Verordening 2011/1311 - Wijziging van Verordening 1083/2006 wat betreft sommige bepalingen in verband met het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ten aanzien van hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ondervinden of daardoor worden bedreigd - Hoofdinhoud
20.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 1311/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 december 2011
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad wat betreft sommige bepalingen in verband met het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ten aanzien van hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ondervinden of daardoor worden bedreigd
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 177,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De ongekende wereldwijde financiële crisis en economische neergang hebben de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad, en de financiële, economische en maatschappelijke omstandigheden in verscheidene lidstaten aanzienlijk verslechterd. Met name bepaalde lidstaten kampen met ernstige moeilijkheden of worden daardoor bedreigd, in het bijzonder wat hun economische groei en financiële stabiliteit betreft, en kennen een oplopend tekort en een verslechterende schuldenpositie, mede als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat. |
(2) |
Hoewel reeds belangrijke maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten van de crisis op te vangen, waaronder wijzigingen van het wetgevend kader, doen de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie, de arbeidsmarkt en de burgers zich op grote schaal voelen. De druk op de nationale financiële middelen neemt toe en er moeten dringend verdere stappen worden genomen om die druk te verlichten door maximaal en optimaal gebruik van de financiering in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds. |
(3) |
Ingevolge artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat in de mogelijkheid voorziet dat de Unie financiële bijstand aan een lidstaat verleent in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen, is bij Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (3) een mechanisme ingesteld voor de instandhouding van de financiële stabiliteit van de Unie. |
(4) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU van de Raad (4) en Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU van de Raad (5) is aan Ierland respectievelijk Portugal dergelijke financiële bijstand verleend. |
(5) |
Griekenland had reeds vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 407/2010 te kampen met ernstige moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit. Daarom kon de financiële bijstand aan Griekenland niet op die verordening worden gebaseerd. |
(6) |
Het akkoord tussen de kredietverstrekkers (Intercreditor Agreement) en de leningsovereenkomst (Loan Facility Agreement) voor Griekenland van 8 mei 2010 is op 11 mei 2010 in werking getreden. In het akkoord tussen de kredietverstrekkers wordt bepaald dat deze onverminderd van kracht blijft gedurende een programmaperiode van drie jaar, zolang er bedragen uitstaan in het kader van de leningsovereenkomst. |
(7) |
Bij Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (6), is een instrument ingesteld waarmee de Raad in geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een lidstaat die niet aan de euro deelneemt, financiële ondersteuning op middellange termijn moet verlenen. |
(8) |
Bij de Beschikkingen 2009/102/EG (7), 2009/290/EG (8) en 2009/459/EG (9) van de Raad is dergelijke financiële bijstand verleend aan respectievelijk Hongarije, Letland en Roemenië. |
(9) |
De periode waarin Ierland, Hongarije, Letland, Portugal en Roemenië over financiële bijstand kunnen beschikken, is vastgesteld in de desbetreffende besluiten en beschikkingen van de Raad. De periode waarin financiële bijstand voor Hongarije beschikbaar werd gesteld, is op 4 november 2010 verstreken. |
(10) |
De periode waarin Griekenland over de financiële bijstand in het kader van het akkoord tussen de kredietverstrekkers en de leningsovereenkomst kan beschikken, verschilt naargelang de lidstaat die aan deze instrumenten deelneemt. |
(11) |
Op 11 juli 2011 hebben de ministers van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) ondertekend. Op grond van dat verdrag, dat volgt op Besluit 2011/199/EU van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (10), zal het ESM tegen 2013 de taken op zich nemen die momenteel worden uitgevoerd door de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM). Derhalve dient in deze verordening reeds met het ESM rekening te worden gehouden. |
