Verordening 2012/566 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 975/98 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken

1.

Wettekst

29.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 169/8

 

VERORDENING (EU) Nr. 566/2012 VAN DE RAAD

van 18 juni 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/98 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 128, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In Aanbeveling 2009/23/EG van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (3), bevestigd door de conclusies van de Raad van 10 februari 2009, worden gemeenschappelijke beginselen bepaald voor de ontwerpen die worden gebruikt voor de nationale zijde van eurocirculatiemunten en procedures vastgesteld waarbij lidstaten elkaar informeren over de goedkeuring van deze ontwerpen.

 

(2)

Aangezien de euromunten in het gehele eurogebied circuleren, vormen de kenmerken van het nationale ontwerp ervan een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. Om een goede circulatie ervan mogelijk te maken en in het belang van de rechtszekerheid en transparantie is het passend de in Aanbeveling 2009/23/EG bepaalde regels betreffende de denominaties en technische specificaties van eurocirculatiemunten, juridisch bindend te maken door deze in Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad (4) op te nemen.

 

(3)

Euromunten hebben een gemeenschappelijke Europese zijde en een kenmerkende nationale zijde. Op de gemeenschappelijke Europese zijde van euromunten is zowel de naam van de eenheidsmunt als de denominatie van de munt weergegeven. Op de nationale zijde zou noch de naam van de eenheidsmunt, noch de denominatie van het muntstuk mogen worden herhaald.

 

(4)

Op de nationale zijde van de munt moet de lidstaat van uitgifte duidelijk worden vermeld, zodat geïnteresseerde muntgebruikers gemakkelijk kunnen zien welke de lidstaat van uitgifte is.

 

(5)

Het randschrift van euromunten moet worden beschouwd als deel van de nationale zijde en mag derhalve de aanduiding van de denominatie niet herhalen, behalve op het muntstuk van 2 euro, en mits alleen het cijfer „2” of de term „euro” in het betrokken alfabet, of beide worden gebruikt.

 

(6)

Elke lidstaat die de euro als munt heeft, neemt een besluit over het ontwerp op de nationale zijde van euromunten en houdt daarbij rekening met het feit dat de euromunten niet alleen in de lidstaat van uitgifte, maar in het gehele eurogebied circuleren. Om ervoor te zorgen dat munten, ook aan hun nationale zijde, onmiddellijk als euromunten herkenbaar zijn, moet het ontwerp volledig omringd zijn door de twaalf sterren van de Unievlag.

 

(7)

Om de herkenning van de circulatiemunten te vergemakkelijken en passende continuïteit bij het munten te verzekeren, mogen de lidstaten de ontwerpen die voor de nationale zijde van gewone eurocirculatiemunten worden gebruikt, slechts eens in de vijftien jaar veranderen, tenzij het op het muntstuk afgebeelde staatshoofd verandert. Veranderingen die nodig zijn om vervalsing van de munt te voorkomen, moeten wel worden toegestaan. De Raad moet besluiten over veranderingen in het ontwerp van de gemeenschappelijke Europese zijde van circulatiemunten en stemrechten moeten worden beperkt tot de lidstaten die de euro als munt hebben.

 

(8)

Individuele lidstaten moeten herdenkingsmunten kunnen uitgeven om gebeurtenissen van groot nationaal of Europees belang te vieren, terwijl de gezamenlijke uitgifte van herdenkingsmunten door alle lidstaten die de euro hebben, moet worden gereserveerd voor gebeurtenissen van het hoogste Europese belang. Het muntstuk van 2 euro is voor dit doel het meest geschikt, vooral wegens de grote diameter en de technische kenmerken, die een adequate bescherming tegen vervalsing bieden.

 

(9)

Aangezien euromunten in het gehele eurogebied circuleren, dienen lidstaten die nieuwe munten willen uitgeven elkaar en de Commissie, ter voorkoming van het gebruik van ongeschikte ontwerpen, voor de geplande uitgiftedatum te informeren over voorontwerpen voor de nationale zijde van euromunten. De Commissie verifieert of de ontwerpen in overeenstemming zijn met de technische voorschriften van deze verordening. De voorontwerpen moeten zo ruim voor de geplande uitgiftedatum worden voorgelegd dat de lidstaten van uitgifte het ontwerp zo nodig kunnen wijzigen.

 

(10)

Daarenboven moeten eenvormige voorwaarden voor de goedkeuring van de ontwerpen van de nationale zijden van de euromunten worden bepaald om te voorkomen dat ontwerpen worden gekozen die in sommige lidstaten als ongeschikt worden beschouwd. Aangezien de lidstaten van uitgifte bevoegd zijn voor een zo gevoelige aangelegenheid als het ontwerp van de nationale zijde van euromunten, moeten aan de Raad uitvoerende bevoegdheden worden toegekend. Elk door de Raad op basis daarvan genomen uitvoeringsbesluit zou nauw verband houden met de besluiten die de Raad vaststelt op grond van artikel 128, lid 2, van het Verdrag; derhalve dienen voor de vaststelling van dergelijke besluiten de stemrechten van de leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen die de euro niet als munt hebben, overeenkomstig artikel 139, lid 4, van het Verdrag te worden geschorst. De procedure moet de lidstaten van uitgifte de mogelijkheid bieden het ontwerp zo nodig tijdig te wijzigen.

