Besluit 2011/220 - Ondertekening van het Verdrag van 's-Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden - Hoofdinhoud
7.4.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 93/9 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 31 maart 2011
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van 's-Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden
(2011/220/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie werkt aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke justitiële ruimte die is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen. |
(2) |
Het Verdrag van 's-Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden („het verdrag”) vormt een goede basis voor een wereldwijd systeem van administratieve samenwerking en voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en regelingen inzake levensonderhoud, en voorziet in kosteloze rechtsbijstand bij vrijwel alle levensonderhoudsvorderingen ten behoeve van kinderen en in een gestroomlijnde erkennings- en tenuitvoerleggingsprocedure. |
(3) |
Op grond van artikel 59 van het verdrag kunnen regionale organisaties voor economische integratie zoals de Unie het verdrag ondertekenen, aanvaarden en goedkeuren of tot het verdrag toetreden. |
(4) |
Onder het verdrag vallende aangelegenheden worden ook geregeld in Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (1). De Unie zou, in dit concrete geval, moeten besluiten om het verdrag alleen te ondertekenen en om de bevoegdheid uit te oefenen over alle aangelegenheden die erdoor worden geregeld. |
(5) |
De Unie moet alle passende verklaringen afleggen en voorbehouden maken op het tijdstip van de goedkeuring van het verdrag. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de vaststelling en de toepassing van dit besluit. |
(7) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22, betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening van het Verdrag van 's-Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden („het verdrag”) wordt namens de Europese Unie goedgekeurd (2).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het verdrag namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 31 maart 2011.
Voor de Raad
De voorzitter
VÖLNER P.
-
De tekst van het verdrag zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.