Verordening 2008/361 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke landbouwmarktordening en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening)

1.

Wettekst

7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 121/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 361/2008 VAN DE RAAD

van 14 april 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Om de regelgeving betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) te vereenvoudigen zijn alle verordeningen die de Raad sinds de invoering van het GLB in het kader van de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten of groepen landbouwproducten heeft vastgesteld, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 (de „integrale-GMO-verordening”) (1) ingetrokken en door dat ene rechtsbesluit vervangen.

 

(2)

Zoals aangegeven in overweging 7 van de integrale-GMO-verordening mocht de vereenvoudiging niet leiden tot het ter discussie stellen van de beleidsbeslissingen die door de jaren heen in het kader van het GLB waren genomen, en was het dan ook niet de bedoeling nieuwe instrumenten of maatregelen in te stellen. Bijgevolg geeft de integrale-GMO-verordening de beleidsbeslissingen weer die waren genomen tot op het ogenblik waarop de tekst van de integrale-GMO-verordening door de Commissie werd voorgesteld.

 

(3)

Naast de onderhandelingen over de vaststelling van de integrale-GMO-verordening voerde de Raad ook onderhandelingen over een reeks beleidsbeslissingen in diverse sectoren en stelde hij dienaangaande besluiten vast. Dit is het geval voor de sectoren suiker, zaaizaad en melk en zuivelproducten.

 

(4)

Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (2) werd voornamelijk gewijzigd om een structureel marktevenwicht in die sector te bereiken. Die wijzigingen zijn pas kort voor de bekendmaking van de integrale-GMO-verordening goedgekeurd en gepubliceerd.

 

(5)

Verordening (EG) nr. 1947/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector zaaizaad (3) is gewijzigd op het tijdstip waarop de integrale-GMO-verordening werd vastgesteld. Die wijziging houdt in dat Finland niet langer nationale steun voor zaaizaad en zaaigraan mag verlenen, en dat, om de landbouwers in Finland de gelegenheid te bieden zich op een situatie zonder nationale steun voor te bereiden, een laatste extra overgangsperiode wordt toegestaan waarin Finland nog nationale steun mag verlenen voor de productie van zaaizaad en zaaigraan, met uitzondering van timotheezaad.

 

(6)

Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (4) is kort voor de vaststelling van de integrale-GMO-verordening gewijzigd en daarbij werden de regelingen voor boter en mageremelkpoeder die op openbare interventie en particuliere opslag betrekking hebben, op tal van punten gewijzigd, werd de mogelijkheid voor legers om boter tegen een verlaagde prijs te kopen, afgeschaft en werd een forfaitair steunbedrag vastgesteld voor alle categorieën melk die aan leerlingen in onderwijsinstellingen worden uitgereikt.

Voorts is, op hetzelfde tijdstip als Verordening (EG) nr. 1255/1999, ook Verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (5) gewijzigd, en wel in die zin dat wordt toegestaan dat producten met een ander vetgehalte dan de categorieën die voordien in die verordening waren opgenomen, als consumptiemelk op de markt worden gebracht.

 

(7)

Deze wijzigingen moeten in de integrale-GMO-verordening worden opgenomen om ervoor te zorgen dat deze beleidsbeslissingen behouden blijven zodra de integrale-GMO-verordening in de betrokken sectoren van toepassing wordt.

 

(8)

Parallel aan de onderhandelingen over en de vaststelling van de integrale-GMO-verordening werd in de Raad ook onderhandeld over de vaststelling van een beleidshervorming in de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit. Die hervorming kwam tot stand bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit (6). Zoals gesteld in overweging 8 van de integrale-GMO-verordening werden alleen die bepalingen betreffende de twee genoemde sectoren waarvoor het beleid niet zou worden herzien, meteen in de integrale-GMO-verordening opgenomen en mochten de inhoudelijke voorschriften die het voorwerp waren van beleidsherzieningen pas in de integrale-GMO-verordening worden opgenomen nadat de desbetreffende hervormingen waren vastgesteld. Aangezien dit nu gebeurd is, moeten de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit nu volledig in de integrale-GMO-verordening worden opgenomen door de beleidsbeslissingen die met betrekking tot de gemeenschappelijke marktordening voor de producten van die twee sectoren bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 zijn genomen, in de integrale-GMO-verordening te introduceren.

 

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 700/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden (7) zijn nieuwe regels voor de afzet van de betrokken producten vastgesteld. De integrale-GMO-verordening heeft tot doel alle voorschriften die in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten bestaan, onder te brengen in één enkel rechtskader en de sectorale benaderingen door een horizontale aanpak te vervangen. De integrale-GMO-verordening bevat afzetregels voor diverse sectoren en het is dan ook gepast de nieuwe afzetregels die bij Verordening (EG) nr. 700/2007 zijn vastgesteld, in de integrale-GMO-verordening op te nemen.

 

(10)

Voor het opnemen van deze voorschriften in de integrale-GMO-verordening dient dezelfde aanpak te worden gevolgd als voor de integrale-GMO-verordening toen die werd vastgesteld. Dit houdt in dat noch de beleidsbeslissingen die bij de vaststelling van die voorschriften door de Raad zijn genomen, noch de in de overwegingen van de desbetreffende verordeningen vervatte motivering van die beleidsbeslissingen ter discussie worden gesteld.

 

(11)

De integrale-GMO-verordening dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(12)

De wijzigingen moeten uiterlijk van toepassing worden op de data waarop de integrale-GMO-verordening overeenkomstig artikel 204, lid 2, daarvan voor de betrokken sectoren van toepassing wordt. In artikel 204, lid 2, is bepaald dat de integrale-GMO-verordening voor de sectoren zaaizaad, rundvlees en melk en zuivelproducten van toepassing wordt op 1 juli 2008. Daarom moet ook in de onderhavige verordening worden bepaald dat voor deze sectoren 1 juli 2008 als toepassingsdatum geldt.

 

(13)

Voor de weinige voorschriften in de integrale-GMO-verordening die reeds voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit zijn vastgesteld, is die verordening overeenkomstig artikel 204, lid 2, daarvan van toepassing met ingang van 1 januari 2008. Bijgevolg kan worden bepaald dat de wijzigingen die in de onderhavige verordening voor die sectoren worden vastgesteld, van toepassing worden op dezelfde datum als de wijzigingen voor de sectoren zaaizaad, rundvlees en melk en zuivelproducten van toepassing worden, namelijk met ingang van 1 juli 2008.

 

(14)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1152/2007 is bepaald dat sommige wijzigingen die bij die verordening in de melksector zijn ingevoerd, pas met ingang van 1 september 2008 van toepassing worden. In het kader van de onderhavige verordening moet voor de betrokken wijzigingen diezelfde toepassingsdatum worden vastgesteld.

 

(15)

Wat de suikersector betreft is de integrale-GMO-verordening op grond van artikel 204, lid 2, tweede alinea, onder c), daarvan van toepassing met ingang van 1 oktober 2008. De voorschriften die in de onderhavige verordening voor die sector worden vastgesteld, moeten derhalve ook van toepassing worden met ingang van 1 oktober 2008.

 

(16)

De volgende verordeningen in de sector groenten en fruit zijn achterhaald en dienen ter wille van de rechtszekerheid dan ook te worden ingetrokken: Verordening (EEG) nr. 449/69 van de Raad van 11 maart 1969 betreffende de vergoeding van de steun, door de lidstaten verleend aan de verenigingen van groenten- en fruittelers (8), Verordening (EEG) nr. 1467/69 van de Raad van 23 juli 1969 betreffende de invoer van citrusvruchten van oorsprong uit Marokko (9), Verordening (EEG) nr. 2511/69 van de Raad van 9 december 1969 houdende bijzondere maatregelen voor de verbetering van de productie en de afzet van citrusvruchten in de Gemeenschap (10), Verordening (EEG) nr. 2093/70 van de Raad van 20 oktober 1970 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor de toepassing van artikel 6 en van artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2517/69 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter sanering van de fruitproductie in de Gemeenschap (11), Verordening (EEG) nr. 846/72 van de Raad van 24 april 1972 houdende vaststelling van bijzondere maatregelen voor de aanbesteding van de verwerking van tomaten waarop interventie is toegepast (12), Verordening (EEG) nr. 1252/73 van de Raad van 14 mei 1973 betreffende de invoer van citrusvruchten van oorsprong uit Cyprus (13), Verordening (EEG) nr. 155/74 van de Raad van 17 december 1973 betreffende de invoer van citrusvruchten van oorsprong uit Libanon (14), Verordening (EEG) nr. 1627/75 van de Raad van 26 juni 1975 betreffende de invoer van verse citroenen van oorsprong uit Israël (15), Verordening (EEG) nr. 794/76 van de Raad van 6 april 1976 tot vaststelling van nieuwe maatregelen ter sanering van de fruitproductie in de Gemeenschap (16), Verordening (EEG) nr. 1180/77 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit Turkije (17), Verordening (EEG) nr. 10/81 van de Raad van 1 januari 1981 houdende vaststelling, voor de sector groenten en fruit, van de algemene regels voor de toepassing van de Toetredingsakte van 1979 (18), Verordening (EEG) nr. 40/81 van de Raad van 1 januari 1981 houdende vaststelling, voor bloemkool en appelen, van de basisprijzen en de aankoopprijzen die van toepassing zijn in Griekenland (19), Verordening (EEG) nr. 3671/81 van de Raad van 15 december 1981 betreffende de invoer in de Gemeenschap van sommige landbouwproducten van oorsprong uit Turkije (20), Verordening (EEG) nr. 1603/83 van de Raad van 14 juni 1983 houdende bijzondere maatregelen voor de afzet van krenten en rozijnen en gedroogde vijgen van de oogst 1981, in het bezit van opslagbureaus (21), Verordening (EEG) nr. 790/89 van de Raad van 20 maart 1989 tot vaststelling van het bedrag van de forfaitaire extra steun voor de oprichting van telersverenigingen en van het maximumbedrag van de steun voor de verbetering van de kwaliteit en van de afzet in de sector dopvruchten en sint-jansbrood (22), Verordening (EEG) nr. 3650/90 van de Raad van 11 december 1990 betreffende maatregelen voor een strengere toepassing van de gemeenschappelijke kwaliteitsnormen voor groenten en fruit in Portugal (23), Verordening (EEG) nr. 525/92 van de Raad van 25 februari 1992 tot tijdelijke compensatie van de gevolgen van de situatie in Joegoslavië voor het vervoer van bepaalde soorten verse groenten en fruit van herkomst uit Griekenland (24), Verordening (EEG) nr. 3438/92 van de Raad van 23 november 1992 tot vaststelling van bijzondere maatregelen voor het vervoer van bepaalde soorten verse groenten en fruit van oorsprong uit Griekenland (25), Verordening (EEG) nr. 3816/92 van de Raad van 28 december 1992 houdende afschaffing in de sector groenten en fruit van het mechanisme van compenserende bedragen en daarmee samenhangende maatregelen in het handelsverkeer tussen Spanje en de andere lidstaten (26), Verordening (EEG) nr. 742/93 van de Raad van 17 maart 1993 houdende afschaffing in de sector groenten en fruit van het mechanisme van compenserende bedragen in het handelsverkeer tussen Portugal en de andere lidstaten (27), Verordening (EEG) nr. 746/93 van de Raad van 17 maart 1993 inzake de toekenning van steun om in Portugal de oprichting te bevorderen en de werking te vergemakkelijken van de in de Verordeningen (EEG) nr. 1035/72 en (EEG) nr. 1360/78 bedoelde producentenorganisaties (28), Verordening (EG) nr. 399/94 van de Raad van 21 februari 1994 betreffende specifieke maatregelen voor krenten en rozijnen (29), Verordening (EG) nr. 2241/2001 van de Raad van 15 november 2001 tot wijziging van het autonome recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor knoflook van GN-code 0703 20 00 (30), Verordening (EG) nr. 545/2002 van de Raad van 18 maart 2002 tot verlenging van de financiering van in het kader van titel II bis van Verordening (EEG) nr. 1035/72 goedgekeurde programma's voor de verbetering van de kwaliteit en van de afzet van bepaalde dopvruchten en sint-jansbrood en tot vaststelling van specifieke steun voor hazelnoten (31),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Met betrekking tot de wijnsector is alleen artikel 195 van deze verordening van toepassing.”;

 

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   Met betrekking tot verse of gekoelde aardappelen van GN-code 0701 is deel IV, hoofdstuk II, van toepassing.”.

 

2)

Aan artikel 3 wordt het volgende lid toegevoegd:

„Voor de producten van de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit worden de verkoopseizoenen indien nodig door de Commissie vastgesteld.”.

 

3)

In artikel 6, lid 2, wordt punt c), geschrapt.

 

4)

Artikel 8, lid 1, onder e), punt ii), wordt vervangen door:

 

„ii)

169,80 EUR per 100 kg voor mageremelkpoeder;”.

 

5)

Artikel 10, lid 1, onder f), wordt vervangen door:

 

„f)

mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf van de Gemeenschap volgens het verstuivingsprocedé uit melk is vervaardigd en een eiwitgehalte van minstens 34,0 gewichtspercenten op de vetvrije droge stof heeft.”.

