Verordening 2007/676 - Beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee - Hoofdinhoud
19.6.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 157/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 676/2007 VAN DE RAAD
van 11 juni 2007
tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gelet op het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit recent wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) blijkt dat de visserijsterfte bij de schol- en tongbestanden in de Noordzee hoger ligt dan het niveau dat volgens de ICES in overeenstemming is met de voorzorgsaanpak, en dat de bestanden gevaar lopen onduurzaam te worden bevist. |
(2) |
Een advies van een comité van deskundigen dat de meerjarige beheersstrategieën heeft onderzocht, geeft aan dat in de tongvisserij de hoogste opbrengst kan worden gehaald bij een visserijsterfte van 0,2 in de leeftijdsklassen twee tot en met zes jaar. |
(3) |
Volgens het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) bedraagt de met de voorzorgsaanpak overeenstemmende biomassa voor het scholbestand in de Noordzee 230 000 ton, wordt in de scholvisserij in de Noordzee de hoogste opbrengst op de lange termijn gehaald bij een visserijsterfte van 0,3 en bedraagt de met de voorzorgsaanpak overeenstemmende biomassa voor het tongbestand in de Noordzee 35 000 ton. |
(4) |
Er dienen maatregelen te worden genomen tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee. Maatregelen die betrekking hebben op het scholbestand in de Noordzee dienen in overleg met Noorwegen vastgesteld te worden. |
(5) |
Doel van het plan is om er in een eerste fase voor te zorgen dat de schol- en tongbestanden in de Noordzee binnen veilige biologische grenzen worden gebracht, en dat zij in een tweede fase, nadat de Raad zich naar behoren op de toe te passen methoden heeft beraden, worden bevist op basis van het beginsel van de maximale duurzame opbrengst en overeenkomstig duurzame economische, milieu- en sociale voorwaarden. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) vereist onder meer dat de Gemeenschap, om deze doelstelling te verwezenlijken, de voorzorgsaanpak toepast door maatregelen te nemen om de bestanden te beschermen en in stand te houden, voor een duurzame exploitatie van die bestanden te zorgen en het effect van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen zo gering mogelijk te houden. |
(7) |
Deze verordening dient te streven naar een geleidelijke uitvoering van een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van het visserijbeheer, en bij te dragen tot doelmatige visserijactiviteiten binnen een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector, daarbij zorgend voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van de schol- en tongvisserij in de Noordzee afhankelijk zijn, en rekening houdend met de belangen van de consumenten. Het beleid van de Gemeenschap stoelt ten dele op het beleid dat door de betrokken regionale adviesraad wordt aanbevolen. Een groot deel van de schol in de Noordzee wordt gevangen samen met tong. Het beheer van de scholvisserij kan bijgevolg niet worden losgekoppeld van dat van de tongvisserij. |
(8) |
Bij de opstelling van het meerjarenplan dient dan ook rekening te worden gehouden met het feit dat de hoge visserijsterfte voor schol in hoge mate te wijten is aan de grote overboord gezette hoeveelheden schol die zijn gevangen bij de op tong gerichte boomkorvisserij met netten met een maaswijdte van 80 mm in het zuidelijke deel van de Noordzee. |
(9) |
De beoogde beheersing van de visserijsterfte kan worden bereikt door middel van een adequate methode om de hoogte van de totaal toegestane vangsten (TAC's) voor de betrokken bestanden te bepalen en door middel van een onder meer op de beperking van het toegestane aantal dagen op zee gebaseerd systeem waarmee de op die bestanden uitgeoefende visserij-inspanningen binnen zodanige grenzen worden gehouden dat het onwaarschijnlijk is dat de TAC's en de geraamde visserijsterfte zullen worden overschreden, maar niettemin toereikend zijn voor het opgebruiken van de TAC's op basis van de in het plan vastgestelde visserijsterfte. |
