RICHTLIJN 2009/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) voorzag in een regeling die het definitieve karakter van overboekingsopdrachten en verrekening, alsook de afdwingbaarheid van zakelijke zekerheden garandeerde jegens zowel binnenlandse als buitenlandse deelnemers in betalings- en effectenafwikkelingssystemen.
(2)
In het evaluatieverslag van de Commissie van 7 april 2006 betreffende de Finaliteitsrichtlijn 98/26/EG kwam de Commissie tot de conclusie dat Richtlijn 98/26/EG in het algemeen goed functioneert. Voorts werd er in het rapport op gewezen dat er wellicht enkele belangrijke veranderingen op het gebied van betalings- en effectenafwikkelingssystemen onderweg zijn. Tevens werd geconcludeerd dat Richtlijn 98/26/EG op enige punten dient te worden verduidelijkt en vereenvoudigd.
(3)
De voornaamste verandering die zich echter heeft voltrokken, is het toenemende aantal koppelingen tussen systemen. Ten tijde van de opstelling van Richtlijn 98/26/EG functioneerden systemen immers gewoonlijk vrijwel uitsluitend op nationale en zelfstandige basis. Deze verandering is een van de gevolgen van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (5), alsook van de Europese Gedragscode voor clearing en afwikkeling. Om op deze ontwikkelingen in te spelen, dienen het begrip „interoperabel systeem” en de verantwoordelijkheid van systeemexploitanten te worden verduidelijkt.
(4)
Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) bracht een eenvormig communautair rechtskader voor het grensoverschrijdende gebruik van financiële zekerheden tot stand en voorzag aldus in de afschaffing van het merendeel van de formaliteiten welke gewoonlijk aan zekerheidsovereenkomsten verbonden zijn.
(5)
De Europese Centrale Bank heeft besloten dat kredietvorderingen met ingang van 1 januari 2007 als beleenbare activa voor krediettransacties van het Eurosysteem kunnen fungeren. Teneinde het economische effect van het gebruik van kredietvorderingen te maximaliseren, heeft de Europese Centrale Bank aanbevolen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/47/EG met deze activa uit te breiden. In het evaluatieverslag van de Commissie van 20 december 2006 over de richtlijn (2002/47/EG) betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten is nader op deze kwestie ingegaan en werd het advies van de Europese Centrale Bank onderschreven. Het gebruik van kredietvorderingen als zekerheid zal in een uitbreiding van het repertoire aan beschikbare zekerheden resulteren. Bovendien zou verdere harmonisatie op het gebied van betalings- en effectenafwikkelingssystemen de gelijke concurrentieverhoudingen tussen kredietinstellingen uit alle lidstaten verder helpen bevorderen. Het verder vergemakkelijken van het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen zou ook consumenten en debiteuren ten goede komen omdat zulks uiteindelijk tot scherpere concurrentie en een betere beschikbaarheid van kredieten zou kunnen leiden.
(6)
Om het gebruik van kredietvorderingen als zekerheid te faciliteren, is het van belang dat administratieve voorschriften die overdrachten van kredietvorderingen moeilijk uitvoerbaar maken, zoals kennisgevings- en registratieverplichtingen, worden afgeschaft of verboden. Teneinde tevens te voorkomen dat de positie van zekerheidsnemers in het gedrang komt, zouden debiteuren in staat moeten zijn op rechtsgeldige wijze afstand te doen van hun jegens crediteuren geldende rechten tot saldering. Om dezelfde reden moet de debiteur ook de mogelijkheid worden geboden af te zien van de toepassing van de regels inzake het bankgeheim, omdat anders de mogelijkheid bestaat dat de zekerheidsnemer over onvoldoende informatie beschikt om de waarde van de onderliggende kredietvorderingen naar behoren te beoordelen. Deze bepalingen laten Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten onverlet (7).
(7)
Aangezien de lidstaten geen gebruik hebben gemaakt van de bij artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2002/47/EG geboden mogelijkheid om het recht van toeëigening door de zekerheidsnemer niet te erkennen, dient genoemde bepaling te worden geschrapt.