 

6)

Artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

Boter

  • 1. 
    De openbare interventie voor boter is open van 1 maart tot en met 31 augustus.
  • 2. 
    Als in die periode meer dan 30 000 ton boter voor interventie wordt aangeboden, kan de Commissie de openbare interventieaankoop schorsen. In dat geval kan de interventieaankoop plaatsvinden via een inschrijving waarvoor de specificaties door de Commissie worden vastgesteld.”.
 

7)

Artikel 22 wordt vervangen door:

„Artikel 22

Boter

Onverminderd de vaststelling van de interventieprijs in het kader van een inschrijvingsprocedure in het in artikel 15, lid 2, bedoelde geval, is de interventieprijs voor boter 90 % van de referentieprijs.”.

 

8)

In artikel 23 wordt de tweede alinea geschrapt.

 

9)

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2, onder ii), wordt vervangen door:

 

„ii)

voor uitvoer, zonder verdere verwerking dan wel na verwerking tot de in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten of tot de in deel III van bijlage XX bij deze verordening genoemde goederen, of”,

 

b)

aan lid 2, onder a), wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„iii)

voor industrieel gebruik in de zin van artikel 62.”.

 

10)

Artikel 28, punt a), wordt vervangen door:

 

„a)

wat betreft:

 

i)

in een erkend bedrijf in de Gemeenschap uit room of melk geproduceerde ongezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan vetvrije droge stof van 2 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten;

 

ii)

in een erkend bedrijf in de Gemeenschap uit room of melk geproduceerde gezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 80 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan niet-vette droge stof van 2 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan zout van 2 gewichtspercenten.”.

 

11)

Artikel 29 wordt vervangen door:

„Artikel 29

Voorwaarden en steunniveau voor boter

De Commissie stelt het steunbedrag voor boter vast met inachtneming van de opslagkosten en de verwachte ontwikkelingen van de prijs voor verse boter en koelhuisboter.

Wanneer op het moment van de uitslag blijkt dat zich een ongunstige marktontwikkeling heeft voorgedaan die bij de inslag niet te voorzien was, kan de steun worden verhoogd.”.

 

12)

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt d) geschrapt;

 

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De Commissie stelt de in lid 1 bedoelde steun voor particuliere opslag vast, hetzij vooraf, hetzij in het kader van een inschrijvingsprocedure.

Voor de in lid 1, onder e), bedoelde kazen wordt de steun vastgesteld in het licht van de opslagkosten en het te bewaren evenwicht tussen kazen waarvoor steun wordt verleend en andere kazen die op de markt komen.”.

 

13)

Artikel 35 wordt geschrapt.

 

14)

In artikel 50 worden de leden 5 en 6 vervangen door:

„5.   Suikerproducerende ondernemingen die vóór de inzaai geen leveringscontracten op basis van de minimumprijs voor quotumbieten hebben gesloten voor een met hun quotumsuiker overeenkomende hoeveelheid bieten, in voorkomend geval aangepast door middel van de overeenkomstig artikel 52, lid 2, eerste alinea, vastgestelde coëfficiënt voor preventieve onttrekking aan de markt, moeten ten minste de minimumprijs voor quotumbieten betalen voor alle suikerbieten die zij tot suiker verwerken.

  • 6. 
    Met instemming van de betrokken lidstaat mag in sectorale overeenkomsten van de leden 3, 4 en 5 worden afgeweken.”.
 

15)

Artikel 52 wordt vervangen door:

„Artikel 52

Onttrekking van suiker aan de markt

  • 1. 
    Om het structurele marktevenwicht in stand te houden bij een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, kan de Commissie, met inachtneming van de verplichtingen van de Gemeenschap die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, besluiten om de hoeveelheden binnen de quota geproduceerde suiker of isoglucose die de overeenkomstig lid 2 van dit artikel berekende drempel te boven gaan, voor een bepaald verkoopseizoen aan de markt te onttrekken.
  • 2. 
    Voor elke onderneming die over een quotum beschikt, wordt de in lid 1 van dit artikel bedoelde onttrekkingsdrempel berekend door haar quotum te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die de Commissie uiterlijk op 16 maart van het voorafgaande verkoopseizoen op basis van de verwachte markttendensen vaststelt. Voor het verkoopseizoen 2008/2009 wordt die coëfficiënt op de quota toegepast na de afstanddoeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 320/2006 die uiterlijk op 15 maart 2008 zijn toegezegd.

Op basis van geactualiseerde markttendensen kan de Commissie uiterlijk op 31 oktober van het betrokken verkoopseizoen besluiten de coëfficiënt aan te passen of, indien geen besluit uit hoofde van de eerste alinea van dit lid is genomen, een coëfficiënt vast te stellen.

  • 3. 
    Elke onderneming die over een quotum beschikt, slaat de suiker die binnen haar quotum boven de overeenkomstig lid 2 berekende drempel wordt geproduceerd, op eigen kosten op tot het begin van het volgende verkoopseizoen. De in een verkoopseizoen aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker of isoglucose worden behandeld als de eerste hoeveelheden die worden geproduceerd binnen het quotum voor het volgende verkoopseizoen.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid en met inachtneming van de verwachte tendensen op de suikermarkt kan de Commissie evenwel besluiten om alle aan de markt onttrokken suiker of isoglucose dan wel een deel daarvan voor het lopende en/of het volgende verkoopseizoen te beschouwen als:

 

a)

hetzij overtollige suiker of overtollige isoglucose die beschikbaar is om industriële suiker of industriële isoglucose te worden,

 

b)

hetzij tijdelijke quotumproductie, waarvan een deel voor de uitvoer kan worden gereserveerd, met inachtneming van de verplichtingen van de Gemeenschap die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

  • 4. 
    Als de suikervoorziening in de Gemeenschap ontoereikend is, kan de Commissie besluiten dat een bepaalde hoeveelheid aan de markt onttrokken suiker vóór het einde van de periode van onttrekking aan de markt op de communautaire markt mag worden verkocht.
  • 5. 
    Wanneer aan de markt onttrokken suiker wordt behandeld als de eerste suikerproductie van het volgende verkoopseizoen, wordt aan de bietenproducenten de minimumprijs van dat verkoopseizoen betaald.

Wanneer aan de markt onttrokken suiker industriële suiker wordt of wordt uitgevoerd overeenkomstig lid 3, punt a), respectievelijk punt b), zijn de voorschriften van artikel 49 betreffende de minimumprijs niet van toepassing.

Wanneer aan de markt onttrokken suiker vóór het einde van de periode van onttrekking aan de markt op de communautaire markt wordt verkocht overeenkomstig lid 4, wordt aan de bietenproducenten de minimumprijs van het lopende verkoopseizoen betaald.”.

 

16)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 52 bis

Onttrekking van suiker aan de markt in de verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010

  • 1. 
    In afwijking van artikel 52, lid 2, stelt de Commissie voor de lidstaten waarvoor het nationale suikerquotum is verlaagd als gevolg van de afstanddoening van quotum overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 320/2006, de coëfficiënt voor de verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010 vast overeenkomstig bijlage VII quater.
  • 2. 
    Een onderneming die met ingang van het volgende verkoopseizoen overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a) of b), van Verordening (EG) nr. 320/2006 afstand doet van het totale aan haar toegekende quotum, wordt, op haar verzoek, niet onderworpen aan de toepassing van de in artikel 52, lid 2, bedoelde coëfficiënten. Dat verzoek moet worden ingediend vóór het einde van het verkoopseizoen waarop de onttrekking betrekking heeft.”.
 

17)

Artikel 59 wordt vervangen door:

„Artikel 59

Beheer van de quota

  • 1. 
    De Commissie past de in bijlage VI vastgestelde quota aan uiterlijk op 30 april 2008 voor het verkoopseizoen 2008/2009, uiterlijk 28 februari 2009 voor het verkoopseizoen 2009/2010 en uiterlijk eind februari 2010 voor het verkoopseizoen 2010/2011. De aanpassingen zijn het gevolg van de toepassing van lid 2 van dit artikel, artikel 58 van deze verordening en artikel 3 en artikel 4 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 320/2006.
  • 2. 
    Rekening houdend met de resultaten van de bij Verordening (EG) nr. 320/2006 ingestelde herstructureringsregeling neemt de Commissie uiterlijk op 28 februari 2010 een besluit over het gemeenschappelijke percentage waarmee de bestaande suiker- en isoglucosequota per lidstaat of regio moeten worden verlaagd om verstoringen van het marktevenwicht in de verkoopseizoenen vanaf 2010/2011 te voorkomen. De lidstaten passen het quotum van elke onderneming dienovereenkomstig aan.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid stelt de Commissie voor de lidstaten waarvoor het nationale quotum is verlaagd als gevolg van de afstanddoening van quotum overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 320/2006, het percentage vast overeenkomstig bijlage VII bis bij de onderhavige verordening. Deze lidstaten passen voor elke onderneming op hun grondgebied die over een quotum beschikt, het percentage aan overeenkomstig bijlage VII ter bij de onderhavige verordening.

De eerste en de tweede alinea gelden niet voor de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden.”.

 

18)

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de titel wordt vervangen door:

„Artikel 60

Herverdeling van het nationale quotum en verlaging van quota”;

 

b)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Een lidstaat kan de suiker- of isoglucosequota die aan een op zijn grondgebied gevestigde onderneming zijn toegekend, verlagen met ten hoogste 10 % voor het verkoopseizoen 2008/2009 en de volgende verkoopseizoenen, mits hij de vrijheid van de ondernemingen eerbiedigt om deel te nemen aan de bij Verordening (EG) nr. 320/2006 ingevoerde mechanismen. De lidstaten passen daarbij objectieve en niet-discriminerende criteria toe.”;

 

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   In afwijking van lid 3 passen de lidstaten, wanneer artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 320/2006 wordt toegepast, het aan de betrokken onderneming toegekende suikerquotum aan door de overeenkomstig lid 4 van dat artikel bepaalde verlaging toe te passen binnen de grenzen van het in lid 1 van het onderhavige artikel vastgestelde percentage.”.

 

19)

Artikel 64, onder c), wordt vervangen door:

 

„c)

de overeenkomstig de artikelen 52 en 52 bis aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker en isoglucose waarvoor de in artikel 52, lid 3, bedoelde verplichtingen niet worden nagekomen.”.

 

20)

In artikel 101 worden de punten b) tot en met e) vervangen door:

 

„b)

door fabrikanten van banketbakkerswerk en consumptie-ijs;

 

c)

door fabrikanten van andere door de Commissie te bepalen voedingsmiddelen;

 

d)

voor de rechtstreekse consumptie van boterconcentraat.”.

 

21)

Artikel 102, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Voor alle melksoorten bedraagt de communautaire steun 18,15 EUR per 100 kg.

De steunbedragen voor andere in aanmerking komende zuivelproducten worden vastgesteld met inachtneming van de melkbestanddelen van het betrokken product.”.

 

22)

In deel II, titel I, hoofdstuk IV, wordt na sectie IV de volgende sectie IV bis ingevoegd:

„Sectie IV bis

Steun in de sector groenten en fruit

Subsectie I

Producentengroeperingen

Artikel 103 bis

Steun voor producentengroeperingen

  • 1. 
    Tijdens de overgangsperiode die op grond van artikel 125 sexies wordt toegestaan kunnen de lidstaten aan producentengroeperingen in de sector groenten en fruit die zijn gevormd met de bedoeling als producentenorganisatie erkend te worden, het volgende toekennen:
 

a)

steun om de oprichting ervan te bevorderen en de administratieve werking ervan te vergemakkelijken;

 

b)

rechtstreeks of via een kredietinstelling verleende steun voor de financiering van een gedeelte van de investeringen die voor de erkenning nodig zijn en in het in artikel 125 sexies, lid 1, derde alinea, bedoelde erkenningsprogramma zijn opgenomen.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde steun wordt door de Gemeenschap vergoed overeenkomstig door de Commissie vast te stellen bepalingen inzake de financiering van die maatregelen, met name drempels en maxima voor de steun en de mate van financiering door de Gemeenschap.
  • 3. 
    De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt voor iedere producentengroepering bepaald op grond van haar afgezette productie en bedraagt voor het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar:
 

a)

respectievelijk 10 %, 10 %, 8 %, 6 % en 4 % van de waarde van de afgezette productie in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, en

 

b)

respectievelijk 5 %, 5 %, 4 %, 3 % en 2 % van de waarde van de afgezette productie in de ultraperifere gebieden van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 299, lid 2, van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 september 2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (32).

Deze percentages kunnen worden verlaagd in verhouding tot de waarde van afgezette productie die een drempel overstijgt. Er mag een maximum worden gesteld aan de in een bepaald jaar aan een producentengroepering te betalen steun.

Subsectie II

Actiefondsen en operationele programma's

Artikel 103 ter

Actiefondsen

  • 1. 
    Producentenorganisaties in de sector groenten en fruit kunnen een actiefonds oprichten. Dit fonds wordt gefinancierd met:
 

a)

financiële bijdragen van de leden of van de producentenorganisatie zelf;

 

b)

communautaire financiële steun die aan producentenorganisaties kan worden verleend.

  • 2. 
    Actiefondsen worden uitsluitend gebruikt voor de financiering van door de lidstaten overeenkomstig artikel 103 octies goedgekeurde operationele programma's.

