Verordening 2012/130 - Typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft en tot uitvoering van Verordening 661/2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden - Hoofdinhoud
16.2.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 43/6 |
VERORDENING (EU) Nr. 130/2012 VAN DE COMMISSIE
van 15 februari 2012
betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor motorvoertuigen wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 661/2009 is een bijzondere verordening voor de toepassing van de typegoedkeuringsprocedure die is ingesteld bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (2). |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 661/2009 worden Richtlijn 70/387/EEG van de Raad van 27 juli 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (3), en Richtlijn 75/443/EEG van de Raad van 26 juni 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de achteruitrijinrichtingen en de snelheidsmeter van motorvoertuigen (4) ingetrokken. De voorschriften van die richtlijnen voor toegangstreden, handgrepen, treeplanken en achteruitrijvoorzieningen moeten worden overgenomen in deze verordening en waar nodig aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis worden aangepast. Een aantal andere voorschriften dat in die richtlijnen is vastgesteld en niet onder deze verordening valt, komt al aan bod via de verplichte toepassing van de VN/ECE-Reglementen nr. 11 (5) en nr. 39 (6), die zijn opgenomen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 661/2009. |
(3) |
Deze verordening moet hetzelfde toepassingsgebied hebben als Richtlijn 70/387/EEG en Richtlijn 75/443/EEG, naargelang het geval. De verordening moet derhalve van toepassing zijn op voertuigen van de categorieën M en N. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 661/2009 bevat basisvoorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen wat de toegang, met name de toegangstreden, handgrepen en treeplanken, en ook de manoeuvreerbaarheid, met name de achteruitrijvoorzieningen, betreft. Er moeten specifieke procedures, tests en voorschriften voor die typegoedkeuring worden vastgesteld. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen, |
HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:
Article 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op voertuigen van de categorieën M en N zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EEG.
Article 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
(1)„voertuigtype wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft”: voertuigen die niet verschillen op essentiële punten zoals:
-
(2)„terreinvoertuig”: een voertuig dat voldoet aan de criteria in deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG;
-
(3)„vloer bij de ingang”: het laagste punt van de deuropening of van een andere structuur (het hoogste punt van beide telt) dat door een persoon moet worden overschreden om de passagiersruimte te betreden.
Article 3
EG- typegoedkeuring van een voertuig wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft
-
1.De fabrikant of zijn vertegenwoordiger dient de aanvraag voor EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft, in bij de goedkeuringsinstantie.
-
2.De aanvraag wordt opgesteld volgens het model van het inlichtingenformulier in deel 1 van bijlage I.
-
3.Als aan de toepasselijke voorschriften in de bijlagen II en III is voldaan, verleent de goedkeuringsinstantie EG-typegoedkeuring en kent zij een typegoedkeuringsnummer toe volgens het in bijlage VII bij Richtlijn 2007/46/EG beschreven nummeringssysteem.
Een lidstaat mag hetzelfde nummer niet aan een ander voertuigtype toekennen.
-
4.Voor de toepassing van lid 3 verleent de goedkeuringsinstantie een EG-typegoedkeuringscertificaat dat volgens het model in deel 2 van bijlage I is opgesteld.
Article 4
Geldigheid en uitbreiding van krachtens Richtlijn 70/387/EEG en Richtlijn 75/443/EEG verleende goedkeuringen
De nationale autoriteiten staan de verkoop en het in het verkeer brengen toe van voertuigen waarvoor vóór de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 661/2009 genoemde datum typegoedkeuring is verleend, en blijven uitbreiding van goedkeuringen voor die voertuigen toestaan krachtens Richtlijn 70/387/EEG en Richtlijn 75/443/EEG.
Article 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 februari 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE I
Bestuursrechtelijke bepalingen voor de typegoedkeuring van voertuigen wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft
DEEL 1
Inlichtingenformulier
MODEL
Inlichtingenformulier nr. … betreffende de EG-typegoedkeuring van een voertuig wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft.
