vaartuigen worden uiterlijk 30 dagen na de datum van ontvangst van alle in punt 6 bedoelde documenten via de delegatie van de Europese Commissie door de directeur aan de reders of hun vertegenwoordigers afgegeven.

 

10.

Indien de kantoren van de delegatie van de Europese Commissie gesloten zijn wanneer de vergunning moet worden ondertekend, wordt de vergunning rechtstreeks naar de gemachtigde agent van het vaartuig gezonden en wordt een afschrift ervan aan de delegatie toegezonden.

 

11.

De vergunning wordt afgegeven voor een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

 

12.

Wanneer wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, kan de vergunning van een bepaald vaartuig op verzoek van de Europese Gemeenschap worden vervangen door een nieuwe vergunning op naam van een ander vaartuig met vergelijkbare kenmerken, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten moeten worden betaald. De totale vangsten van beide vaartuigen worden in aanmerking genomen voor het bepalen van de eventueel door de Gemeenschap overeenkomstig artikel 2, lid 3, van het protocol op basis van de vangsten van de Gemeenschap te verrichten aanvullende betalingen.

 

13.

De reder van het te vervangen vaartuig of diens vertegenwoordiger zendt de geannuleerde vergunning via de delegatie van de Europese Commissie terug aan de directeur.

 

14.

De nieuwe vergunning gaat in op de datum waarop de directeur de vergunning afgeeft. De delegatie in de FSM wordt van de nieuwe vergunning in kennis gesteld.

 

15.

De vergunning moet te allen tijde aan boord worden bewaard, duidelijk zichtbaar in de stuurhut, onverminderd hoofdstuk IX, punt 1, van de onderhavige bijlage. In afwachting van de ontvangst van de originele vergunning wordt ten behoeve van controle, toezicht en handhaving in verband met de overeenkomst gedurende een periode van maximaal 45 dagen een fax of een ander door de directeur erkend document aanvaard als bewijs van de huidige geldende vergunning.

AFDELING 2

Vergunningsvoorwaarden — Visrechten en voorschotten

 

1.

De vergunningen hebben een geldigheidsduur van één jaar. Zij kunnen worden verlengd binnen de grenzen van de in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden.

 

2.

De rechten bedragen 35 EUR per ton vis die in de EEZ van de FSM wordt gevangen.

 

3.

De vergunningen worden afgegeven na overmaking van de volgende forfaitaire bedragen op de in artikel 2, lid 7, van het protocol vermelde rekening:

 

a)

15 000 EUR per jaar per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 428 t tonijnachtigen per jaar;

 

b)

4 200 EUR per jaar per vaartuig voor de visserij met de drijvende beug, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 120 t tonijnachtigen per jaar.

 

4.

De definitieve afrekening van de rechten die voor een bepaald visseizoen verschuldigd zijn, wordt uiterlijk op 30 juni van het volgende jaar door de Europese Commissie opgemaakt aan de hand van de door de reders opgestelde vangstaangiften. Deze vangstaangiften moeten zijn bevestigd door de voor de verificatie van de vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen van de Gemeenschap, namelijk het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO) of het Instituto de Investigação das Pescas e do Mar (IPIMAR), en door het Secretariaat van de Pacifische Gemeenschap (SPC). Op basis van die bevestigde vangstaangiften berekent de Commissie de rechten die voor een bepaalde vergunningsperiode verschuldigd zijn, op basis van een bedrag van 35 EUR per ton gevangen vis.

 

5.

De door de Commissie opgestelde afrekening wordt ter controle en goedkeuring toegezonden aan de directeur.

De nationale autoriteit voor het beheer van de oceanische rijkdommen (NORMA) kan bezwaar aantekenen tegen de afrekening tot 30 dagen na ontvangst daarvan en, indien geen overeenstemming kan worden bereikt, mag zij het gemengde comité bijeenroepen.

Indien er binnen 30 dagen na ontvangst van de afrekening geen bezwaar wordt aangetekend, wordt de afrekening geacht door de FSM te zijn aanvaard.

 

6.

De definitieve afrekening wordt onverwijld en gelijktijdig meegedeeld aan de directeur, aan de delegatie van de Europese Commissie, aan het Secretariaat van de Pacifische Gemeenschap (SPC) en, via de nationale overheden, aan de reders.

 

7.

Eventuele aanvullende betalingen worden, uiterlijk 45 dagen na de kennisgeving van de definitieve afrekening, door de reders overgemaakt op de in artikel 2, lid 7, van het protocol vermelde rekening.

 

8.

Als het bedrag van de definitieve afrekening kleiner is dan het in punt 3 van deze afdeling bedoelde voorschot, wordt het verschil echter niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK II

VISSERIJZONES EN VISSERIJACTIVITEITEN

 

1.