Artikel 103 quater

Operationele programma's

  • 1. 
    Operationele programma's in de sector groenten en fruit moeten twee of meer van de in artikel 122, punt c), genoemde doelen bevatten, dan wel de volgende doelen:
 

a)

productieplanning,

 

b)

verbetering van de productkwaliteit,

 

c)

verhoging van de handelswaarde van de producten,

 

d)

bevordering van de verkoop van de verse of verwerkte producten,

 

e)

milieumaatregelen en milieuvriendelijke productiemethoden, waaronder biologische landbouw,

 

f)

crisispreventie en -beheer.

  • 2. 
    Crisispreventie en -beheer bestaan erin crises op de groente- en fruitmarkten te vermijden en op te vangen, en omvatten in dit verband:
 

a)

het uit de markt nemen van producten,

 

b)

het groen oogsten of niet oogsten van groenten en fruit,

 

c)

afzetbevordering en communicatie,

 

d)

opleidingsmaatregelen,

 

e)

oogstverzekering,

 

f)

steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.

Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen, met inbegrip van de aflossing van kapitaal en rente als bedoeld in de derde alinea, mogen niet meer dan één derde van de uitgaven uit hoofde van het operationele programma vormen.

Producentenorganisaties mogen commerciële leningen aangaan om crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen te financieren. In dat geval mag de aflossing van kapitaal en rente voor deze leningen deel uitmaken van het operationele programma, en komt die terugbetaling zo in aanmerking voor communautaire financiële steun uit hoofde van artikel 103 quinquies. Specifieke acties in het kader van crisispreventie en -beheer worden ofwel met dergelijke leningen ofwel rechtstreeks gefinancierd, maar niet op beide wijzen tegelijk.

  • 3. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat:
 

a)

de operationele programma's twee of meer milieuacties omvatten, of

 

b)

ten minste 10 % van de uitgaven in het kader van de operationele programma's milieuacties betreft.

De milieuacties moeten voldoen aan de eisen voor agromilieubetalingen als bedoeld in artikel 39, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (33).

Wanneer ten minste 80 % van de bij een producentenorganisatie aangesloten producenten een of meer identieke in die bepaling bedoelde agromilieuverbintenissen is aangegaan, telt elk van die verbintenissen als een milieuactie als bedoeld in punt a) van de eerste alinea.

De steun voor de in de eerste alinea bedoelde milieuacties dekt de extra kosten en het inkomensverlies die uit de actie voortvloeien.

  • 4. 
    Lid 3 is in Bulgarije en Roemenië pas met ingang van 1 januari 2011 van toepassing.
  • 5. 
    Investeringen die de druk op het milieu verhogen, worden slechts toegestaan als doeltreffende voorzorgsmaatregelen worden genomen om het milieu tegen deze druk te beschermen.

Artikel 103 quinquies

Communautaire financiële steun

  • 1. 
    De communautaire financiële steun is gelijk aan het bedrag van de daadwerkelijk betaalde financiële bijdragen als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, onder a), maar bedraagt niet meer dan 50 % van de daadwerkelijke uitgaven.
  • 2. 
    De communautaire financiële steun mag evenwel niet meer bedragen dan 4,1 % van de waarde van de afgezette productie van elke producentenorganisatie.

Dit percentage mag echter worden verhoogd tot 4,6 % van de waarde van de afgezette productie als het bedrag dat 4,1 % van de waarde van de afgezette productie overschrijdt, uitsluitend wordt gebruikt voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen.

  • 3. 
    Op verzoek van een producentenorganisatie wordt het in lid 1 vastgestelde percentage verhoogd tot 60 % wanneer een operationeel programma of een gedeelte daarvan voldoet aan ten minste één van de volgende voorwaarden:
 

a)

het wordt ingediend door meerdere producentenorganisaties van de Gemeenschap die in verschillende lidstaten werkzaam zijn op het gebied van transnationale maatregelen;

 

b)

het wordt ingediend door één of meer producentenorganisaties voor maatregelen die door samenwerkende branches in een bedrijfskolom worden uitgevoerd;

 

c)

het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van biologische producten die tot en met 31 december 2008 onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (34) vallen en vanaf 1 januari 2009 onder Verordening (EG) nr. 834/2007 van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten (35);

 

d)

het wordt ingediend door een producentenorganisatie in één van de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, en betreft maatregelen die tot uiterlijk eind 2013 lopen;

 

e)

het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende producentenorganisatie die is gefuseerd met een andere erkende producentenorganisatie;

 

f)

het is het eerste programma dat wordt ingediend door een erkende unie van producentenorganisaties;

 

g)

het wordt ingediend door producentenorganisaties in lidstaten waar minder dan 20 % van de groente- en fruitproductie door producentenorganisaties wordt afgezet;

 

h)

het wordt ingediend door een producentenorganisatie in één van de ultraperifere regio's van de Gemeenschap;

 

i)

het heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor acties om de consumptie van groenten en fruit bij kinderen in onderwijsinstellingen te bevorderen.

  • 4. 
    Het in lid 1 genoemde percentage is gelijk aan 100 wanneer de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit niet meer dan 5 % van het volume van de op de markt gebrachte productie van elke producentenorganisatie bedragen en als volgt worden weggewerkt:
 

a)

gratis uitreiking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties voor hun acties ten behoeve van personen die op grond van de nationale wetgeving recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;

 

b)

gratis uitreiking aan door de lidstaten aan te wijzen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen, kindervakantiekampen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten de nodige maatregelen nemen opdat de in dit kader uitgereikte hoeveelheden bovenop de hoeveelheden komen die deze instellingen normaal aankopen.

Artikel 103 sexies

Nationale financiële steun

  • 1. 
    In regio's van de lidstaten waar de producenten in de sector groenten en fruit bijzonder zwak georganiseerd zijn, kunnen de lidstaten, als zij daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen, door de Commissie worden gemachtigd om aan producentenorganisaties nationale financiële steun toe te kennen voor een bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, onder a). Die steun komt bovenop die uit het actiefonds. In regio's van de lidstaten waar minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit door producentenorganisaties wordt afgezet en waar de productie van groenten en fruit ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, kan de in de eerste alinea bedoelde steun op verzoek van de betrokken lidstaat door de Gemeenschap worden vergoed.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 180 zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag niet van toepassing op de op grond van lid 1 goedgekeurde nationale financiële steun.

Artikel 103 septies

Nationaal kader en nationale strategie voor operationele programma's

  • 1. 
    De lidstaten stellen een nationaal kader vast voor de opstelling van de algemene voorwaarden voor de in artikel 103 quater, lid 3, bedoelde acties. In dit kader moet met name worden voorgeschreven dat zulke acties moeten voldoen aan de ter zake geldende eisen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, waaronder die van artikel 5 over complementariteit, coherentie en conformiteit.

De lidstaten doen hun voorstel voor een nationaal kader toekomen aan de Commissie, die binnen drie maanden kan verzoeken daarin wijzigingen aan te brengen indien zij van oordeel is dat het voorstel ontoereikend is om de doelstellingen van artikel 174 van het Verdrag en van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (36) te bereiken. Door operationele programma's gesteunde investeringen in individuele bedrijven moeten eveneens in overeenstemming zijn met deze doelstellingen.

  • 2. 
    De lidstaten stellen een nationale strategie voor duurzame operationele programma's in de sector groenten en fruit vast. Een dergelijke strategie moet de volgende elementen omvatten:
 

a)

een analyse van de situatie wat de sterke en de zwakke punten en het ontwikkelingspotentieel betreft;

 

b)

een toelichting bij de keuze van de prioriteiten;

 

c)

de doelstellingen van de operationele programma's en instrumenten, en prestatie-indicatoren;

 

d)

een evaluatie van de operationele programma's;

 

e)

rapportageverplichtingen voor producentenorganisaties.

De nationale strategie moet ook het in lid 1 bedoelde nationale kader bevatten.

  • 3. 
    De leden 1 en 2 gelden niet voor lidstaten die geen erkende producentenorganisaties hebben.

Artikel 103 octies

Goedkeuring van operationele programma's

  • 1. 
    Ontwerpen van operationele programma's worden voorgelegd aan de bevoegde nationale autoriteiten, die ze overeenkomstig de bepalingen van deze subsectie goedkeuren, afwijzen of voor wijziging terugzenden.
  • 2. 
    De producentenorganisaties delen de raming van de middelen van het actiefonds voor elk jaar mee aan de lidstaat en leggen een passende motivering voor waarbij zij uitgaan van de ramingen van het operationele programma, de uitgaven van het lopende jaar en eventueel van de voorgaande jaren, en indien nodig van de ramingen van de productiehoeveelheden voor het volgende jaar.
  • 3. 
    De lidstaat stelt de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties in kennis van het geraamde bedrag van de communautaire financiële steun, die binnen de in artikel 103 quinquies aangegeven grenzen blijft.
  • 4. 
    De betalingen van de communautaire financiële steun vinden plaats naargelang van de uitgaven voor de acties in het kader van het operationele programma. Voor diezelfde acties kunnen voorschotten worden toegekend, mits deze gedekt worden door een garantie of een zekerheid.
  • 5. 
    De producentenorganisatie stelt de lidstaat in kennis van het definitieve bedrag van de uitgaven van het voorgaande jaar en legt de nodige bewijzen voor teneinde het saldo van de communautaire financiële steun te kunnen ontvangen.
  • 6. 
    De operationele programma's en de financiering ervan door de producenten en de producentenorganisaties enerzijds en uit de communautaire middelen anderzijds hebben een looptijd van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.

Artikel 103 nonies

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, met name:

 

a)

bepalingen inzake de financiering van de in artikel 103 bis bedoelde maatregelen, met name de drempels en maxima voor de steun en de mate van communautaire medefinanciering van de steun;

 

b)

de hoogte van en de bepalingen voor de vergoeding van de in artikel 103 sexies, lid 1, bedoelde maatregelen;

 

c)

bepalingen over investeringen in afzonderlijke bedrijven;

 

d)

de data voor de in artikel 103 octies bedoelde mededelingen en kennisgevingen;

 

e)

bepalingen over gedeeltelijke betalingen van de communautaire financiële steun als bedoeld in artikel 103 octies.

 

23)

Artikel 113 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Voor een of meer van de producten van de volgende sectoren kan de Commissie handelsnormen vaststellen:

 

a)

olijfolie en tafelolijven, voor wat de onder a) van deel VII van bijlage I bedoelde producten betreft;

 

b)

groenten en fruit;

 

c)

verwerkte groenten en fruit;

 

d)

bananen;

 

e)

levende planten.”;

 

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

punt a) wordt als volgt gewijzigd:

 

ia)

punt iii) wordt vervangen door:

 

„iii)

het belang dat de consumenten hebben bij het ontvangen van degelijke en transparante productinformatie waaronder, in het bijzonder voor de producten van de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit, het land van oorsprong, de klasse en, indien van toepassing, de variëteit (of de handelssoort) van het product;”;

 

ib)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

„v)

wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit, de aanbevelingen inzake normen die de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) heeft aangenomen.”;

 

ii)

punt b) wordt vervangen door:

 

„b)

kunnen met name betrekking hebben op kwaliteit, indeling in klassen, gewicht, grootte, onmiddellijke verpakking, eindverpakking, opslag, vervoer, aanbiedingsvorm, afzet, oorsprong en etikettering.”.

 

24)

Na artikel 113 worden de volgende artikelen ingevoegd:

„Artikel 113 bis

Aanvullende eisen voor de afzet van producten van de sector groenten en fruit

  • 1. 
    De producten van de sector groenten en fruit die vers aan de consument worden verkocht, mogen alleen in de handel worden gebracht als ze van een deugdelijke handelskwaliteit zijn en als het land van oorsprong is vermeld.
  • 2. 
    Tenzij de Commissie anders besluit, gelden de in lid 1 van dit artikel en in artikel 113, lid 1, onder b) en c), bedoelde handelsnormen voor alle afzetstadia, inclusief in- en uitvoer.
  • 3. 
    De houder van producten van de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit waarvoor handelsnormen zijn vastgesteld, mag die producten binnen de Gemeenschap alleen uitstallen, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen indien zij aan die normen voldoen. De houder van de producten is verantwoordelijk voor de naleving van deze bepaling.
  • 4. 
    Ter aanvulling van artikel 113, lid 3, tweede alinea, en onverminderd eventuele door de Commissie overeenkomstig artikel 194 vast te stellen specifieke bepalingen, met name over de consequente toepassing van de normcontroles in de lidstaten, controleren de lidstaten voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit op selectieve wijze, volgens een risico-analyse, of deze producten aan de betrokken handelsnormen voldoen. Deze controle vindt plaats voordat het product het productiegebied verlaat, tijdens het verpakken of bij het laden ervan. Producten uit derde landen worden gecontroleerd voordat zij worden vrijgegeven voor het vrije verkeer.

Artikel 113 ter

Afzet van vlees afkomstig van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden

  • 1. 
    Onverminderd artikel 42, lid 1, onder a), en lid 2, en bijlage V, punt A, zijn de voorwaarden van bijlage XI bis, en met name de in punt III daarvan vastgestelde verkoopbenamingen die in dit verband moeten worden gebruikt, van toepassing op vlees van op of na 1 juli 2008 geslachte runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, ongeacht of dat vlees in de Gemeenschap wordt geproduceerd of uit derde landen in de Gemeenschap wordt ingevoerd.

