Besluit 2006/526 - Betrekkingen tussen de EG en Groenland en Denemarken

1.

Wettekst

29.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 208/28

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 17 juli 2006

inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/526/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 187,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft (1) (hierna „het Groenlandverdrag” genoemd), dat op 1 februari 1985 in werking is getreden, bepaalt dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet meer van toepassing is op Groenland, maar dat Groenland, als deel van een lidstaat, voortaan geassocieerd is met de Europese Gemeenschap als een van de landen en gebieden overzee (LGO).

 

(2)

In de preambule van het Groenlandverdrag wordt gesteld dat een regeling tot stand moet worden gebracht waarbij nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Gemeenschap en Groenland worden gehandhaafd en hun wederzijdse belangen, en met name de ontwikkelingsbehoeften van Groenland, in aanmerking worden genomen en dat de op de landen en gebieden overzee toepasselijke regeling, als omschreven in het vierde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het passende kader voor deze betrekkingen vormt.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 182 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft de associatie ten doel het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de landen en gebieden overzee en de totstandbrenging van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Gemeenschap in haar geheel. Overeenkomstig artikel 188 van het Verdrag is het bepaalde in de artikelen 182 tot en met 187 op Groenland van toepassing behoudens de voor Groenland geldende bijzondere bepalingen omschreven in het Protocol betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland, dat aan het Verdrag is gehecht.

 

(4)

De bepalingen met het oog op de toepassing van de in de artikelen 182 tot en met 186 van het Verdrag vervatte beginselen zijn opgenomen in Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap („LGO-besluit”) (2), dat op Groenland van toepassing blijft volgens de voorwaarden waarin dat besluit voorziet.

 

(5)

De Raad van de Europese Unie was het, blijkens zijn conclusies van 24 februari 2003 betreffende de evaluatie halverwege van het vierde visserijprotocol tussen de Europese Gemeenschap, de regering van Denemarken en de autonome regering van Groenland, erover eens dat de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Groenland moeten worden verruimd en verstevigd, met inachtneming van het belang van de visserij en de structurele ontwikkelingsproblemen in Groenland. De Raad verbond zich er voorts toe de toekomstige betrekkingen van de EU met Groenland na 2006 te baseren op een alomvattende partnerschap voor duurzame ontwikkeling, waarvan een specifieke visserijovereenkomst deel uitmaakt, waarvoor de onderhandelingen zullen verlopen volgens de algemene regels en beginselen voor dergelijke overeenkomsten.

 

(6)

De Raad van de Europese Unie was blijkens zijn conclusies van 24 februari 2003 van oordeel dat binnen het volgende financiële kader van de Europese Unie, mede gelet op de behoeften van alle landen en gebieden overzee, het huidige niveau als oriëntatiepunt voor de toekomstige financiële verbintenissen moet dienen, met inachtneming van andere omstandigheden en een redelijk evenwicht van wederzijdse belangen — met name de ontwikkelingsbehoeften van Groenland en de behoeften van de Gemeenschap aan onafgebroken toegang tot de visbestanden die in de Groenlandse wateren op duurzame basis beschikbaar zijn — alsmede de financiële bijdragen van andere partijen.

 

(7)

De Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds, die op 13 maart 1984 in Brussel is ondertekend (3) en die verwijst naar de geest van samenwerking die spreekt uit de door de Gemeenschap aan Groenland verleende status van gebied overzee, wordt op 1 januari 2007 vervangen door een nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij.

 

(8)

In de gemeenschappelijke verklaring van de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, inzake het partnerschap tussen de Europese Gemeenschap en Groenland, die op 27 juni 2006 in Luxemburg is ondertekend (4), wordt verwezen naar de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen Europa en Groenland en wordt de noodzaak onderstreept het partnerschap en de samenwerking op de terreinen die door dit besluit worden bestreken, verder te versterken.

 

(9)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5),

BESLUIT:

DEEL EEN

ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE DE BETREKKINGEN TUSSEN DE GEMEENSCHAP EN GROENLAND

Artikel 1

Partnerschap

  • 1. 
    Het partnerschap tussen de Gemeenschap en Groenland is met name gericht op verbreding en versterking van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Groenland en bevordering van de duurzame ontwikkeling van Groenland, zulks onverminderd het bepaalde in Besluit 2001/822/EG.
  • 2. 
    De doelstellingen van het partnerschap zijn als volgt:
 

a)

het partnerschap moet voorzien in een kader voor dialoog;

 

b)

gemeenschappelijke doelen moeten worden bereikt door middel van overleg over vraagstukken van gemeenschappelijk belang, zodat de samenwerkingsinspanningen maximaal effect hebben en in overeenstemming zijn met de prioriteiten van beide partners;

 

c)

er moet een basis worden gelegd voor samenwerking op economisch en financieel gebied en op het gebied van wetenschap, onderwijs en cultuur, op basis van de beginselen van gezamenlijke verantwoordelijkheid en wederzijdse ondersteuning;

 

d)

het partnerschap moet bijdragen aan de ontwikkeling van Groenland.

Artikel 2

Overleg

De Gemeenschap, Groenland en Denemarken plegen overleg over de beginselen, de gedetailleerde procedures en de resultaten van het bij dit besluit ingestelde partnerschap.

Artikel 3

Beheer

Dit besluit wordt door de Commissie en de autonome regering van Groenland uitgevoerd overeenkomstig de taken en verantwoordelijkheden van elk van de partners, zoals deze bij de in artikel 12, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten zullen worden vastgesteld.

