Besluit 2011/866 - Voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de EU, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

1.

Wettekst

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/54

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 december 2011

betreffende het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

(2011/866/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, en met name artikel 65 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede artikel 20 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,

Gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Gelet op de ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand in de Unie heeft de Raad de Commissie op 17 december 2010 verzocht uitvoering te geven aan artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut door een passend voorstel voor de jaarlijkse aanpassing 2011 in te dienen. De Commissie heeft op 13 juli 2011 het „verslag betreffende de uitzonderingsclausule (artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut) ” („het verslag”), dat betrekking heeft op de periode van 1 juli 2010 tot medio mei 2011, bij de Raad ingediend. Op basis van dat verslag heeft de Commissie geconcludeerd dat de voorwaarden voor toepassing van de uitzonderingsclausule niet zijn vervuld.

 

(2)

De Raad was het niet eens met de conclusies van de Commissie aangezien deze volgens hem niet de sociaaleconomische toestand binnen de Unie weerspiegelen.

 

(3)

De Raad heeft derhalve, mede in het licht van de financiële en economische crisis die de Unie op dit ogenblik treft en in een groot aantal lidstaten tot aanzienlijke budgettaire aanpassingen leidt, op 4 november 2011 de Commissie opnieuw verzocht om uitvoering te geven aan artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut op basis van gegevens die de sociaaleconomische toestand in het najaar van 2011 weerspiegelen, en om tijdig een passend voorstel voor de aanpassing van de bezoldigingen in te dienen opdat het Europees Parlement en de Raad dit voorstel voor eind 2011 kunnen bespreken en aannemen.

 

(4)

De Commissie heeft op 25 november 2011 de „extra informatie over het verslag van de Commissie betreffende de uitzonderingsclausule van 13 juli 2011” aan de Raad gepresenteerd. De Commissie bleef bij haar conclusies dat niet is voldaan aan de voorwaarden om de uitzonderingsclausule in werking te stellen.

 

(5)

Het Commissievoorstel voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen, volgt derhalve de methode die is vastgesteld in bijlage XI bij het Statuut. Het door de Commissie voorgestelde cijfer voor de jaarlijkse aanpassing 2011 is 1,7 %.

 

(6)

De Raad is van oordeel dat de door de Commissie voorgelegde documenten (het „verslag” gevolgd door de „extra informatie”) geen precieze en allesomvattende weergave van de huidige sociaaleconomische situatie in de Unie vormen.

 

(7)

Voorts heeft de Commissie naar het oordeel van de Raad een fout gemaakt door voor haar analyse een te beperkte tijdsspanne te nemen. Daardoor kon de Commissie de situatie niet op passende wijze beoordelen en is de conclusie die in beide documenten wordt getrokken, namelijk dat er zich geen ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand in de Unie heeft voorgedaan, aanzienlijk vertekend.

 

(8)

De Raad is het niet eens met deze conclusie. De Raad is ervan overtuigd dat de financiële en economische crisis die de Unie op dit ogenblik treft en in de meeste lidstaten tot aanzienlijke budgettaire aanpassingen leidt, waaronder aanpassingen van de salarissen van de nationale ambtenaren, een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand binnen de Unie vormt.

 

(9)

Voorts is de Raad van oordeel dat bij toepassing van de „normale methode” deze ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand niet voldoende snel in de bezoldigingen van de ambtenaren kan worden weergegeven.

 

(10)

Met betrekking tot de economische situatie zijn de groeivooruitzichten in de Unie voor 2012 drastisch teruggebracht van + 1,9 % naar + 0,6 %. De kwartaalgroei in de Unie daalt van + 0,7 % in het eerste kwartaal van 2011 naar + 0,2 % in het tweede en het derde kwartaal van dat jaar. In het vierde kwartaal van 2011 en het eerste kwartaal van 2012 zal het bbp naar verwacht niet groeien.

 

(11)

Bij de beoordeling van de huidige sociaaleconomische toestand had meer rekening moeten worden gehouden met de situatie op de financiële markten, meer bepaald met verstoringen in de kredietverstrekking en dalende prijzen van activa, beide belangrijke determinanten van economische ontwikkeling.

 

(12)

Op sociaal vlak konden niet voldoende banen worden gecreëerd om een significante daling van het werkloosheidspercentage te bewerkstelligen. Het werkloosheidspercentage in de EU schommelde in 2010 en 2011 en bereikte in oktober 2011 een niveau van 9,8 % en blijft naar verwachting constant hoog.

 

(13)

Gezien het voorgaande is de Raad van oordeel dat het standpunt van de Commissie wat betreft het zich voordoen van een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand, alsook haar weigering om een voorstel uit hoofde van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut in te dienen, gebaseerd op duidelijk ontoereikende en onjuiste gronden.

 

(14)

Aangezien het Europees Hof van Justitie in zaak C-40/10 heeft geoordeeld dat, gedurende de periode van toepassing van bijlage XI bij het Statuut, de procedure van artikel 10 daarvan de enige mogelijkheid vormt om bij de aanpassing van de bezoldigingen rekening te houden met een economische crisis, was de Raad afhankelijk van een voorstel van de Commissie om dat artikel in crisistijd toe te passen.

 

(15)

De Raad is ervan overtuigd dat in het licht van de formulering van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut, en in het kader van de plicht tot oprechte samenwerking tussen de instellingen als geformuleerd in de tweede zin van artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de Commissie ertoe verplicht was een passend voorstel bij de Raad in te dienen. De conclusies van de Commissie en haar weigering om een passend voorstel in te dienen, vormen derhalve een inbreuk op die verplichting.

 

(16)

De Commissie heeft niet de juiste conclusies getrokken uit de voorliggende feiten en geen voorstel ingediend overeenkomstig artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut; aangezien de Raad uitsluitend kan handelen op voorstel van de Commissie, heeft de Raad bijgevolg niet op correcte wijze kunnen reageren op de ernstige en plotselinge verslechtering van de economische en sociale situatie door een besluit overeenkomstig artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut te nemen,

BESLUIT HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE NIET AAN TE NEMEN betreffende een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    KOROLEC
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.