(10) |
Het plan bestrijkt alle platvisvisserij met een aanzienlijke weerslag op de visserijsterfte van de betrokken schol- en tongbestanden. Lidstaten met een quotum voor een van beide bestanden van minder dan 5 % van het aandeel van de Europese Gemeenschap in de TAC worden evenwel vrijgesteld van de bepalingen van het plan met betrekking tot het beheer van de visserij-inspanning. |
(11) |
Dit plan dient het belangrijkste instrument te vormen voor het beheer van platvis in de Noordzee en zal tot het herstel van andere bestanden zoals kabeljauw bijdragen. |
(12) |
Er zijn, in aanvulling op de maatregelen vervat in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (3), controlemaatregelen nodig om de naleving van de in deze verordening vervatte maatregelen te garanderen. |
(13) |
In 2006 heeft de Commissie met een mededeling betreffende het bereiken van de doelstelling inzake maximale duurzame opbrengst (MSY) in 2015 een debat op gang gebracht over een communautaire strategie voor een geleidelijke verlaging van de visserijsterfte in alle belangrijke visserijtakken. Zij heeft die mededeling voor advies aan de regionale adviesraden voorgelegd. |
(14) |
De Commissie heeft het WTECV verzocht om een verslag over de cruciale aspecten van de effectbeoordeling met betrekking tot het beheer van de schol- en tongbestanden, gestoeld op accurate, objectieve en alomvattende biologische en financiële informatie. Die effectbeoordeling zal als bijlage gaan bij het Commissievoorstel betreffende de tweede fase van het meerjarenplan. |
(15) |
Het meerjarenplan wordt beschouwd als herstelplan tijdens de eerste fase en als beheersplan tijdens de tweede fase, in de zin van de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DOEL
Artikel 1
Onderwerp
-
1.Bij deze verordening wordt een meerjarenplan vastgesteld voor de bevissing van de in de Noordzee voorkomende schol- en tongbestanden.
-
2.Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „Noordzee” verstaan: de door de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee als deelgebied IV afgebakende zone.
Artikel 2
Veilige biologische grenzen
-
1.Voor de toepassing van deze verordening worden de schol- en tongbestanden geacht zich binnen veilige biologische grenzen te bevinden in de jaren waarin, volgens het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
a) |
de paaibiomassa van het scholbestand is groter dan 230 000 ton; |
b) |
de gemiddelde visserijsterfte in de leeftijdsklassen twee tot en met zes jaar van het scholbestand bedraagt minder dan 0,6 per jaar; |
c) |
de paaibiomassa van het tongbestand is groter dan 35 000 ton; |
d) |
de gemiddelde visserijsterfte in de leeftijdsklassen twee tot en met zes jaar van het tongbestand bedraagt minder dan 0,4 per jaar. |
-
2.Indien het WTECV adviseert dat voor de bepaling van veilige biologische grenzen moet worden uitgegaan van andere niveaus van biomassa en visserijsterfte, dient de Commissie een voorstel tot wijziging van lid 1 in.
Artikel 3
Doelstellingen van het meerjarenplan in de eerste fase
-
1.Het meerjarenplan is er in zijn eerste fase op gericht de schol- en tongbestanden opnieuw binnen veilige biologische grenzen te brengen.
-
2.De in lid 1 omschreven doelstelling wordt bereikt door de visserijsterfte bij schol en tong jaarlijks met 10 % te verminderen, met een maximale variatie in TAC's van 15 % per jaar totdat beide bestanden binnen veilige biologische grenzen zijn gebracht.
Artikel 4
Doelstellingen van het meerjarenplan in de tweede fase
-
1.Het meerjarenplan is er in zijn tweede fase op gericht de exploitatie van de schol- en tongbestanden te garanderen op basis van het beginsel van de maximale duurzame opbrengst.
-
2.Het in lid 1 gestelde doel wordt verwezenlijkt terwijl de visserijsterfte bij het scholbestand in de leeftijdsklassen twee tot en met zes jaar op ten minste 0,3 gehandhaafd blijft.