De in artikel 1 van het protocol bedoelde vaartuigen mogen visserijactiviteiten uitoefenen in de EEZ van de FSM, met uitzondering van de territoriale wateren en de banken die zijn aangegeven op de volgende kaarten: DMAHTC NO. 81019 (tweede uitgave, maart 1945; herzien op 17 juli 1972, gecorrigeerd bij NM 3/78 van 21 juni 1978, DMAHTC NO. 81023 (derde uitgave, 7 augustus 1976) en DMAHATC NO. 81002 (vierde uitgave, 26 januari 1980, gecorrigeerd bij NM 4/48). De directeur stelt de Europese Commissie in kennis van elke eventuele wijziging van voornoemde gesloten gebieden, ten minste twee maanden voordat ze van toepassing wordt.

 

2.

In geen geval zijn visserijactiviteiten toegestaan binnen 2 zeemijlen van door de regering van de FSM of enige andere natuurlijke of rechtspersoon beheerde geankerde visaantrekkende voorzieningen, waarvan de ligging aan de hand van de geografische coördinaten wordt meegedeeld, noch binnen 1 zeemijl van een van de onderwaterriffen die zijn aangegeven op de in punt 1 vermelde kaarten.

 

3.

Er mag uitsluitend op tonijn en tonijnachtigen worden gevist met de ringzegen of de beug. Alle incidentele bijvangst van vis van andere soorten moet worden gemeld aan de NORMA.

 

4.

Bodem- of koraalvisserij is in de EEZ van de FSM niet toegestaan.

 

5.

Vaartuigen van de Gemeenschap moeten al hun vistuig vastsjorren indien zij zich in de binnenwateren van een staat, in de territoriale wateren of binnen 1 zeemijl van onderwaterriffen begeven.

 

6.

Vaartuigen van de Gemeenschap vissen steeds op een zodanige wijze dat de traditionele plaatselijke visserij niet wordt verstoord en laten alle schildpadden, zeezoogdieren en rifvissen vrij op een zodanige wijze dat deze bijvangsten optimale overlevingskansen hebben.

 

7.

De vaartuigen van de Gemeenschap en hun kapiteins en exploitanten zorgen ervoor dat hun visserijactiviteiten de activiteiten van andere vissersvaartuigen niet verstoren en het vistuig van andere vaartuigen niet belemmeren.

 

8.

Vaartuigen van de Gemeenschap die in de EEZ van de FSM vissen mogen onder geen enkele voorwaarde hun vangsten op zee overladen.

HOOFDSTUK III

REGELING INZAKE DE VANGSTAANGIFTEN

 

1.

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder de duur van een visreis van een vaartuig van de Gemeenschap het volgende verstaan:

 

a)

elke periode tussen het binnenvaren en het verlaten van de EEZ van de FSM, of

 

b)

elke periode tussen het binnenvaren van de EEZ van de FSM en het overladen, of

 

c)

elke periode tussen het binnenvaren van de EEZ van de FSM en het aanlanden in de FSM.

 

2.

Alle vaartuigen van de Gemeenschap waaraan in het kader van de overeenkomst een vergunning is verleend tot uitoefening van de visserij in de wateren van de FSM, moeten overeenkomstig de onderstaande bepalingen hun vangsten aangeven bij de directeur.

 

a)

De aangiften hebben betrekking op de tijdens elke visreis door het vaartuig gedane vangsten. De aangiften worden na elke visreis en in elk geval voordat het vaartuig de EEZ van de FSM verlaat, elektronisch aan de directeur meegedeeld en een afschrift ervan wordt aan de delegatie toegezonden. De twee geadresseerden zenden het vaartuig onverwijld een elektronisch ontvangstbewijs toe en zenden elkaar een afschrift ervan toe.

 

b)

De op een fysieke drager aangebrachte originele exemplaren van de aangiften die tijdens een jaarlijkse geldigheidsperiode van de vergunning in de zin van punt 2, onder a), elektronisch zijn verzonden, worden uiterlijk 45 dagen na de laatste in die periode gemaakte visreis toegezonden aan de directeur. Gelijktijdig worden op fysieke dragers aangebrachte afschriften ervan naar de Europese Commissie gezonden.

 

c)

De vaartuigen van de Gemeenschap geven hun vangsten aan met behulp van het vangstaangifteformulier volgens het model in aanhangsel 2a of 2b, naar gelang van het geval. Met betrekking tot de perioden waarin het vaartuig zich niet in de wateren van de FSM bevond, wordt de vermelding „Buiten de EEZ van de FSM” in het vangstaangifteformulier aangebracht.

 

d)

Op het vangstaangifteformulier vermelden de vaartuigen van de Gemeenschap de datum, het tijdstip en de positie van het vaartuig bij iedere uitzetting evenals de volledige gegevens over de vangsten van iedere uitzetting. Indien een vaartuig op een bepaalde dag geen vistuig heeft uitgezet of indien er bij het uitzetten niets is gevangen, vermeldt het vaartuig deze informatie ook op het vangstaangifteformulier voor die dag. Indien een vaartuig op een bepaalde dag (tot middernacht plaatselijke tijd) geen visserijactiviteiten verricht, moet dit voor de betrokken dag in het vangstaangifteformulier van het vaartuig worden vermeld.