De onderstaande gegevens moeten, indien van toepassing, in drievoud worden overgelegd en vergezeld gaan van een inhoudsopgave. Eventuele tekeningen moeten op een passende schaal en met voldoende details, in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen, worden ingediend. Op eventuele foto’s moeten voldoende details te zien zijn.
Indien de in dit inlichtingenformulier bedoelde systemen, onderdelen en technische eenheden elektronisch gestuurde functies hebben, moeten gegevens over de prestaties worden verstrekt.
-
0.ALGEMEEN
0.1. Merk (handelsnaam van fabrikant): …
0.2. Type: …
0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …
0.3. Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (1): …
0.3.1. Plaats van dat identificatiemiddel: …
0.4. Voertuigcategorie (2): …
0.5. Naam en adres van de fabrikant: …
0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …
0.9. Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …
-
1.ALGEMENE CONSTRUCTIEKENMERKEN VAN HET VOERTUIG
1.1. Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig: …
2.6. Massa in rijklare toestand
Massa van het voertuig in rijklare toestand met carrosserie en, bij een trekker van een andere categorie dan M1, met koppelinrichting indien gemonteerd door de fabrikant, of massa van het chassis of het chassis met cabine, zonder carrosserie en/of koppelinrichting indien niet gemonteerd door de fabrikant (inclusief de massa van vloeistoffen, gereedschap, reservewiel indien gemonteerd, en bestuurder en, voor bussen en toerbussen, een bijrijder als er voor hem een zitplaats aanwezig is) (5) (maximum en minimum voor elke variant): …
-
4.TRANSMISSIE (6)
4.6. Overbrengingsverhoudingen
Achteruit: …
-
9.CARROSSERIE
9.3. Deuren voor de inzittenden, hang- en sluitwerk
9.3.1. Configuratie van de deuren en aantal deuren: …
9.3.4. Details (met afmetingen) van ingangen, treden en noodzakelijke handgrepen, indien van toepassing: …
Toelichting
DEEL 2
EG-typegoedkeuringscertificaat
MODEL
Formaat: A4 (210 × 297 mm)
EG-TYPEGOEDKEURINGSCERTIFICAAT
Mededeling betreffende de:
|
van een voertuigtype wat de toegang en manoeuvreerbaarheid betreft |
||||||||
krachtens Verordening (EU) nr. 130/2012 [deze verordening], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. …/… (7) |
|||||||||
EG-typegoedkeuringsnummer: … |
|||||||||
Reden voor uitbreiding: … |
DEEL I
0.1. Merk (handelsnaam van fabrikant): …
0.2. Type: …
0.2.1. Handelsbenaming(en) (indien beschikbaar): …
0.3. Middel tot identificatie van het type, indien aangebracht op het voertuig (8): …
0.3.1. Plaats van dat identificatiemiddel: …
0.4. Voertuigcategorie (9): …
0.5. Naam en adres van de fabrikant: …
0.8. Naam en adres van de assemblagefabriek(en): …
0.9. Naam en adres van de eventuele vertegenwoordiger van de fabrikant: …
DEEL II
-
1.Aanvullende informatie: zie addendum.
-
2.Technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de tests: …
-
3.Datum van het testrapport: …
-
4.Nummer van het testrapport: …
-
5.Eventuele opmerkingen: zie addendum.
-
6.Plaats: …
-
7.Datum: …
-
8.Handtekening: …
Bijlagen |
: |
Informatiepakket Testrapport |
-
Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool "?" (bijvoorbeeld ABC??123??).
-
Indeling volgens de definities in deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG.
-
Indien de ene uitvoering een normale cabine en de andere een slaapcabine heeft, moeten de massa's en afmetingen van beide uitvoeringen worden vermeld.
-
Standard ISO 612: 1978 - Road vehicles - Dimensions of motor vehicles and towed vehicles - terms and definitions.
-
De massa van de bestuurder en van een eventueel aanwezige bijrijder wordt gesteld op 75 kg (verdeeld in 68 kg voor de persoon en 7 kg voor de bagage overeenkomstig ISO-norm 2416:1992), de brandstoftank wordt gevuld tot 90% en de andere systemen waarin zich vloeistof bevindt (behalve die voor afvalwater), tot 100% van de inhoud volgens fabrieksopgave.