-
3.Het in lid 1 gestelde doel wordt verwezenlijkt terwijl de visserijsterfte bij het tongbestand in de leeftijdsklassen twee tot en met zes jaar op ten minste 0,2 gehandhaafd blijft.
Artikel 5
Overgangsregelingen
-
1.Wanneer is vastgesteld dat de schol- en tongbestanden zich gedurende twee opeenvolgende jaren opnieuw binnen veilige biologische grenzen bevinden, neemt de Raad op basis van een voorstel van de Commissie een besluit over een wijziging van artikel 4, leden 2 en 3, en van de artikelen 7, 8 en 9, dat het mogelijk maakt om in het licht van het recentste wetenschappelijk advies van het WTECV, de bestanden te exploiteren bij een visserijsterfte die verenigbaar is met de maximale duurzame opbrengst.
-
2.Het herzieningsvoorstel van de Commissie gaat vergezeld van een volledige effectbeoordeling en houdt rekening met het advies van de regionale adviesraad voor de Noordzee.
HOOFDSTUK II
TOTAAL TOEGESTANE VANGSTEN
Artikel 6
Vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC's)
Ieder jaar stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, bij gekwalificeerde meerderheid de hoogte van de voor het volgende jaar geldende totaal toegestane vangsten (TAC's) vast voor de in de Noordzee voorkomende schol- en tongbestanden, overeenkomstig de artikelen 7 en 8.
Artikel 7
Procedure voor de vaststelling van de TAC voor schol
-
1.De Raad stelt de TAC voor schol vast op het vangstniveau dat volgens een door het WTECV uitgevoerde wetenschappelijke beoordeling het hoogste is van de volgende twee:
a) |
de TAC die in het jaar waarin hij wordt toegepast, zal leiden tot een daling van de visserijsterfte met 10 % ten opzichte van de voor het vorige jaar geraamde visserijsterfte; |
b) |
de TAC die in het jaar waarin hij wordt toegepast, zal leiden tot een visserijsterfte van 0,3 in de leeftijdsklassen 2 tot en met 6 jaar. |
-
2.Indien de toepassing van lid 1 zou leiden tot een TAC die de TAC van het vorige jaar met meer dan 15 % overschrijdt, stelt de Raad een TAC vast die 15 % hoger is dan de TAC van dat jaar.
-
3.Indien de toepassing van lid 1 zou leiden tot een TAC die meer dan 15 % lager is dan de TAC van het vorige jaar, stelt de Raad een TAC vast die 15 % lager is dan de TAC van dat jaar.
Artikel 8
Procedure voor de vaststelling van de TAC voor tong
-
1.De Raad stelt de TAC voor tong vast op het vangstniveau dat volgens een door het WTECV uitgevoerde wetenschappelijke beoordeling het hoogste is van de volgende twee:
a) |
de TAC die in het jaar waarin hij wordt toegepast, zal leiden tot een visserijsterfte van 0,2 in de leeftijdsklassen twee tot en met zes jaar; |
b) |
de TAC die in het jaar waarin hij wordt toegepast, zal leiden tot een daling van de visserijsterfte met 10 % ten opzichte van de voor het vorige jaar geraamde visserijsterfte. |
-
2.Indien de toepassing van lid 1 zou leiden tot een TAC die de TAC van het vorige jaar met meer dan 15 % overschrijdt, stelt de Raad een TAC vast die 15 % hoger is dan de TAC van dat jaar.
-
3.Indien de toepassing van lid 1 zou leiden tot een TAC die meer dan 15 % lager is dan de TAC van het vorige jaar, stelt de Raad een TAC vast die 15 % lager is dan de TAC van dat jaar.
HOOFDSTUK III
BEPERKING VAN DE VISSERIJ-INSPANNING
Artikel 9
Beperking van de visserij-inspanning
-
1.De in hoofdstuk II bedoelde TAC's worden aangevuld met een in de communautaire wetgeving opgenomen stelsel ter beperking van de visserij-inspanning.