(8)
Richtlijn 98/26/EG en Richtlijn 2002/47/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(9)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (8) worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen in Richtlijn 98/26/EG
Richtlijn 98/26/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1.
overweging 8 wordt geschrapt.
2.
de volgende overweging wordt ingevoegd:
„(14 bis)
Overwegende dat de nationale bevoegde autoriteiten en toezichthouders ervoor dienen te zorgen dat de exploitanten van de systemen die de interoperabele systemen vormen, zo veel mogelijk tot overeenstemming zijn gekomen over gemeenschappelijke regels met betrekking tot het tijdstip van invoering in de interoperabele systemen; dat de bevoegde nationale autoriteiten en toezichthouders ervoor dienen te zorgen dat de regels met betrekking tot het tijdstip van invoering in een interoperabel systeem, voor zover mogelijk en noodzakelijk, worden gecoördineerd om rechtsonzekerheid bij het in gebreke blijven van een deelnemend systeem te vermijden.”;
3.
de volgende overweging wordt ingevoegd:
„(22 bis)
Overwegende dat bij interoperabele systemen gebrek aan coördinatie ten aanzien van de vraag door welke regels het tijdstip van invoering en onherroepelijkheid wordt bepaald, de deelnemers binnen een systeem of zelfs de systeemexploitant zelf kan blootstellen aan de overloopeffecten van een in gebreke blijven in een ander systeem; dat teneinde het systeemrisico te beperken het wenselijk is dat wordt bepaald dat de systeemexploitanten van interoperabele systemen de regels betreffende het tijdstip van invoering en onherroepelijkheid van de door hen geëxploiteerde systemen moeten coördineren.”;
4.
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in punt a) wordt het woord „ecu” vervangen door het woord „euro”;
b)
in punt c) wordt het tweede streepje vervangen door:
„—
transacties van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank in het kader van hun functie van centrale banken.”;
5.
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a)
punt a) wordt als volgt gewijzigd:
i)
het eerste streepje wordt vervangen door:
„—
tussen drie of meer deelnemers, niet meegerekend de systeemexploitant, noch in voorkomend geval een afwikkelende instantie, centrale tegenpartij, clearing house of indirecte deelnemer, met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor de clearing, al dan niet via een centrale tegenpartij, of het uitvoeren van overboekingsopdrachten tussen de deelnemers,”;
ii)
de volgende alinea wordt toegevoegd:
„Een tussen interoperabele systemen gesloten overeenkomst vormt geen systeem.”;
b)
in punt b) worden het eerste en het tweede streepje vervangen door:
„—
een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (9), met inbegrip van de instellingen bedoeld in artikel 2 van die richtlijn, of
—
een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (10), met uitsluiting van de instellingen bedoeld in artikel 2, lid 1, van die richtlijn,
c)
punt f) wordt als volgt gewijzigd:
i)
de eerste alinea wordt vervangen door:
„f)
„deelnemer”: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearing house of een systeemexploitant.”;
ii)
de derde alinea wordt vervangen door:
„Een lidstaat mag besluiten dat voor de toepassing van deze richtlijn een indirecte deelnemer als deelnemer mag worden beschouwd wanneer dit op grond van het systeemrisico gerechtvaardigd is. Wanneer een indirecte deelnemer op grond van het systeemrisico als deelnemer wordt beschouwd, doet dit niets af aan de verantwoordelijkheid van de deelnemer via welke de indirecte deelnemer overboekingsopdrachten aan het systeem doorgeeft.”;
d)
punt g) wordt vervangen door:
„g)
„indirecte deelnemer”: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearing house of een systeemexploitant die contractueel verbonden is met een deelnemer in een systeem dat overboekingsopdrachten uitvoert, waardoor de indirecte deelnemer overboekingsopdrachten via het systeem kan doorgeven, mits de indirecte deelnemer bij de systeemexploitant bekend is.”;
e)
punt h) wordt vervangen door:
„h)
„effecten”: alle instrumenten bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG;”;
f)
in punt i) wordt het eerste streepje vervangen door:
„—
