Richtlijn 2011/72 - Wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat betreft de voorschriften voor trekkers die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht

1.

Wettekst

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/1

 

RICHTLIJN 2011/72/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 september 2011

tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat betreft de voorschriften voor trekkers die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers (3) regelt de uitlaatemissies van motoren die zijn gemonteerd in landbouw- en bosbouwtrekkers om de volksgezondheid en het milieu meer te vrijwaren. In Richtlijn 2000/25/EG was voorzien dat de als fase III A gekende emissiegrenswaarden die in 2010 van toepassing waren op de typegoedkeuring van de meeste compressieontstekingsmotoren, vervangen moesten worden door de strengere grenswaarden van fase III B, die geleidelijk vanaf 1 januari 2011 van kracht zouden worden voor het in de handel brengen, en vanaf 1 januari 2010 voor de typegoedkeuring van die motoren. Fase IV, met strengere emissiegrenswaarden dan die van fase III B, zal geleidelijk van kracht worden vanaf 1 januari 2013 voor de typegoedkeuring van die motoren, en vanaf 1 januari 2014 voor het in de handel brengen ervan.

 

(2)

De overgang naar fase III B omvat een abrupte verandering van technologie, hetgeen aanzienlijke uitvoeringskosten meebrengt voor het herontwerpen van de motoren en voor het ontwikkelen van geavanceerde technische oplossingen. De huidige mondiale financiële en economische crisis noch een periode van economische achteruitgang mag echter leiden tot afzwakking van de milieunormen. Deze herziening van Richtlijn 2000/25/EG dient derhalve als uitzonderlijk te worden beschouwd. Bovendien zijn investeringen in milieuvriendelijke technologieën belangrijk voor het bevorderen van toekomstige groei, werkgelegenheid en het beveiligen van de gezondheid.

 

(3)

Richtlijn 2000/25/EG voorziet in een flexibele regeling om trekkerfabrikanten in de gelegenheid te stellen gedurende een bepaalde fase een beperkt aantal motoren te kopen die niet voldoen aan de tijdens die fase toepasselijke emissiegrenswaarden, maar zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de fase die onmiddellijk aan de toepasselijke fase voorafgaat.

 

(4)

Sinds 2005 wordt in Richtlijn 2000/25/EG bepaald dat zal worden nagegaan of er extra flexibiliteit nodig is met betrekking tot de emissiegrenswaarden van de fasen III B en IV. Om de bedrijfstak een tijdelijke verlichting te bieden bij de overgang naar de volgende fase is het nodig de voorwaarden voor toepassing van de flexibele regeling aan te passen.

 

(5)

Tijdens fase III B mag het aantal trekkers dat in de handel wordt gebracht en in gebruik wordt genomen in elke motorcategorie niet meer dan 40 % bedragen van het aantal door de trekkerfabrikant in de handel gebrachte trekkers uit die motorcategorie. De alternatieve optie volgens welke een vast aantal trekkers in de handel mag worden gebracht en in gebruik mag worden genomen in het kader van de flexibele regeling, moet dienovereenkomstig worden aangepast.

 

(6)

Trekkersfabrikanten die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, moeten in aanmerking komen voor financiële steun uit Europese programma's of uit relevante steunprogramma's van de lidstaten. Via deze steunprogramma's kunnen projecten worden begunstigd waarin gebruik wordt gemaakt van de beste beschikbare technologieën met de strengste emissienormen.

 

(7)

Richtlijn 2000/25/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(8)

De maatregelen waarin deze richtlijn voorziet, hangen samen met tijdelijke moeilijkheden waarmee de bedrijfstak te kampen heeft. Deze maatregelen moeten derhalve worden beperkt tot de duur van fase III B.

 

(9)

De huidige emissiegrenswaarden dienen verstrengd te worden, ook voor ultrafijne zwarte koolstofdeeltjes, onder meer door in de toekomstige wetgeving grenswaarden voor het aantal deeltjes in te voeren, indien relevante effectbeoordelingen dit rechtvaardigen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2000/25/EG

Richtlijn 2000/25/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

in artikel 1 worden de volgende streepjes toegevoegd:

„—   „flexibele regeling”: de vrijstellingsprocedure waarbij een lidstaat het in de handel brengen en de ingebruikneming van een beperkt aantal trekkers volgens de in artikel 3 bis vastgelegde voorschriften toestaat;

—   „motorcategorie”: de indeling van motoren waarbij het vermogensbereik wordt gecombineerd met de fase van de grenswaarden voor de uitlaatgassen;

—   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een trekker of motor met het oog op distributie of gebruik op de uniale markt;

—   „in de handel brengen”: het voor het eerst op de markt aanbieden van een trekker of motor;

—   „ingebruikneming”: het eerste gebruik, voor het bestemde doel, in de Unie van een trekker of motor. De datum van registratie ervan, waar van toepassing, of van het in de handel brengen ervan wordt beschouwd als de datum van ingebruikneming.”;

 

2)

artikel 3 bis wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 3 bis

Flexibele regeling

In afwijking van artikel 3, leden 1 en 2, bepalen de lidstaten dat op verzoek van de trekkerfabrikant en mits de goedkeuringsinstantie de nodige toestemming voor het in de handel brengen heeft verleend overeenkomstig de in bijlage IV vermelde procedures, mag een beperkt aantal trekkers die uitgerust zijn met motoren die zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de emissiegrenswaarden van de fase die onmiddellijk aan de toepasselijke fase voorafgaat, in gebruik worden genomen.

De flexibele regeling treedt in werking wanneer een bepaalde fase toepasselijk wordt, en is even lang geldig als de fase zelf. De flexibele regeling in bijlage IV, onder punt 1.2, blijft echter beperkt tot de duur van fase III B of tot een periode van drie jaar als een volgende fase ontbreekt.”;

 

3)

bijlage IV wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten dienen uiterlijk op 24 september 2011 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    DOWGIELEWICZ
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 juli 2011.
 