(12) |
In zijn conclusies juicht de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 het voornemen van de Commissie toe om te zorgen voor sterkere synergieën tussen het kredietprogramma voor Griekenland en de fondsen van de Unie, en ondersteunt hij de inspanningen om Griekenland meer in staat te stellen de middelen van de Unie aan te spreken teneinde de groei en de werkgelegenheid te stimuleren door zich opnieuw te richten op het verbeteren van het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid. Bovendien verwelkomt en ondersteunt de Raad in de conclusies dat de Commissie samen met de lidstaten een veelomvattend programma van technische bijstand voor Griekenland uitwerkt. Deze wijziging van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (11) draagt bij tot die synergie-inspanningen. |
(13) |
Om het beheer van de financiering van de Unie te vergemakkelijken, om bij te dragen tot snellere investeringen in de lidstaten en in de regio's en om de beschikbaarheid van financiële middelen ter uitvoering van het cohesiebeleid te verbeteren, moet, wanneer zulks gerechtvaardigd is en onverminderd de programmeringsperiode 2014-2020, tijdelijk worden toegestaan dat de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen uit de structuurfondsen en het Cohesiefonds worden verhoogd met een bedrag gelijk aan tien procentpunten meer dan het geldende medefinancieringspercentage voor elke prioritaire as voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat hun financiële stabiliteit betreft en die hebben verzocht om voor deze maatregel in aanmerking te komen. De vereiste nationale bijdrage zal daarom dienovereenkomstig worden verlaagd. Gelet op de tijdelijke aard van de verhoging en teneinde de oorspronkelijke medefinancieringspercentages te handhaven als referentiepunt voor de berekening van de tijdelijk verhoogde bedragen, zouden de uit het mechanisme voortvloeiende wijzigingen niet mogen worden meegenomen in het in het operationeel programma opgenomen financieel plan. Wel kan het nodig zijn dat operationele programma's moeten worden geactualiseerd teneinde de fondsen vooral aan te wenden ten bate van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid en om de doelstellingen van die programma's af te stemmen op het lagere totaalbedrag aan beschikbare middelen. |
(14) |
De lidstaat die de Commissie om een afwijking op grond van artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 verzoekt, moet in zijn verzoek duidelijk aangeven vanaf welke datum hij meent dat de afwijking gerechtvaardigd zou zijn. De betrokken lidstaat dient in zijn verzoek alle gegevens over zijn macro-economische en begrotingssituatie over te leggen die nodig zijn om aan te tonen dat er geen middelen voor de nationale bijdrage beschikbaar zijn. Er dient eveneens duidelijk uit te blijken dat een verhoging van de betalingen uit hoofde van de afwijking noodzakelijk is om de verdere uitvoering van de operationele programma's te garanderen, en dat de absorptiecapaciteit problematisch blijft, zelfs wanneer de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1083/2006 vastgestelde maxima voor medefinancieringspercentages worden gebruikt. De betrokken lidstaat moet voorts meedelen op basis van welk besluit of welke beschikking van de Raad of op basis van welke andere rechtshandeling hij voor de afwijking in aanmerking komt. De Commissie dient na te gaan of de overgelegde gegevens correct zijn, en over een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de datum van indiening te beschikken om bezwaar te maken. Teneinde afwijkingen effectief en operationeel te maken, dient te worden bepaald dat, bij het uitblijven van bezwaren van de Commissie, het verzoek van de lidstaat gerechtvaardigd moet worden geacht. De Commissie dient evenwel de bevoegdheid te worden verleend om, door middel van uitvoeringshandelingen, een besluit te nemen over eventuele bezwaren tegen het verzoek van een lidstaat; dit besluit wordt met redenen omkleed. |
(15) |
De regels inzake de berekening van de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen voor de operationele programma's gedurende de periode waarin de lidstaten financiële bijstand krijgen voor het aanpakken van de ernstige moeilijkheden ten aanzien van hun financiële stabiliteit, moeten dienovereenkomstig worden herzien. |
