Verordening 2009/444 - Wijziging van Verordening 2252/2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten

1.

Wettekst

6.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 142/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 444/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 28 mei 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Europese Raad van Thessaloniki op 19 en 20 juni 2003 heeft bevestigd dat in de Europese Unie een coherente aanpak nodig is inzake het gebruik van biometrische identificatiemiddelen of biometrische gegevens in documenten voor onderdanen van derde landen, paspoorten voor EU-burgers en informatiesystemen (VIS en SIS II).

 

(2)

De Raad heeft Verordening (EG) nr. 2252/2004 van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (2) vastgesteld en daarmee een belangrijke stap gezet in de richting van het gebruik van nieuwe elementen waarmee paspoorten en reisdocumenten beter kunnen worden beveiligd en een betrouwbaarder verband kan worden gelegd tussen de houder en zijn paspoort of reisdocument, dat daardoor beter beschermd is tegen frauduleus gebruik.

 

(3)

Verordening (EG) nr. 2252/2004 behelst een algemene verplichting om vingerafdrukken te laten afnemen, die worden opgeslagen op een contactloze chip in het paspoort of reisdocument. Uit testen blijkt echter dat er uitzonderingen moeten kunnen worden gemaakt. Tijdens proefprojecten in sommige lidstaten is gebleken dat de vingerafdrukken van kinderen onder de zes jaar niet van voldoende kwaliteit zijn voor een een-op-een identiteitscontrole. Bovendien zijn deze vingerafdrukken erg veranderlijk, waardoor ze niet goed controleerbaar blijven gedurende de gehele geldigheidsduur van het paspoort of reisdocument.

 

(4)

Om gemeenschappelijke veiligheidsnormen te behouden en de grenscontroles te vereenvoudigen, is het van essentieel belang de uitzonderingen op de verplichte afname van vingerafdrukken te harmoniseren. Zowel uit juridisch oogpunt als uit het oogpunt van veiligheid is het beter de uitzonderingen op de verplichte afname van vingerafdrukken voor paspoorten en door de lidstaten afgegeven reisdocumenten, niet bij nationale wetgeving te laten regelen.

 

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2252/2004 moeten biometrische gegevens worden verzameld en opgeslagen in het opslagmedium voor paspoorten en reisdocumenten, met het oog op de afgifte van zulke documenten. Deze regeling laat ander gebruik of andere opslag van deze gegevens overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaten onverlet. Verordening (EG) nr. 2252/2004 voorziet niet in een rechtsgrondslag voor het opzetten of bijhouden van gegevensbanken voor de opslag van deze gegevens in de lidstaten; dat is een louter nationale aangelegenheid.

 

(6)

Als extra veiligheidsmaatregel en om kinderen extra bescherming te bieden, dient bovendien het beginsel van „één persoon per paspoort” te worden ingevoerd. Dit wordt ook aanbevolen door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en zorgt ervoor dat het paspoort en de biometrische gegevens uitsluitend aan de houder van het paspoort kunnen worden gekoppeld. Het is veiliger als iedereen een eigen paspoort heeft.

 

(7)

Rekening houdend met het feit dat de lidstaten verplicht zullen zijn individuele paspoorten te verstrekken aan minderjarigen en dat er aanmerkelijke verschillen kunnen zijn tussen de wetgeving in de lidstaten met betrekking tot overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten door kinderen, dient de Commissie na te gaan of het nodig is maatregelen te nemen om te zorgen voor een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de regels inzake de bescherming van kinderen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden.

 

(8)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(9)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dient Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van dat protocol, binnen een termijn van zes maanden na de vaststelling van deze verordening te beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal ten uitvoer leggen.

 

(10)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

 

(11)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

 

(12)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (6).

 

(13)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG in samenhang met artikel 3 van de Besluiten 2008/146/EG (8) en 2008/149/JBZ (9) van de Raad.

 

(14)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad (10).

 

(15)

Verordening (EG) nr. 2252/2004 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2252/2004 wordt als volgt gewijzigd:

 

1.

Artikel 1, leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   Door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten voldoen aan de in de bijlage vervatte minimumveiligheidsnormen.

Zij worden verstrekt als individuele documenten.

De Commissie dient uiterlijk op 26 juni 2012 een verslag in over de voorschriften voor kinderen die alleen of onder begeleiding reizen en daarbij de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden, en stelt indien nodig passende initiatieven voor ter waarborging van een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de regels inzake de bescherming van kinderen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden.

  • 2. 
    Deze paspoorten en reisdocumenten bevatten een opslagmedium dat aan de hoogste veiligheidseisen voldoet en een gezichtsopname bevat. De lidstaten nemen ook twee platte vingerafdrukken in een interoperabel formaat op. De gegevens worden beveiligd en het opslagmedium heeft voldoende capaciteit en is voldoende geschikt om de integriteit, de authenticiteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens te garanderen.