 

e)

Ieder vaartuig van de Gemeenschap stelt de dagelijkse vangstaangiften onverwijld voor inspectie ter beschikking van door de NORMA erkende handhavingsambtenaren en andere personen en instanties.

 

f)

Voor incidentele bijvangst van andere soorten dan tonijn melden de vaartuigen van de Gemeenschap per gevangen soort de grootte en de hoeveelheid, uitgedrukt in gewicht of aantal, zoals aangegeven in het vangstaangifteformulier, zowel voor aan boord gehouden als teruggegooide exemplaren.

 

g)

De vangstaangifteformulieren moeten dagelijks leesbaar worden ingevuld en door de kapitein van het vaartuig worden ondertekend.

 

3.

Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de regering van de FSM zich het recht voor om de vergunning van het betrokken vaartuig op te schorten totdat de formaliteit is vervuld, en om ten aanzien van de reder van het vaartuig de sanctie toe te passen waarin door de toepasselijke wetten van de FSM is voorzien. De Europese Commissie wordt hiervan in kennis gesteld.

HOOFDSTUK IV

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

 

1.

Elk vaartuig uit de Gemeenschap dat vist in het kader van de overeenkomst verbindt zich ertoe ten minste één onderdaan van de FSM als bemanningslid aan boord te nemen. De arbeidsvoorwaarden voor de onderdanen van de FSM moeten dezelfde zijn als die welke normaal gelden in de visserijsector in de FSM.

 

2.

Indien het voor een vaartuig uit de Gemeenschap om andere dan de in punt 8 vermelde redenen niet mogelijk is om één onderdaan van de FSM als bemanningslid aan boord te nemen, moeten de reders een forfaitair bedrag betalen dat gelijk is aan het loon van twee bemanningsleden tijdens de duur van het visseizoen in de visserijzone van de FSM. Laatstgenoemd bedrag wordt gebruikt voor de opleiding van zeelieden/vissers in de FSM en wordt overgemaakt op de in artikel 2, lid 7, van het protocol vermelde rekening.

 

3.

De reders kiezen de op hun vaartuigen aan te monsteren zeelui vrij uit op basis van een door de directeur overgelegde lijst van zeelui.

 

4.

De reder of diens vertegenwoordiger deelt aan de directeur de namen van de op het betrokken vaartuig aangemonsterde zeelui van de FSM mee, met vermelding van hun inschrijving op de bemanningslijst.

 

5.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Europese Gemeenschap. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

 

6.

De arbeidsovereenkomsten van de zeelieden van de FSM, waarvan de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in overleg met de directeur. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

 

7.

Het loon van de zeelieden van de FSM komt ten laste van de reder. Het loon wordt vóór de afgifte van de vergunningen vastgesteld in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers enerzijds en de directeur anderzijds. De bezoldigingsvoorwaarden van de zeelieden van de FSM mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke worden toegepast voor bemanningen van de FSM, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen.

 

8.

De op de vaartuigen van de Gemeenschap aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Indien de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht om die zeeman aan te monsteren. De directeur wordt onmiddellijk van de betaling in kennis gesteld.

HOOFDSTUK V

TECHNISCHE SPECIFICATIES

De vaartuigen van de Gemeenschap moeten de maatregelen van de FSM en van de leden van de Palau-regeling met betrekking tot het vistuig en de technische specificaties daarvan in acht nemen evenals alle andere, voor hun visserijactiviteiten geldende technische maatregelen.

HOOFDSTUK VI

WAARNEMERS

 

1.

Bij de indiening van een vergunningsaanvraag dient ieder vaartuig van de Gemeenschap ten behoeve van het waarnemersprogramma een bijdrage zoals omschreven in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 6, onder h), van deze bijlage, over te maken op de in artikel 2, lid 7, van het protocol vermelde rekening.

 

2.

De vaartuigen van de Gemeenschap waaraan op grond van de overeenkomst een vergunning voor de visserij in de EEZ van de FSM is verleend, nemen overeenkomstig de onderstaande bepalingen waarnemers aan boord die door de NORMA zijn aangewezen:

 

a)

De directeur stelt ieder jaar de inhoud van het waarnemersprogramma vast op basis van het aantal vaartuigen waaraan een vergunning is verleend voor het vissen in de wateren onder zijn jurisdictie, en van de toestand van de bestanden waarop deze vaartuigen vissen. Ook bepaalt de directeur welk aantal of percentage vaartuigen per visserijtak een waarnemer aan boord moet nemen.

 

b)

De lijst van schepen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, en de lijst van waarnemers die zijn aangewezen om aan boord te gaan, worden door de directeur vastgesteld. Deze lijsten worden bijgewerkt. De lijsten worden meteen na de opstelling ervan en vervolgens, rekening houdend met de eventuele bijwerking ervan, elke drie maanden aan de Europese Commissie meegedeeld.

