Aanbeveling 1992/442 - Convergentie van de doelstellingen en het beleid op het gebied van de sociale bescherming

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992H0442

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992H0442

92/442/EEG: Aanbeveling van de Raad van 27 juli 1992 betreffende de convergentie van de doelstellingen en het beleid op het gebied van de sociale bescherming

Publicatieblad Nr. L 245 van 26/08/1992 blz. 0049 - 0052

AANBEVELING VAN DE RAAD van 27 juli 1992 betreffende de convergentie van de doelstellingen en het beleid op het gebied van de sociale bescherming (92/442/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en SociaalComité (3),

Overwegende dat ingevolge artikel 118 van het Verdrag de Commissie tot taak heeft, een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten op sociaal gebied te bevorderen;

Overwegende dat in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden, dat op de Europese Raad van Straatsburg van 9 december 1989 door de Staatshoofden en Regeringsleiders van elf Lid-Staten is aangenomen, in de zevende, de dertiende en de zestiende overweging en in de punten 10, 24 en 25 met name het volgende is verklaard:

"Overwegende dat de verwezenlijking van de interne markt voor de werkenden van de Europese Gemeenschap moet leiden tot verbeteringen op sociaal gebied, met name ten aanzien van [. . .] de sociale bescherming [. . .];";

"Overwegende dat dit handvest [. . .] beoogt op plechtige wijze te bevestigen dat de tenuitvoerlegging van de Europese Akte ten volle rekening moet houden met de sociale dimensie van de Gemeenschap en dat in dit verband op de gepaste niveaus moet worden gezorgd voor de ontwikkeling van de sociale rechten van de werkenden van de Europese Gemeenschap en in het bijzonder van loontrekkenden en zelfstandigen;";

"Overwegende dat de plechtige afkondiging van de sociale grondrechten op het niveau van de Europese Gemeenschap bij de tenuitvoerlegging geen argument mag vormen voor enige achteruitgang ten opzichte van de thans in iedere Lid-Staat bestaande situatie,";

"Volgens de specifieke bepalingen van elk land:

  • 10. 
    hebben alle werkenden van de Europese Gemeenschap recht op een adequate sociale bescherming en, ongeacht hun statuut en de grootte van de onderneming waarin zij werken, op sociale-zekerheidsprestaties van een toereikend niveau;

moeten personen die, ongeacht of zij al dan niet reeds hebben gewerkt, van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en geen bestaansmiddelen hebben, aanspraak kunnen maken op voldoende uitkeringen en middelen, aangepast aan hun persoonlijke situatie.";

"Volgens de specifieke bepalingen van elk land:

  • 24. 
    moeten alle werkenden van de Europese Gemeenschap bij hun pensionering over middelen kunnen beschikken die hun een behoorlijk levenspeil garanderen;
  • 25. 
    dienen alle personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar geen recht op pensioen hebben en niet over andere bestaansmiddelen beschikken, in aanmerking te kunnen komen voor voldoende middelen, alsmede voor een aan hun specifieke behoeften aangepaste sociale en geneeskundige bijstand.";

Overwegende dat de sociale bescherming, in het kader van het algemeen recht van een ieder op sociale bescherming, een essentieel instrument is van de solidariteit tussen de inwoners van iedere Lid-Staat;

Overwegende dat de Commissie er in haar actieprogramma voor de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden op heeft gewezen dat de verschillen in sociale dekking een ernstige belemmering voor het vrije verkeer van werknemers kunnen vormen en het gebrek aan evenwicht tussen de regio's, met name tussen het Noorden en het Zuiden van de Gemeenschap, kunnen vergroten; dat dientengevolge is voorgesteld een strategie van covergentie van het beleid van de Lid-Staten op dit gebied rond gezamenlijk vastgestelde doelstellingen te bevorderen, waardoor de bovengenoemde bezwaren ondervangen kunnen worden;

Overwegende dat de Raad, uitgaande van de constatering dat vergelijkbare ontwikkelingen in de meeste Lid-Staten gemeenschappelijke problemen kunnen opleveren (met name de vergrijzing van de bevolking, de ontwikkelingen in de gezinsstructuren, aanhoudende hoge werkloosheid en de ontwikkeling van nieuwe vormen van armoede), in zijn zitting van 29 september 1989 heeft voorgesteld deze feitelijke convergentie nog meer te bevorderen, door het vastleggen van gemeenschappelijke doelstellingen om richtpunten te bieden voor de ontwikkelingen in het nationale beleid;