-
Bij varianten moeten de gevraagde gegevens voor elke variant worden verstrekt.
-
Doorhalen wat niet van toepassing is.
-
Indien het middel tot identificatie van het type tekens bevat die niet relevant zijn voor de typebeschrijving van het voertuig, de technische eenheid of het onderdeel waarop dit inlichtingenformulier betrekking heeft, moeten die tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool "?" (bijvoorbeeld ABC123).
-
Zoals gedefinieerd in Richtlijn 2007/46/EG, bijlage II, deel A.
Addendum
bij EG-typegoedkeuringscertificaat nr. …
1. |
Aanvullende informatie:
|
2. |
Voertuigtype van categorie M1 / N1 / N2 met een maximummassa van ten hoogste 7,5 ton (1), voorzien / niet voorzien (1) van treeplanken of toegangstreden. |
3. |
Terreinvoertuig: ja / nee (1) |
4. |
Achteruitrijvoorziening: versnellingsbak / ander middel (1)
|
5. |
Opmerkingen: … |
-
Doorhalen wat niet van toepassing is.
BIJLAGE II
Voorschriften voor voertuigen wat de toegang betreft
-
1.ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
1.1. |
Dankzij de ontwerpkenmerken van het voertuig moet het mogelijk zijn de passagiersruimte in alle veiligheid te betreden en te verlaten en de toegangen tot de passagiersruimte moeten zo zijn geconstrueerd dat zij gemakkelijk en zonder enig gevaar kunnen worden gebruikt. |
-
2.TREEPLANKEN EN TOEGANGSTREDEN
2.1. |
De naaf, velg en andere delen van het wiel worden voor de toepassing van deze verordening niet als treeplanken of toegangstreden beschouwd, tenzij het om constructie- of gebruiksredenen onmogelijk is elders op het voertuig treeplanken of toegangstreden te monteren. |
2.2. |
De hoogte van de vloer bij de ingang wordt direct vanaf het wegdek bepaald of vanaf het horizontale vlak door het midden, in lengterichting, van de onmiddellijk daaronder gelegen trede. |
DEEL 1
Voorschriften betreffende het via de deuren betreden en verlaten van de passagiersruimte van voertuigen van categorie N2 met een maximummassa van meer dan 7,5 ton en voertuigen van categorie N3
-
1.TOEGANGSTREDEN NAAR DE PASSAGIERSRUIMTE (figuur 1)
1.1. |
De afstand (A) van het wegdek tot het bovenvlak van de onderste trede, gemeten bij het voertuig in rijklare toestand op een horizontaal en plat oppervlak, mag niet meer dan 600 mm bedragen. |
1.1.1. |
Bij terreinvoertuigen mag die afstand (A) niet meer tot 700 mm bedragen. |
1.2. |
De afstand (B) tussen het bovenvlak van de treden mag niet meer dan 400 mm bedragen. De verticale afstand tussen twee opeenvolgende treden mag niet meer dan 50 mm verschillen. Dit laatste voorschrift geldt niet voor de afstand tussen de bovenste trede en de vloer bij de ingang van de passagiersruimte. |
1.2.1. |
Bij terreinvoertuigen mag dat verschil niet meer dan 100 mm bedragen. |
1.3. |
Bovendien moet aan de volgende geometrische minimumspecificaties worden voldaan:
|
1.3.1. |
Bij terreinvoertuigen mag de waarde (F) tot 200 mm worden verminderd. |
1.4. |
Bij terreinvoertuigen mag de onderste trede als een sport zijn ontworpen als dat om constructie- of gebruiksredenen noodzakelijk is. In dat geval moet de sport (R) ten minste 20 mm diep zijn. |
1.4.1. |
Sporten met een ronde dwarsdoorsnede zijn niet toegestaan. |
1.5. |
Bij het uitstappen uit de passagiersruimte moet de plaats van de bovenste trede gemakkelijk te vinden zijn. |
1.6. |
