Aanbeveling 1986/379 - Werkgelegenheid voor gehandicapten in de EG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31986H0379

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31986H0379

86/379/EEG: Aanbeveling van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de werkgelegenheid voor gehandicapten in de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 225 van 12/08/1986 blz. 0043 - 0047

*****

AANBEVELING VAN DE RAAD

van 24 juli 1986

betreffende de werkgelegenheid voor gehandicapten in de Gemeenschap

(86/379/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien de door de Commissie ingediende ontwerp-aanbeveling,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende dat de resolutie van de Raad van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma (3) in het bijzonder voorziet in de tenuitvoerlegging van een programma voor de beroeps- en maatschappelijke integratie van gehandicapten;

Overwegende dat de resolutie van de Raad van 27 juni 1974 (4) betrekking heeft op een eerste communautair actieprogramma voor de beroepsrevalidatie van gehandicapten;

Overwegende dat de resolutie van de Raad en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 december 1981 inzake de sociale integratie van gehandicapten (5) de Lid-Staten verzoekt ervoor te zorgen dat gehandicapten, met name uit het oogpunt van de werkgelegenheid, niet op onbillijke wijze de gevolgen van de economische moeilijkheden te dragen krijgen en maatregelen ter voorbereiding van gehandicapten op het werkend bestaan te bevorderen, maar niet voorziet in een gecooerdineerde of geconcentreerde communautaire actie in dit opzicht;

Overwegende dat in deze aanbeveling onder »gehandicapten" worden verstaan alle personen met ernstige handicaps die het gevolg zijn van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen;

Overwegende dat gehandicapten hetzelfde recht als alle andere werkenden hebben op gelijke kansen in opleiding en werkgelegenheid;

Overwegende dat in een periode van economische crisis de actie op Europees en Gemeenschapsniveau niet alleen moet worden voortgezet, maar zelfs moet worden geïntensiveerd om door middel van positief en coherent beleid gelijke kansen voor gehandicapten te bereiken;

Overwegende dat bij die vormen van beleid rekening moet worden gehouden met het streven van de gehandicapten naar een ten volle actief en zelfstandig bestaan;

Overwegende dat het Europese Parlement, in zijn resolutie van 11 maart 1981 (6), de nadruk heeft gelegd op de noodzaak om op Gemeenschapsniveau de economische, maatschappelijke en beroepsintegratie van gehandicapten te bevorderen;

Overwegende dat billijke kansen voor gehandicapten op het gebied van werkgelegenheid en beroepsopleiding nodig lijken voor het verwerkelijken van een van de doelstellingen van de Gemeenschap; dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet voorziet in de bevoegdheden die vereist zijn voor de aanneming van de onderhavige aanbeveling,

  • I. 
    BEVEELT DE LID-STATEN AAN:
  • 1. 
    Alle gepaste maatregelen te nemen ter waarborging van billijke kansen voor gehandicapten inzake werkgelegenheid en beroepsopleiding, met inbegrip van zowel de eerste opleiding en tewerkstelling als revalidatie en herplaatsing.

Dit beginsel van billijke kansen moet worden toegepast voor:

  • a) 
    de toegang tot werkgelegenheid en normale of specifieke beroepsopleiding, met inbegrip van diensten voor beroepskeuzebegeleiding, arbeidsvoorziening en nazorg;
  • b) 
    de handhaving in de betrekking of beroepsopleiding en bescherming tegen ongerechtvaardigd ontslag;
  • c) 
    de promotiekansen en de mogelijkheden inzake permanente vorming.
  • 2. 
    Daartoe hun beleid ten gunste van de gehandicapten voort te zetten en, zo nodig, te intensiveren en opnieuw te bezien, in voorkomend geval na raadpleging van de organisaties van gehandicapten en van de sociale partners; dit beleid moet rekening houden met specifieke maatregelen en ontwikkelingen in de andere Lid-Staten die hun doeltreffendheid en nut hebben bewezen.