 

c)

Bij de afgifte van de vergunning of uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord moet gaan, stelt de directeur de reder van een vaartuig of diens vertegenwoordiger in kennis van zijn voornemen om bij dit vaartuig een waarnemer aan boord te laten gaan, wiens naam zo spoedig mogelijk wordt meegedeeld.

 

3.

Hoelang de waarnemer aan boord dient te blijven, wordt vastgesteld door de directeur, maar in het algemeen zal dit niet langer zijn dan nodig is voor de uitvoering van zijn taak. De directeur deelt dit aan de reder van een vaartuig of diens vertegenwoordiger mee wanneer de naam wordt meegedeeld van de waarnemer die is aangewezen om bij het betrokken vaartuig aan boord te gaan.

 

4.

De betrokken reders krijgen twee weken de tijd om de data en de havens van de FSM die voor het aan boord nemen van de waarnemers zijn vastgesteld, te melden, met dien verstande dat deze mededeling ten minste tien dagen voordat de waarnemers aan boord gaan, plaatsvindt.

 

5.

Indien de waarnemer in een ander land aan boord gaat, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig dat een waarnemer van de FSM aan boord heeft, de EEZ van de FSM verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk naar de FSM kan terugkeren; de kosten hiervan zijn voor rekening van de reder.

 

6.

Als de waarnemer zich binnen zes uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van de verplichting om hem aan boord te nemen.

 

7.

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Hij verricht de volgende taken:

 

a)

hij observeert de visserijactiviteiten van de vaartuigen;

 

b)

hij controleert de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

 

c)

hij verricht bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma's;

 

d)

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

 

e)

hij verifieert de in het vangstaangifteformulier opgenomen gegevens over de vangsten in de EEZ van de FSM;

 

f)

hij controleert de percentages van de bijvangsten en schat de hoeveelheden teruggegooide verkoopbare vis, schaaldieren, koppotigen en zeezoogdieren;

 

g)

hij deelt eenmaal per week per radio de visserijgegevens mee, waaronder de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst.

 

8.

De kapitein van een aangewezen vaartuig dat in de EEZ van de FSM actief is, verleent gemachtigde waarnemers van de FSM toestemming om aan boord te komen, en neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen:

 

a)

de kapitein verleent gemachtigde waarnemers toestemming en bijstand om voor wetenschappelijke, controlerende en andere doeleinden aan boord te gaan van het vaartuig;

 

b)

de kapitein verleent de waarnemer volledige toegang tot en laat hem gebruikmaken van alle voorzieningen en apparatuur aan boord die de waarnemer nodig acht voor de uitvoering van zijn taken;

 

c)

waarnemers hebben vrije toegang tot de brug, de vis aan boord en alle delen van het vaartuig die kunnen worden gebruikt om vis op te vangen, te verwerken, te wegen en op te slaan;

 

d)

waarnemers mogen een redelijk aantal monsters nemen en hebben volledige toegang tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de logboeken, vangstaangiften en andere bewijsstukken om deze te inspecteren en te kopiëren, en

 

e)

waarnemers mogen alle overige informatie verzamelen die verband houdt met de visserij in de EEZ.

 

9.

Tijdens zijn verblijf aan boord gedraagt de waarnemer zich als volgt:

 

a)

hij zorgt ervoor dat zijn verblijf aan boord de normale visserijactiviteiten van het vaartuig niet hindert;

 

b)

hij gaat zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig en bewaart geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten.

 

10.

Aan het einde van de waarnemingsperiode stelt de waarnemer, voordat hij van boord gaat, een verslag van zijn activiteiten op dat hij ondertekent in aanwezigheid van de kapitein, die er nuttig geachte opmerkingen aan kan toevoegen en daarbij zijn handtekening plaatst. De waarnemer verstrekt bij het verlaten van het vaartuig een kopie van het verslag aan de kapitein en aan de delegatie.

 

11.

De reder moet, op zijn kosten en volgens de mogelijkheden van het vaartuig, zorgen voor kost en logies van de waarnemers, die overeenstemmen met die van de officieren.

 

12.

Het loon en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van de regering van de FSM.

HOOFDSTUK VII

IDENTIFICATIE VAN VAARTUIGEN EN HANDHAVING

 

1.

Voor visserijdoeleinden en omwille van de veiligheid van de zeevaart dient ieder vaartuig overeenkomstig de „Standard Specifications for the Marking and Identification of Fishing Vessels” van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) gemerkt en geïdentificeerd te zijn.

 

2.

De naam van het vaartuig staat duidelijk in Latijns schrift op de boeg en staart van het vaartuig.

 

3.

Vaartuigen die hun naam en radioroepnaam of -signaal niet overeenkomstig de voorschriften kenbaar maken, kunnen voor verder onderzoek naar een haven in de FSM worden geëscorteerd.

 

4.

Iedere exploitant zorgt ervoor dat de internationale nood- en oproepfrequentie 2 182 kHz (HF) en/of de internationale veiligheids- en oproepfrequentie 156,8 MHz (kanaal 16, VHF-FM) doorlopend bewaakt wordt om communicatie met het visserijbeheer en de toezicht- en handhavingsautoriteiten van de regering te vergemakkelijken.