Overwegende dat het doel van deze convergentiestrategie bestaat in het vaststellen van gemeenschappelijke doelstellingen die als leidraad kunnen dienen voor het beleid van de Lid-Staten, zodat de verschillende nationale stelsels naast elkaar kunnen bestaan en zich in onderlinge harmonie kunnen ontwikkelen in de richting van de fundamentele doelstellingen van de Gemeenschap;

Overwegende dat de gezamenlijk geformuleerde specifieke doelstellingen moeten dienen als richtpunten voor de aanpassing van deze stelsels aan de ontwikkelingen in de behoeften aan bescherming en met name aan de behoeften in verband met veranderingen op de arbeidsmarkt, veranderingen in de gezinsstructuren en de demografische ontwikkelingen;

Overwegende dat deze convergentie ook gericht is op het handhaven en het stimuleren van de ontwikkeling van de sociale bescherming in de context van de voltooiing van de interne markt; dat deze markt de mobiliteit van werkenden en hun gezinnen binnen de Gemeenschap zal vergemakkelijken en dat vermeden moet worden dat deze mobiliteit wordt belemmerd door te grote verschillen tussen de niveaus van sociale bescherming;

Overwegende dat het, wegens de verscheidenheid van de stelsels en het feit dat deze in de nationale cultuur geworteld zijn, aan de Lid-Staten staat de opzet, de modaliteiten van de financiering en de organisatie van hun stelsel van sociale bescherming te bepalen;

Overwegende dat deze aanbeveling de nationale en communautaire bepalingen inzake het verblijfsrecht onverlet laat;

Overwegende dat de in deze aanbeveling vastgelegde doelstellingen inzake sociale bescherming geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om de beginselen en de organisatie van hun gezondheidszorgstelsel te bepalen;

Overwegende dat deze actie noodzakelijk lijkt om in het kader van de werking van de gemeenschappelijke markt een van de doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken, zonder dat het Verdrag in de daartoe vereiste bevoegdheden heeft voorzien,

  • I. 
    BEVEELT DE LID-STATEN AAN:
  • A. 
    hun algemene beleid op het gebied van de sociale bescherming, onverminderd de bevoegdheid van de Lid-Staten om de beginselen en de organisatie van hun eigen stelsels in de betrokken sectoren te bepalen, op de volgende doelstellingen te richten:
  • 1. 
    Rekening houdend met de beschikbare financiele middelen, de prioriteiten en het evenwicht binnen de stelsels van sociale bescherming en de verschillen in organisatie en financiering van deze stelsels, dient de sociale bescherming gericht te zijn op de volgende taken:
  • a) 
    overeenkomstig de beginselen neergelegd in Aanbeveling 92/441/EEG van de Raad van 24 juni 1992 inzake gemeenschappelijke criteria met betrekking tot toereikende inkomsten en prestaties in de stelsels van sociale bescherming (4), een inkomstenpeil garanderen dat een menswaardig leven mogelijk maakt;
  • b) 
    onder de door elke Lid-Staat vastgestelde voorwaarden aan de persoon die legaal op zijn grondgebied woonachtig is, ongeacht diens inkomstenpeil de mogelijkheid bieden om in aanmerking te komen voor de stelsels ter bescherming van de volksgezondheid die in de Lid-Staat bestaan;
  • c) 
    de sociale integratie bevorderen van de personen die legaal op het grondgebied van de Lid-Staat woonachtig zijn, alsook de integratie op de arbeidsmarkt van degenen die in staat zijn betaalde arbeid te verrichten;
  • d) 
    aan werknemers, wanneer zij wegens pensionering hun activiteit beëindigen dan wel deze wegens ziekte, ongeval, moederschap, invaliditeit of werkloosheid moeten onderbreken, een vervangingsinkomen toekennen in de vorm van een forfaitaire uitkering of een op basis van hun vroegere arbeidsinkomen berekende uitkering waardoor hun levensstandaard, op grond van hun deelneming aan passende sociale-zekerheidsregelingen, in redelijke mate in stand wordt gehouden;
  • e) 
    de mogelijkheid onderzoeken om een passende sociale bescherming voor zelfstandigen tot stand te brengen en/of te ontwikkelen
  • 2. 
    Bij het toekennen van sociale-beschermingsprestaties moeten de volgende beginselen in acht genomen worden:
  • a) 
    gelijke behandeling, zodat iedere discriminatie naar nationaliteit, ras, geslacht, religie, zeden of politieke overtuiging vermeden wordt, wanneer de aanvragers voldoen aan de ter verkrijging van de prestaties gestelde voorwaarden inzake de duur van de tijdvakken van verzekering en/of wonen;
  • b) 
    billijkheid, opdat de uitkeringsgerechtigden hun aandeel in de verbetering van de levensstandaard van de gehele bevolking ontvangen, zij het met inachtneming van de op nationaal niveau vastgestelde prioriteiten.
  • 3. 
    Er dient te worden gestreefd naar aanpassing van de sociale-beschermingsstelsels aan de ontwikkelingen in de leefwijzen en de gezinsstructuren, wanneer deze nieuwe behoeften aan sociale bescherming doen ontstaan, met name als gevolg van veranderingen op de arbeidsmarkt en van demografische ontwikkelingen.
  • 4. 
    Ten slotte dienen de sociale-beschermingsstelsels zo doelmatig mogelijk beheerd te worden, gelet op de rechten, de behoeften en de omstandigheden van de betrokkenen, alsmede zo doeltreffend mogelijk georganiseerd te zijn en te functioneren;
  • B. 
    hun stelsel van sociale bescherming zo nodig aan te passen en te ontwikkelen, onverminderd de bevoegdheid van de Lid-Staten om de beginselen en de organisatie van hun eigen stelsels in de betrokken sectoren te bepalen, ten einde geleidelijk de volgende doelstellingen te verwezenlijken en de maatregelen te nemen die daartoe noodzakelijk zijn:
  • 1. 
    Ziekte

