Besluit 2008/1098 - Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010)

1.

Wettekst

7.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 298/20

 

BESLUIT Nr. 1098/2008/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 oktober 2008

inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is een van de bijzondere engagementen van de Europese Unie en haar lidstaten.

 

(2)

Door het Verdrag van Amsterdam werden in 1997 nieuwe bepalingen over de bestrijding van de sociale uitsluiting toegevoegd aan de bestaande sociale bepalingen van het EG-Verdrag — met name de artikelen 136 en 137 — en werden een rechtskader en een rechtsgrondslag voor een nieuwe beleidsinzet op dit gebied vastgelegd.

 

(3)

Op 23 en 24 maart 2000 stelde de Europese Raad van Lissabon vast dat het aantal mensen dat onder de armoedegrens leefde en sociaal was uitgesloten, onaanvaardbaar hoog was. De bevordering van de sociale integratie in de Europese Unie werd derhalve van groot belang geacht voor het verwezenlijken van haar strategische doel voor de komende tien jaar, namelijk economische groei, meer en betere banen en een hechtere sociale cohesie.

 

(4)

Tijdens de Europese Raad van Lissabon werden de lidstaten en de Commissie opgeroepen tot stappen die een doorslaggevend effect moesten hebben op de uitbanning van armoede in het jaar 2010. De Europese Raad van Lissabon bereikte aldus overeenstemming over de invoering van een open coördinatiemethode (OCM) op dit gebied.

 

(5)

Van meet af aan was de OCM voor sociale bescherming en sociale integratie een belangrijk hulpmiddel waarmee deze beleidsinzet kan worden ondersteund en waarmee de Europese Unie de lidstaten een betere ondersteuning kan bieden bij hun streven naar een grotere sociale cohesie in Europa.

 

(6)

Dankzij de OCM kunnen de lidstaten van elkaar leren en is het besef gegroeid dat uitsluiting en armoede veel verschijningsvormen kent. De OCM schept hierdoor de voorwaarden om meer resultaten in de praktijk te behalen en om het belang dat de Europese Unie aan sociale waarden hecht, duidelijker kenbaar te maken aan haar burgers.

 

(7)

Aanzienlijke bevolkingsgroepen zien zich ondanks deze resultaten nog steeds geconfronteerd met achterstelling of een beperkte en ongelijke toegang tot voorzieningen of zijn uitgesloten van de samenleving. In het gezamenlijke verslag over sociale bescherming en sociale integratie 2008 wordt onderstreept dat 78 miljoen mensen in de Europese Unie het risico lopen tot armoede te vervallen, waaronder 19 miljoen kinderen. De genderkloof ligt rond de twee procentpunten.

 

(8)

Daarnaast zijn de ongelijke welvaartsverdeling en ernstige armoede punten van toenemende zorg in de Europese Unie.

 

(9)

Er is in het belang van de sociale en economische cohesie nood aan steun voor minder begunstigde regio’s, gebieden met permanente structurele nadelen, de meest perifere regio’s, bepaalde eilanden en insulaire lidstaten en gebieden die te maken hebben gehad met recente de-industrialisatie of industriële omschakeling.

 

(10)

Sociale uitsluiting schaadt het welzijn van burgers, doordat het hun capaciteit zich uit te drukken en aan het maatschappelijk leven deel te nemen, beperkt. Dit aspect moet daarom in het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (hierna: „het Europees Jaar”) de nodige zichtbaarheid krijgen.

 

(11)

In zijn resolutie van 15 november 2007 over de balans van de sociale realiteit benadrukt het Europees Parlement dat het versterken van de sociale samenhang en het uitbannen van armoede en sociale uitsluiting een politieke prioriteit moeten worden voor de Europese Unie.

 

(12)

Armoede en sociale uitsluiting moeten zowel intern, binnen de Europese Unie, worden bestreden als extern overeenkomstig de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN, die de Europese Unie en de lidstaten hebben onderschreven.

 

(13)

Het probleem van armoede en sociale uitsluiting neemt brede, complexe en veelgeschakeerde vormen aan. Deze houden verband met een groot aantal factoren, zoals inkomen en levensstandaard, kansen op het gebied van onderwijs en behoorlijk werk, effectieve socialebeschermingsstelsels, huisvesting en toegang tot gezondheidszorg en andere voorzieningen van goede kwaliteit, alsmede actief burgerschap. Bijgevolg moeten de belanghebbenden op alle relevante beleidsterreinen bij de zaak worden betrokken.

 

(14)

Armoedepreventie en -bestrijding vereisen daarom meerdimensionale beleidsmaatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau die een evenwicht waarborgen tussen economisch en sociaal beleid en gerichte strategieën voor groepen of mensen in bijzonder kwetsbare situaties. Het Europees Jaar kan helpen dit meerdimensionale beleid te stimuleren, alsmede de verdere ontwikkeling van indicatoren ervoor.