 

5.

Iedere exploitant zorgt ervoor dat een recent en bijgewerkt exemplaar van het internationale seinboek (Interco) aan boord en te allen tijde beschikbaar is.

HOOFDSTUK VIII

COMMUNICATIE MET CONTROLEVAARTUIGEN VAN DE FSM

De communicatie tussen de vaartuigen met een vergunning en de controlevaartuigen van de regering verloopt door middel van de volgende internationale signalen:

Internationaal signaal Betekenis

 

L …

Stop onmiddellijk

SQ3 …

Stop of vertraag, ik wil aan boord komen

QN …

Gelieve langszij te komen aan stuurboordzijde

QN1 …

Gelieve langszij te komen aan bakboordzijde

TD2 …

Bent u een vissersvaartuig?

C …

Ja

N …

Nee

QR …

Wij kunnen niet langszij komen

QP …

Wij zullen langszij komen

HOOFDSTUK IX

TOEZICHT

 

1.

De Europese Commissie houdt een lijst bij van vaartuigen waarvoor een vergunning is afgegeven overeenkomstig de in het protocol vastgestelde bepalingen. Deze lijst wordt meteen na de vaststelling ervan en vervolgens na elke bijwerking ervan meegedeeld aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van de FSM. In dat geval mag in afwachting van de afgifte van de visserijvergunning een aan de reder afgegeven gewaarmerkt afschrift van die lijst aan boord worden bewaard in plaats van de visserijvergunning.

  • 2. 
    Binnenvaren en verlaten van de zone
 

a)

Vaartuigen van de Gemeenschap stellen de directeur ten minste 24 uur van tevoren in kennis van hun voornemen om de EEZ van de FSM binnen te varen, en melden de directeur onmiddellijk wanneer zij deze EEZ verlaten. Zodra het vaartuig de EEZ van de FSM binnenvaart, stelt de kapitein de directeur daarvan per fax of e-mail volgens het model van aanhangsel of per radio in kennis.

 

b)

Wanneer het vaartuig zijn vertrek meedeelt, geeft het tegelijkertijd zijn positie en de aan boord gehouden gevangen hoeveelheden en soorten door volgens het model van aanhangsel 3. Deze kennisgevingen dienen bij voorkeur per fax te gebeuren, maar voor vaartuigen die niet over een fax beschikken, zijn kennisgevingen per e-mail of radio toegestaan.

 

c)

Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij de directeur hebben gemeld en toch op de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen zonder vergunning.

 

d)

Het faxnummer, telefoonnummer en e-mailadres van de NORMA worden opgegeven bij de afgifte van de visserijvergunning.

  • 3. 
    Controleprocedures
 

a)

De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap die in de EEZ van de FSM vissen, moeten te allen tijde binnen de EEZ, in de territoriale wateren of in de binnenwateren van een van de FSM, iedere met de inspectie en controle van de visserij belaste ambtenaar van de FSM het aan boord gaan toestaan en vergemakkelijken en hem bijstaan bij het vervullen van zijn taken.

 

b)

Handhavingsambtenaren hebben volledige toegang tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de logboeken, vangstaangiften, bewijsstukken en elektronische apparatuur voor het registreren en opslaan van gegevens, en de kapitein van het vaartuig geeft bevoegde ambtenaren inzage in alle door de NORMA afgegeven vergunningen of andere in het kader van de overeenkomst vereiste documenten.

 

c)

De kapitein geeft onmiddellijk gevolg aan iedere redelijke instructie van bevoegde ambtenaren, vergemakkelijkt het veilig aan boord gaan en de inspectie van het vaartuig, het vistuig, de apparatuur, de logboeken, de vis en de visproducten.

 

d)

De kapitein en de leden van de bemanning vallen de bevoegde ambtenaar tijdens de uitvoering van zijn taken niet aan, verzetten zich niet, belemmeren of hinderen deze niet, weigeren niet deze aan boord te laten, intimideren deze niet en mengen zich niet in zijn werkzaamheden.

 

e)

Deze ambtenaren blijven niet langer aan boord dan voor het uitvoeren van hun taken nodig is.

 

f)

Na elke inspectie en controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

  • 4. 
    Aanhouding van vissersvaartuigen
 

a)

Wanneer een vaartuig van de Gemeenschap in de EEZ van de FSM wordt aangehouden of een sanctie op een dergelijk vaartuig wordt toegepast, stelt de directeur de delegatie van de Europese Commissie daarvan binnen 48 uur in kennis.

 

b)

Terzelfder tijd ontvangt zij een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding.

  • 5. 
    Proces-verbaal van de aanhouding
 

a)

De kapitein van het vaartuig moet het proces-verbaal waarin de geconstateerde feiten door de inspecteur zijn opgetekend, ondertekenen.

 

b)

Deze ondertekening heeft geen consequenties ten aanzien van de rechten en de middelen die de kapitein te zijner verdediging kan doen gelden met betrekking tot de overtreding die hem ten laste wordt gelegd.