Dit beleid moet in het bijzonder gericht zijn op:

  • a) 
    uitschakeling van negatieve discriminatie door:
  • i) 
    zodanige herziening van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dat zij niet in strijd zijn met het beginsel van billijke kansen voor gehandicapten;
  • ii) 
    passende maatregelen om ontslagen in verband met een handicap zoveel mogelijk te voorkomen;
  • iii) 
    uitzonderingen op het beginsel van billijke kansen bij toegang tot opleiding of werkgelegenheid te beperken tot de gevallen die gerechtvaardigd zijn wegens een specifieke incompatibiliteit tussen een bepaalde activiteit die een onderdeel van een betrekking of van een opleidingscursus uitmaakt enerzijds en een bepaalde handicap anderzijds; zo nodig moet deze incompatibiliteit door een geneeskundig advies kunnen worden bevestigd; alle uitzonderingen moeten regelmatig worden onderzocht om na te gaan of zij nog steeds gerechtvaardigd zijn;
  • iv) 
    erop toe te zien dat de proeven die voor toegang tot beroepsopleidingscursussen vereist zijn, alsmede de proeven die tijdens of aan het einde van deze cursussen worden vereist, zodanig worden georganiseerd dat gehandicapte kandidaten daarbij niet worden benadeeld;
  • v) 
    erop toe te zien dat gehandicapten hun rechten voor de bevoegde instanties kunnen doen gelden en daartoe overeenkomstig de nationale wetten en gebruiken de nodige bijstand kunnen ontvangen;
  • b) 
    positieve acties voor gehandicapten, met name:
  • i) 
    rekening houdend met de verschillen in de aard van de sectoren en ondernemingen, de vaststelling door de Lid-Staten, als zulks geschikt blijkt en na raadpleging van de organisaties van gehandicapten en de sociale partners, van realistische streefcijfers inzake de tewerkstelling van gehandicapten in openbare of particuliere ondernemingen met een minimumaantal van bijvoorbeeld tussen 15 en 50 werknemers. Bovendien moeten maatregelen worden getroffen om deze streefcijfers bekend te maken en te bereiken;
  • ii) 
    de beschikbaarstelling in iedere Lid-Staat van een leidraad of gedragscode inzake werkgelegenheid voor gehandicapten, waarin de in de betrokken Lid-Staat reeds genomen positieve maatregelen zijn verwerkt en waarvan de strekking overeenkomt met deze aanbeveling; in de bijlage wordt een schema voor deze leidraad of gedragscode gegeven, met voorbeelden van positieve maatregelen;

de leidraad of gedragscode moet zo ruim mogelijk worden verspreid en zowel op de openbare als op de particuliere sector betrekking hebben;

de leidraad of code moet een duidelijke beschrijving geven van de bijdrage die de bestemmelingen kunnen en moeten leveren aan de daadwerkelijke uitvoering van het nationaal gehandicaptenbeleid en moet voorts informatie en adviezen bevatten betreffende de beschikbare steun vanwege de overheidsdiensten;

  • iii) 
    aanmoediging van de zijde van de Lid-Staten om de openbare of particuliere ondernemingen te stimuleren tot het nemen van alle passende, op de aanwerving van gehandicapten gerichte maatregelen die met deze leidraad of gedragscode in overeenstemming zijn; de Lid-Staten moeten de middelen bepalen waarmee openbaarheid kan worden gegeven aan dat beleid en aan de jaarlijkse vooruitgang bij de tenuitvoerlegging daarvan, in overeenstemming met de reeds bestaande procedures voor de verspreiding van informatie op sociaal gebied;
  • iv) 
    de samenwerking van de werkgever en de revalidatiediensten bij de herplaatsing van de werknemer, voor zover mogelijk bij hetzelfde bedrijf.
  • 3. 
    Aan de Commissie verslag te doen van de maatregelen die zij hebben genomen om deze aanbeveling ten uitvoer te leggen, ten einde de Commissie in staat te stellen het onder II, punt 3, bedoelde verslag op te stellen.

II. VERZOEKT DE COMMISSIE:

  • 1. 
    Zorg te dragen voor de cooerdinatie van de uitwisseling van gegevens en ervaringen betreffende de revalidatie en de werkgelegenheid voor gehandicapten tussen de nationale autoriteiten; de daartoe door de Lid-Staten aangewezen organisaties worden bij deze uitwisseling betrokken.
  • 2. 
    Uit het Europees Sociaal Fonds passende steun te blijven verlenen aan de gehandicapten, ongeacht hun leeftijd.
  • 3. 
    Aan de Raad binnen twee jaar na aanneming van deze aanbeveling verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging daarvan.