 

(15)

De sociale agenda 2005-2010, die de strategie van Lissabon aanvult en ondersteunt, vervult een essentiële rol bij de bevordering van de sociale dimensie van de economische groei en de actieve deelname van de burgers aan het maatschappelijk leven en op de arbeidsmarkt. Een van de prioriteiten van de sociale agenda is de bevordering van gelijke kansen voor iedereen als drijvende kracht achter sociale solidariteit en solidariteit tussen de generaties en de totstandbrenging van een sterker op integratie gerichte samenleving zonder armoede.

 

(16)

Verscheidene lidstaten wijzen in hun nationale actieplannen betreffende sociale integratie op het grote risico van armoede en/of uitsluiting waarmee sommige groepen geconfronteerd worden, zoals kinderen, vroegtijdige schoolverlaters, alleenstaande ouders, grote gezinnen, gezinnen met een enkel inkomen, jongeren, met name jonge vrouwen, bejaarden, migranten en etnische minderheden, mensen met een handicap en hun verzorgers, daklozen, werklozen, met name langdurig werklozen, gevangenen, vrouwen en kinderen die het slachtoffer van geweld zijn, en zware drugsgebruikers. Nationaal beleid en ondersteunende maatregelen voor de meest kwetsbare groepen kunnen een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

 

(17)

Behoorlijk werk kan voor het individu de kans op armoede aanzienlijk geringer maken. Werk op zich is evenwel niet altijd voldoende om mensen uit hun armoede te bevrijden; ook werkenden staan nog steeds aan het risico van armoede bloot. Armoede onder werkenden houdt verband met lage lonen, de kloof tussen beloning van mannen en vrouwen, een laag niveau van vaardigheden, beperkte kans op een beroepsopleiding, de noodzaak baan en gezin te combineren en onzeker werk en werkomstandigheden, en ook met moeilijke omstandigheden in het huishouden. Kwalitatief hoogwaardig werk en sociale en economische ondersteuning zijn daarom essentiële voorwaarden om mensen uit armoede te bevrijden.

 

(18)

Het ontbreken van basiscompetenties en -kwalificaties die aansluiten bij de veranderende eisen van de arbeidsmarkt, vormt eveneens een belangrijke belemmering voor integratie in de samenleving. Er bestaat dus een steeds groter gevaar dat er een nieuwe kloof ontstaat in de maatschappij tussen degenen die toegang hebben tot een leven lang leren en zo hun arbeidskansen en aanpassingsvermogen verbeteren en hun persoonlijke ontwikkeling en actieve deelname aan de samenleving bevorderen enerzijds en degenen die hiervan uitgesloten blijven en te maken hebben met diverse vormen van discriminatie anderzijds. Mensen die geen toereikende kwalificaties bezitten, zullen meer moeilijkheden ondervinden om aan het arbeidsproces deel te nemen en een goede baan te vinden en lopen een groter risico om gedurende lange perioden inactief te zijn of om in laagbetaalde banen terecht te komen.

 

(19)

De toegang tot informatie- en communicatietechnologie en de mogelijkheid hiervan gebruik te maken worden een steeds belangrijkere voorwaarde voor integratie. Een op 11 juni 2006 te Riga goedgekeurde ministeriële verklaring bevat een oproep voor een informatiemaatschappij voor allen.

 

(20)

Een brede steun onder de bevolking en ruime politieke steun voor het optreden van de Gemeenschap op het gebied van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is een beslissende factor voor het welslagen ervan. Daarnaast draagt de uitvoering van de EU-wetgeving inzake gelijkheid en niet-discriminatie ook bij tot het halen van de doelstellingen van het Europees Jaar. Het Europees Jaar moet daarom een katalyserende rol vervullen bij het bewustmakings- en activeringsproces alsmede bij de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, plaatselijke en regionale autoriteiten en internationale organisaties die betrokken zijn bij de strijd tegen armoede. Het moet ertoe bijdragen dat de politieke aandacht gefocust is en dat alle betrokkenen worden gestimuleerd om vorderingen te maken met de OCM voor sociale bescherming en sociale integratie en deze methode te versterken, alsook om verdere acties en initiatieven op communautair en nationaal niveau op dit gebied, samen met de mensen die het slachtoffer zijn van armoede en hun vertegenwoordigers, te bevorderen.

 

(21)

In het kader van het Europees Jaar moet een op actieve integratie gericht beleid worden bevorderd als middel om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen en een bijdrage worden geleverd aan de bevordering van beste praktijken op dit gebied binnen de OCM.