een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking op de rekeningen van een kredietinstelling, een centrale bank, een centrale tegenpartij of een afwikkelende instantie een geldbedrag ter beschikking van een ontvanger te stellen, of iedere opdracht die resulteert in het op zich nemen of het nakomen van een betalingsverplichting zoals gedefinieerd in de regels van het systeem, of”;
g)
punt l) wordt vervangen door:
„l)
„afwikkelingsrekening”: een rekening bij een centrale bank, een afwikkelende instantie of een centrale tegenpartij die gebruikt wordt voor het houden van geld of effecten en waarmee ook transacties tussen deelnemers aan een systeem worden afgewikkeld;”;
h)
punt m) wordt vervangen door:
„m)
„zakelijke zekerheden”: alle realiseerbare activa, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, als zekerheid verschafte financiële activa als bedoeld in artikel 1, lid 4, onder a), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (11) die zijn verstrekt in het kader van een pandgeving (inclusief geld dat in het kader van een pandgeving is verstrekt), retrocessie- of soortgelijke overeenkomst of anderszins tot zekerheid in verband met de rechten en verplichtingen die in verband met een systeem kunnen ontstaan, dan wel ten behoeve van de centrale banken van de lidstaten of de Europese Centrale Bank;
i)
de volgende punten worden toegevoegd:
„n)
„werkdag” staat voor afwikkeling overdag zowel als s nachts en omvat alle gebeurtenissen die tijdens de bedrijfscyclus van een systeem plaatsvinden;
o)
„interoperabele systemen”: twee of meer systemen waarvan de systeemexploitanten een onderlinge regeling getroffen hebben voor de uitvoering tussen de systemen van overboekingsopdrachten;
p)
„systeemexploitant”: entiteit of entiteiten die wettelijk aansprakelijk is of zijn voor de werking van een systeem. Een systeemexploitant mag ook optreden als afwikkelende instantie, centrale tegenpartij of clearing house.”;
6.
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:
„1. Overboekingsopdrachten en verrekening zijn juridisch afdwingbaar en kunnen aan derden worden tegengeworpen, zelfs in geval van een insolventieprocedure tegen een deelnemer, mits de overboekingsopdrachten in het systeem zijn ingevoerd vóór het tijdstip waarop een insolventieprocedure als omschreven in artikel 6, lid 1, is geopend. Dit is ook van toepassing bij een insolventieprocedure tegen een deelnemer (aan het betrokken systeem dan wel aan een interoperabel systeem) of tegen de systeemexploitant van een interoperabel systeem indien die geen deelnemer is.
Indien overboekingsopdrachten in een systeem worden ingevoerd nadat er een insolventieprocedure is geopend en worden uitgevoerd binnen de werkdag, als omschreven in de regels van het systeem, gedurende welke een dergelijke procedure wordt geopend, zijn deze uitsluitend juridisch afdwingbaar en kunnen deze slechts aan derden worden tegengeworpen indien de systeemexploitant kan aantonen dat hij op het tijdstip waarop deze opdrachten onherroepelijk werden, niet op de hoogte was noch had moeten zijn van de opening van een dergelijke procedure.”;
b)
het volgende lid wordt toegevoegd:
„4. Bij interoperabele systemen stelt elk systeem in zijn eigen regels het tijdstip van invoering in het systeem zodanig vast dat er zoveel mogelijk voor wordt gezorgd dat de regels van alle betrokken interoperabele systemen in dit opzicht gecoördineerd worden. Tenzij zulks in de regels van alle systemen die van de operabele systemen deel uitmaken uitdrukkelijk is bepaald, laten de regels van de andere systemen waarmee een systeem interoperabel is, de in dat systeem gehanteerde regels over het tijdstip van invoering onverlet.”;
7.
artikel 4 wordt vervangen door:
„Artikel 4
De lidstaten kunnen bepalen dat een tegen een deelnemer of systeemexploitant van een interoperabel systeem geopende insolventieprocedure niet belet dat middelen of effecten die op de afwikkelingsrekening van die deelnemer beschikbaar zijn gebruikt worden om de verplichtingen van die deelnemer in het systeem of in een interoperabel systeem na te komen, op de werkdag waarop de insolventieprocedure wordt geopend. Bovendien kunnen de lidstaten bepalen dat een met het systeem verbonden kredietfaciliteit van een dergelijke deelnemer, tegen beschikbare zakelijke zekerheden gebruikt wordt om de verplichtingen van die deelnemer in het systeem of in een interoperabel systeem na te komen.”;
8.