Vlees van dieren die niet ouder zijn dan twaalf maanden en die geslacht zijn vóór 1 juli 2008, mag evenwel nog steeds in de handel worden gebracht zonder dat het aan de voorwaarden van bijlage XI bis voldoet.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn niet van toepassing op vlees van runderen waarvoor vóór 29 juni 2007 een beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (37).
 

25)

Artikel 121 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

handelsnormen als bedoeld in de artikelen 113 en 113 bis, met inbegrip van:

 

i)

voorschriften inzake afwijkingen of vrijstellingen van de toepassing van de normen;

 

ii)

voorschriften inzake de door de normen opgelegde aanduiding van gegevens, en inzake afzet en etikettering;

 

iii)

voorschriften inzake de toepassing van de normen voor producten die in de Gemeenschap worden ingevoerd en voor producten die uit de Gemeenschap worden uitgevoerd;

 

iv)

met betrekking tot artikel 113 bis, lid 1, voorschriften waarin wordt omschreven waaraan een product moet beantwoorden om van deugdelijke handelskwaliteit te zijn.”;

 

b)

het volgende punt j) wordt toegevoegd:

 

„j)

wat betreft de voorwaarden die overeenkomstig artikel 113 ter gelden voor de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden:

 

i)

de praktische instructies over waar en in welke lettergrootte de in bijlage XI bis, punt II, omschreven identificatieletter van de betrokken categorie moet worden vermeld;

 

ii)

de methodes om te controleren of deze verordening wordt nageleefd bij de in bijlage XI bis, punt VIII, bedoelde invoer van vlees uit derde landen.”;

 

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„De Commissie kan de tabel in bijlage XI bis, punt III, onder 2), deel B, wijzigen.”.

 

26)

Artikel 122 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

zijn opgericht door producenten van een van de volgende sectoren:

 

i)

hop;

 

ii)

olijfolie en tafelolijven;

 

iii)

groenten en fruit voor zover het gaat om landbouwers die één of meer producten van de sector groenten en fruit en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten telen;

 

iv)

zijderupsen;”;

 

b)

punt c) wordt vervangen door:

 

„c)

een specifiek doel nastreven, dat met name betrekking kan hebben en, voor de sector groenten en fruit, betrekking heeft op een of meer van de volgende doelstellingen:

 

i)

te verzekeren dat de productie wordt gepland en aan de vraag wordt aangepast, met name wat omvang en kwaliteit betreft;

 

ii)

het aanbod en het op de markt brengen van de producten van haar leden te concentreren;

 

iii)

de productiekosten te optimaliseren en de producentenprijzen te stabiliseren”.

 

27)

Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de eerste alinea wordt lid 1;

 

b)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„2.   Als de in lid 1 bedoelde brancheorganisaties hun activiteiten ontplooien op het grondgebied van verschillende lidstaten, verleent de Commissie de erkenning zonder dat zij wordt bijgestaan door het in artikel 195, lid 1, bedoelde comité.”;

 

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Ter aanvulling van lid 1 geldt dat de lidstaten ook brancheorganisaties erkennen die:

 

a)

bestaan uit vertegenwoordigers van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie van en/of de handel in en/of de verwerking van producten van de sector groenten en fruit;

 

b)

zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten organisaties of unies;

 

c)

in één of meer regio's van de Gemeenschap twee of meer van de hieronder vermelde activiteiten uitoefenen, daarbij rekening houdend met de belangen van de consument:

 

i)

het verbeteren van de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt,

 

ii)

het bijdragen tot een betere coördinatie van de afzet van groenten en fruit, onder meer door middel van onderzoek en marktstudies,

 

iii)

het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met de communautaire regelgeving,

 

iv)

het beter benutten van het potentieel van de groente- en fruitproductie,

 

v)

het verstrekken van informatie en het verrichten van onderzoek om de productie af te stemmen op de eisen van de markt en op de smaak en de wensen van de consument, met name inzake productkwaliteit en milieubescherming,

 

vi)

het zoeken naar methoden die minder gewasbeschermingsmiddelen en andere productiemiddelen vergen en die de kwaliteit van de producten en het behoud van bodem en water garanderen,

 

vii)

het ontwikkelen van methoden en instrumenten ter verbetering van de productkwaliteit,

 

viii)

het verder ontwikkelen en beschermen van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen,

 

ix)

het bevorderen van de geïntegreerde productie of van andere milieuvriendelijke productiemethoden,

 

x)

het vaststellen, met betrekking tot de in bijlage XVI bis, punten 2 en 3, genoemde productie- en afzetvoorschriften, van strengere voorschriften dan de communautaire of de nationale voorschriften.”.

 

28)

In deel II, titel II, hoofdstuk II, wordt de volgende sectie ingevoegd:

„Sectie I bis

Voorschriften voor producentenorganisaties, brancheorganisaties en producentengroeperingen in de sector groenten en fruit

Subsectie I

Statuten en erkenning van producentenorganisaties

Artikel 125 bis

Statuten van producentenorganisaties

  • 1. 
    Op grond van de statuten van een producentenorganisatie in de sector groenten en fruit zijn de aangesloten producenten met name verplicht:
 

a)

de door de producentenorganisatie vastgestelde voorschriften inzake verstrekking van productiegegevens, productie, afzet en milieubescherming toe te passen;

 

b)

met betrekking tot de productie van een bepaald bedrijf van een in artikel 122, onder a), iii), bedoeld product bij niet meer dan één producentenorganisatie te zijn aangesloten;

 

c)

hun volledige productie via de producentenorganisatie te verkopen;

 

d)

de door de producentenorganisatie voor statistische doeleinden gevraagde inlichtingen te verstrekken, met name met betrekking tot het areaal, de geoogste hoeveelheden, de opbrengst en de rechtstreekse verkoop;

 

e)

de in de statuten vastgestelde financiële bijdragen voor de oprichting en de financiering van het in artikel 103 ter bedoelde actiefonds te betalen.

  • 2. 
    Onverminderd lid 1, onder c), mogen de aangesloten producenten met toestemming van de producentenorganisatie en in overeenstemming met de door de producentenorganisatie vastgestelde voorwaarden:
 

a)

hun productie en/of producten op hun bedrijf en/of buiten hun bedrijf rechtstreeks aan consumenten verkopen voor persoonlijk gebruik, binnen de grenzen van een percentage dat door de lidstaten op ten minste 10 wordt gesteld;

 

b)

zelf of via een andere, door hun eigen organisatie aan te wijzen producentenorganisatie, hoeveelheden producten verkopen die slechts een marginaal deel vertegenwoordigen van het volume van de verhandelbare productie van hun organisatie;

 

c)

zelf of via een andere, door hun eigen organisatie aan te wijzen producentenorganisatie, producten afzetten die, gezien de kenmerken ervan, normaliter niet onder de handelsactiviteiten van de eigen producentenorganisatie vallen.

  • 3. 
    De statuten van de producentenorganisatie voorzien ook in:
 

a)

procedures voor de vaststelling, de goedkeuring en de wijziging van de in lid 1 bedoelde regels;

 

b)

het opleggen aan de leden van financiële bijdragen voor de financiering van de producentenorganisatie;

 

c)

voorschriften op grond waarvan de aangesloten producenten op democratische wijze toezicht kunnen uitoefenen op hun organisatie en haar besluiten;

 

d)

sancties bij overtreding van de statutaire verplichtingen, met name bij niet-betaling van de financiële bijdragen, of van de door de producentenorganisatie vastgestelde voorschriften;

 

e)

voorschriften inzake de toelating van nieuwe leden, met name met betrekking tot de minimumduur van het lidmaatschap;

 

f)

de voor de werking van de organisatie vereiste boekhoudkundige en budgettaire voorschriften.

  • 4. 
    Producentenorganisaties in de sector groenten en fruit worden geacht in economische aangelegenheden op te treden in naam van, en namens, hun leden.

Artikel 125 ter

Erkenning

  • 1. 
    De lidstaten erkennen als producentenorganisatie in de sector groenten en fruit in de zin van deze verordening alle rechtspersonen of duidelijk omschreven onderdelen ervan die een verzoek om erkenning indienen, op voorwaarde dat:
 

a)

zij streven naar milieuvriendelijke teeltmethoden, productietechnieken en afvalbeheerspraktijken, om met name de kwaliteit van het water, de bodem en het landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden of te bevorderen, en het bewijs leveren dat zij voldoen aan de in de artikelen 122 en 125 bis vastgestelde eisen;

 

b)

zij een minimumaantal leden hebben en over een door de lidstaten vast te stellen minimale hoeveelheid van of waarde aan afzetbare producten beschikken en daarvan het bewijs leveren;

 

c)

voldoende bewijs voorhanden is dat zij in staat zijn hun werk naar behoren te verrichten, vanuit het oogpunt van duur, efficiëntie en concentratie van het aanbod, waarbij de lidstaten kunnen besluiten welke producten, of groepen van producten als bedoeld in artikel 122, onder a), iii), door de producentenorganisatie hiertoe moeten worden bestreken;

 

d)

zij hun leden daadwerkelijk in staat stellen technische bijstand te verkrijgen om milieuvriendelijk te produceren;

 

e)

zij zo nodig daadwerkelijk technische hulpmiddelen voor de verzameling, de opslag, de verpakking en de afzet van de producten ter beschikking van hun leden stellen;

 

f)

zij hun activiteiten commercieel en boekhoudkundig correct beheren, en

 

g)

zij op een bepaalde markt geen machtspositie innemen, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag.

  • 2. 
    De lidstaten:
 

a)

nemen, binnen drie maanden na de indiening van een met alle relevante bewijsstukken vergezeld erkenningsverzoek, een besluit inzake de erkenning van een producentenorganisatie;

 

b)

verrichten op gezette tijden controles om zich ervan te verzekeren dat de producentenorganisaties het bepaalde in dit hoofdstuk naleven, leggen de producentenorganisaties sancties op bij niet-naleving van of onregelmatigheden betreffende de bepalingen van deze verordening en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;

 

c)

delen elk besluit inzake de verlening, weigering of intrekking van een erkenning eenmaal per jaar aan de Commissie mee.

Subsectie II

Unies van producentenorganisaties — Producentengroeperingen

Artikel 125 quater

Unies van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit

Een unie van producentenorganisaties in de sector groenten en fruit wordt opgericht op initiatief van erkende producentenorganisaties en mag de in deze verordening bedoelde werkzaamheden van een producentenorganisatie verrichten. De lidstaten kunnen op verzoek een unie van producentenorganisaties erkennen indien:

 

a)

de lidstaat de unie in staat acht deze werkzaamheden daadwerkelijk te verrichten, en

 

b)

de unie op een bepaalde markt geen machtspositie inneemt, tenzij dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag.

Artikel 125 bis, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 125 quinquies

Uitbesteding

De lidstaten mogen een erkende producentenorganisatie in de sector groenten en fruit of een erkende unie van producentenorganisaties in die sector toestaan haar werkzaamheden uit te besteden, ook aan filialen, indien de lidstaat voldoende bewijs krijgt dat dit een juiste manier is om de doelstellingen van die producentenorganisatie of die unie van producentenorganisaties te bereiken.

Artikel 125 sexies

Producentengroeperingen in de sector groenten en fruit

  • 1. 
    In de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, in de ultraperifere gebieden van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 299, lid 2, van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 kunnen producentengroeperingen als rechtspersoon of een duidelijk omschreven deel van een rechtspersoon, worden gevormd op initiatief van landbouwers die één of meer producten van de sector groenten en fruit en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde, producten telen, waarbij het de bedoeling is dat de producentengroepering wordt erkend als producentenorganisatie.

Dergelijke producentengroeperingen kunnen gedurende een overgangsperiode de tijd krijgen om aan de in artikel 122 vastgestelde eisen voor erkenning als producentenorganisatie te voldoen.

Hiertoe dienen deze producentengroeperingen bij de betrokken lidstaat een gefaseerd erkenningsprogramma in, bij de goedkeuring waarvan de in de tweede alinea bedoelde overgangsperiode begint te lopen en de betrokken groepering voorlopig wordt erkend. De overgangsperiode duurt ten hoogste vijf jaar.

  • 2. 
    Voordat zij het erkenningsprogramma aanvaarden, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van hun voornemen, alsmede van de te verwachten financiële consequenties daarvan.

Subsectie III

Uitbreiding van de voorschriften tot producenten van een economische regio

Artikel 125 septies

Uitbreiding van de voorschriften

  • 1. 
    Als een producentenorganisatie in de sector groenten en fruit die werkzaam is in een bepaalde economische regio, voor een bepaald product representatief wordt geacht voor de productie en de producenten in die regio, kan de betrokken lidstaat op verzoek van de producentenorganisatie de volgende voorschriften verbindend verklaren voor in die economische regio gevestigde producenten die niet bij de producentenorganisatie zijn aangesloten:
 

a)

de in artikel 125 bis, lid 1, onder a), bedoelde voorschriften,

 

b)

de voorschriften ter uitvoering van de in artikel 103 quater, lid 2, onder c), bedoelde maatregelen.