 

(22)

Gezien de uiteenlopende mate van vooruitgang in de verschillende landen en de uiteenlopende nationale sociaaleconomische en culturele contexten en gevoeligheden moet het merendeel van de activiteiten van het Europees Jaar op nationaal niveau gedecentraliseerd worden door middel van een systeem van indirect gecentraliseerd management overeenkomstig de procedures van artikel 54, lid 2, onder c), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5).

 

(23)

De Commissie dient echter toe te zien op de vaststelling van de beleidsprioriteiten op nationaal niveau, zodat de samenhang met de voor het Europees Jaar overeengekomen strategische doelstellingen en uiteindelijk met de voor de OCM vastgelegde gemeenschappelijke doelstellingen gewaarborgd wordt.

 

(24)

Effectieve coördinatie tussen alle deelnemende partners op communautair, nationaal, regionaal en lokaal niveau is een basisvereiste om te bereiken dat het Europees Jaar effect sorteert. Lokale en regionale partners hebben een specifieke rol te spelen met betrekking tot de verdediging van de belangen van mensen die in armoede of sociale uitsluiting leven.

 

(25)

Deelname aan het Europees Jaar moet openstaan voor de lidstaten, de tot de Europese Vrijhandelsassociatie (EFTA) behorende landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de bepalingen van die overeenkomst, de kandidaat-lidstaten waarvoor een pretoetredingsstrategie geldt en de landen van de westelijke Balkan, overeenkomstig de voorwaarden in de respectieve overeenkomsten, en de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) vallen, overeenkomstig de bepalingen van het strategiedocument van mei 2004 en de nationale actieplannen.

 

(26)

Het Europees Jaar kan bijdragen tot een betere coördinatie tussen bestaande programma’s en initiatieven voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting op communautair niveau, inclusief de OCM voor sociale bescherming en sociale integratie.

 

(27)

Samenhang en complementariteit met andere communautaire acties zijn noodzakelijk, in het bijzonder met het Progress-programma, de structuurfondsen en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), acties op het gebied van de bestrijding van discriminatie en de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en van de grondrechten, op het gebied van onderwijs en scholing, cultuur en interculturele dialoog, jeugd, burgerschap, immigratie en asiel, en onderzoek. In dit besluit worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het programma vastgesteld.

 

(28)

Tijdens het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting dienen de beste praktijken naar aanleiding van vorige Europese Jaren, met name het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) en het Europees Jaar van de interculturele dialoog (2008), te worden voortgezet.

 

(29)

In dit besluit worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het programma vastgesteld. Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (6).

 

(30)

De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

 

(31)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit niet volledig door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de behoefte aan onder meer multilaterale samenwerkingsverbanden, transnationale informatie-uitwisseling en de verspreiding van goede werkwijzen in de gehele Gemeenschap, en derhalve wegens de omvang van de actie beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

BESLUITEN:

Artikel 1

Het Europees Jaar

Met het oog op de ondersteuning van het optreden van de Gemeenschap op het gebied van de bestrijding van sociale uitsluiting wordt het jaar 2010 uitgeroepen tot het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (hierna: „het Europees Jaar”).

Artikel 2

Doelstellingen en leidende beginselen

  • 1. 
    Hier volgen de doelstellingen en leidende beginselen van het Europees Jaar:
 

a)

erkenning van rechten — De erkenning van het fundamentele recht van mensen die zich in een situatie van armoede en sociale uitsluiting bevinden, op een waardig leven en volwaardige rol in de samenleving. Het Europees Jaar zal het publieke bewustzijn vergroten omtrent de situatie van mensen die armoede lijden, met name groepen of mensen in kwetsbare situaties, en zal bijdragen tot de bevordering van hun effectieve toegang tot sociale, economische en culturele rechten alsook tot toereikende middelen en diensten van goede kwaliteit. Het Europees Jaar zal tevens bijdragen tot de bestrijding van stereotypen en stigmatisering;

 

b)

gedeelde verantwoordelijkheid en participatie — Een grotere gezamenlijke verantwoordelijkheid voor beleid en acties op het gebied van de sociale integratie, met het accent op zowel de collectieve als de individuele verantwoordelijkheid bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, alsmede het belang van bevordering van en steun aan vrijwillige activiteiten. Het Europees Jaar stimuleert de betrokkenheid van openbare en particuliere actoren, o.a. door middel van proactieve partnerschappen. Het zal de bewustmaking en de betrokkenheid bevorderen en kansen creëren voor bijdragen van alle burgers, met name mensen met directe of indirecte ervaring met armoede;