De bijdrage van de sociale bescherming aan de preventie van ziekten en de behandeling en revalidatie van de betrokken personen zodanig organiseren dat de volgende doelstellingen worden bereikt:

  • a) 
    onder de door iedere Lid-Staat vastgestelde voorwaarden ervoor zorgen dat personen die legaal op het grondgebied van de Lid-Staat woonachtig zijn, toegang hebben tot de nodige gezondheidszorg, alsmede tot de maatregelen ter preventie van ziekten;
  • b) 
    toezien op de handhaving en zo nodig de ontwikkeling van een gezondheidszorg van de nodige kwaliteit, aangepast aan de veranderende behoeften van de bevolking, en met name van die welke voortvloeien uit de zorgbehoefte van ouderen, aan de ontwikkelingen in de ziekteleer en de behandelingstechnieken en aan de vereiste intensivering van de preventie;
  • c) 
    indien nodig, de revalidatie van herstellende zieken, met name na een ernstige ziekte of een ongeval, en vervolgens hun herinschakeling in het arbeidsproces organiseren;
  • d) 
    aan werknemers die door ziekte hun werk moeten onderbreken, een forfaitaire of een op basis van hun vroegere arbeidsinkomen berekende uitkering toekennen, op grond van hun deelneming aan passende socialezekerheidsregelingen, waardoor hun levensstandaard in redelijke mate in stand wordt gehouden.
  • 2. 
    Moederschap
  • a) 
    Organiseren van een tegemoetkoming in de kosten van de door zwangerschap, bevalling en de gevolgen daarvan noodzakelijk geworden verzorging voor alle vrouwen die legaal op het grondgebied van de Lid-Staat woonachtig zijn, onder voorbehoud dat de betrokken vrouw aan passende socialezekerheidsregelingen deelneemt en/of onder voorbehoud dat de sociale bijstand hierin voorziet;
  • b) 
    bewerkstelligen dat werkneemsters, wanneer zij hun arbeid wegens moederschap onderbreken, een passende sociale bescherming genieten.
  • 3. 
    Werkloosheid
  • a) 
    Overeenkomstig het bepaalde in de aanbeveling van de Raad van 24 juni 1992 aan personen zonder betaald werk die legaal op het grondgebied van de Lid-Staat woonachtig zijn, onder voorbehoud dat zij actief beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, een minimuminkomen waarborgen;
  • b) 
    ten behoeve van werklozen, met name jongeren die tot de arbeidsmarkt toetreden en langdurig werklozen, voorzieningen opzetten om uitsluiting te bestrijden, met de bedoeling hun inschakeling op de arbeidsmarkt te bevorderen, onder voorbehoud dat zij actief beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt of voor een beroepsopleiding ten einde werk te vinden;
  • c) 
    aan werknemers die werkloos zijn geworden, op grond van hun deelneming aan passende sociale-zekerheidsregelingen een forfaitaire of een op basis van hun vroegere arbeidsinkomen berekende uitkering toekennen, waardoor hun levensstandaard in redelijke mate in stand wordt gehouden, onder voorbehoud dat zij actief beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt of voor een beroepsopleiding ten einde werk te vinden.
  • 4. 
    Arbeidsongeschiktheid
  • a) 
    Overeenkomstig het bepaalde in de aanbeveling van 24 juni 1992 aan legaal op het grondgebied van de Lid-Staat woonachtige gehandicapten een minimuminkomen waarborgen;
  • b) 
    de sociale en economische integratie van langdurig zieken of arbeidsongeschikten bevorderen;
  • c) 
    aan werknemers die hun werkzaamheid als gevolg van invaliditeit moeten verminderen of onderbreken, een forfaitaire of een op basis van hun vroegere arbeidsinkomen berekende uitkering, die in voorkomend geval naar de mate van arbeidsongeschiktheid wordt gedifferentieerd, toekennen, op grond van hun deelneming aan passende sociale-zekerheidsregelingen, waardoor hun levensstandaard in redelijke mate in stand wordt gehouden.