De eerste alinea is van toepassing op voorwaarde dat deze voorschriften:

 

a)

sinds ten minste één verkoopseizoen van toepassing zijn,

 

b)

zijn opgenomen in de uitputtende lijst in bijlage XVI bis,

 

c)

voor niet meer dan drie verkoopseizoenen verbindend zijn verklaard.

De in de tweede alinea, onder a), bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet als het gaat om de voorschriften die worden genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage XVI bis. In dat geval mag de uitbreiding van de voorschriften voor niet meer dan één verkoopseizoen gelden.

  • 2. 
    Onder „economische regio” in de zin van deze subsectie wordt verstaan een geografische zone die bestaat uit aan elkaar grenzende of naburige productiegebieden met homogene productie- en afzetomstandigheden.

De lidstaten delen de Commissie een lijst van de economische regio's mee.

Binnen een maand na de datum van de mededeling keurt de Commissie de lijst goed of bepaalt zij na overleg met de betrokken lidstaat welke wijzigingen de lidstaat daarin moet aanbrengen. De Commissie maakt de goedgekeurde lijst op de door haar passend geachte wijze bekend.

  • 3. 
    Een producentenorganisatie wordt als representatief in de zin van lid 1 beschouwd wanneer ten minste 50 % van de producenten van de economische regio waarin zij werkzaam is, bij haar is aangesloten en zij ten minste 60 % van het volume van de productie van die regio voor haar rekening neemt. Onverminderd lid 5 wordt bij het berekenen van deze percentages geen rekening gehouden met producenten of productie van biologische producten die tot en met 31 december 2008 onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 en vanaf 1 januari 2009 onder Verordening (EG) nr. 834/2007 vallen.
  • 4. 
    De voorschriften die verbindend worden verklaard voor alle producenten van een bepaalde economische regio:
 

a)

mogen geen schade toebrengen aan andere producenten in de betrokken lidstaat of in de Gemeenschap;

 

b)

gelden, met uitzondering van de in artikel 125 bis, lid 1, onder a), bedoelde voorschriften inzake de verstrekking van productiegegevens, niet voor producten die in het kader van een vóór het begin van het verkoopseizoen gesloten contract voor verwerking worden geleverd, tenzij zij daar uitdrukkelijk op van toepassing zijn;

 

c)

mogen niet onverenigbaar zijn met de vigerende communautaire en nationale regelgeving.

  • 5. 
    De voorschriften mogen niet verbindend worden verklaard voor producenten van tot en met 31 december 2008 onder Verordening (EEG) nr. 2092/91 en vanaf 1 januari 2009 onder Verordening (EG) nr. 834/2007 vallende biologische producten, tenzij een dergelijke maatregel is aanvaard door ten minste 50 % van deze producenten in de economische regio waarin de producentenorganisatie werkzaam is, en die organisatie ten minste 60 % van de betrokken productie van die regio voor haar rekening neemt.

Artikel 125 octies

Kennisgeving

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften die zij voor alle producenten van een bepaalde economische regio op grond van artikel 125 septies, lid 1, verbindend hebben verklaard. De Commissie maakt de goedgekeurde lijst bekend op de door haar passend geachte wijze.

Artikel 125 nonies

Intrekking van de uitbreiding van de voorschriften

De Commissie besluit dat een lidstaat een door hem overeenkomstig artikel 125 septies, lid 1, vastgestelde uitbreiding van de voorschriften moet intrekken:

 

a)

wanneer zij constateert dat door die uitbreiding de mededinging in een wezenlijk deel van de interne markt wordt uitgesloten of het vrije handelsverkeer wordt belemmerd, dan wel de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar worden gebracht;

 

b)

wanneer zij constateert dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de tot andere producenten uitgebreide voorschriften. Het besluit van de Commissie inzake deze voorschriften geldt pas vanaf de datum waarop zij dit constateert;

 

c)

wanneer zij na controles constateert dat het bepaalde in deze subsectie niet in acht is genomen.

Artikel 125 decies

Financiële bijdragen van niet-aangesloten producenten

Wanneer artikel 125 septies, lid 1, wordt toegepast, kan de betrokken lidstaat op grond van ingediende bewijsstukken bepalen dat niet-aangesloten producenten aan de producentenorganisatie een bedrag verschuldigd zijn dat gelijk is aan het door de leden betaalde gedeelte van de financiële bijdragen dat dient voor de financiering van:

 

a)

de administratiekosten die verbonden zijn aan de toepassing van de in artikel 125 septies, lid 1, bedoelde voorschriften;

 

b)

de kosten van acties van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties op het gebied van onderzoek, marktonderzoek en afzetbevordering, wanneer deze acties aan alle producenten van de regio ten goede komen.

Artikel 125 undecies

Uitbreiding van de voorschriften van unies van producentenorganisaties

In deze subsectie geldt een verwijzing naar producentenorganisaties ook als verwijzing naar erkende unies van producentenorganisaties.

Subsectie IV

Brancheorganisaties in de sector groenten en fruit

Artikel 125 duodecies

Erkenning en intrekking daarvan

  • 1. 
    Indien de structuren van de lidstaat zulks rechtvaardigen, kunnen de lidstaten de op hun grondgebied gevestigde rechtspersonen die daarom op gepaste wijze verzoeken, erkennen als brancheorganisatie in de sector groenten en fruit op voorwaarde dat die organisaties:
 

a)

hun werkzaamheden uitoefenen in één of meer regio's van de betrokken lidstaat;

 

b)

in de betrokken regio of regio's een belangrijk gedeelte van de productie, de verhandeling en/of de verwerking van groenten en fruit en verwerkte producten op basis van groenten en fruit voor hun rekening nemen, en zij, indien zij hun werkzaamheden in meer dan één regio uitoefenen, het bewijs leveren van een minimumrepresentativiteit voor elke bij hen aangesloten branche in elke betrokken regio;

 

c)

twee of meer van de in artikel 123, lid 3, onder c), genoemde activiteiten uitoefenen;

 

d)

zelf geen groenten en fruit of verwerkte groenten en fruit produceren, verwerken of afzetten;

 

e)

niet zijn aangesloten bij overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen als bedoeld in artikel 176 bis, lid 4.

  • 2. 
    Alvorens een brancheorganisatie te erkennen, delen de lidstaten de Commissie mee welke organisaties een verzoek om erkenning hebben ingediend en verstrekken zij alle relevante gegevens betreffende de representativiteit en de activiteiten van deze organisaties, alsmede alle andere voor de erkenning vereiste beoordelingsfactoren.

De Commissie kan binnen twee maanden na deze kennisgeving bezwaar maken tegen de erkenning.

  • 3. 
    De lidstaten:
 

a)

nemen binnen drie maanden na indiening van een met alle nodige bewijsstukken gestaafd verzoek een besluit inzake de erkenning;

 

b)

verrichten op gezette tijden controles om zich ervan te verzekeren dat de brancheorganisaties voldoen aan de erkenningsregels en -voorwaarden, leggen sancties op aan brancheorganisaties bij niet-naleving van of onregelmatigheden betreffende het bepaalde in deze verordening en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;

 

c)

trekken de erkenning in als:

 

i)

niet meer wordt voldaan aan de in deze subsectie vastgestelde erkenningsregels en -voorwaarden;

 

ii)

de brancheorganisatie zich aansluit bij één van de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen als bedoeld in artikel 176 bis, lid 4, onverminderd de uit hoofde van de nationale wetgeving op te leggen sancties;

 

iii)

de brancheorganisatie niet voldoet aan de in artikel 176 bis, lid 2, genoemde kennisgevingsverplichting;

 

d)

delen elk besluit inzake de verlening, weigering of intrekking van een erkenning binnen twee maanden aan de Commissie mee.

  • 4. 
    De Commissie bepaalt hoe en hoe vaak de lidstaten bij de Commissie verslag moeten uitbrengen over de werkzaamheden van de brancheorganisaties.

De Commissie kan een lidstaat naar aanleiding van controles verzoeken de erkenning in te trekken.

  • 5. 
    De erkenning houdt de machtiging in om, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, de in lid 123, lid 3, onder c), omschreven activiteiten uit te oefenen.
  • 6. 
    De Commissie maakt op de door haar passend geachte wijze een lijst van de erkende brancheorganisaties bekend, met vermelding van de economische sfeer of regio waarin zij werkzaam zijn en van de in de zin van artikel 125 terdecies verrichte activiteiten. Intrekkingen van erkenningen worden eveneens bekendgemaakt.

Artikel 125 terdecies

Uitbreiding van de voorschriften

  • 1. 
    Als een brancheorganisatie die in één of meer regio's van een lidstaat werkzaam is, representatief wordt geacht voor de productie, de verhandeling of de verwerking van een bepaald product, kan de betrokken lidstaat op verzoek van die brancheorganisatie bepaalde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen van die organisatie voor een beperkte periode verbindend verklaren voor individuele marktdeelnemers of groeperingen van marktdeelnemers, die in de betrokken regio of regio's werkzaam zijn en die niet bij deze organisatie zijn aangesloten.
  • 2. 
    Een brancheorganisatie wordt als representatief in de zin van lid 1 beschouwd wanneer zij ten minste twee derde van de productie, de verhandeling of de verwerking van het betrokken product of de betrokken producten in de betrokken regio of regio's van een lidstaat voor haar rekening neemt. Wanneer wordt verzocht de voorschriften verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers in meer dan één regio, moet de brancheorganisatie het bewijs leveren van een bepaalde minimumrepresentativiteit voor elke bij haar aangesloten branche in elke betrokken regio.
  • 3. 
    De voorschriften waarvoor om uitbreiding tot andere marktdeelnemers kan worden verzocht:
 

a)

hebben betrekking op een van onderstaande onderwerpen:

 

i)

informatie over productie en markt,

 

ii)

productievoorschriften die strenger zijn dan de in de communautaire of nationale regelgeving vastgestelde voorschriften,

 

iii)

de opstelling van met de communautaire regelgeving verenigbare standaardcontracten,

 

iv)

voorschriften inzake de afzet,

 

v)

voorschriften inzake milieubescherming,

 

vi)

maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten,

 

vii)

maatregelen ter bescherming van de biologische landbouw, oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen;

 

b)

zijn sinds ten minste één verkoopseizoen van toepassing;

 

c)

mogen voor ten hoogste drie verkoopseizoenen verbindend worden verklaard;

 

d)

mogen geen schade toebrengen aan andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of in de Gemeenschap.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet als het gaat om de voorschriften die worden genoemd in de punten 1, 3 en 5 van bijlage XVI bis. In dat geval mag de uitbreiding van de voorschriften voor niet meer dan één verkoopseizoen gelden.

  • 4. 
    De in lid 3, onder a), ii), iv) en v), genoemde voorschriften mogen niet afwijken van die in bijlage XVI bis. De in lid 3, onder a), ii), genoemde voorschriften gelden niet voor producten die buiten de in lid 1 bedoelde regio of regio's zijn geproduceerd.

Artikel 125 quaterdecies

Kennisgeving en intrekking van de uitbreiding van de voorschriften

  • 1. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de voorschriften die zij op grond van artikel 125 terdecies, lid 1, voor alle marktdeelnemers van één of meer regio's verbindend hebben verklaard. De Commissie maakt deze voorschriften op de door haar passend geachte wijze bekend.
  • 2. 
    Alvorens de voorschriften bekend te maken, stelt de Commissie het bij artikel 195 opgerichte comité op de hoogte van elke kennisgeving betreffende een uitbreiding van brancheovereenkomsten.
  • 3. 
    De Commissie beslist dat de lidstaat de door hem vastgestelde uitbreiding moet intrekken in de in artikel 125 nonies bedoelde gevallen.

Artikel 125 quindecies

Financiële bijdragen van niet-aangesloten producenten

Wanneer voorschriften voor één of meer producten worden uitgebreid en wanneer één of meer van de in artikel 125 terdecies, lid 3, onder a), bedoelde activiteiten door een erkende brancheorganisatie worden verricht en van algemeen economisch belang zijn voor de marktdeelnemers wier activiteiten met één of meer van de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook de niet bij de brancheorganisatie aangesloten individuele marktdeelnemers of groeperingen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle door de leden betaalde financiële bijdrage of een gedeelte daarvan aan de brancheorganisatie moeten betalen voor zover die financiële bijdragen dienen voor de financiering van de rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeiende kosten.”.

 

29)

In artikel 127 wordt het volgende punt ingevoegd:

 

„d bis)

in voorkomend geval, bepalingen over transnationale producentenorganisaties en transnationale unies van producentenorganisaties, met inbegrip van administratieve bijstand door de betrokken bevoegde autoriteiten in het geval van transnationale samenwerking;”.

 

30)

In artikel 130 worden de volgende punten ingevoegd:

 

„f bis)

groenten en fruit;

 

f ter)

verwerkte groenten en fruit;”.

 

31)

Na artikel 140 wordt het volgende artikel 140 bis ingevoegd:

„Artikel 140 bis

Invoerprijssysteem voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit

  • 1. 
    Als de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs van de ingevoerde partij, wordt deze prijs gecontroleerd aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer die door de Commissie per product en per oorsprong wordt berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de prijzen van de betrokken producten op de representatieve invoermarkten van de lidstaten of, in voorkomend geval, op andere markten.

De Commissie kan evenwel specifieke bepalingen vaststellen voor de controle van de invoerprijs van hoofdzakelijk voor verwerking ingevoerde producten.