 

c)

cohesie — Bevordering van een op grotere cohesie gerichte samenleving door een betere publieke voorlichting over de voordelen die iedereen ten goede zouden komen als armoede is uitgebannen, eerlijke verdeling wordt ondersteund en niemand in de marge leeft. Het Europees Jaar zal een samenleving bevorderen die voor allen levenskwaliteit, inclusief de kwaliteit van vaardigheden en banen, maatschappelijk welzijn, inclusief het welzijn van kinderen, en gelijke kansen ondersteunt en verbetert. Het zal voorts duurzame ontwikkeling, solidariteit tussen en binnen de generaties en samenhang van het beleid met activiteiten van de Europese Unie op de gehele wereld waarborgen;

 

d)

inzet en concreet optreden — Herbevestiging van de krachtige politieke inzet van de Europese Unie en de lidstaten om een beslissende impact op de uitbanning van armoede en sociale uitsluiting te hebben en stimulering van deze inzet en dit optreden op alle bestuursniveaus. Door voort te bouwen op de resultaten en het potentieel van de OCM voor sociale bescherming en sociale integratie geeft het Europees Jaar door de nadruk te leggen op politieke aandacht en het in beweging brengen van alle belanghebbende partijen meer gewicht aan politieke inzet voor de preventie en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en geeft het een verdere impuls aan het optreden van de lidstaten en de Europese Unie op dit gebied.

  • 2. 
    Bij de verwezenlijking van deze doelstellingen houden de Gemeenschap en de lidstaten rekening met de prioriteiten die vermeld zijn in deel IV van de bijlage.

Artikel 3

Inhoud van de acties

  • 1. 
    De acties op communautair en nationaal niveau tot verwezenlijking van de in artikel 2 vermelde doelstellingen kunnen onder meer bestaan uit:
 

a)

bijeenkomsten en evenementen;

 

b)

voorlichtings-, promotie- en educatieve campagnes;

 

c)

enquêtes en studies op communautair of nationaal niveau, indien nodig op basis van genderspecifieke gegevensverzameling.

  • 2. 
    De bijlage bevat de bijzonderheden van de in lid 1 vermelde acties.
  • 3. 
    Alle acties die bedoeld zijn voor een ruimer publiek, moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor iedereen, inclusief voor mensen die in armoede leven en mensen met een handicap.

Artikel 4

Gendermainstreaming

Bij de uitvoering van het Europees Jaar wordt rekening gehouden met de verschillende risico’s en de omvang van armoede en sociale uitsluiting die door vrouwen en mannen worden ervaren. De Gemeenschap en de lidstaten houden bij de uitvoering van het Europees Jaar rekening met gendermainstreaming.

Artikel 5

Samenwerking en uitvoering op communautair niveau

  • 1. 
    De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
  • 2. 
    De Commissie ziet erop toe dat de onder dit besluit vallende communautaire acties in overeenstemming met de bijlage worden uitgevoerd.
  • 3. 
    De Commissie doet met name het nodige om de samenhang en de complementariteit tussen het communautaire optreden en de initiatieven overeenkomstig artikel 10 te garanderen en zo de in artikel 2 vermelde doelstellingen te verwezenlijken.
  • 4. 
    De Commissie houdt geregeld gedachtewisselingen met de betrokken partijen, met name met degene die werken met en voor mensen die in armoede leven, in het bijzonder op Europees niveau, over de opzet, de uitvoering, de follow-up en de beoordeling van het Europees Jaar. Zij maakt alle desbetreffende informatie algemeen beschikbaar.
  • 5. 
    De Commissie betrekt het Comité voor sociale bescherming nauw bij de voorbereiding en uitvoering van het Europees Jaar en informeert andere bevoegde comités of betrekt deze bij de zaak, indien nodig.
  • 6. 
    De Commissie werkt indien nodig samen met andere instellingen, organen en agentschappen van de Europese Unie.

Artikel 6

Samenwerking en uitvoering op nationaal niveau

  • 1. 
    Elke lidstaat wijst een nationaal uitvoeringorgaan aan, dat belast is met de organisatie van zijn deelname aan het Europees Jaar en met de coördinatie op nationaal niveau. Dit nationale uitvoeringsorgaan is verantwoordelijk voor het vaststellen van het nationale programma en de prioriteiten voor het Europees Jaar, alsook voor de selectie van individuele acties waarvoor communautaire financiering zal worden aangevraagd. De nationale strategie en prioriteiten voor het Europees Jaar zullen overeenkomstig de in artikel 2 vermelde doelstellingen worden vastgesteld.
  • 2. 
    De procedure voor de toewijzing van communautaire financiering voor activiteiten op nationaal niveau is in deel II van de bijlage vastgelegd.
  • 3. 
    Bij de uitvoering van zijn taken, in het bijzonder bij het opstellen van het nationale programma, en telkens wanneer dit nodig is gedurende de uitvoering van het Europees Jaar, zal het nationale uitvoeringsorgaan nauw overleggen en samenwerken met een breed scala aan belanghebbende partijen, zoals maatschappelijke organisaties en organisaties die de belangen van mensen die onder armoede en sociale uitsluiting gebukt gaan, verdedigen of vertegenwoordigen, de sociale partners en de regionale en lokale autoriteiten.