 

c)

De kapitein moet zijn vaartuig naar de door de inspecteur opgegeven haven brengen. Indien het een lichte overtreding betreft, kan de directeur het aangehouden vaartuig toestaan zijn visserijactiviteiten voort te zetten.

  • 6. 
    Overlegvergadering bij aanhouding
 

a)

Voordat ten aanzien van de kapitein, de bemanning van het vaartuig, de lading of de uitrusting van het vaartuig maatregelen in overweging worden genomen — tenzij het maatregelen betreft om bewijsmateriaal over de vermoedelijke overtreding veilig te stellen — wordt één werkdag na ontvangst van de hierboven bedoelde gegevens een overlegvergadering gehouden tussen de delegatie en de directeur, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat.

 

b)

Tijdens dit overleg verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of diens vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de resultaten van het overleg en van de maatregelen die uit de aanhouding van het vaartuig kunnen voortvloeien.

  • 7. 
    Afwikkeling van de aanhouding
 

a)

Voordat een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd om de vermoedelijke overtreding via een minnelijke schikking af te handelen. Deze procedure moet uiterlijk binnen vier werkdagen na de aanhouding zijn afgewikkeld.

 

b)

Bij een minnelijke schikking wordt het bedrag van de boete vastgesteld overeenkomstig de regelgeving van de FSM.

 

c)

Als de zaak niet via een minnelijke schikking kan worden afgehandeld en door een bevoegde rechterlijke instantie in behandeling moet worden genomen, stelt de reder op de in artikel 2, lid 7, van het protocol vermelde rekening een bankgarantie die wordt vastgesteld met inachtneming van de met de aanhouding gepaard gaande kosten, de boetesom en de vergoedingen die moeten worden betaald door degenen die verantwoordelijk zijn voor de overtreding.

 

d)

De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid. De bankgarantie wordt vrijgegeven indien de procedure niet tot een veroordeling leidt. Als bij veroordeling de boete kleiner is dan de gestelde bankgarantie, wordt het saldo na de uitspraak vrijgegeven door de voor de juridische procedure verantwoordelijke gerechtelijke instantie.

 

e)

Het vaartuig wordt vrijgegeven en de bemanning wordt gemachtigd de haven te verlaten:

 

1.

zodra aan de bij de minnelijke schikking vastgestelde verplichtingen is voldaan, of

 

2.

zodra, in afwachting van de voltooiing van de gerechtelijke procedure, een bankgarantie zoals bedoeld onder c), is gesteld en deze door de bevoegde gerechtelijke instantie is aanvaard.

  • 8. 
    Overlading
 

a)

Vaartuigen van de Gemeenschap die hun vangsten in de wateren van de FSM willen overladen, doen dat in een door de FSM aangewezen haven.

 

b)

De eigenaar van een dergelijk vaartuig doet daarvan minstens 48 uur van tevoren mededeling aan de directeur volgens het model van aanhangsel 3, punt 4.

 

c)

Het overladen staat gelijk aan het verlaten van de EEZ van de FSM. Het betrokken vaartuig moet derhalve de vangstaangiften bij de directeur indienen en deze autoriteiten op de hoogte brengen van zijn voornemen om de visserij voort te zetten of de EEZ van de FSM te verlaten.

 

d)

Overladen op een andere dan hierboven beschreven wijze is niet toegestaan in de EEZ van de FSM. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende wetten van de FSM voorzien.

  • 9. 
    Bunkeren

Vaartuigen van de Gemeenschap die tijdens een visreis in de FSM bunkeren, melden dit volgens het model in aanhangsel 3, punt 6.

 

10.

De kapiteins van de vaartuigen van de Gemeenschap die hun vangst in een haven van de FSM aanlanden of overladen, moeten de controle op deze verrichtingen door inspecteurs van de FSM toestaan en vergemakkelijken. Na de keuring wordt aan de kapitein van het vaartuig een keuringsattest afgegeven.

HOOFDSTUK X

SATELLIETVOLGSYSTEEM

 

1.

Alle vaartuigen van de Gemeenschap moeten voldoen aan de momenteel in de EEZ van de FSM geldende vereisten betreffende het regionale satellietvolgsysteem (VMS). Ieder vaartuig van de Gemeenschap moet een automatische positiemelder (automatic location communicator, ALC) aan boord hebben en deze onderhouden en te allen tijde operationeel houden. De exploitant verbindt zich ertoe de ALC na installatie niet te manipuleren noch van het vaartuig te verwijderen of te laten verwijderen, behalve indien nodig voor onderhoud of reparatie. De exploitant van ieder vaartuig is verantwoordelijk voor de aanschaf, het onderhoud en de operationele kosten van de ALC en werkt volledig samen met de NORMA in het gebruik ervan.

 

2.

Onverminderd het bepaalde in punt 1 kunnen de partijen alternatieve VMS-opties in overweging nemen.

HOOFDSTUK XI

MILIEUBEWUSTZIJN

 

1.