  • 2. 
    Als de opgegeven invoerprijs voor de betrokken partij hoger is dan de forfaitaire waarde bij invoer, verhoogd met een door de Commissie vastgestelde marge die de forfaitaire waarde met niet meer dan 10 % mag overschrijden, moet een zekerheid worden gesteld die gelijk is aan het invoerrecht dat is vastgesteld op basis van de forfaitaire waarde bij invoer.
  • 3. 
    Als de invoerprijs voor de betrokken partij niet wordt opgegeven op het moment van de inklaring, hangen de toe te passen rechten van het gemeenschappelijk douanetarief af van de forfaitaire waarde bij invoer of van de toepassing, onder door de Commissie vast te stellen voorwaarden, van de desbetreffende bepalingen van de douanewetgeving.”.
 

32)

In artikel 141, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Bij invoer van één of meer producten van de sectoren granen, rijst, suiker, groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimvee en bananen tegen het in de artikelen 135 tot en met 140 bis bedoelde recht wordt, om eventuele nadelige gevolgen van die invoer voor de communautaire markt te voorkomen of te neutraliseren, een aanvullend invoerrecht geheven indien:”.

 

33)

In artikel 153, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door de volgende tekst:

„1.   De traditionele voorzieningsbehoefte van de Gemeenschap aan suiker voor raffinage bedraagt 2 424 735 ton, uitgedrukt in witte suiker, per verkoopseizoen.”.

 

34)

In artikel 160, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door de volgende tekst:

„1.   Wanneer de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door de regeling voor actieve veredeling, mag de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief overgaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting van het gebruik van de regeling actieve veredeling voor de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven, groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, vlees van pluimvee en ethylalcohol van landbouwproducten. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.”.

 

35)

In artikel 161, lid 1, worden de volgende punten ingevoegd na punt d):

 

„d bis)

groenten en fruit;

 

d ter)

verwerkte groenten en fruit;”.

 

36)

In artikel 174, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door de volgende tekst:

„1.   Wanneer de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door de regeling voor passieve veredeling, mag de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief overgaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting van het gebruik van de regeling passieve veredeling voor de producten van de sectoren granen, rijst, groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees en vlees van pluimvee. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.”.

 

37)

Artikel 175 wordt vervangen door:

„Artikel 175

Toepassing van de artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden de artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag, evenals de daarvoor vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 81, lid 1, en artikel 82 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de productie van of de handel in de in artikel 1, lid 1, punten a) tot en met k), en punten m) tot en met u), en in artikel 1, lid 3, van deze verordening vermelde producten, onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 176 en 177 van deze verordening.”.

 

38)

Na artikel 176 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 176 bis

Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector groenten en fruit

  • 1. 
    Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van erkende brancheorganisaties die dienen voor de uitvoering van de in artikel 123, lid 3, onder c), van deze verordening vermelde activiteiten.
  • 2. 
    Lid 1 is slechts van toepassing indien:
 

a)

de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht;

 

b)

de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van alle vereiste gegevens niet heeft geconstateerd dat deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in strijd zijn met de communautaire regelgeving.

  • 3. 
    Bovengenoemde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen kunnen pas na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn ten uitvoer worden gelegd.
  • 4. 
    De volgende overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen worden in ieder geval als onverenigbaar met de communautaire regelgeving aangemerkt:
 

a)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Gemeenschap, in welke vorm ook;

 

b)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk kunnen doen aan de goede werking van de marktordening;

 

c)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de brancheactiviteit nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

 

d)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de vaststelling van prijzen omvatten, onverminderd de activiteiten die brancheorganisaties verrichten in het kader van de toepassing van specifieke communautaire regelgeving;

 

e)

overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die tot discriminatie kunnen leiden of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen elimineren.

  • 5. 
    Indien de Commissie na het verstrijken van de in lid 2, onder b), bedoelde termijn van twee maanden constateert dat de voorwaarden voor de toepassing van lid 1 niet zijn vervuld, neemt zij een besluit waarin wordt verklaard dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging.

Dit besluit van de Commissie wordt niet eerder van toepassing dan op de dag van kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verstrekt of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde vrijstelling.

  • 6. 
    In het geval van meerjarenovereenkomsten geldt de kennisgeving voor het eerste jaar ook voor de volgende jaren van de overeenkomst. In dat geval kan de Commissie evenwel, op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat, te allen tijde verklaren dat er sprake is van onverenigbaarheid.”.
 

39)

Artikel 179 wordt vervangen door:

„Artikel 179

Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector groenten en fruit en de tabakssector

De Commissie kan uitvoeringsbepalingen voor de artikelen 176 bis, 177 en 178 vaststellen, inclusief bepalingen over kennisgeving en bekendmaking.”.

 

40)

Artikel 180 wordt vervangen door:

„Artikel 180

Toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, en met name met de in artikel 182 van deze verordening vastgestelde uitzondering voor staatssteun, zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1, lid 1, punten a) tot en met k), en punten m) tot en met u), en in artikel 1, lid 3, van deze verordening genoemde producten.”.

 

41)

Artikel 182 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Mits de Commissie daarvoor toestemming geeft, mag Finland tot en met de oogst van 2010 steun verlenen voor bepaalde hoeveelheden van alleen in Finland geproduceerd zaaizaad, met uitzondering van zaad van timothee (Phleum pratense L.), en zaaigraan.

Uiterlijk op 31 december 2008 legt Finland een gedetailleerd verslag over de resultaten van de toegestane steun aan de Commissie over.”;

 

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

„5.   De lidstaten mogen tot en met 31 december 2011 in het kader van de bestaande regelingen staatssteun blijven verlenen voor de productie van en de handel in aardappelen, vers of gekoeld, van GN-code 0701.

  • 6. 
    Wat de sector groenten en fruit betreft, mogen de lidstaten tot en met 31 december 2010 onder de volgende voorwaarden staatssteun verlenen:
 

a)

de staatsteun wordt uitsluitend verleend aan producenten van groenten en fruit die geen lid zijn van een erkende producentenorganisatie en die met een erkende producentenorganisatie een overeenkomst ondertekenen dat zij de crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen van die producentenorganisatie aanvaarden en toepassen;

 

b)

het bedrag van de steun aan dergelijke producenten bedraagt ten hoogste 75 % van de communautaire steun aan de leden van de betrokken producentenorganisatie, en

 

c)

de betrokken lidstaat dient uiterlijk op 31 december 2010 bij de Commissie een verslag in over de doelmatigheid en de efficiëntie van de staatssteun, met in het bijzonder een analyse van de mate waarin de maatregel heeft bijgedragen aan het organiseren van de sector. De Commissie zal het verslag bestuderen en eventueel passende voorstellen indienen.”.

 

42)

Aan artikel 184 wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„4)

uiterlijk op 31 december 2013 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de uitvoering van de bepalingen van deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie IV bis, en deel II, titel II, hoofdstuk II, die betrekking hebben op producentenorganisaties, actiefondsen en operationele programma's in de sector groenten en fruit.”.

 

43)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 203 bis

Overgangsbepalingen in de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit

  • 1. 
    De bij de Verordeningen (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 2202/96 van de Raad van 28 oktober 1996 tot invoering van een steunregeling voor telers van bepaalde citrussoorten (38) ingestelde en bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 afgeschafte steunregelingen blijven voor elk van de betrokken producten van toepassing voor het in 2008 aflopende verkoopseizoen voor dat product.
  • 2. 
    Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die reeds vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 waren erkend, blijven uit hoofde van de onderhavige verordening erkend. Zo nodig voeren zij aanpassingen aan de eisen van de onderhavige verordening door, en wel uiterlijk op 31 december 2010.

Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die reeds op grond van Verordening (EG) nr. 1182/2007 zijn erkend, blijven erkend op grond van de onderhavige verordening.

  • 3. 
    Op verzoek van een producentenorganisatie kan een operationeel programma dat uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 was goedgekeurd voordat Verordening (EG) nr. 1182/2007 van toepassing werd:
 

a)

doorlopen tot het einde van zijn looptijd, of

 

b)

worden aangepast aan de eisen van de onderhavige verordening, of

 

c)

worden vervangen door een nieuw, krachtens de onderhavige verordening goedgekeurd operationeel programma.

De punten e) en f) van artikel 103 quinquies, lid 3, zijn van toepassing op operationele programma's die in 2007 zijn ingediend en op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening nog niet zijn goedgekeurd, maar die overigens wel aan de criteria van die punten voldoen.

  • 4. 
    Producentengroeperingen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2200/96 een voorlopige erkenning hadden, houden deze erkenning uit hoofde van de onderhavige verordening. De erkenningsprogramma’s die op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 waren aanvaard, blijven uit hoofde van de onderhavige verordening aanvaard. Indien nodig worden die programma's evenwel zodanig gewijzigd dat de producentengroepering kan voldoen aan de in artikel 125 ter van de onderhavige verordening gestelde criteria voor erkenning als producentenorganisatie. Voor de producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, gelden vanaf de datum van toepassing van de onderhavige verordening de in artikel 103 bis, lid 3, onder a), vastgestelde steunpercentages voor de erkenningsprogramma's.
  • 5. 
    De in artikel 3, lid 2 van Verordening (EG) nr. 2202/96 bedoelde contracten die over meer dan één verkoopseizoen van de steunregeling voor de verwerking van citrusvruchten lopen en betrekking hebben op het verkoopseizoen dat op 1 oktober 2008 begint of op daaropvolgende verkoopseizoenen, kunnen, met instemming van beide partijen, worden gewijzigd of beëindigd om rekening te houden met de intrekking van die verordening bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 en de daaruit voortvloeiende afschaffing van de steun. Voor een dergelijke wijziging of beëindiging worden op de betrokken partijen geen sancties toegepast uit hoofde van die verordening of de bepalingen voor de uitvoering ervan.
  • 6. 
    Indien een lidstaat gebruikmaakt van de overgangsregeling van artikel 68 ter of artikel 143 ter quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003, blijven de op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2201/96 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2202/96 vastgestelde voorschriften inzake de minimumkenmerken van het voor verwerking geleverde basisproduct en de minimumkwaliteitseisen voor de eindproducten van toepassing met betrekking tot de op zijn grondgebied geoogste basisproducten.
  • 7. 
    Totdat overeenkomstig de artikelen 113 en 113 bis nieuwe handelsnormen voor groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit zijn vastgesteld, blijven de op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 en Verordening (EG) nr. 2201/96 vastgestelde handelsnormen van toepassing.
  • 8. 
    De Commissie kan de maatregelen vaststellen die nodig zijn om de overgang van de bij de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2202/96 en (EG) nr. 1182/2007 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te vergemakkelijken, waaronder die voor de uitvoering van de leden 1 tot en met 7 van dit artikel.
 

44)

De bijlagen worden als volgt gewijzigd:

 

a)

deel XXI van bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

 

i)

de vermeldingen onder GN-codes „0511 99 31”, „0511 99 39” en „0511 99 85” worden geschrapt;

 

ii)

de vermelding onder GN-code „1211” wordt vervangen door:

„Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm, behalve de producten van GN-code ex 1211 90 85 in deel IX van de bijlage.”;

 

b)

na bijlage VII worden de bijlagen VII bis, VII ter en VII quater ingevoegd, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage I bij de onderhavige verordening;

 

c)

bijlage VIII, punt VI, wordt vervangen door:

„VI.

Bij toepassing van artikel 59, lid 2, kent de lidstaat de aangepaste quota uiterlijk eind februari toe met het oog op de toepassing ervan in het volgende verkoopseizoen.”;

 

d)

na bijlage XI wordt bijlage XI bis ingevoegd, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage II bij de onderhavige verordening;

 

e)

in bijlage XIII wordt aan punt III.1 de volgende alinea toegevoegd:

„Warmtebehandelde melk die niet voldoet aan de in de eerste alinea, onder b), c) en d), vastgestelde eisen ten aanzien van het vetgehalte, wordt als consumptiemelk beschouwd op voorwaarde dat het vetgehalte tot op de eerste decimaal duidelijk en gemakkelijk leesbaar op de verpakking is aangebracht, en wel als volgt: „… % vet”. Die melk mag niet worden omschreven als volle melk, halfvolle melk of magere melk.”;

 

f)

na bijlage XVI wordt bijlage XVI bis ingevoegd, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage III bij de onderhavige verordening;

 

g)

bijlage XXII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1184/2006

In Verordening (EG) nr. 1184/2006 wordt artikel 1 vervangen door:

„Artikel 1

Bij deze verordening worden de regels vastgesteld die gelden inzake de toepasselijkheid van de artikelen 81 tot en met 86 en van een aantal bepalingen van artikel 88 van het Verdrag op de voortbrenging van en de handel in de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de producten, bedoeld in artikel 1, lid 1, punten a) tot en met k) en punten m) tot en met u) en in artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (39).

Artikel 3

Intrekkingen

  • 1. 
    De Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 700/2007 en (EG) nr. 1182/2007 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1234/2007 en moeten worden gelezen volgens de respectieve in bijlage XXII bij die verordening opgenomen concordantietabellen.