Artikel 7

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna „het comité” genoemd.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
  • 3. 
    De vertegenwoordiger van de lidstaat in het comité wordt voor zover mogelijk aangewezen uit de leden van het nationale uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel 6, lid 1.

Artikel 8

Financiële bepalingen

  • 1. 
    De in deel I van de bijlage beschreven acties op communautair niveau kunnen voor ten hoogste 80 % gesubsidieerd worden of leiden tot een uit de middelen van de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde overheidsopdracht.
  • 2. 
    Nationale, regionale of lokale acties kunnen uit de algemene begroting van de Europese Unie worden medegefinancierd voor ten hoogste 50 % van de totale subsidiabele kosten van de overeenkomstig de procedure van deel II van de bijlage uitgevoerde acties.

Artikel 9

Procedure voor de indiening en selectie van de aanvragen

  • 1. 
    De Commissie neemt besluiten betreffende de financiering van acties ingevolge artikel 8, lid 1, overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
  • 2. 
    Aanvragen om financiële steun voor maatregelen ingevolge artikel 8, lid 2, worden door de nationale uitvoeringsorganen bij de Commissie ingediend overeenkomstig de in deel II van de bijlage beschreven procedure.

Artikel 10

Samenhang en complementariteit

  • 1. 
    De Commissie zorgt samen met de deelnemende landen voor samenhang tussen de in dit besluit vastgestelde maatregelen en andere communautaire, nationale, regionale en lokale acties en initiatieven.
  • 2. 
    Zij dragen zorg voor een volledige complementariteit tussen het Europees Jaar en de bestaande communautaire, nationale en regionale initiatieven en middelen, voor zover deze tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Jaar kunnen bijdragen.

Artikel 11

Deelnemende landen

Het Europees Jaar staat open voor de deelname van:

 

a)

de lidstaten;

 

b)

de kandidaat-lidstaten die onder een pretoetredingsstrategie vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en de algemene bepalingen en voorwaarden voor deelname van deze landen aan communautaire programma’s, die respectievelijk in de kaderovereenkomst en de besluiten van de Associatieraden zijn vastgesteld;

 

c)

de landen van de westelijke Balkan, overeenkomstig de regelingen die met die landen moeten worden vastgesteld in het kader van de kaderovereenkomsten over de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma’s;

 

d)

EVA-landen die partij zijn bij de EER-overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van die overeenkomst;

 

e)

de partnerlanden in het kader van het ENB, overeenkomstig de algemene beginselen en de algemene bepalingen en voorwaarden ten aanzien van de deelname van deze landen aan communautaire programma’s zoals vastgesteld in het strategiedocument van mei 2004 en de nationale actieplannen. Financiële steun van de Gemeenschap voor acties in ENB-partnerlanden valt in deze context onder het ENB-instrument, overeenkomstig de prioriteiten en procedures vastgesteld in het kader van de algemene samenwerking met deze landen.

Artikel 12

Begroting

  • 1. 
    De financiële middelen voor de uitvoering van de in dit besluit genoemde activiteiten voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 worden vastgesteld op 17 000 000 EUR, waarvan 6 500 000 EUR bestemd is voor de periode tot en met 31 december 2009.
  • 2. 
    De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader 2007-2013.

Artikel 13

Internationale samenwerking

De Commissie kan voor het Europees Jaar samenwerken met de daartoe in aanmerking komende internationale organisaties, met name de Raad van Europa, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Verenigde Naties.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

De Commissie zorgt er bij de uitvoering van de uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties voor dat de financiële belangen van de Gemeenschap worden beschermd door preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te nemen, doeltreffende controles te verrichten en onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen; en, indien er onregelmatigheden worden geconstateerd, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (8) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (9) en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (10).

Artikel 15

Toezicht en evaluatie

  • 1. 
    De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2011 een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tenuitvoerlegging, de resultaten en de algehele beoordeling van de in dit besluit voorziene maatregelen.
  • 2. 
    Het verslag bevat ook informatie over de manier waarop de genderdimensie in de activiteiten van het Europees Jaar is gemainstreamd en over de manier waarop het Europees Jaar groepen of personen in kwetsbare situaties heeft gebaat.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 22 oktober 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J.-P. JOUYET

 

  • (2) 
    Advies uitgebracht op 18 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 oktober 2008.
 