-
2.Ieder jaar neemt de Raad, op voorstel van de Commissie, bij gekwalificeerde meerderheid een besluit over een bijstelling van het maximumniveau van de visserij-inspanning voor vloten waarvoor schol, tong of beide soorten een belangrijk deel van de aanlandingen vertegenwoordigen of die aanzienlijke hoeveelheden overboord zetten en waarop het in lid 1 bedoelde stelsel ter beperking van de visserij-inspanning van toepassing is.
-
3.De Commissie verzoekt het WTECV een prognose op te maken van het maximumniveau van de visserij-inspanning die nodig is voor vangsten van schol en tong die overeenstemmen met het aandeel van de Europese Gemeenschap in de TAC's welke krachtens artikel 6 zijn vastgesteld. Bij de formulering van dit verzoek zal rekening worden gehouden met andere communautaire wet- en regelgeving betreffende de voorwaarden voor het vangen van quota.
-
4.Bij de jaarlijkse aanpassing van het in lid 2 bedoelde maximumniveau van de visserij-inspanning wordt rekening gehouden met het advies van het WTECV dat krachtens lid 3 is uitgebracht.
-
5.De Commissie verzoekt het WTECV jaarlijks om verslag uit te brengen over het jaarniveau van de visserij-inspanning van vaartuigen die op schol en tong vissen, en over de typen vistuig die bij die visserij worden gebruikt.
-
6.Onverminderd lid 4 kan de visserij-inspanning het toegekende niveau van 2006 niet te boven gaan.
-
7.Lidstaten met een quotum van minder dan 5 % van het aandeel van de Europese Gemeenschap in de TAC's van zowel schol als tong worden vrijgesteld van de regeling voor het beheer van de visserij-inspanning.
-
8.Een lidstaat waarvoor het bepaalde in lid 7 geldt en die overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 quota voor schol of tong ruilt waardoor de som van de quota die aan die lidstaat zijn toegewezen en de hoeveelheid schol of tong die wordt overgedragen, meer bedraagt dan 5 % van het aandeel van de Europese Gemeenschap in de TAC, is onderworpen aan de regeling voor het beheer van de visserij-inspanning.
-
9.De visserij-inspanning van vaartuigen waarvoor schol of tong een belangrijk deel van de vangst vertegenwoordigen en die de vlag voeren van een lidstaat waarvoor het bepaalde in lid 7 geldt, mag het in 2006 toegestane niveau niet te boven gaan.
HOOFDSTUK IV
CONTROLE, INSPECTIE EN BEWAKING
Artikel 10
Mededelingen inzake de visserij-inspanning
-
1.De artikelen 19 ter tot en met 19 sexies en artikel 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op vaartuigen die in het gebied vissen. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (4), zijn vrijgesteld van de meldingsplicht.
-
2.De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in lid 1 bedoelde meldingsplicht, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld vooraleer zij worden toegepast.
Artikel 11
Tolerantiemarge
-
1.In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (5), geldt voor ramingen inzake de in kilogram levend gewicht uitgedrukte hoeveelheid aan schol en tong afzonderlijk aan boord van vaartuigen die in de Noordzee hebben gevaren, een tolerantiemarge van 8 % ten opzichte van het in het logboek vermelde cijfer. Indien in de communautaire wetgeving geen omrekeningsfactor is vastgesteld, is de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactor van toepassing.
-
2.Indien de aan boord gehouden hoeveelheid van een aquatisch organisme kleiner is dan 50 kg, is lid 1 niet van toepassing op die soort.
Artikel 12
Weging van de aanvoer
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat alle in de Noordzee gevangen hoeveelheden tong van meer dan 300 kg en alle in de Noordzee gevangen hoeveelheden schol van meer dan 500 kg vóór de verkoop worden gewogen op weegschalen die als nauwkeurig registrerende instrumenten zijn aangemerkt.