BIJLAGE

„BIJLAGE IV

BEPALINGEN VOOR TREKKERS EN MOTOREN DIE IN DE HANDEL WORDEN GEBRACHT IN HET KADER VAN DE FLEXIBELE REGELING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 BIS

  • 1. 
    MAATREGELEN VAN DE TREKKERFABRIKANTEN
 

1.1.

Uitgezonderd tijdens fase III B, verzoekt een trekkerfabrikant die gebruik wenst te maken van de flexibele regeling de goedkeuringsinstantie om toestemming om trekkers in de handel te brengen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in deze bijlage. Het aantal trekkers mag niet hoger zijn dan de in de punten 1.1.1 en 1.1.2 vermelde plafonds. De motoren voldoen aan de in artikel 3 bis genoemde voorschriften.

 

1.1.1.

Het aantal trekkers dat in de handel wordt gebracht volgens de flexibele regeling mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 20% van het per jaar door de trekkerfabrikant in de handel gebrachte aantal trekkers met motoren in die motorcategorie (berekend als het gemiddelde van de verkoop op de uniale markt in de laatste vijf jaar). Wanneer een trekkerfabrikant gedurende minder dan vijf jaar trekkers in de Unie heeft verhandeld, wordt het gemiddelde berekend over de periode waarin deze fabrikant daadwerkelijk trekkers in de Unie heeft verhandeld.

 

1.1.2.

Als alternatieve optie voor punt 1.1.1 mag het aantal trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, in elk vermogensbereik niet hoger zijn dan de volgende plafonds:

 

Bereik motorvermogen

P (kW)

Aantal trekkers

19 ≤ P < 37

200

37 ≤ P < 75

150

75 ≤ P < 130

100

130 ≤ P ≤ 560

50

 

1.2.

Gedurende fase III B verzoekt een trekkerfabrikant die gebruik wenst te maken van de flexibele regeling de goedkeuringsinstantie om toestemming om trekkers in de handel te brengen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in deze bijlage. Het aantal trekkers mag niet hoger zijn dan de in de punten 1.2.1 en 1.2.2 vermelde plafonds. De motoren voldoen aan de in artikel 3 bis genoemde voorschriften.

 

1.2.1.

Het aantal trekkers dat in de handel wordt gebracht volgens de flexibele regeling mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 40 % van het per jaar door de trekkerfabrikant in de handel gebrachte aantal trekkers met motoren in die motorcategorie (berekend als het gemiddelde van de verkoop op de uniale markt in de laatste vijf jaar). Wanneer een trekkerfabrikant gedurende minder dan vijf jaar trekkers in de Unie heeft verhandeld, wordt het gemiddelde berekend over de periode waarin deze fabrikant daadwerkelijk trekkers in de Unie heeft verhandeld.

 

1.2.2.

Als alternatieve optie voor punt 1.2.1 mag het aantal trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, in elk vermogensbereik niet hoger zijn dan de volgende plafonds:

 

Bereik motorvermogen

P (kW)

Aantal trekkers

37 ≤ P < 56

200

56 ≤ P < 75

175

75 ≤ P < 130

250

130 ≤ P ≤ 560

125

 

1.3.

De trekkerfabrikant doet zijn aanvraag bij de goedkeuringsinstantie vergezeld gaan van de volgende informatie:

 

a)

een monster van de etiketten die worden aangebracht op elke trekker waarin een motor wordt gemonteerd die volgens de flexibele regeling in de handel is gebracht. Op de etiketten staat de volgende tekst vermeld: „TREKKER NR. … (volgnummer van de trekker) VAN … (totale aantal trekkers in dit vermogensbereik) MET MOTOR NR. … MET TYPEGOEDKEURING (Richtlijn 2000/25/EG) NR. …”, en

 

b)

een monster van het op de motor aan te brengen aanvullende etiket waarop de in punt 2.2 vermelde tekst staat.

 

1.4.

De trekkerfabrikant verstrekt de goedkeuringsinstantie alle nodige informatie in verband met de uitvoering van de flexibele regeling waarom de goedkeuringsinstantie kan verzoeken om haar besluit te nemen.

 

1.5.

De trekkerfabrikant dient om de zes maanden bij de goedkeuringsinstanties van elke lidstaat waar de trekker in de handel is gebracht een verslag in over de uitvoering van de flexibele regeling waarvan hij gebruikmaakt. Het verslag bevat gecumuleerde gegevens over het aantal trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel is gebracht, de serienummers van deze motoren en trekkers, en de lidstaten waar de trekkers in gebruik zijn genomen. Deze procedure blijft zonder uitzonderingen gedurende de gehele looptijd van de flexibele regeling van kracht.

  • 2. 
    MAATREGELEN VAN DE MOTORFABRIKANT
 

2.1.

Een motorfabrikant mag motoren in de handel brengen volgens de flexibele regeling die is goedgekeurd overeenkomstig de punten 1 en 3 van deze bijlage.

 

2.2.

De motorfabrikant brengt op deze motoren een etiket aan met de volgende tekst: „Deze motor is volgens de flexibele regeling in de handel gebracht” overeenkomstig de vereisten genoemd in punt 5 van bijlage I.

  • 3. 
    MAATREGELEN VAN DE GOEDKEURINGSINSTANTIE

De goedkeuringsinstantie beoordeelt de inhoud van de aanvraag tot gebruikmaking van de flexibele regeling en de bijgevoegde documenten. Zij stelt vervolgens de trekkerfabrikant in kennis van haar besluit om gebruikmaking van de flexibele regeling al dan niet toe te staan conform de aanvraag.“.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.