BIJLAGE

Bijzonderheden van de in artikel 3 van dit besluit genoemde acties

  • I. 
    ACTIES OP COMMUNAUTAIR NIVEAU
  • 1. 
    Bijeenkomsten en evenementen

De organisatie van bijeenkomsten en evenementen op communautair niveau, die bedoeld zijn om bekendheid te geven aan de thema’s van het Europees Jaar en aan armoede en sociale uitsluiting, alsook om een forum voor de uitwisseling van ideeën te bieden. Deze bijeenkomsten van de daartoe in aanmerking komende belanghebbende partijen zullen samen met mensen die in armoede leven en de hen vertegenwoordigende maatschappelijke organisaties worden gepland. Deze bijeenkomsten en evenementen zullen de ontwikkeling bevorderen van maatregelen en praktijken voor sociale zelfbeschikking en helpen om tekortkomingen van het beleid aan te pakken, alsmede om bij de betrokken spelers en de bevoegde instellingen het bewustzijn te vergroten van de vele dimensies van armoede en sociale uitsluiting (vooral bij vrouwen en kinderen), inclusief factoren als de toegang tot werk, huisvesting, sociale bescherming, gezinshulp, gezondheidszorg en sociale voorzieningen.

  • 2. 
    Voorlichtings- en promotiecampagnes, onder meer bestaande uit:
 

De organisatie van diverse solidariteitsinitiatieven tot bestrijding van armoede en bevordering van sociale integratie die alle burgers de kans bieden om rechtstreeks of via hun organisaties desnoods een bescheiden bijdrage te leveren in welke vorm dan ook; mediacampagnes op communautair en nationaal en EU-niveau kunnen fondsenwerving in het kader van het Europees Jaar ondersteunen.

 

Het ontwerpen van een in verschillende formaten beschikbaar logo en bedenken van slagzinnen voor het Europees Jaar, die in het kader van alle activiteiten in verband met het Europees Jaar gebruikt kunnen worden.

 

Een voorlichtingscampagne op communautair niveau en de lokalisering van die campagne op nationaal en lokaal niveau via zowel traditionele als nieuwe communicatiekanalen en nieuwe technologieën.

 

De productie van in de hele Gemeenschap verkrijgbare communicatie- en mediamiddelen om de belangstelling van het publiek te wekken.

 

Adequate maatregelen en initiatieven om informatie te verstrekken, bekendheid te geven aan de resultaten en te zorgen voor een betere zichtbaarheid van de communautaire programma’s en acties en initiatieven die tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Jaar bijdragen.

 

Geschikte initiatieven van onderwijsinstellingen, niet-gouvernementele organisaties en liefdadigheidsorganisaties op communautair en nationaal niveau, tot verspreiding van informatie over het Europees Jaar en over maatregelen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.

 

De organisatie van Europese wedstrijden om de resultaten en de ervaringen in verband met de thema’s van het Europees Jaar voor het voetlicht te brengen.

 

Nauwe contacten met organisaties en sectoren die in de regel niet betrokken zijn bij met armoede en sociale uitsluiting samenhangende kwesties (bijvoorbeeld sport, kunst), onder meer in de vorm van benefietwedstrijden en voorstellingen en „ambassadeurs”.

 

De ontwikkeling van inhoud voor de website Europa.

  • 3. 
    Overige activiteiten
 

De gehele Gemeenschap omvattende enquêtes en studies, indien nodig op basis van genderspecifieke gegevensverzameling, voor de beoordeling van en de rapportage over de voorbereiding, de doeltreffendheid en het onmiddellijke en langetermijneffect van het Europees Jaar. Met het oog op het vaststellen van innoverende oplossingen zal een van deze enquêtes de publieke opinie peilen ten aanzien van beleid tot preventie en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, inclusief in voorkomend geval socialebeschermingsstelsels, alsook ten aanzien van de mogelijke rol van de Europese Unie bij de bestrijding van armoede en uitsluiting. Deze enquête zal in 2009 worden uitgevoerd, zodat de resultaten ervan tijdens de openingsconferentie van het Europees Jaar bekend kunnen worden gemaakt.

 

De bevordering van onderzoek naar het verband tussen ernstige armoede en grondrechten.

 

Samenwerking met de particuliere sector, omroeporganisaties en andere media als partners bij de verspreiding van informatie over het Europees Jaar en bij activiteiten die gericht zijn op een dialoog op de lange termijn over sociale kwesties.

 

Technische bijstand ten behoeve van de overdracht van leerervaringen.

 

Een evaluatieverslag over de doeltreffendheid en reikwijdte van het Europees Jaar.

In het bijzonder zou er kunnen worden ingehaakt op de organisatie van evenementen op Europees en internationaal niveau, in het bijzonder door synergieën tot stand te brengen tussen het Europees Jaar en de activiteiten rond de Internationale Dag van de VN voor de uitbanning van armoede op 17 oktober.

De Commissie kan gebruikmaken van technische en/of administratieve bijstand, die zowel haar als de deelnemende landen ten goede komt, bijvoorbeeld door de financiering van externe deskundigen op een specifiek gebied.