De vaartuigen van de Gemeenschap erkennen dat het kwetsbare (mariene) milieu in de lagunes en atollen van de FSM moet worden beschermd, en zij lossen derhalve geen stoffen die de kwaliteit van de visbestanden zouden kunnen schaden of nadelig zouden kunnen beïnvloeden.

 

2.

De vaartuigen van de Gemeenschap lossen in geen enkele haven vis of bijvangst en schenken geen vis of bijvangst aan personen of instanties zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit in de betrokken staat van de FSM en voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de NORMA.

HOOFDSTUK XII

AANSPRAKELIJKHEID VAN DE EXPLOITANT

 

1.

De exploitant ziet erop toe dat zijn vaartuigen zeewaardig zijn en adequate reddings- en overlevingsmiddelen voor alle passagiers en bemanningsleden aan boord hebben.

 

2.

Ter bescherming van de FSM, de afzonderlijke staten van de FSM en de onderdanen en inwoners daarvan, zorgt de exploitant voor een adequate en volledige verzekering van het vaartuig door middel van een internationale verzekeraar die de NORMA aanvaardbaar acht voor alle gebieden onder de jurisdictie van de FSM, met inbegrip van lagunes en atollen, de territoriale wateren, onderwaterriffen en de EEZ, gestaafd door het in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 6, onder f), vermelde verzekeringsbewijs..

 

3.

Indien een vaartuig van de Gemeenschap betrokken raakt bij een maritiem ongeval of incident in de wateren van de FSM (met inbegrip van de binnenwateren, de territoriale wateren en de EEZ) met enige vorm van schade aan milieu, goederen of personen tot gevolg, delen het vaartuig en de exploitant dit onverwijld mee aan de NORMA en aan de minister van Vervoer, Communicatie en Infrastructuur van de FSM (Secretary of the Department of Transportation, Communications and Infrastructure).

HOOFDSTUK XIII

TOEPASSELIJKE WETTEN EN VOORSCHRIFTEN

Ieder vaartuig en de exploitant ervan voldoen aan alle eisen van deze bijlage en aan de wetten en voorschriften van de FSM en de afzonderlijke staten en aan de internationale verdragen, overeenkomsten en visserijbeheersovereenkomsten waarbij de FSM partij zijn. Niet-naleving van de bepalingen van deze bijlage en van de wetten en voorschriften van de FSM en de afzonderlijke staten kan aanleiding geven tot een aanzienlijke boete of andere civiel- of strafrechtelijke maatregelen.

Aanhangsels

 

1.

Formulieren voor het aanvragen van een vergunning:

 

a)

Registratie- en vergunningsaanvraag

 

b)

Verlenging van visvergunningen

 

2.

Vangstaangifteformulieren:

 

a)

Vislogboek voor de ringzegenvisserij

 

b)

Vislogboek voor de beugvisserij

 

3.

Mededelingen

Aanhangsel 1a

Image

Aanhangsel 1b

Image

Aanhangsel 2a

Image

Aanhangsel 2b

Image

Aanhangsel 3

Mededelingen

Verslag aan de NORMA

Fax (691) 320-2383, e-mail: norma@mail.fm

  • 1. 
    Bericht bij het binnenvaren van de EEZ van de FSM

24 uur vóór het binnenvaren van de EEZ van de FSM:

 

a)

Code van het bericht

ZENT

 

b)

Naam van het vaartuig

 

c)

Nummer van de vergunning

 

d)

Datum van het binnenvaren (dd.mm.jj)

 

e)

Tijd van binnenvaren (GMT)

 

f)

Positie bij het binnenvaren

 

g)

Totale vangst aan boord

 

i)

Voor ringzegenvissers: vermeld de vangst in gewicht per soort

 

Gestreepte tonijn

(SKJ)____.____(mt)

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

ii)

Voor beugvissers: vermeld de vangst in aantallen per soort

 

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Grootoogtonijn

(BET)____.____(mt)

Witte tonijn

(ALB)____.____(mt)

Haaien

(SHK)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

Bijv.: ZENT/COSMOS/F031-EUCPS-00000-01/10-5-04/0635Z/1230N; 150E/SKJ: 200; YFT: 90; OTH: 50

  • 2. 
    Bericht bij het vertrek uit de EEZ van de FSM

Onmiddellijk na het verlaten van het visserijgebied:

 

a)

Code van het bericht

ZDEP

 

b)

Naam van het vaartuig

 

c)

Nummer van de vergunning

 

d)

Datum van het vertrek (dd.mm.jj)

 

e)

Tijd van vertrek (GMT)

 

f)

Positie bij vertrek

 

g)

Totale vangst aan boord:

 

i)

Voor ringzegenvissers: vermeld de vangst in gewicht per soort

 

Gestreepte tonijn

(SKJ)____.____(mt)

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

ii)

Voor beugvissers: vermeld de vangst in aantallen per soort

 

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Grootoogtonijn

(BET)____.____(mt)