Gedaan te Brussel, 24 juli 1986.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • A. 
    CLARK
  • (1) 
    PB nr. C 148 van 16. 6. 1986, blz. 84.
  • (2) 
    PB nr. C 189 van 28. 7. 1986, blz. 10.
  • (3) 
    PB nr. C 13 van 12. 2. 1974, blz. 1.
  • (4) 
    PB nr. C 80 van 9. 7. 1974, blz. 30.
  • (5) 
    PB nr. C 347 van 31. 12. 1981, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. C 77 van 6. 4. 1981, blz. 27.

BIJLAGE

Schema voor positieve maatregelen tot bevordering van de beroepsopleiding en werkgelegenheid voor gehandicapten

Hieronder wordt een geheel van mogelijke maatregelen genoemd dat door de Commissie is voorgesteld en dat de Lid-Staten bij de uitvoering van deze aanbeveling, en met name bij de opstelling van een leidraad of gedragscode, in aanmerking dienen te nemen.

AFDELING I

OPNEMING VAN GEHANDICAPTEN IN HET ARBEIDSPROCES

  • 1. 
    Werkgelegenheidsschepping
  • a) 
    Gecooerdineerde projecten

Gehandicapten moeten volledig en op billijke wijze kunnen profiteren van projecten als regionale ontwikkelingsprogramma's, plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, acties gericht op de bevordering van de oprichting van cooeperaties of kleine en middelgrote ondernemingen.

  • b) 
    Nieuwe technologieën

Stimulering van nieuwe werkgelegenheid door middel van nationale initiatieven zowel in de sector nieuwe technologieën zelf als ook door gebruikmaking van nieuwe technologieën als hulpmiddel om op andere gebieden werkgelegenheid mogelijk te maken.

In dit verband moeten projecten worden aangemoedigd voor de inschakeling van gehandicapten bij »telewerk".

Bestudering van de specifieke aspecten van de nieuwe technologische ontwikkeling die de werkgelegenheid in gevaar brengen en het treffen van passende maatregelen.

Aanpassing van de arbeidsruimte aan de behoeften van gehandicapten.

  • c) 
    Andere maatregelen

Stimulering en ondersteuning van projecten ter opleiding en voorbereiding van gehandicapten met het oog op de oprichting van een eigen onderneming of tot het zoeken naar nieuwe werkgelegenheidskansen in de mediasector of bij diensten voor andere gehandicapten.

Aanduiding van andere sectoren (zoals tertiaire dienstverlening, inclusief toerisme en horeca, land-, tuin- en bosbouw) die goede perspectieven bieden en geschikt zijn voor verschillende categorieën gehandicapten.

Uitvoering van programma's voor het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen voor gehandicapten in deze sectoren.

Opstelling van speciale nationale beleidslijnen voor wederinschakeling in het arbeidsproces van mentaal gehandicapten die werkloos zijn geworden door de ontwikkeling op de arbeidsmarkt.

Scheppen van ruimere mogelijkheden voor deeltijdarbeid voor gehandicapte werknemers.

  • 2. 
    Sociale werkplaatsen
  • a) 
    Algemeen

In elke Lid-Staat moet de situatie van de werkgelegenheid in de sociale werkvoorziening opnieuw worden bezien en moeten er plannen voor de toekomstige ontwikkelingen in deze sector worden opgesteld.

  • b) 
    Kwantiteit

De projecten moeten gericht zijn op de beoordeling van de toekomstige vraag en de noodzaak dergelijke voorzieningen uit te breiden of te verminderen.

  • c) 
    Kwaliteit

Bij de herziening moet op het volgende worden gelet:

  • opvoering van de kwaliteit van de het slechtst functionerende werkplaatsen of centra tot het niveau van de optimaal functionerende werkplaatsen;
  • invoering van nieuwe vormen van activiteiten (bijvoorbeeld in de informaticasector) die interessanter en uit commercieel oogpunt rendabeler zijn;
  • uitbreiding van de opleidingsmogelijkheden in de werkplaatsen;
  • ontwikkeling van de overgangsfunctie van de werkplaatsen, dat wil zeggen de functie die zij hebben bij de beoordeling en de persoonlijke ontwikkeling in de fase tussen het basisonderwijs of een werkloosheidsperiode en de toegang tot de arbeidsmarkt;
  • doorbreking van het isolement door in normale ondernemingen arbeidsplaatsen of beschermde groepen, dan wel gemengde cooeperaties te ontwikkelen. 3. Overgang, beroepsrevalidatie en beroepsopleiding

Voor gehandicapte stagiaires de mogelijkheid openen om zich zo mogelijk en desgewenst in te schrijven voor geïntegreerde opleidingscursussen in normale instellingen.

