Besluit 2006/516 - Sluiting van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst - Verklaringen

1.

Wettekst

25.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 201/31

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 juni 2006

betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst

(2006/516/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen („de Alpenovereenkomst”) is namens de Europese Gemeenschap gesloten bij Besluit 96/191/EG (2).

 

(2)

De Raad heeft besloten tot ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst („de Protocollen”), bij Besluit 2005/923/EG (3).

 

(3)

De protocollen vormen een belangrijke stap bij de tenuitvoerlegging van de Alpenovereenkomst, en de Europese Gemeenschap neemt de doelstellingen van deze overeenkomst uitermate serieus.

 

(4)

Economische, sociale en ecologische grensoverschrijdende problemen in de Alpen blijven ons in dit hoogst gevoelige gebied voor een grote uitdaging stellen.

 

(5)

Het beleid van de Gemeenschap, in het bijzonder in het kader van de prioritaire gebieden als omschreven in Besluit 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (4), moeten in het Alpengebied worden bevorderd en versterkt.

 

(6)

Een van de voornaamste doelstellingen is het veiligstellen van de multifunctionele rol van de bodem op basis van het concept van duurzame ontwikkeling. Met het oog hierop moet de duurzame productiviteit van de bodem worden verzekerd, uit hoofde van zijn natuurlijke functie, als een archief van natuur- en cultuurgeschiedenis, en om te garanderen dat deze voor land- en bosbouw, stedenbouw en toerisme, voor andere economische doeleinden, vervoer en infrastructuur, en als bron van grondstoffen kan worden gebruikt.

 

(7)

Bij iedere benadering van de bodembeschermingsproblematiek moet rekening worden gehouden met het sterk uiteenlopende karakter van de in het Alpengebied bestaande regionale en plaatselijke omstandigheden. Het Protocol inzake bodembescherming kan behulpzaam zijn bij de uitvoering van passende maatregelen op nationaal en regionaal niveau.

 

(8)

Er zijn een aantal vereisten in het Protocol, bijvoorbeld ten aanzien van bodembewaking, de aanwijzing van risicogebieden voor bodemerosie, overstromingen en aardverschuivingen, een inventaris van vervuilde gebieden en het aanleggen van geharmoniseerde databases, die belangrijke bouwstenen van een communautair beleid inzake bodembescherming kunnen zijn, zoals, onder andere, blijkt uit Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (5), Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (6), Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (7), Richtlijn 99/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (8), Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (9) en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (10).

 

(9)

Het Protocol inzake energie verlangt passende maatregelen op het vlak van energiebesparing, energieproductie, inclusief de bevordering van hernieuwbare energie, het transport, de levering en het gebruik van energie, ten einde de voorwaarden voor duurzame ontwikkeling te helpen creëren.

 

(10)

De bepalingen van het Protocol inzake energie zijn in overeenstemming met de doelstellingen van het zesde Milieuactieprogramma om de klimaatverandering tegen te gaan en om een duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen te bevorderen. De bepalingen van het Protocol zijn ook in overeenstemming met het communautaire beleid op energiegebied als omschreven in het Witboek voor een „Communautaire strategie en een actieplan”, het Groenboek „Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening”, Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (11), Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen (12), Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: „Intelligente energie-Europa” (2003-2006) (13).

 

(11)

De ratificatie van het Protocol inzake energie zou de grensoverschrijdende samenwerking met Zwitserland, Liechtenstein en Monaco ten goede komen. Mede hierdoor zou kunnen worden verzekerd dat onze regionale partners en wij dezelfde doelstellingen nastreven en dat dergelijke initiatieven de gehele ecoregio van het Alpengebied bestrijken.

 

(12)

De Trans-Europese Energienetwerken (TEN-E) krijgen prioriteit, en bij de ontwikkeling van nieuwe grensoverschrijdende verbindingen, in het bijzonder van hoogspanningslijnen, zullen de coördinatie- en uitvoeringsmaatregelen waarin de TEN-E-richtsnoeren van Beschikking nr. 1229/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot opstelling van richtsnoeren voor Trans-Europese netwerken in de energiesector (14) voorzien worden toegepast.