  • 4. 
    Financiering

Behoudens het bepaalde in de artikelen 8 en 12 van dit besluit kan financiering bestaan uit:

 

het aankopen van goederen en diensten, in het bijzonder op het gebied van communicatie, via aanbestedingen;

 

het inhuren van adviesdiensten via aanbestedingen;

 

subsidies voor uitgaven voor speciale manifestaties op communautair niveau die de aandacht op het Europees Jaar vestigen en er bekendheid aan geven. Deze financiering mag niet meer dan 80 % van de totale uitgaven van de ontvanger bedragen.

II.   MEDEFINANCIERING VAN ACTIES OP NATIONAAL NIVEAU

Bij deze acties wordt er rekening mee gehouden dat er mogelijkheden tot financiering moeten worden geboden, zodat organisaties „in het veld” en projecten waarbij de meest gemarginaliseerde groepen zijn betrokken, kunnen deelnemen.

  • 1. 
    Acties op nationaal, regionaal of lokaal niveau kunnen in aanmerking komen voor financiering uit de Gemeenschapsbegroting ten bedrage van ten hoogste 50 % van de totale subsidiabele kosten per deelnemend land. De nationale medefinanciering moet even groot zijn als die van de Europese Unie en voor ten minste 50 % uit publieke of particuliere middelen afkomstig zijn. Bij het selecteren van acties kunnen de nationale uitvoeringsorganen zelf beslissen of zij al dan niet — en zo ja, voor welk bedrag — medefinanciering van de voor de uitvoering van afzonderlijke acties verantwoordelijke organisatie aanvragen.
  • 2. 
    Na vaststelling van dit besluit stelt de Commissie een strategisch kaderdocument op aan de hand waarvan — naast de in artikel 2 van dit besluit genoemde doelstellingen — de voornaamste prioriteiten voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van het Europees Jaar worden afgebakend, met inbegrip van minimumnormen wat betreft deelname aan nationale organen en acties.
  • 3. 
    In aansluiting op het strategische kaderdocument stelt ieder nationaal uitvoeringsorgaan, na overleg met het maatschappelijk middenveld, in nauwe coördinatie en samenhang met de nationale strategieën voor sociale bescherming en sociale integratie een nationaal programma voor de uitvoering van het Europees Jaar op.
  • 4. 
    Elk nationaal uitvoeringsorgaan dient een enkele aanvraag voor communautaire financiering in. Deze subsidieaanvraag bevat een beschrijving van het nationale programma en de nationale prioriteiten voor het Europees Jaar en de voor financiering voorgedragen acties. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een gedetailleerde begroting waarin de totale kosten van de voorgestelde activiteiten uiteengezet worden, alsmede het bedrag aan en de bronnen van medefinanciering. Ook de door het nationale uitvoeringsorgaan gemaakte kosten voor personeel en administratie kunnen als subsidiabele kosten opgevoerd worden.
  • 5. 
    Globale subsidies worden slechts aan de deelnemende landen verstrekt indien er in het nationale programma voor de uitvoering van het Europees Jaar in voldoende mate aan de in artikel 2 van dit besluit vastgelegde en het strategische kaderdocument nader uitgewerkte doelstellingen wordt voldaan.
  • 6. 
    De Commissie beoordeelt de door de nationale uitvoeringsorganen ingediende aanvragen voor communautaire financiering, waarbij zij ook controleert of deze overeenkomen met de in artikel 2 van dit besluit bepaalde doelstellingen. Indien nodig verlangt de Commissie dat de aanvragen worden gewijzigd.
  • 7. 
    Acties in het kader van punt 1 betreffen onder meer:
 

a)

met de doelstellingen van het Europees Jaar verband houdende bijeenkomsten en evenementen, zoals nationale evenementen bij de opening en ter promotie van het Europees Jaar, die een katalysatoreffect bewerkstelligen en ruimte bieden voor een debat over concrete maatregelen tot bestrijding van armoede en sociale uitsluiting;

 

b)

seminars voor de uitwisseling van leerervaringen op nationaal, regionaal en lokaal niveau;

 

c)

andere evenementen die verband houden met de voorbereiding van initiatieven op communautair niveau (zoals bijvoorbeeld de jaarlijkse Europese rondetafelconferentie over armoede en sociale uitsluiting en de Europese bijeenkomst van mensen die in armoede leven);

 

d)

voorlichtings-, educatieve en promotiecampagnes en andere activiteiten in scholen en maatregelen met een krachtig multiplicatoreffect, waaronder de toekenning van prijzen en de organisatie van wedstrijden, om op nationaal, regionaal en lokaal niveau algemene bekendheid te geven aan de beginselen en onderliggende waarden van het Europees Jaar;

 

e)

andere enquêtes en studies dan die in deel I, punt 3, zijn vermeld, om de voornaamste thema’s van het Europees Jaar diepgaander te onderzoeken;

 

f)

scholingsmogelijkheden voor ambtenaren, de sociale partners, de media, vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties en andere actoren om hun kennis te verdiepen van verschijnselen van armoede en sociale uitsluiting, van Europees en nationaal op sociale integratie gericht beleid en van de diverse beschikbare beleidsinstrumenten, zodat zij beter kunnen inspelen op armoedegerelateerde kwesties en zij worden aangemoedigd om een actieve rol te spelen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting;

 

g)

samenwerking met de media;

 

h)

de ontwikkeling van experimentele regionale en lokale actieplannen ten behoeve van sociale integratie.