Hoge prioriteit voor het verbeteren van de mogelijkheden tot en de kwaliteit van beroepsvoorbereiding en -opleiding van gehandicapten met bijzondere aandacht voor de volgende factoren:

  • besteden van evenveel aandacht aan de behoeften van werknemers die door ongeval of ziekte gehandicapt zijn, als van jongeren met aangeboren of tijdens de kinderjaren of adolescentie ontstane handicaps;
  • een meer realistische afstemming van de inhoud van de opleidingscursussen op de behoeften van de arbeidsmarkt;
  • versterking van de rechtstreekse contacten tussen de opleidingsinstellingen en de plaatselijke vertegenwoordigers van de sociale partners;
  • verbeteren van de opleidingsmethoden, vooral door meer gebruik te maken van nieuwe technologieën als technische hulpmiddelen, door invoering van modulaire opleidingen en zo nodig voorzieningen voor leren op afstand;
  • aanmoediging van proefnemingen met opbouw en opzet van cursussen om de cooerdinatie van theoretische en praktische opleiding te vergemakkelijken;
  • in alle opzichten verbetering van de toegang tot opleidingscursussen;
  • aanmoediging van gehandicapte stagiaires om, voor zover mogelijk, actiever deel te nemen aan de planning van hun eigen opleidingsprogramma's;
  • zorg dragen voor de continuïteit bij de beroepsvoorbereiding en -opleiding door stimulering van de samenwerking tussen de verschillende beroepssectoren en oprichting van multidisciplinaire teams.
  • 4. 
    Voorlichting, beoordeling en plaatsing
  • a) 
    Voorlichting

Op regionaal niveau moeten in de algemene voorlichtingsdiensten diensten worden opgenomen voor studie- en beroepskeuzevoorlichting die officieel tot taak hebben in de behoeften van gehandicapten te voorzien.

Bij algemene en niet zozeer gespecialiseerde voorlichtingsdiensten moet het personeel een zodanige opleiding krijgen dat het zich een beeld kan vormen van de bijzondere behoeften van de gehandicapten en hun problemen kan oplossen.

  • b) 
    Beoordeling

Het zoeken naar doeltreffende beoordelingsmethoden en die methoden voor zover mogelijk invoeren.

Prioriteit verlenen aan de volgende beginselen:

  • de gehandicapte zelf (en zo nodig zijn familie) moet actief aan de beoordeling deelnemen;
  • elke cliënt moet worden aangemoedigd te kiezen voor het beste opleidingsniveau en te streven naar het voor hem hoogste, bereikbare beroepsniveau.
  • c) 
    Arbeidsbemiddelingsdiensten

Op regionaal niveau moeten in het kader van de algemene arbeidsbemiddeling diensten worden opgezet om behoorlijk opgeleide gehandicapten te helpen bij het vinden van een betrekking.

Deze diensten moeten ook zorg dragen voor begeleiding en bijstand van de gehandicapten bij hun werk, althans in de beginperiode.

Er moeten opleidingsprogramma's worden uitgevoerd voor functionarissen die voor de arbeidsbemiddeling met betrekking tot gehandicapten verantwoordelijk zijn.

  • 5. 
    Werkgevers en werknemersorganisaties
  • a) 
    Stimulansen voor werkgevers

Werkgevers moeten worden aangemoedigd om meer gebruik te maken van openbare middelen.

Zo nodig moeten overeenkomstig het nationaal beleid en de nationale omstandigheden dergelijke middelen beschikbaar worden gesteld om de speciale kosten van een werkgever die gehandicapte werknemers in dienst neemt, geheel of gedeeltelijk te dekken.

Subsidieerbaar moeten onder meer zijn aanpassingen van machines of installaties, invoering van speciale toegangsvoorzieningen en extra personeelskosten.

De subsidies moeten zowel voor wederinschakeling in het arbeidsproces van een door een handicap getroffen werknemer als bij nieuwe aanwervingen worden verleend.