aan artikel 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:
„Bij interoperabele systemen stelt elk systeem in zijn eigen regels het tijdstip van onherroepelijkheid zodanig vast dat er zoveel mogelijk voor wordt gezorgd dat de regels van alle betrokken interoperabele sustemen op dit punt gecoördineerd worden. Tenzij zulks in de regels van alle systemen die bij de interoperabele systemen zijn betrokken uitdrukkelijk is bepaald, laten de regels van de andere systemen waarmee een systeem interoperabel is, de in dat systeem gehanteerde regels over het tijdstip van onherroepelijkheid onverlet.”;
9.
artikel 7 wordt vervangen door:
„Artikel 7
Een insolventieprocedure heeft ten aanzien van de rechten en verplichtingen die voor een deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan een systeem ontstaan, geen terugwerkende kracht vóór het tijdstip waarop een insolventieprocedure als omschreven in artikel 6, lid 1, is geopend. Dit geldt onder meer ten aanzien van de rechten en plichten van een deelnemer in een interoperabel systeem of een systeemexploitant van een interoperabel systeem dat geen deelnemer is.”;
10.
artikel 9 komt als volgt te luiden:
„Artikel 9
1.
De rechten van een systeemexploitant of van een deelnemer ten aanzien van zakelijke zekerheden die hun in verband met een systeem of een interoperabel systeem zijn gesteld, en de rechten van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank ten aanzien van zakelijke zekerheden die hun gesteld zijn, worden niet aangetast door een insolventieprocedure tegen:
a)
de deelnemer (in het betrokken systeem of in een interoperabel systeem);
b)
de systeemexploitant van een interoperabel systeem dat geen deelnemer is;
c)
een tegenpartij van een van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank, of
d)
een derde partij die de zakelijke zekerheden heeft gesteld.
Ter voldoening van deze rechten mogen die zakelijke zekerheden worden uitgewonnen.
2.
Wanneer deelnemers, systeemexploitanten of centrale banken van de lidstaten of de Europese Centrale Bank op de in lid 1 beschreven wijze zakelijke zekerheden in de vorm van effecten of in de vorm van rechten ten aanzien van effecten verkrijgen en wanneer hun recht of dat van een namens hen optredende vertegenwoordiger, agent of derde, ten aanzien van de effecten wettelijk vastgelegd is in een register, rekening of gecentraliseerd effectendepot gelokaliseerd in een lidstaat, wordt de bepaling van de rechten van die personen als houders van zakelijke zekerheden ten aanzien van deze effecten beheerst door het recht van die lidstaat.”;
11.
artikel 10 komt als volgt te luiden:
„Artikel 10
1.
De lidstaten bepalen welke systemen, en respectieve systeemexploitanten, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, melden deze bij de Commissie aan en delen de Commissie mee welke autoriteiten zij overeenkomstig artikel 6, lid 2, hebben aangewezen.
De systeemexploitant doet de lidstaat waarvan het recht van toepassing is, mededeling van de deelnemers aan het systeem, eventuele indirecte deelnemers daarbij inbegrepen, alsmede van iedere verandering in het deelnemersbestand.
De lidstaten kunnen systemen die onder hun recht vallen, behalve aan de in de tweede alinea bedoelde meldplicht, ook aan toezichts- of goedkeuringsvereisten onderwerpen.
Een instelling deelt desgevraagd een ieder die een gerechtvaardigd belang heeft mee aan welke systemen de instelling deelneemt en verstrekt informatie over de belangrijkste regels die gelden voor de werking van die systemen.
2.
Een systeem dat als zodanig was aangemerkt vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (12), blijft dit voor de toepassing van de gewijzigde versie van deze richtlijn.
Een overboekingsopdracht die in een systeem is ingevoerd vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 2009/44/EG, maar die na dat tijdstip is afgewikkeld, wordt als overboekingsopdracht in de zin van deze richtlijn beschouwd.