III.   NIET-FINANCIËLE ONDERSTEUNING

De Gemeenschap biedt niet-financiële ondersteuning, met inbegrip van schriftelijke toestemming tot het gebruik van het specifiek voor het Europees Jaar ontworpen logo en ander materiaal dat verband houdt met het Europees Jaar, aan initiatieven van publieke of particuliere organisaties, voor zover die organisaties de Commissie kunnen waarborgen — op basis van specifieke, in het strategische kaderdocument vermelde criteria — dat de desbetreffende initiatieven tijdens het Europees Jaar worden uitgevoerd en dat zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van één of meer doelstellingen ervan.

Ook kunnen initiatieven die in samenhang of samenwerking met het Europees Jaar in derde landen worden georganiseerd, voor niet-financiële ondersteuning van de Gemeenschap in aanmerking komen en daarbij kan gebruik worden gemaakt van het logo en ander materiaal dat verband houdt met het Europees Jaar.

IV.   PRIORITEITEN IN HET KADER VAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES JAAR

In het licht van de vele facetten van armoede en sociale uitsluiting en met het oog op de integratie van preventie en bestrijding van armoede en uitsluiting in ander beleid dienen de activiteiten in het kader van het Europees Jaar een duidelijke toegevoegde waarde voor en een effectieve aanvulling op de OCM voor sociale bescherming en sociale integratie te bieden. Deze activiteiten moeten daarom gericht zijn op een beperkt aantal prioritaire aandachtsgebieden.

In overeenstemming met de uitgevoerde analyse en de in het Gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie in kaart gebrachte prioriteiten moeten tijdens het Europees Jaar de volgende thema’s centraal staan:

 

bevordering van meerdimensionale geïntegreerde strategieën voor de preventie en terugdringing van armoede, met name ernstige armoede, en benaderingen die worden ingevoerd op alle relevante beleidsterreinen;

 

bestrijding van kinderarmoede met inbegrip van „overerving” van armoede van generatie op generatie alsmede armoede binnen gezinnen, met bijzondere aandacht voor grote gezinnen, eenoudergezinnen, en gezinnen die een zorgbehoevende persoon verzorgen, alsook armoede waarmee kinderen in instellingen te maken hebben;

 

bevordering van op integratie gerichte arbeidsmarkten, met aandacht voor armoede onder werkenden en de noodzaak van lonend werk;

 

beëindiging van de achterstelling in onderwijs en scholing, ook bij de verwerving van digitale vaardigheden en bevordering van gelijke toegang voor iedereen tot ICT, met bijzondere nadruk op de behoeften van gehandicapten;

 

aanpak van de gender- en leeftijdsdimensie van de armoede;

 

garanderen van gelijke toegang tot adequate faciliteiten en diensten, zoals behoorlijke huisvesting, gezondheidszorg en sociale bescherming;

 

vergemakkelijken van de toegang tot cultuur en mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding;

 

de bestrijding van discriminatie en de bevordering van de sociale inclusie van immigranten en etnische minderheden in de samenleving;

 

de bevordering van een geïntegreerde aanpak van actieve integratie;

 

inspelen op de behoeften van mensen met een handicap en hun gezinnen en daklozen, alsmede andere groepen of mensen in kwetsbare situaties.

Bij de planning van de activiteiten voor het Europees Jaar overeenkomstig de bovengenoemde prioriteiten passen de deelnemende landen deze aan de nationale, regionale en lokale situatie en uitdagingen aan, waarbij ook met de met territoriale cohesie samenhangende aspecten rekening wordt gehouden.

In het licht van de in artikel 2 van dit besluit vermelde doelstellingen dient voor het aspect participatie in alle prioriteiten plaats te worden ingeruimd.

Krachtens artikel 4 van dit besluit moeten de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van de activiteiten in het kader van het Europees Jaar rekening houden met de verschillende wijze waarop vrouwen en mannen armoede en sociale uitsluiting ervaren. Met het oog op de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen moeten zij er voorts voor zorgen dat er in alle prioriteiten recht wordt gedaan aan de genderdimensie.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.