(16) |
Het is nodig te zorgen voor een adequate verslaglegging over de aanwending van de verhoogde bedragen die beschikbaar worden gesteld aan de lidstaten die genieten van een tijdelijke verhoging van de tussentijdse betalingen en saldobetalingen overeenkomstig artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006. |
(17) |
Na afloop van de periode waarin de financiële bijstand beschikbaar is gesteld, zou het in het kader van de evaluaties die worden verricht overeenkomstig artikel 48, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1083/2006, nodig kunnen blijken om onder meer te beoordelen of met de vermindering van de nationale medefinanciering aanzienlijk wordt afgeweken van de oorspronkelijk gestelde doelen. Een dergelijke evaluatie zou tot de herziening van het operationele programma kunnen leiden. |
(18) |
Aangezien de ongekende crisis die de internationale financiële markten treft en de economische neergang, die de financiële stabiliteit van verscheidene lidstaten ernstig hebben geschaad, een snelle reactie nodig maken teneinde de effecten op de economie als geheel tegen te gaan, moet deze verordening zo snel mogelijk in werking treden. Gezien de uitzonderlijke situatie waarin de betrokken lidstaten verkeren, moet deze met terugwerkende kracht van toepassing worden met ingang van hetzij het begrotingsjaar 2010, hetzij de datum waarop de financiele steun beschikbaar is gesteld, afhankelijk van de status van de verzoekende lidstaat, voor de perioden waarin de lidstaten financiele steun hebben ontvangen van de Unie of van andere lidstaten uit de eurozone om ernstige moeilijkheden ten aanzien van hun financiële stabiliteit aan te pakken, |
(19) |
Indien een tijdelijke verhoging van tussentijdse betalingen of saldobetalingen beoogd wordt overeenkomstig de afwijking krachtens artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006, moet deze verhoging tevens worden gezien in het kader van de budgettaire beperkingen waarmee alle lidstaten kampen, die naar behoren in aanmerking moeten worden genomen in de algemene begroting van de Europese Unie. Voorts dient de toepassing van dit mechanisme, dat in de eerste plaats is bedoeld om specifieke actuele problemen aan te pakken, beperkt te worden in de tijd. Dit mechanisme dient derhalve met ingang van 1 januari 2010 te worden toegepast en uiterlijk op 31 december 2013 te verstrijken. |
(20) |
Verordening (EG) nr. 1083/2006 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 77 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 wordt vervangen door:
„Artikel 77
Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de berekening van de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen
-
1.De tussentijdse betalingen en de saldobetalingen worden berekend door het in de beschikking tot goedkeuring van het operationele programma bepaalde medefinancieringspercentage voor elke prioritaire as toe te passen op de subsidiabele uitgaven die in het kader van die prioritaire as zijn vermeld op basis van een door de certificeringsautoriteit gecertificeerde uitgavenstaat.
-
2.In afwijking van artikel 53, lid 2, en artikel 53, lid 4, tweede zin, alsmede van de in bijlage III vastgestelde maxima, worden tussentijdse betalingen en saldobetalingen verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan tien procentpunten meer dan het voor elke prioritaire as geldende medefinancieringspercentage, zonder meer dan honderd percent te mogen bedragen, en dat wordt toegepast op het bedrag van de subsidiabele uitgaven die recent zijn gedeclareerd in elke gecertificeerde uitgavenstaat die een lidstaat indient gedurende de periode waarin hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
a) |
hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2011 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (12) of hij ontvangt vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand van andere lidstaten uit de eurozone; |
b) |
hij ontvangt financiële bijstand op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (13); |
c) |
hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme ingevolge de inwerkingtreding ervan. |
-
3.Een lidstaat die van een afwijking krachtens lid 2 wenst te genieten, dient een schriftelijk verzoek in bij de Commissie uiterlijk op 21 februari 2012, dan wel uiterlijk twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de lidstaat aan één van de in lid 2 genoemde voorwaarden voldoet.