  • 2. 
    De Verordeningen (EEG) nr. 449/69, (EEG) nr. 1467/69, (EEG) nr. 2511/69, (EEG) nr. 2093/70, (EEG) nr. 846/72, (EEG) nr. 1252/73, (EEG) nr. 155/74, (EEG) nr. 1627/75, (EEG) nr. 794/76, (EEG) nr. 1180/77, (EEG) nr. 10/81, (EEG) nr. 40/81, (EEG) nr. 3671/81, (EEG) nr. 1603/83, (EEG) nr. 790/89, (EEG) nr. 3650/90, (EEG) nr. 525/92, (EEG) nr. 3438/92, (EEG) nr. 3816/92, (EG) nr. 742/93, (EG) nr. 746/93, (EG) nr. 399/94, (EG) nr. 2241/2001 en (EG) nr. 545/2002 worden ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2008. Echter:

 

a)

de punten 3, 4, 5, 8, 12 en 13 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 september 2008;

 

b)

de punten 9, 14 tot en met 19, 33 en 44 onder b) en c), van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 14 april 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

  • I. 
    JARC
 

  • Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).”.
 

BIJLAGE I

BIJLAGE VII bis

BEREKENING VAN HET OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 59, LID 2, TWEEDE ALINEA, VAST TE STELLEN PERCENTAGE

  • 1. 
    Voor de berekening overeenkomstig punt 2 gelden de volgende definities:
 

a)

onder „percentage op het niveau van de lidstaat” wordt verstaan het overeenkomstig punt 2 vast te stellen percentage voor de vaststelling van de totale hoeveelheid van de verlaging in de betrokken lidstaat;

 

b)

onder „gemeenschappelijk percentage” wordt verstaan het overeenkomstig artikel 59, lid 2, eerste alinea, door de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke percentage;

 

c)

onder „verlaging” wordt verstaan het getal dat wordt verkregen door de totale quota waarvan afstand wordt gedaan in de betrokken lidstaat, te delen door het nationale quotum als vastgesteld in de op 1 juli 2006 geldende versie van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 318/2006. Voor de lidstaten die op 1 juli 2006 nog geen lid van de Gemeenschap waren, heeft de verwijzing naar die bijlage betrekking op de op de datum van hun toetreding tot de Gemeenschap geldende versie van die bijlage.

  • 2. 
    Het percentage op het niveau van de lidstaat is gelijk aan het gemeenschappelijke percentage, vermenigvuldigd met 1 – [(1/0,6) × de verlaging].

Als het resultaat lager is dan 0, is het toe te passen percentage gelijk aan 0.

BIJLAGE VII ter

BEREKENING VAN HET OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 59, LID 2, TWEEDE ALINEA, VOOR ONDERNEMINGEN VAST TE STELLEN PERCENTAGE

  • 1. 
    Voor de berekening overeenkomstig punt 2 gelden de volgende definities:
 

a)

onder „toe te passen percentage” wordt verstaan het overeenkomstig punt 2 vast te stellen percentage dat van toepassing is op het aan de betrokken onderneming toegekende quotum;

 

b)

onder „gemeenschappelijk percentage op het niveau van de lidstaat” wordt verstaan het percentage dat voor de betrokken lidstaat gelijk is aan:

Qty/Σ [(1 – R/K) × Q]

waarbij

 

Qty

staat voor de in bijlage VII bis, punt 1, onder a), bedoelde hoeveelheid van de verlaging in de betrokken lidstaat,

R

staat voor de onder c), bedoelde afstanddoening voor een bepaalde onderneming,

Q

staat voor het quotum van de betrokken onderneming eind februari 2010,

K

staat voor het onder d) berekende cijfer,

Σ

staat voor de som van het product van (1 – R/K) × Q voor iedere onderneming die op het grondgebied van de lidstaat over een quotum beschikt; als het product minder bedraagt dan 0, is het toe te passen percentage gelijk aan 0;

 

c)

onder „afstanddoening” wordt verstaan het getal dat wordt verkregen door de hoeveelheid quota waarvan de betrokken onderneming afstand doet, te delen door het quotum dat overeenkomstig artikel 7 en artikel 11, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 en artikel 60, leden 1 tot en met 3, van deze verordening aan die onderneming is toegekend;

 

d)

„K” wordt berekend door voor iedere lidstaat de totale quotumverlaging in die lidstaat (vrijwillige quotumafstand plus de hoeveelheid van de verlaging in de betrokken lidstaat als bedoeld in bijlage VII bis, punt 1, onder a)), te delen door het oorspronkelijke quotum als vastgesteld in de op 1 juli 2006 geldende versie van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 318/2006. Voor de lidstaten die op 1 juli 2006 nog geen lid van de Gemeenschap waren, heeft de verwijzing naar die bijlage betrekking op de op de datum van hun toetreding tot de Gemeenschap geldende versie van die bijlage.

  • 2. 
    Het toe te passen percentage is gelijk aan het gemeenschappelijke percentage op het niveau van de lidstaat, vermenigvuldigd met 1 – [(1/K) × de afstanddoening].

Als het resultaat lager is dan 0, is het toe te passen percentage gelijk aan 0.

BIJLAGE VII quater

BEREKENING VAN DE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 52 bis, LID 1, VAST TE STELLEN COËFFICIËNT

  • 1. 
    Voor de berekening overeenkomstig punt 2 gelden de volgende definities:
 

a)

onder „coëfficiënt op het niveau van de lidstaat” wordt verstaan de overeenkomstig punt 2 vast te stellen coëfficiënt;

 

b)

onder „verlaging” wordt verstaan het getal dat wordt verkregen door de totale suikerquota waarvan afstand wordt gedaan in de betrokken lidstaat, met inbegrip van de quota waarvan afstand wordt gedaan in het verkoopseizoen waarvoor de onttrekking aan de markt geldt, te delen door het nationale suikerquotum als vastgesteld in de op 1 juli 2006 geldende versie van bijlage III bij deze Verordening (EG) nr. 318/2006. Voor de lidstaten die op 1 juli 2006 nog geen lid van de Gemeenschap waren, moet voor de berekening de op de datum van hun toetreding tot de Gemeenschap geldende versie van die bijlage worden gebruikt;

 

c)

onder „coëfficiënt” wordt verstaan de overeenkomstig artikel 52, lid 2, door de Commissie vastgestelde coëfficiënt.

  • 2. 
    Voor de verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010 is de coëfficiënt op het niveau van de lidstaat gelijk aan de coëfficiënt, verhoogd met [(1/0,6) × de verlaging] × (1 – de coëfficiënt).

Als het resultaat hoger is dan 1, is de toe te passen coëfficiënt gelijk aan 1.


BIJLAGE II

„BIJLAGE XI bis

AFZET VAN VLEES AFKOMSTIG VAN RUNDEREN DIE NIET OUDER ZIJN DAN TWAALF MAANDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 113 ter

  • I. 
    Definitie

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder „vlees” verstaan, geslachte dieren, vlees met of zonder been en slachtafvallen, al dan niet versneden, bestemd voor menselijke consumptie, van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, aangeboden in verse, gekoelde of bevroren toestand, al dan niet voorzien van een onmiddellijke verpakking of een verpakking.

II.   Indeling van runderen, niet ouder dan twaalf maanden, in het slachthuis

Op het moment van het slachten delen de marktdeelnemers, onder toezicht van de in deze bijlage, punt VII.1, bedoelde bevoegde autoriteit, alle runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, in één van de volgende twee categorieën in:

 

A)

categorie V: runderen die niet ouder zijn dan acht maanden

Identificatieletter: V;

 

B)

categorie Z: runderen die ouder zijn dan acht maanden maar niet ouder dan twaalf maanden

Identificatieletter: Z.

Deze indeling vindt plaats op basis van het paspoort waarvan de runderen vergezeld gaan, of, bij gebrek daaraan, op basis van de gegevens uit het gecomputeriseerde gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (1).

III.   Verkoopbenamingen

  • 1. 
    De verkoopbenaming is de naam waaronder een levensmiddel wordt verkocht, in de zin van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG.
  • 2. 
    Vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, mag in de verschillende lidstaten slechts in de handel worden gebracht onder de volgende, voor iedere lidstaat vastgestelde verkoopbenaming(en):
 

A)

Voor vlees afkomstig van runderen uit categorie V:

 

Land van afzet

Verplichte verkoopbenaming

België

veau, viande de veau/kalfsvlees/Kalbfleisch

Bulgarije

месо от малки телета*

Tsjechië

telecí

Denemarken

lyst kalvekød

Duitsland

Kalbfleisch

Estland

vasikaliha

Griekenland

μοσχάρι γάλακτος

Spanje

ternera blanca, carne de ternera blanca

Frankrijk

veau, viande de veau

Ierland

veal

Italië

vitello, carne di vitello

Cyprus

μοσχάρι γάλακτος

Letland

teļa gaļa

Litouwen

veršiena

Luxemburg

veau, viande de veau/Kalbfleisch

Hongarije

borjúhús

Malta

vitella

Nederland

kalfsvlees

Oostenrijk

Kalbfleisch

Polen

cielecina

Portugal

vitela

Roemenië

carne de vițel

Slovenië

teletina

Slowakije

teľacie mäso

Finland

vaalea vasikanliha/ljust kalvkött

Zweden

ljust kalvkött

Verenigd Koninkrijk

veal

 

B)

Voor vlees afkomstig van runderen uit categorie Z:

 

Land van afzet

Verplichte verkoopbenaming

België

jeune bovin, viande de jeune bovin/jongrundvlees/Jungrindfleisch

Bulgarije

телешко месо

Tsjechië

hovězí maso z mladého skotu

Denemarken

kalvekød

Duitsland

Jungrindfleisch

Estland

noorloomaliha

Griekenland

νεαρό μοσχάρι

Spanje

ternera, carne de ternera

Frankrijk

jeune bovin, viande de jeune bovin

Ierland

rosé veal

Italië

vitellone, carne di vitellone

Cyprus

νεαρό μοσχάρι

Letland

jaunlopa gaļa

Litouwen

jautiena

Luxemburg

jeune bovin, viande de jeune bovin/Jungrindfleisch

Hongarije

növendék marha húsa

Malta

vitellun

Nederland

rosé kalfsvlees

Oostenrijk

Jungrindfleisch

Polen

młoda wołowina

Portugal

vitelão

Roemenië

carne de tineret bovin

Slovenië

meso težjih telet

Slowakije

mäso z mladého dobytka

Finland

vasikanliha/kalvkött

Zweden

kalvkött

Verenigd Koninkrijk

beef

  • 3. 
    De in punt 2 bedoelde verkoopbenamingen mogen worden aangevuld met de vermelding van de benaming of de aanduiding van de betrokken stukken vlees of van het betrokken slachtafval.
  • 4. 
    De verkoopbenamingen voor categorie V die in deel A van de tabel in punt 2 zijn opgenomen, en eventuele nieuwe benamingen die van die verkoopbenamingen zijn afgeleid, mogen uitsluitend worden gebruikt indien aan alle voorschriften van deze bijlage wordt voldaan.

Meer bepaald mag in een verkoopbenaming of op een etiket van vlees van runderen die ouder zijn dan twaalf maanden, geen gebruik worden gemaakt van de termen „veau”, „teleci”, „Kalb”, „μοσχάρι”, „ternera”, „kalv”, „veal”, „vitello”, „vitella”, „kalf”, „vitela” en „teletina”.

IV.   Verplichte vermeldingen op het etiket

  • 1. 
    Onverminderd artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2000/13/EG en de artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 brengen de marktdeelnemers in ieder stadium van de productie en de afzet de volgende gegevens aan op het etiket van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden:
 

a)

de slachtleeftijd van de dieren, door middel van de vermelding „slachtleeftijd: tot acht maanden” voor dieren die niet ouder zijn dan acht maanden, of „slachtleeftijd: van acht tot twaalf maanden” voor dieren die ouder zijn dan acht maanden, maar niet ouder dan twaalf maanden;

 

b)

de verkoopbenaming overeenkomstig punt III van deze bijlage.

In afwijking van punt a), kunnen de marktdeelnemers in ieder stadium van de productie en de afzet, met uitzondering van de aanbieding aan de eindverbruiker, de slachtleeftijd vervangen door de in punt II van deze bijlage vastgestelde letter voor de identificatie van de categorie.

  • 2. 
    De voorschriften voor het aanbrengen van de in lid 1 bedoelde vermeldingen op het etiket van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden en dat in niet-voorverpakte vorm in de detailhandel wordt aangeboden aan de eindverbruiker, worden door de lidstaten vastgesteld.
  • V. 
    Facultatieve vermeldingen op het etiket

De marktdeelnemers mogen de in punt IV bedoelde verplichte vermeldingen aanvullen met facultatieve vermeldingen die zijn goedgekeurd volgens de in artikel 16 of artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde procedure.

VI.   Registratie

In elk stadium van de productie en de afzet van vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, registreren de marktdeelnemers met name de volgende gegevens ter garantie van de juistheid van de in de punten IV en V bedoelde vermeldingen op het etiket:

 

a)

het identificatienummer en de geboortedatum van de dieren, alleen in het slachthuis;

 

b)

een referentienummer voor de vaststelling van het verband tussen, enerzijds, de identificatie van het dier waarvan het vlees afkomstig is en, anderzijds, de op het etiket van het vlees vermelde verkoopbenaming, slachtleeftijd en identificatieletter van de betrokken categorie;

 

c)

de datum waarop de dieren en het vlees de inrichting respectievelijk binnengekomen zijn en verlaten hebben zodat een verband tussen deze gegevens kan worden gelegd.