2bis.   De volgende personen zijn vrijgesteld van de verplichte afname van vingerafdrukken:

 

a)

kinderen jonger dan twaalf jaar. De leeftijdsgrens van twaalf jaar is voorlopig.

In het verslag bedoeld in artikel 5 bis, wordt een evaluatie van de leeftijdsgrens opgenomen, zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging daarvan.

Onverminderd de gevolgen van de toepassing van artikel 5 bis, kunnen lidstaten waarvan de nationale wetgeving, aangenomen voor 26 juni 2009, in een lagere leeftijdsgrens dan twaalf jaar voorziet, deze lagere leeftijdsgrens toepassen gedurende een overgangsperiode van vier jaar, te rekenen vanaf 26 juni 2009. De tijdens de overgangsperiode gehanteerde leeftijdsgrens mag echter niet lager zijn dan zes jaar;

 

b)

personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is.

2ter.   Wanneer het nemen van een afdruk van de aangewezen vingers tijdelijk onmogelijk is, staan de lidstaten toe dat afdrukken van andere vingers worden genomen. Indien het nemen van afdrukken van de andere vingers ook tijdelijk onmogelijk is, kunnen zij een tijdelijk paspoort afgeven met een geldigheidsduur van twaalf maanden of minder.”.

 

2.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

  • 1. 
    De biometrische identiteitskenmerken worden afgenomen door gekwalificeerd en bevoegd personeel van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van paspoorten en reisdocumenten.
  • 2. 
    De lidstaten verzamelen biometrische identiteitskenmerken van de aanvrager overeenkomstig de in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa en in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind vastgelegde waarborgen. De lidstaten zorgen voor passende procedures ter waarborging van de waardigheid van de betrokkene ingeval van moeilijkheden bij het opnemen van de gegevens.”.
 

3.

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde procedure worden, in overeenstemming met internationale normen, waaronder met name de aanbevelingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), aanvullende technische specificaties voor paspoorten en reisdocumenten vastgesteld voor:

 

a)

aanvullende veiligheidskenmerken en -vereisten, met inbegrip van strengere normen ter voorkoming van vervalsing en namaak;

 

b)

technische specificaties betreffende het medium voor de opslag van de biometrische gegevens en de veiligheid ervan, zoals het voorkomen van toegang zonder toelating;

 

c)

kwaliteitseisen en gemeenschappelijke technische normen inzake gezichtsopname en vingerafdrukken.”.

 

4.

Artikel 4, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Biometrische gegevens worden verzameld en opgeslagen in het opslagmedium voor paspoorten en reisdocumenten, met het oog op de afgifte van zulke documenten. Voor de toepassing van deze verordening mogen de biometrische kenmerken in paspoorten en reisdocumenten alleen worden gebruikt voor het verifiëren van:

 

a)

de authenticiteit van het paspoort of reisdocument;

 

b)

de identiteit van de houder door middel van direct beschikbare vergelijkbare kenmerken wanneer het overleggen van een paspoort of reisdocument wettelijk vereist is.

De controle van de aanvullende veiligheidskenmerken gebeurt onverminderd artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (11). Een negatief resultaat van de vergelijking doet op zichzelf geen afbreuk aan de geldigheid van het paspoort of reisdocument voor overschrijding van de buitengrenzen.

 

5.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Uiterlijk op 26 juni 2012 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor dat gebaseerd is op een grootschalig en diepgaand onderzoek, verricht door een onafhankelijke instantie en gecontroleerd door de Commissie, naar de betrouwbaarheid en de technische haalbaarheid, onder meer op grond van een beoordeling van de nauwkeurigheid van reeds gebruikte systemen, van het gebruik van vingerafdrukken van kinderen onder twaalf jaar voor identificatie en verificatie, met een vergelijking van het percentage onterechte weigeringen in elke lidstaat en, op grond van de resultaten van die studie, een analyse van de behoefte aan gemeenschappelijke voorschriften voor het vergelijkingsproces. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van deze verordening.”.

 

6.

In artikel 6 wordt de tweede alinea vervangen door:

„De lidstaten passen deze verordening toe:

 

a)

wat betreft de gezichtsopname: uiterlijk 18 maanden;

 

b)

wat betreft de vingerafdrukken: uiterlijk 36 maanden,

na de aanneming van de in artikel 2 bedoelde aanvullende technische specificaties. Reeds afgegeven paspoorten en reisdocumenten blijven evenwel geldig.

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, wordt uiterlijk op 26 juni 2012 ten uitvoer gelegd. Dit heeft echter geen gevolgen met betrekking tot de initiële geldigheid voor de houder van het document.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    KOHOUT
 

  • (1) 
    Advies van het Europees Parlement van 14 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 april 2009.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.