DEEL TWEE

SAMENWERKING MET HET OOG OP DE DUURZAME ONTWIKKELING VAN GROENLAND

Artikel 4

Samenwerkingsgebieden

De samenwerking ondersteunt sectoraal beleid en sectorale strategieën die de toegang tot productieactiviteiten en productiemiddelen bevorderen, en met name:

 

a)

onderwijs en opleiding;

 

b)

minerale hulpbronnen;

 

c)

energie;

 

d)

toerisme en cultuur;

 

e)

onderzoek;

 

f)

voedselveiligheid.

Artikel 5

Beginselen

  • 1. 
    De samenwerking is gebaseerd op partnerschap en wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de samenwerkingsstrategieën die uit hoofde van artikel 6 worden vastgesteld. De middelen in het kader van de samenwerking worden op voorspelbare en regelmatige basis verstrekt; de samenwerking is flexibel van aard en wordt aan de situatie van Groenland aangepast.
  • 2. 
    Over de samenwerkingsactiviteiten wordt in nauw overleg besloten door de Commissie, de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken, zulks op basis van een benadering die uitgaat van partnerschap. Bij dit overleg worden de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners volledig in acht genomen.

Artikel 6

Programmering

  • 1. 
    Binnen het kader van het partnerschap draagt de autonome regering van Groenland de verantwoordelijkheid voor het uitwerken van sectoraal beleid, met inbegrip van strategieën en de tenuitvoerlegging daarvan. Om de duurzaamheid van sectoraal beleid en sectorale strategieën te waarborgen, wordt indien nodig een strategische milieueffectrapportage uitgevoerd.
  • 2. 
    In de context van dit besluit stellen de autonome regering van Groenland en de Commissie een indicatief programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling van Groenland vast, overeenkomstig het in lid 1 bedoelde sectorale beleid.
  • 3. 
    De autonome regering van Groenland is verantwoordelijk voor:
 

a)

het vaststellen van sectoraal beleid;

 

b)

het uitoefenen van toezicht op en het evalueren van het effect en de resultaten van het sectorale beleid;

 

c)

het toezien op adequate, snelle en doeltreffende uitvoering van de strategieën in het kader van het sectorale beleid;

 

d)

jaarlijkse rapportage aan de Commissie over de resultaten van het sectorale beleid.

  • 4. 
    De Commissie is verantwoordelijk voor de vaststelling van het jaarlijkse financieringsbesluit inzake de algemene toewijzing voor het indicatieve programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling van Groenland volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 7

Toepassingsgebied van de financiering

Binnen het kader van het door de autonome regering van Groenland vastgestelde sectorale beleid kan financiële steun worden verleend aan de volgende activiteiten:

 

a)

hervormingsactiviteiten en projecten die met het sectorale beleid in overeenstemming zijn;

 

b)

institutionele ontwikkeling, capaciteitsopbouw, integratie van milieuaspecten;

 

c)

programma’s voor technische samenwerking.

Artikel 8

Begunstigden

Voor financiële steun uit hoofde van dit besluit komt de autonome regering van Groenland in aanmerking.

Artikel 9

Uitvoeringsmaatregelen

De voor de uitvoering van dit deel van dit besluit noodzakelijke maatregelen worden binnen drie maanden nadat dit besluit van kracht is geworden, vastgesteld volgens de beheersprocedure bedoeld in artikel 10, lid 2.

Artikel 10

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het comité Groenland, hierna „het comité” genoemd.
  • 2. 
    Bij verwijzing naar dit lid zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode bedraagt drie maanden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Financiële bijstand

  • 1. 
    De financiële bijstand ten behoeve van de doelstellingen van dit deel van het besluit dekt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.
  • 2. 
    De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt verleend in de vorm van begrotingssteun.
  • 3. 
    De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt uitgevoerd volgens direct gecentraliseerd beheer, zoals bedoeld in artikel 53 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6).

Artikel 12

Controle

  • 1. 
    Dit besluit wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002. Met name wordt van Groenland verwacht dat het een geschikt controlesysteem tot stand brengt. Groenland dient regelmatig controles te verrichten om zich ervan te vergewissen dat de uit de begroting van de Gemeenschap te financieren acties correct zijn uitgevoerd. Naast de jaarlijkse verslaglegging over de resultaten van het sectorale beleid dient Groenland jaarlijks een verklaring af te geven waarin de legaliteit en regelmatigheid worden bevestigd. Groenland neemt de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stelt in voorkomend geval vervolging in om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.
  • 2. 
    De verplichtingen van de autonome regering van Groenland met betrekking tot het beheer van de communautaire middelen worden in detail vastgelegd in financieringsovereenkomsten die met het oog op de uitvoering van dit besluit met de Commissie worden gesloten. Met name worden in de financieringsovereenkomsten de sectorale indicatoren vastgesteld die betrekking hebben op de voorwaarden voor betaling waaraan moet zijn voldaan, alsmede de verificatiemethoden die moeten worden toegepast voor de verslaglegging over de vooruitgang die ten aanzien van de sectorale indicatoren is geboekt en voor het waarborgen van de naleving van de genoemde voorwaarden.

DEEL DRIE

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Toetsing

De Gemeenschap, de autonome regering van Groenland en de regering van Denemarken voeren vóór 30 juni 2010 een tussentijdse toetsing van het partnerschap uit. Naar aanleiding van die toetsing doet de Commissie, indien zij dit nodig acht, een voorstel voor wijziging van dit besluit.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2007. Het is van toepassing tot en met 31 december 2013.

Artikel 15

Publicatie

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

  • E. 
    TUOMIOJA
 

  • (4) 
    Zie bladzijde 32 van dit Publicatieblad.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.