 

(13)

De Europese Gemeenschap, haar lidstaten, Zwitserland, Liechtenstein en Monaco, zijn partijen het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Kyoto-protocol. Het UNFCCC en het Kyoto-protocol verlangen van de partijen dat zij nationale en regionale programma’s formuleren, implementeren, publiceren en geregeld bijwerken die de klimaatverandering tegengaan door middel van maatregelen voor de aanpak van antropogene emissies aan de bron en voor de sequestratie van alle broeikasgassen die niet bij het Protocol van Montreal worden gereguleerd.

 

(14)

Het Protocol inzake energie draagt bij aan de vervulling van de UNFCCC-vereiste maatregelen te treffen waarmee een behoorlijke aanpassing aan de klimaatverandering wordt vergemakkelijkt.

 

(15)

Het toerisme is economisch een zeer belangrijke sector in de meeste delen van de Alpen en hangt nauw samen met en is afhankelijk van de effecten die hiervan op plaatselijke gemeenschappen en het milieu uitgaan.

 

(16)

Daar deze bergregio een uniek en ecologisch gezien zeer gevoelig gebied vormt, is het met het oog op een duurzame ontwikkeling van de regio uiterst belangrijk dat er een evenwicht tussen economische belangen, behoeften van de plaatselijke bevolking en milieuoverwegingen wordt gevonden.

 

(17)

Het toerisme wordt steeds meer een wereldomspannend fenomeen, maar blijft tegelijkertijd een gebied waarop lokale en regionale verantwoordelijkheid prevaleren. Voor wat betreft de Gemeenschap zijn in dit verband relevant, onder andere, Richtlijn 85/337/EEG, Richtlijn 92/43/EEG, Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (15), Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (16) en de Resolutie van de Raad van 21 mei 2002 over de toekomst van het Europese toerisme (17). De Alpenovereenkomst en het Protocol inzake toerisme vormen, tezamen met de overige protocollen welke op de toeristische sector van invloed kunnen zijn, een kaderinstrument om de bijdrage van de belanghebbenden op regionaal en plaatselijk niveau te stimuleren en te coördineren, zodat duurzaamheid een belangrijke factor kan worden bij de verbetering van de kwaliteit van wat het Alpengebied de toerist te bieden heeft.

 

(18)

Het Protocol inzake toerisme heeft globaal tot doel een duurzaam toerisme te bevorderen, waartoe het specifiek op zodanige wijze moet worden ontwikkeld en beheerd dat hierbij met de effecten op het milieu rekening wordt gehouden. Te dien einde verschaft het Protocol specifieke maatregelen en aanbevelingen die kunnen worden gebruikt als instrument om de milieuaspecten van innovatie en onderzoek, monitoring en opleiding, beheersinstrumenten en -strategieën, planning en met het toerisme en vooral de kwalitatieve ontwikkeling hiervan verband houdende vergunningsprocedures te versterken.

 

(19)

De partijen bij de drie protocollen moeten het nodige doen ter bevordering van onderwijs en opleiding en, bovendien, van de verspreiding van informatie over de doelstellingen, de maatregelen en de uitvoering van elk van deze drie protocollen.

 

(20)

Het is passend dat deze protocollen door de Europese Gemeenschap worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol inzake bodembescherming (18), het Protocol inzake energie (19) en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst (20), ondertekend op 7 november 1991 te Salzburg, worden hierbij namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen bevoegd om, namens de Gemeenschap, de akte van goedkeuring neder te leggen bij de Republiek Oostenrijk overeenkomstig artikel 27 van het Protocol inzake bodembescherming, artikel 21 van het Protocol inzake energie en artikel 28 van het Protocol inzake toerisme.

Tegelijkertijd legt of leggen de aangewezen persoon of personen verklaringen betreffende de Protocollen neder.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    PRÖLL
 

  • (1) 
    Advies van 13 juni 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.