Er moet worden overwogen om bij nieuwe aanwervingen gedurende een bepaalde inwerkperiode overheidssubsidie voor de salariëring van de werknemer te verlenen.

  • b) 
    Werknemersorganisaties

De vakbonden moeten worden aangemoedigd om alle nodige steun aan gehandicapte werknemers te verlenen en om te bewerkstelligen dat hun belangen naar behoren worden behartigd in vertegenwoordigende lichamen. 6. Sociale zekerheid

Verhinderen dat gehandicapten die werkloos worden of die na beroepsrevalidatie geen werk kunnen vinden, nadien louter wegens hun handicap in ongunstiger financiële omstandigheden komen te verkeren dan andere werknemers in een vergelijkbare situatie.

Tevens moet worden verhinderd dat de uitkeringsregelingen demotiverend werken op het aanvaarden van deeltijdbetrekkingen, het deelnemen aan proefperioden en inwerkperioden, of op de terugkeer in het arbeidsproces, wanneer dergelijke maatregelen zowel voor de gehandicapte werknemer als voor de werkgever wenselijk zijn.

AFDELING II

ALGEMEEN

  • 1. 
    Omgeving in het algemeen

Er moet zorg voor worden gedragen dat de gehandicapten in een omgeving verkeren waar zij doorlopend onderwijs en opleiding kunnen volgen en waar zij zoveel mogelijk kunnen bijdragen tot de economie.

De bestaande wetgeving moet doeltreffend worden uitgevoerd en zo nodig moet er een nieuwe wetgeving worden ingevoerd om te komen tot

  • passende huisvesting (zoveel mogelijk geïntegreerd in het normale leven),
  • behoorlijk vervoer naar opleiding en werk,
  • gemakkelijke toegang tot en verplaatsing op de arbeidsplaats, vooral bij administratieve werkzaamheden.

Er moet voor worden gezorgd dat maatregelen die erop gericht zijn een doeltreffende billijke behandeling van gehandicapten te garanderen niet als discriminerend ten opzichte van valide personen worden beschouwd.

Er moet aandacht worden besteed aan de behoefte aan versoepeling van de arbeidsvoorwaarden van personen die een gehandicapte ten laste hebben.

  • 2. 
    Voorlichting en advies
  • a) 
    Hulp voor gehandicapten

Er moet een voorlichtings- en adviessysteem tot stand worden gebracht ten behoeve van de gehandicapten, hun familie en de betrokken deskundigen (maatschappelijk werkers die gespecialiseerd zijn in persoonlijke hulpverlening en bestuursfunctionarissen) met betrekking tot technische hulpmiddelen en andere voor gehandicapten belangrijke zaken.

Naar gelang de beschikbare middelen zulks toelaten, moet dit systeem - bijvoorbeeld in de vorm van gespecialiseerde centra of diensten in het kader van reeds bestaande centra met taakverruiming - van het nationaal niveau mettertijd tot het regionaal en plaatselijk niveau worden uitgebreid.

  • b) 
    Bewustmakingsproces

Er moet een gecooerdineerde actie worden ondernomen voor voorlichting en advisering van de politici, de sociale partners en het publiek omtrent de mogelijkheden en behoeften van de gehandicapten.

In het bijzonder moet er op ruime schaal audiovisueel materiaal over de problematiek van de gehandicapten beschikbaar worden gesteld via geschikte kanalen zoals belangengroepen en de opleidingssystemen van de sociale partners.

  • 3. 
    Sociaal onderzoek

Sociaal onderzoek moet worden aangemoedigd en gecooerdineerd zowel voor het analyseren van de behoeften en mogelijkheden als voor het evalueren van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen; daartoe moeten nationale databanken tot stand worden gebracht.

  • 4. 
    Raadpleging, cooerdinatie en deelneming

De nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten moeten hun systemen inzake raadpleging, cooerdinatie en deelneming voortzetten en verder ontwikkelen, en moeten daarbij de openbare diensten en instellingen, de vrijwilligersorganisaties, de zelfstandigen, de sociale partners en de media alsook de gehandicapten en hun familie betrekken.

Bijzondere prioriteit moet worden verleend aan de actieve inschakeling van de gehandicapten als vertegenwoordiger of op persoonlijke titel bij het nemen en uitvoeren van de hen betreffende besluiten.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.