-
4.In zijn verzoek krachtens lid 3 motiveert de lidstaat de redenen waarom een afwijking noodzakelijk is, door het overleggen van de gegevens die nodig zijn om aan te tonen:
a) |
dat de middelen voor het nationale bedrag niet beschikbaar zijn, ter staving waarvan gegevens over de macro-economische en de begrotingssituatie worden overgelegd; |
b) |
dat een verhoging van de in lid 2 bedoelde betalingen noodzakelijk is om de verdere uitvoering van de operationele programma's te garanderen; |
c) |
de problemen aanhouden, zelfs wanneer de in bijlage III vastgestelde maxima voor de medefinancieringspercentages worden gebruikt; |
d) |
dat hij aan één van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde voorwaarden voldoet door een referentie aan een besluit van de Raad dan wel een andere rechtshandeling te verstrekken, evenals de precieze datum met ingang waarvan de financiële steun ter beschikking van de lidstaat werd gesteld. |
De Commissie gaat na of de overgelegde gegevens het verlenen van een afwijking krachtens lid 2 verrechtvaardigen. De Commissie beschikt over een termijn van 30 dagen vanaf de datum van indiening van het verzoek om een bezwaar te maken met betrekking tot de juistheid van de overgelegde gegevens.
Indien de Commissie besluit een bezwaar te maken tegen het verzoek van de lidstaat, neemt zij ter zake, door middel van een uitvoeringshandeling, een besluit dat zij met redenen omkleedt.
Indien de Commissie geen bezwaar maakt tegen het verzoek van de lidstaat krachtens artikel 3, wordt het verzoek gerechtvaardigd geacht.
-
5.In het verzoek van de lidstaat wordt tevens nader meegedeeld hoe deze de in lid 2 bepaalde afwijking zal aanwenden en welke aanvullende maatregelen worden voorzien om de fondsen vooral aan te wenden ten bate van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid, hetgeen, zo nodig, een wijziging van operationele programma's kan omvatten.
-
6.De in lid 2 bepaalde afwijking geldt niet voor uitgavenstaten die worden ingediend na 31 december 2013.
-
7.Voor de berekening van de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen, nadat de lidstaat niet langer in aanmerking komt voor de in lid 2 bedoelde financiële bijstand, houdt de Commissie geen rekening met de overeenkomstig dat lid betaalde verhoogde bedragen.
Met deze bedragen zal evenwel rekening worden gehouden voor de toepassing van artikel 79, lid 1.
-
8.De ingevolge de toepassing van lid 2, verhoogde tussentijdse betalingen worden zo spoedig mogelijk ter beschikking van de beheersautoriteit gesteld en worden uitsluitend gebruikt voor het doen van betalingen in het kader van de uitvoering van het operationele programma.
-
9.In het kader van strategische rapportage uit hoofde van artikel 29, lid 1, verstrekken de lidstaten de Commissie de nodige informatie over de manier waarop de in lid 2 van dit artikel bepaalde afwijking wordt aangewend, waarbij wordt aangetoond hoe het verhoogde steunbedrag in de betrokken lidstaat het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid ten goede is gekomen. De Commissie houdt bij het opstellen van de in artikel 30, lid 1, bedoelde strategische rapportage rekening met deze informatie.
-
10.Onverminderd lid 2 mag de bijdrage van de Unie in de vorm van tussentijdse betalingen en saldobetalingen niet hoger zijn dan de overheidsbijdrage en het maximale bedrag aan bijstand uit de fondsen voor elke prioritaire as zoals bepaald in de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma.
-
11.De leden 2 tot en met 9 gelden niet voor operationele programma's in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij geldt echter met terugwerkende kracht voor de volgende lidstaten: voor Ierland, Griekenland en Portugal met ingang van de datum waarop de in artikel 77, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 genoemde financiële bijstand ter beschikking van deze lidstaten is gesteld, en voor Hongarije, Letland en Roemenië met ingang van 1 januari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 13 december 2011.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
J.BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.SZPUNAR
-
Advies van 27 oktober 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Standpunt van het Europees Parlement van 1 december 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 december 2011.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.