Artikel 2
Wijzigingen in Richtlijn 2002/47/EG
Richtlijn 2002/47/EG wordt als volgt gewijzigd:
1.
overweging 9 wordt vervangen door:
„(9)
Ter beperking van de administratieve lasten voor partijen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende financiële zekerheden gebruiken, kan de nationale wetgeving met betrekking tot de financiële zekerheid aan de partijen alleen als geldigheidsvoorwaarden voorschrijven dat deze zekerheid onder de controle komen van de zekerheidsnemer of een persoon die namens de zekerheidsnemer optreedt, zonder zekerheidstechnieken uit te sluiten waarbij de zekerheidsverschaffer activa mag vervangen of te veel verschafte zekerheden mag terugnemen. Deze richtlijn mag de lidstaten niet verbieden te eisen dat een kredietvordering wordt geleverd door opneming ervan in een lijst van vorderingen.”;
2.
overweging 20 wordt vervangen door:
„(20)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de werking of het effect van de contractuele voorwaarden van financiële instrumenten of kredietvorderingen die als zekerheid worden verschaft, zoals rechten, verplichtingen of andere voorwaarden als vermeld in de emissiebepalingen van deze instrumenten of eventuele andere rechten, verplichtingen of andere voorwaarden die tussen de emittenten en houders van die instrumenten respectievelijk tussen de debiteuren en de crediteuren van die kredietvorderingen van toepassing zijn.”;
3.
de volgende overweging wordt toegevoegd:
„(23)
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om regels vast te stellen teneinde, wat kredietvorderingen betreft, de doeltreffendheid van financiëlezekerheidsovereenkomsten ten opzichte van derde partijen te verzekeren.”;
4.
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 2, onder b), wordt vervangen door:
„b)
een centrale bank, de Europese Centrale Bank, de Bank voor Internationale Betalingen, een multilaterale ontwikkelingsbank als bedoeld in deel 1, afdeling 4, van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (13), het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Investeringsbank;
b)
in lid 2, onder c), worden de punten i) tot en met iv) vervangen door:
„i)
een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de in artikel 2 van die richtlijn genoemde instellingen;
ii)
een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (14);
iii)
een financiële instelling als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/48/EG;
iv)
een verzekeringsonderneming als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekeringen) (15) en een levensverzekeringsonderneming als omschreven in artikel 1, lid 1, onder a), van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (16);
c)
lid 4, onder a), wordt vervangen door:
„a)
De als zekerheid verschafte financiële activa bestaan uit contanten, financiële instrumenten of kredietvorderingen;”;
d)
aan lid 4 wordt het volgende punt toegevoegd:
„c)
De lidstaten kunnen kredietvorderingen van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten als de debiteur een consument is als gedefinieerd in artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten (17) of een kleine of micro-onderneming als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, lid 2 en lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote of micro-ondernemingen (18), tenzij de zekerheidsnemer of de zekerheidsverschaffer van dergelijke kredietvorderingen een van de instellingen is die worden genoemd in artikel 1, lid 2, onder b), van deze richtlijn.
e)
lid 5 wordt als volgt gewijzigd:
i)
aan de tweede alinea wordt de volgende zin toegevoegd:
„Wat kredietvorderingen betreft, volstaat de opname in een lijst van vorderingen welke schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze bij de zekerheidsnemer wordt ingediend om de kredietvordering te identificeren en om tussen partijen te bewijzen dat de betrokken vordering als financiële zekerheid is verschaft.”;
ii)
Na de tweede alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:
„Onverminderd de tweede alinea kunnen de lidstaten bepalen dat opname in een lijst van vorderingen welke schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze bij de zekerheidsnemer wordt ingediend, eveneens volstaat om de kredietvordering te identificeren en om jegens de debiteur of derde partijen te bewijzen dat de verstrekte vordering als financiële zekerheid is verschaft.”;
5.