Artikel 13
Voorafgaande kennisgeving
Indien de kapitein van een communautair vissersvaartuig dat in de Noordzee heeft gevaren, een hoeveelheid schol of tong wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient hij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat ten minste 24 uur vóór de aanlanding in het derde land de volgende gegevens mee te delen:
a) |
de naam van de haven of de plaats van aanlanding, |
b) |
het vermoedelijke tijdstip van aankomst in die haven of op die plaats van aanlanding, |
c) |
de hoeveelheden, in kilogram levend gewicht, per soort waarvan meer dan 50 kg aan boord is. |
Deze gegevens mogen ook door een vertegenwoordiger van de kapitein van het vissersvaartuig worden meegedeeld.
Artikel 14
Aparte opslag van schol en tong
-
1.Het is voor communautaire vissersvaartuigen verboden om containers aan boord te hebben waarin een hoeveelheid schol of een hoeveelheid tong met andere soorten mariene organismen vermengd is.
-
2.Kapiteins van communautaire vissersvaartuigen verlenen de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de aan boord gehouden schol- en tongvangsten.
Artikel 15
Vervoer van schol en tong
-
1.De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid schol van meer dan 500 kg of een hoeveelheid tong van meer dan 300 kg die is gevangen in het in artikel 1, lid 2, bedoelde geografische gebied en die voor het eerst wordt aangeland in die lidstaat, wordt gewogen op weegschalen die als nauwkeurig registrerende instrumenten zijn aangemerkt voordat ze van de haven van eerste aanlanding naar elders wordt vervoerd.
-
2.In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden schol van meer dan 500 kg en alle hoeveelheden tong van meer dan 300 kg die naar een andere plaats dan de plaats van aanlanding worden vervoerd, vergezeld gaan van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde aangifte. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 is niet van toepassing.
Artikel 16
Verbod op het overladen van schol en tong
Communautaire vaartuigen die in de Noordzee varen, mogen geen hoeveelheden schol of tong op andere vaartuigen overladen.
HOOFDSTUK V
FOLLOW-UP
Artikel 17
Evaluatie van de beheersmaatregelen
-
1.De Commissie evalueert op basis van adviezen van het WTECV het effect van de beheersmaatregelen op de betrokken bestanden en op de visserij op deze bestanden in het tweede jaar van de toepassing van deze verordening en in elk van de daaropvolgende jaren.
-
2.De Commissie wint in het derde jaar van toepassing van deze verordening en vervolgens om de drie jaar zolang deze verordening van toepassing is, wetenschappelijk advies in van het WTECV over de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het meerjarenplan. Indien nodig stelt de Commissie passende maatregelen voor en besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid over alternatieve maatregelen om de in de artikelen 3 en 4 omschreven doelstellingen te verwezenlijken.
Artikel 18
Bijzondere omstandigheden
Indien de omvang van het paaibestand van schol of tong of van beide paaibestanden volgens het WTECV leidt tot een verminderd reproductievermogen, gaat de Raad, op voorstel van de Commissie, bij gekwalificeerde meerderheid over tot de vaststelling van een TAC voor schol die lager is dan het in artikel 7 bedoelde niveau, een TAC voor tong die lager is dan het in artikel 8 bedoelde niveau en niveaus van visserij-inspanning die lager zijn dan de in artikel 9 bedoelde niveaus.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
Bijstand uit hoofde van het Europees Visserijfonds
-
1.Het meerjarenplan geldt tijdens de in artikel 3 omschreven eerste fase als een herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en voor de toepassing van artikel 21, onder a), punt i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (6).
-
2.Het meerjarenplan geldt tijdens de in artikel 4 omschreven tweede fase als een beheersplan in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en voor de toepassing van artikel 21, onder a), punt iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.
Artikel 20
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 11 juni 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
-
H.SEEHOFER
-
Advies uitgebracht op 28 september 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
-
PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.