Verordening 2011/156 - Toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol bij de partnerschapsovereenkomst met de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

1.

Wettekst

25.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/66

 

VERORDENING (EU) Nr. 156/2011 VAN DE RAAD

van 13 december 2010

betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 7 mei 2010 is een nieuw protocol (hierna „het protocol”) bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesië inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesië (1) (hierna „de overeenkomst”) geparafeerd. Het protocol kent aan EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toe in de wateren waarover de Federale Staten van Micronesië de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezitten.

 

(2)

Op 13 december 2010 heeft de Raad Besluit nr. 2011/116/EU (2) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld.

 

(3)

De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor de in artikel 13 van het protocol bedoelde periode van vijf jaar, alsmede voor de periode van de voorlopige toepassing ervan.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (3) dient de Commissie, als blijkt dat de krachtens het protocol van de Unie toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarover in kennis te stellen. Indien binnen een door de Raad vast te stellen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn dient te worden vastgesteld.

 

(5)

Deze verordening dient op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het protocol bij de overeenkomst worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
 

a)

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen

 

Spanje

5 vaartuigen

Frankrijk

1 vaartuig

 

b)

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

 

Spanje

12 vaartuigen

  • 2. 
    Onverminderd de bepalingen van de overeenkomst en het protocol, is Verordening (EG) nr. 1006/2008 van toepassing.
  • 3. 
    Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

De in artikel 10, lid 1, van die verordening bedoelde termijn wordt vastgesteld op 10 werkdagen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    PEETERS
 

  • (2) 
    Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.