Witte tonijn

(ALB)____.____(mt)

Haaien

(SHK)____.____(mt)

 

h)

Totale vangst in de EEZ van de FSM uitgedrukt in gewicht of aantal (wat van toepassing is) per soort (als vangst aan boord)

 

i)

Totaal aantal visdagen

Bijv.: ZDEP/COSMOS/F031-EUCPS-00000-01/20-5-04/0635Z/1300N; 145E/SKJ: 300; YFT: 130; OTH: 80/FSMEEZ; SKJ: 100; YFT: 40; OTH: 30/10

  • 3. 
    Wekelijks bericht betreffende de positie en de vangst tijdens de aanwezigheid in de EEZ van de FSM

Om 12.00 uur op elke woensdag waarop het vaartuig in de visserijzone aanwezig is na het bericht van binnenvaren of het laatste wekelijkse bericht in de EEZ van de FSM:

 

a)

Code van het bericht

WPCR

 

b)

Naam van het vaartuig

 

c)

Nummer van de vergunning

 

d)

Datum van het binnenvaren (dd.mm.jj)

 

e)

Positie tijdens het bericht

 

f)

Vangst sinds het laatste bericht:

 

i)

Voor ringzegenvissers: vermeld de vangst in gewicht per soort:

 

Gestreepte tonijn

(SKJ)____.____(mt)

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

ii)

Voor beugvissers: vermeld de vangst in aantallen per soort:

 

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Grootoogtonijn

(BET)____.____(mt)

Witte tonijn

(ALB)____.____(mt)

Haaien

(SHK)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

g)

Aantal visdagen tijdens de week

Bijv.: WPCR/COSMOS/F031-EUCPS-00000-01/12-5-04/0530N; 14819E/SKJ: 200; YFT: 90; OTH: 50/10

  • 4. 
    Bericht bij vertrek uit de haven

Onmiddellijk na het vertrek uit de haven:

 

a)

Code van het bericht

PDEP

 

b)

Naam van het vaartuig

 

c)

Nummer van de vergunning

 

d)

Datum van het vertrek (dd.mm.jj)

 

e)

Tijd van vertrek (GMT)

 

f)

Haven van vertrek

 

g)

Totale vangst aan boord:

 

i)

Voor ringzegenvissers: vermeld de vangst in gewicht per soort:

 

Gestreepte tonijn

(SKJ)____.____(mt)

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

ii)

Voor beugvissers: vermeld de vangst in aantallen per soort:

 

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Grootoogtonijn

(BET)____.____(mt)

Witte tonijn

(ALB)____.____(mt)

Haaien

(SHK)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

h)

Volgende bestemming: Pohnpei

Bijv.: PDEP/COSMOS/F031-EUCPS-00000-01/23-5-04/0635Z/Pohnpei/SKJ:0; YFT:0; OTH:0

  • 5. 
    Bunkerbericht

Onmiddellijk na het bijtanken van brandstof uit een vergunninghoudend tankschip:

 

a)

Code van het bericht

BUNK

 

b)

Naam van het vaartuig

COSMOS

 

c)

Nummer van de vergunning

F031-EUCPS-0000-01

 

d)

Datum en tijd waarop met het bunkeren is begonnen (GMT) DD-MM-JJ:hhmm;

 

e)

Positie bij de aanvang van het bunkeren

 

f)

Getankte hoeveelheid brandstof in kiloliter

 

g)

Tijd waarop het bunkeren is beëindigd (GMT)

 

h)

Positie bij het beëindigen van het bunkeren

 

i)

Naam van de tanker

KIM

Bijv.: BUNK/COSMOS/F031-EUCPS-00000-01/10-5-04/0635Z/1230N; 150E/160/10‐5‐04/1130N; 145E/KIM

  • 6. 
    Bericht van overlading

Onmiddellijk na overlading in een daartoe erkende haven in de FSM op een vergunninghoudend transportvaartuig:

 

a)

Code van het bericht

PNOT

 

b)

Naam van het vaartuig

COSMOS

 

c)

Nummer van de vergunning

F031-EUCPS-0000-01

 

d)

Datum van lossing

(DD-MM-JJ)

 

e)

Haven van lossing

 

f)

Overgeladen hoeveelheid:

 

i)

Voor ringzegenvissers: vermeld de vangst in gewicht per soort:

 

Gestreepte tonijn

(SKJ)____.____(mt)

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

ii)

Voor beugvissers: vermeld de vangst in aantallen per soort:

 

Geelvintonijn

(YFT)____.____(mt)

Grootoogtonijn

(BET)____.____(mt)

Witte tonijn

(ALB)____.____(mt)

Haaien

(SHK)____.____(mt)

Overig

(OTH)____.____(mt)

 

g)

Naam van het transportvaartuig

KIN

 

h)

Bestemming van de vangst

JAPAN

Bijv.: PNOT/COSMOS/F031-EUCPS-00000-01/10-5-04/PAGO PAGO/SKJ: 200; YFT: 90; OTH: 50/KIN/JP

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.