Alle toegangstreden moeten zo zijn geconstrueerd dat het risico van uitglijden wordt vermeden. Bovendien moeten toegangstreden die tijdens het rijden aan weersomstandigheden en vuil zijn blootgesteld, voldoende afvloeivermogen of een afvoervlak hebben. |
-
2.HANDGREPEN VOOR TOEGANG TOT DE PASSAGIERSRUIMTE (figuur 1)
2.1. |
De toegang tot de passagiersruimte moet door een of meer geschikte leuningen, handgrepen of andere soortgelijke voorzieningen worden vergemakkelijkt. |
2.1.1. |
Alle leuningen, handgrepen of soortgelijke voorzieningen moeten zodanig zijn geplaatst dat zij gemakkelijk kunnen worden vastgegrepen en zij de toegang tot de passagiersruimte niet belemmeren. |
2.1.2. |
Een maximale onderbreking van 100 mm in het grijpgebied van de leuningen, handgrepen of soortgelijke voorzieningen is toegestaan. |
2.1.3. |
Indien de toegang tot de passagiersruimte meer dan twee treden omvat, moeten de leuningen, handgrepen of soortgelijke voorzieningen zodanig zijn geplaatst dat een persoon tegelijkertijd met beide handen en één voet of met beide voeten en één hand steun kan vinden. |
2.1.4. |
Behalve bij een trap moeten de leuningen, handgrepen en soortgelijke voorzieningen zodanig zijn ontworpen en geplaatst dat de gebruikers ertoe worden aangezet om met hun gezicht naar de passagiersruimte uit te stappen. |
2.1.5. |
Het stuurwiel mag als handgreep worden beschouwd. |
2.2. |
De hoogte (N) van de onderrand van ten minste één leuning, handgreep of soortgelijke voorziening, gemeten vanaf het wegdek bij het voertuig in rijklare toestand op een horizontaal en plat oppervlak, mag niet meer dan 1 850 mm bedragen. |
2.2.1. |
Bij terreinvoertuigen mag die hoogte (N) niet meer dan 1 950 mm bedragen. |
2.2.2. |
Als de vanaf het wegdek gemeten hoogte van de vloer bij de ingang van de passagiersruimte meer bedraagt dan N, wordt zij geacht gelijk te zijn aan N. |
2.2.3. |
Bovendien moet de minimumafstand (P) van de bovenrand van de leuningen, handgrepen of soortgelijke voorzieningen tot de vloer bij de ingang van de passagiersruimte de volgende zijn:
|
2.3. |
Er moet worden voldaan aan de volgende geometrische specificaties:
|
Figuur 1
Toegangstreden naar en handgrepen voor toegang tot de passagiersruimte
DEEL 2
Voorschriften betreffende het via de deuren betreden en verlaten van de passagiersruimte van andere voertuigen dan die van categorie N2 met een maximummassa van meer dan 7,5 ton of van categorie N3
-
1.TREEPLANKEN EN TOEGANGSTREDEN
1.1. |
Voertuigen van de categorieën M1 en N1 en van categorie N2 met een maximummassa van ten hoogste 7,5 ton moeten een of meer treeplanken of toegangstreden hebben als de hoogte van de vloer bij de ingang van de passagiersruimte, gemeten vanaf het wegdek bij het voertuig in rijklare toestand op een horizontaal en plat oppervlak, meer bedraagt dan 600 mm. |
1.1.1. |
Bij terreinvoertuigen moet die hoogte meer dan 700 mm bedragen. |
1.2. |
Alle treeplanken en toegangstreden moeten zo zijn geconstrueerd dat het risico van uitglijden wordt vermeden. Bovendien moeten treeplanken en toegangstreden die tijdens het rijden aan weersomstandigheden en vuil zijn blootgesteld, voldoende afvloeivermogen of een afvoervlak hebben. |
BIJLAGE III
Voorschriften voor voertuigen wat de manoeuvreerbaarheid betreft
-
1.ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
1.1. |
Alle voertuigen moeten zijn uitgerust met een achteruitrijvoorziening die vanaf de bestuurdersplaats kan worden bediend. |
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.