VII.   Officiële controles

  • 1. 
    Vóór 1 juli 2008 wijzen de lidstaten de bevoegde autoriteit(en) aan die verantwoordelijk is/zijn voor de officiële controles waarmee wordt nagegaan of artikel 113 ter en deze bijlage worden toegepast, en delen zij de betrokken gegevens mee aan de Commissie.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit voert officiële controles uit overeenkomstig de algemene beginselen van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2).
  • 3. 
    De Commissie gaat samen met de bevoegde autoriteiten na of de lidstaten de bepalingen van artikel 113 ter en deze bijlage naleven.
  • 4. 
    De deskundigen van de Commissie voeren, zo nodig, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, met deskundigen van de lidstaten, controles ter plaatse uit om zich ervan te vergewissen dat artikel 113 ter en deze bijlage ten uitvoer worden gelegd.
  • 5. 
    De lidstaten op het grondgebied waarvan een controle wordt uitgevoerd, verlenen de Commissie alle medewerking die zij bij het verrichten van haar taak nodig heeft.

VIII.   Uit derde landen ingevoerd vlees

  • 1. 
    Uit derde landen ingevoerd vlees van runderen die niet ouder zijn dan twaalf maanden, wordt in de Gemeenschap afgezet overeenkomstig de bepalingen van artikel 113 ter en deze bijlage.
  • 2. 
    Marktdeelnemers uit een derde land die in lid 1 bedoeld vlees op de markt van de Gemeenschap willen afzetten, laten hun activiteiten controleren door de bevoegde autoriteit die door dat derde land is aangewezen, of, bij gebrek daaraan, door een onafhankelijke dienst. Deze dienst moet de nodige garanties bieden waaruit blijkt dat hij zich houdt aan de Europese norm EN 45011 of ISO/IEC Guide 65 („Algemene voorschriften voor instanties die productcertificeringssystemen toepassen”).
  • 3. 
    De aangewezen bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de onafhankelijke dienst garandeert dat de in artikel 113 ter en in deze bijlage vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen.

IX.   Sancties

Onverminderd eventuele bijzondere bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 194 van deze verordening kan vaststellen, stellen de lidstaten de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van artikel 113 ter en deze bijlage, en nemen zij alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat die worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2009 in kennis van die bepalingen en stellen haar zo spoedig mogelijk in kennis van eventuele latere wijzigingen daarvan.”

 

 

BIJLAGE III

„BIJLAGE XVI bis

UITPUTTENDE LIJST VAN VOORSCHRIFTEN DIE KRACHTENS ARTIKEL 125 septies EN ARTIKEL 125 terdecies KUNNEN WORDEN UITGEBREID TOT NIET-AANGESLOTEN PRODUCENTEN

  • 1. 
    Voorschriften inzake de productiegegevens
 

a)

opgave van de voorgenomen teelt, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

 

b)

opgave van de inzaai en de aanplant;

 

c)

opgave van de totale beplante oppervlakte, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

 

d)

opgave van de oogstverwachtingen en de verwachte oogstdata, uitgesplitst naar product en zo mogelijk naar variëteit;

 

e)

periodieke opgave van de geoogste hoeveelheden en de beschikbare voorraden per variëteit;

 

f)

informatie over de opslagcapaciteit.

  • 2. 
    Voorschriften inzake de productie
 

a)

keuze van het te gebruiken zaaizaad op grond van de bestemming van het product (markt voor verse producten of industriële verwerking);

 

b)

het uitdunnen van boomgaarden.

  • 3. 
    Voorschriften inzake het in de handel brengen
 

a)

naleving van de datum waarop met oogsten kan worden begonnen en van het verkoopschema;

 

b)

minimumeisen inzake kwaliteit en grootte;

 

c)

de behandeling, de aanbiedingsvorm, de verpakking en het merken wanneer de producten voor het eerst op de markt worden gebracht;

 

d)

aanduiding van de oorsprong van het product.

  • 4. 
    Voorschriften inzake milieubescherming
 

a)

het gebruik van kunstmeststoffen en andere mest;

 

b)

het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere methoden om de gewassen te beschermen;

 

c)

het maximumgehalte aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen in groenten en fruit;

 

d)

de verwijdering van bijproducten en gebruikt materiaal;

 

e)

uit de markt genomen producten.

  • 5. 
    Voorschriften inzake afzetbevordering en communicatie in de context van crisispreventie en -beheer als bedoeld in artikel 103 quater, lid 2, onder c).”
 

BIJLAGE IV

WIJZIGINGEN IN BIJLAGE XXII BIJ VERORDENING (EG) Nr. 1234/2007

  • 1. 
    In de tabel in punt 4 betreffende Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt de rij die de concordantie aangeeft tussen artikel 3, eerste alinea, eerste streepje, van die verordening en de overeenkomstige bepaling in de integrale-GMO-verordening, vervangen door:
 

„Artikel 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 31, lid 1, onder e)”

  • 2. 
    In de tabel in punt 26 betreffende Verordening (EG) nr. 1255/1999 worden de rijen die de concordantie aangeven tussen de artikelen 6 tot en met 9 van die verordening en de overeenkomstige bepalingen in de integrale-GMO-verordening, vervangen door:
 

„Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 15, lid 1, en artikel 22

Artikel 6, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 15, lid 2

Artikel 6, lid 2, eerste alinea, onder a), eerste streepje

Artikel 10, lid 1, onder e)

Artikel 6, lid 2, eerste alinea, onder a), tweede en derde streepje, en onder b)

Artikel 10 juncto artikel 43, onder a)

Artikel 6, lid 2, tweede alinea

Artikel 10 juncto artikel 43, onder a)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea

Artikel 28, onder a)

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

Artikel 29

Artikel 6, lid 3, derde alinea

Artikel 43, onder d), i)

Artikel 6, lid 3, vierde alinea

Artikel 43, onder d), iii)

Artikel 6, lid 4, eerste alinea, en tweede alinea, eerste zin

Artikel 25 en artikel 43, onder f)

Artikel 6, lid 4, tweede alinea, tweede zin

Artikel 43, onder d), iii)

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 6, lid 2, onder b) en c)

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 10, lid 1, onder f), artikel 16, eerste alinea, en artikel 43, onder a)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 23 en artikel 43, onder a)

Artikel 7, lid 1, derde alinea

Artikel 43, onder l)

Artikel 7, lid 2

Artikel 16, tweede alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 25 en artikel 43, onder e)

Artikel 8, lid 1

Artikel 28, onder b)

Artikel 8, leden 2 en 3

Artikel 30 en artikel 43, onder d), i) en iii)

Artikel 9, lid 1

Artikel 31, lid 1, onder d), en artikel 36, lid 1,

Artikel 9, lid 2

Artikel 31, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 43, onder d), iii)

Artikel 9, lid 4

Artikel 36, lid 2”

  • 3. 
    In de tabel in punt 30 betreffende Verordening (EG) nr. 2529/2001 wordt de rij die de concordantie aangeeft tussen artikel 12 van die verordening en de overeenkomstige bepaling in de integrale-GMO-verordening, vervangen door:
 

„Artikel 12

Artikel 31, lid 1, onder f), en artikel 38”

  • 4. 
    In de tabel in punt 40 betreffende Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt na de rij betreffende artikel 19 van die verordening het volgende punt ingevoegd:
 

„Artikel 19 bis

Artikel 52 bis”

  • 5. 
    De volgende tabellen worden toegevoegd:
  • 45. 
    Verordening (EG) nr. 700/2007
 

Verordening (EG) nr. 700/2007

Deze verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 113 ter, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 3

Artikel 113 ter, lid 2

Artikel 2

Bijlage XI bis, punt I

Artikel 3

Bijlage XI bis, punt II

Artikel 4

Bijlage XI bis, punt III

Artikel 5

Bijlage XI bis, punt IV

Artikel 6

Bijlage XI bis, punt V

Artikel 7

Bijlage XI bis, punt VI

Artikel 8

Bijlage XI bis, punt VII

Artikel 9

Bijlage XI bis, punt VIII

Artikel 10

Bijlage XI bis, punt IX

Artikel 11, lid 1

Artikel 121, eerste alinea, onder j)

Artikel 11, lid 2

Artikel 121, tweede alinea

Artikel 12

Artikel 195

Artikel 13

Artikel 113 ter, lid 1, tweede alinea

  • 46. 
    Verordening (EG) nr. 1182/2007
 

Verordening (EG) nr. 1182/2007

Deze verordening

Artikel 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 1, onder i) en j)

Artikel 1, tweede alinea

Artikel 1, lid 4

Artikel 2, lid 1

Artikel 113 bis, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 113, lid 1, onder b) en c)

Artikel 2, lid 3

Artikel 113, lid 2, onder a), ii)

Artikel 2, lid 4, onder a)

Artikel 121, onder a)

Artikel 2, lid 4, onder b)

Artikel 113, lid 2, onder a)

Artikel 2, lid 4, onder c)

Artikel 113, lid 2, onder b)

Artikel 2, lid 5

Artikel 113 bis, lid 2

Artikel 2, lid 6

Artikel 113 bis, lid 3

Artikel 2, lid 7

Artikel 203 bis, lid 7

Artikel 3, lid 1, onder a)

Artikel 122, onder a) en b)

Artikel 3, lid 1, onder b)

Artikel 125 ter, lid 1, onder a)

Artikel 3, lid 1, onder c), i)

Artikel 122, onder c), ii)

Artikel 3, lid 1, onder c), ii)

Artikel 122, onder c), i)

Artikel 3, lid 1, onder c), iii)

Artikel 122, onder c), iii)

Artikel 3, lid 1, onder d)

Artikel 125 bis, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, onder e)

Artikel 122

Artikel 3, leden 2 tot en met 5

Artikel 125 bis

Artikel 4

Artikel 125 ter

Artikel 5

Artikel 125 quater

Artikel 6

Artikel 125 quinquies

Artikel 7, leden 2 en 3

Artikel 125 sexies

Artikel 7, leden 3 tot en met 5

Artikel 103 bis

Artikel 8

Artikel 103 ter

Artikel 9

Artikel 103 quater

Artikel 10

Artikel 103 quinquies

Artikel 11

Artikel 103 sexies

Artikel 12

Artikel 103 septies

Artikel 13

Artikel 103 octies

Artikel 14

Artikel 125 septies

Artikel 15

Artikel 125 octies

Artikel 16

Artikel 125 nonies

Artikel 17

Artikel 125 decies

Artikel 18

Artikel 125 undecies

Artikel 19

Artikel 184, lid 4

Artikel 20

Artikel 123, lid 3

Artikel 21

Artikel 125 duodecies

Artikel 22

Artikel 176 bis

Artikel 23

Artikel 125 terdecies

Artikel 24

Artikel 125 quaterdecies

Artikel 25

Artikel 125 quindecies

Artikel 26

Artikel 128

Artikel 27

Artikel 129

Artikel 28

Artikel 130, lid 1, onder f bis) en f ter)

Artikel 29

Artikel 131

Artikel 30

Artikel 132

Artikel 31

Artikel 133

Artikel 32

Artikel 134

Artikel 33

Artikel 135

Artikel 34

Artikel 140 bis

Artikel 35, leden 1 tot en met 3

Artikel 141

Artikel 35, lid 4

Artikel 143

Artikel 36

Artikel 144

Artikel 37, eerste alinea

Artikel 145

Artikel 37, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 148

Artikel 38

Artikel 159

Artikel 39

Artikel 160

Artikel 40

Artikel 161, lid 1, onder d bis) en d ter)

Artikel 41

Artikel 174

Artikel 42, onder a), i)

Artikel 121, onder a)

Artikel 42, onder a), ii)

Artikel 113 bis, lid 3

Artikel 42, onder a), iii)

Artikel 121, onder a), i)

Artikel 42, onder a), iv)

Artikel 121, onder a), ii)

Artikel 42, onder a), v)

Artikel 121, onder a), iii)

Artikel 42, onder b), i)

Artikel 127, onder e)

Artikel 42, onder b), ii)

Artikel 103 nonies, onder a)

Artikel 42, onder b), iii)

Artikel 103 nonies, onder b)

Artikel 42, onder b), iv)

Artikel 103 nonies, onder c)

Artikel 42, onder b), v)

Artikel 103 nonies, onder d)

Artikel 42, onder, vi)

Artikel 103 nonies, onder e)

Artikel 42, onder c)

Artikelen 127 en 179

Artikel 42, onder d) tot en met g)

Artikel 194

Artikel 42, onder h)

Artikel 134, artikel 143, onder b), en artikel 148

Artikel 42, onder i)

Artikel 192

Artikel 42, onder j)

Artikel 203 bis, lid 8

Artikel 43, eerste alinea

Artikel 1, lid 4, en artikel 180

Artikel 43, tweede alinea, onder a)

Artikel 182, lid 5

Artikel 43, tweede alinea, onder b)

Artikel 43, tweede alinea, onder c)

Artikel 182, lid 6

Artikel 44

Artikel 192

Artikel 45

Artikel 190

De artikelen 46 tot en met 54

Artikel 55

Artikel 203 bis, leden 1 tot en met 6”

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.