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
de punten b) en c) worden vervangen door:
„b)
„financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht”: een overeenkomst, inclusief retrocessieovereenkomsten, op grond waarvan een zekerheidsverschaffer de volledige eigendom van of de volledige gerechtigdheid tot als zekerheid verschafte financiële activa overdraagt aan een zekerheidsnemer teneinde de nakoming van de betrokken financiële verplichtingen te waarborgen of anderszins af te dekken;
c)
„financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht”: een overeenkomst op grond waarvan een zekerheidsverschaffer financiële activa als zekerheid verschaft tot vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht aan of ten gunste van een zekerheidsnemer, en waarbij de zekerheidsverschaffer volledig of gekwalificeerd eigenaar blijft van of ten volle gerechtigd blijft tot de als zekerheid verschafte financiële activa wanneer het zakelijk zekerheidsrecht wordt gevestigd;”;
ii)
het volgende punt wordt toegevoegd:
„o)
„kredietvorderingen”: geldvorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst waarbij een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de in artikel 2 van die richtlijn genoemde instellingen, krediet verleent in de vorm van een lening.”;
b)
in lid 2 wordt de tweede zin vervangen door:
„Een eventueel recht op vervanging van de als zekerheid verschafte financiële activa, recht op restitutie van de overwaarde van als zekerheid verschafte financiële activa ten gunste van de zekerheidsverschaffer of, in het geval van kredietvorderingen, recht op inning tot nader order van de opbrengsten van dergelijke vorderingen, doet geen afbreuk aan het feit dat de financiële activa als zekerheid zijn verschaft aan de zekerheidsnemer zoals bedoeld in deze richtlijn.”;
6.
artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a)
aan lid 1 worden de volgende alinea’s toegevoegd:
„Onverminderd het bepaalde in artikel 1, lid 5, schrijven de lidstaten niet voor dat, wanneer kredietvorderingen als financiële zekerheid worden verschaft, het bestaan, de geldigheid, de volledigheid, de graad van voorrang, de afdwingbaarheid of de toelaatbaarheid als bewijs van de financiële zekerheid van deze kredietvorderingen afhangt van het vervullen van enige formaliteit zoals registratie of kennisgeving aan de debiteur van de als zekerheid verschafte kredietvordering. De lidstaten mogen echter wel, ten behoeve van de totstandkoming, graad van voorrang, afdwingbaarheid of toelaatbaarheid als bewijs jegens de debiteur of derde partijen, een formele handeling zoals registratie of kennisgeving, voorschrijven.
Uiterlijk op 30 juni 2014 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de vraag of dit lid nog steeds dienstig is.”;
b)
het volgende lid wordt toegevoegd:
„3. Onverminderd Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (19) en de nationale bepalingen betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten zorgen de lidstaten ervoor dat een debiteur van een kredietvordering schriftelijk of op een juridisch gelijkwaardige wijze rechtsgeldig afstand mag doen van:
i)
de rechten tot verrekening die hij bezit jegens de crediteuren van de kredietvordering en jegens personen aan wie de crediteur de kredietvordering heeft overgedragen, in pand heeft gegeven of anderszins als zekerheid heeft verschaft; en
ii)
zijn rechten die voortvloeien uit de regels inzake het bankgeheim die de crediteur van de kredietvordering anders zouden beletten of beperken in zijn mogelijkheid om informatie over de kredietvordering of de debiteur te verstrekken met het oog op het gebruik als zekerheid van de kredietvordering.
7.
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a)
aan lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:
„c)
kredietvorderingen, door verkoop of toe-eigening en door hun waarde te verrekenen met of hun waarde in mindering te brengen op de betrokken financiële verplichtingen.”;
b)
lid 2, onder b), wordt vervangen door:
„b)
de partijen in de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht overeenstemming hebben bereikt over de waardering van de financiële instrumenten en de kredietvorderingen.”;
c)
lid 3 wordt geschrapt;
8.
aan artikel 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:
„6. Dit artikel is niet van toepassing op kredietvorderingen.”;
9.
na artikel 9 wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 9 bis
Richtlijn 2008/48/EG
De bepalingen van deze richtlijn laten Richtlijn 2008/48/EG onverlet.”.
Artikel 3
Omzetting
1.
De lidstaten stellen uiterlijk 30 december 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 30 juni 2011.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.