  • 5. 
    Ouderdom
  • a) 
    Overeenkomstig het bepaalde in de aanbeveling van 24 juni 1992 aan legaal op het grondgebied van de Lid-Staat woonachtige ouderen, een minimuminkomen waarborgen;
  • b) 
    passende maatregelen van sociale bescherming nemen, rekening houdend met de specifieke behoeften van ouderen die afhankelijk zijn van de zorg en de dienstverlening van derden;
  • c) 
    maatregelen nemen om de sociale uitsluiting van ouderen te bestrijden;
  • d) 
    met inachtneming van de nationale situatie inzake werkloosheid en demografische ontwikkeling, de belemmeringen trachten weg te nemen die verhinderen dat personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, blijven werken;
  • e) 
    voorwaarden scheppen opdat gepensioneerde werknemers met een volledige loopbaan tijdens de gehele periode van hun pensioen een vervangingsinkomen kunnen genieten dat een redelijk deel van hun vroegere arbeidsinkomen uitmaakt, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de wettelijke en aanvullende stelsels en het evenwicht tussen de belangen van werkenden en gepensioneerden wordt gehandhaafd;
  • f) 
    bij de berekening van pensioenrechten ervoor zorgen dat werknemers met een onvolledige loopbaan vanwege perioden van ziekte, invaliditeit of langdurige werkloosheid, alsook werknemers die hun activiteit gedurende korte tijd hebben onderbroken om hun kinderen groot te brengen of, in voorkomend geval, overeenkomstig de nationale wetgeving, andere personen ten laste hadden, minder benadeeld worden, door met name in de mogelijkheid van vrijwillige premiebetaling te voorzien;
  • g) 
    de pensioenstelsels aanpassen aan de ontwikkelingen in de leefwijzen en gezinsstructuren;
  • h) 
    zo nodig bevorderen dat de voorwaarden voor het verkrijgen van pensioenrechten, met name van rechten op aanvullend pensioen, worden bijgesteld ten einde de belemmeringen voor de mobiliteit van werknemers weg te nemen;
  • i) 
    te zijner tijd de pensioenstelsels aan de demografische ontwikkelingen aanpassen, waarbij de sleutelrol van de wettelijke pensioenregelingen gehandhaafd dient te blijven.
  • 6. 
    Gezin
  • a) 
    De uitkeringen verder uitbouwen
  • voor de gezinnen waarvoor de kinderlast het zwaarste weegt, bij voorbeeld wegens het aantal kinderen, en/of
  • voor de minst bedeelde gezinnen;
  • b) 
    de inschakeling van personen die, na hun kinderen te hebben grootgebracht, tot de arbeidsmarkt wensen toe te treden, helpen bevorderen;
  • c) 
    de belemmeringen helpen wegnemen voor het uitoefenen van een beroepsbezigheid door ouders, via maatregelen die de combinatie gezins- en beroepsleven mogelijk maken,

II. EN VERZOEKT DE COMMISSIE DAARTOE:

  • 1. 
    de Raad op gezette tijden een verslag voor te leggen waarin de in de richting van bovenstaande doelstellingen geboekte vooruitgang wordt geëvalueerd, en in samenwerking met de Lid-Staten daartoe geschikte criteria op te stellen en het gebruik ervan te ontwikkelen;
  • 2. 
    een regelmatige gedachtenwisseling met de Lid-Staten te organiseren over de ontwikkeling van hun beleid op het gebied van de sociale bescherming.

Gedaan te Brussel, 27 juli 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • N. 
    LAMONT
  • (1) 
    PB nr. C 194 van 25. 7. 1991, blz. 13.(2) PB nr. C 67 van 16. 3. 1992, blz. 206.(3) PB nr. C 40 van 17. 2. 1992, blz. 91.(4) Zie bladzijde 46 van dit Publikatieblad.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.