 

(11)

Verordening (EG) nr. 975/98 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 975/98

In Verordening (EG) nr. 975/98 worden de volgende artikelen ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. 
    „circulatiemunten”: voor circulatie bestemde euromunten, waarvan de denominaties en technische specificaties zijn neergelegd in artikel 1;
  • 2. 
    „gewone circulatiemunten”: voor circulatie bestemde euromunten met uitzondering van herdenkingsmunten;
  • 3. 
    „herdenkingsmunten”: circulatiemunten die bestemd zijn om een bepaalde gebeurtenis te herdenken als gespecificeerd in artikel 1 nonies.

Artikel 1 ter

Circulatiemunten hebben een gemeenschappelijke Europese zijde en een kenmerkende nationale zijde.

Artikel 1 quater

  • 1. 
    De denominatie op de nationale zijde van circulatiemunten mag geheel noch gedeeltelijk worden herhaald. Op deze zijde mag evenmin de naam van de eenheidsmunt of van de onderverdeling ervan worden herhaald, tenzij een dergelijke vermelding het gevolg is van het gebruik van een ander alfabet.
  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in lid 1, mag het randschrift van het muntstuk van 2 euro melding maken van de denominatie, mits alleen het cijfer „2” of de term „euro” in het betrokken alfabet, of beide worden gebruikt.

Artikel 1 quinquies

Op de nationale zijde van alle denominaties van circulatiemunten wordt aangegeven welke de lidstaat van uitgifte is; dit geschiedt door middel van de vermelding van hetzij de naam van de betrokken lidstaat, hetzij een afkorting daarvan.

Artikel 1 sexies

  • 1. 
    Op de nationale zijde van de circulatiemunten is een cirkel van twaalf sterren afgebeeld. Deze sterren omringen volledig het nationale ontwerp met het jaartal en de naam van de lidstaat van uitgifte. Onderdelen van het ontwerp mogen tot in de sterrencirkel reiken mits alle sterren duidelijk en volledig zichtbaar blijven. De twaalf sterren worden op dezelfde wijze afgebeeld als op de Unievlag.
  • 2. 
    De ontwerpen voor de nationale zijde van circulatiemunten worden gekozen rekening houdend met het feit dat euromunten circuleren in alle lidstaten die de euro als munt hebben.

Artikel 1 septies

  • 1. 
    De ontwerpen die worden gebruikt voor de nationale zijden van gewone munten mogen slechts één keer per vijftien jaar worden gewijzigd, onverminderd wijzigingen die noodzakelijk zijn om vervalsing van de munteenheid te voorkomen.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 1, kunnen ontwerpen die worden gebruikt voor de nationale zijden van gewone munten worden gewijzigd indien het op een munt afgebeelde staatshoofd verandert. Het feit dat de functie van staatshoofd tijdelijk vacant is of voorlopig wordt waargenomen, geeft echter geen bijkomend recht op een dergelijke wijziging.

Artikel 1 octies

De lidstaten van uitgifte actualiseren hun nationale zijde van gewone munten uiterlijk op 20 juni 2062 om geheel aan deze verordening te voldoen.

Artikel 1 nonies

  • 1. 
    Herdenkingsmunten hebben een nationaal ontwerp dat verschilt van dat van de gewone munten en mogen alleen gebeurtenissen van groot nationaal of Europees belang herdenken. De herdenkingsmunten die gezamenlijk worden uitgegeven door alle lidstaten die de euro als munt hebben, herdenken alleen gebeurtenissen van het hoogste Europese belang en het ontwerp ervan laat de eventuele grondwettelijke eisen van die lidstaten onverlet.
  • 2. 
    Het randschrift van herdenkingsmunten is hetzelfde als dat van gewone munten.
  • 3. 
    Herdenkingsmunten kunnen uitsluitend een nominale waarde van 2 euro hebben.

Artikel 1 decies

  • 1. 
    De lidstaten informeren elkaar over de voorontwerpen van nieuwe nationale zijden van circulatiemunten, met inbegrip van het randschrift, en, wat herdenkingsmunten betreft, over de geraamde omvang van de uitgifte, voordat zij deze ontwerpen officieel goedkeuren.
  • 2. 
    Aan de Raad wordt de bevoegdheid toegekend om met gekwalificeerde meerderheid ontwerpen voor nieuwe of gewijzigde nationale zijden van circulatiemunten goed te keuren overeenkomstig de in de leden 3 tot en met 7 beschreven procedure.

Bij het nemen van de in dit artikel bedoelde besluiten worden de stemrechten van de lidstaten die de euro niet als munt hebben, geschorst.

  • 3. 
    In het kader van lid 1 worden voorontwerpen van circulatiemunten door de lidstaat van uitgifte in beginsel ten minste drie maanden voor de geplande uitgiftedatum voorgelegd aan de Raad, de Commissie en de andere lidstaten die de euro als munt hebben.
  • 4. 
    Binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde voorlegging kan een lidstaat die de euro als munt heeft, in een aan de Raad en de Commissie gericht, met redenen omkleed advies bezwaar maken tegen het door de lidstaat van uitgifte voorgestelde voorontwerp indien dat voorontwerp onder zijn burgers waarschijnlijk negatieve reacties zal oproepen.
  • 5. 
    Indien de Commissie oordeelt dat het voorontwerp niet voldoet aan de technische voorschriften van deze verordening, legt zij binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde voorlegging een negatieve beoordeling voor aan de Raad.
  • 6. 
    Indien aan de Raad niet binnen de respectievelijk in de leden 4 en 5 genoemde termijnen een met redenen omkleed advies of negatieve beoordeling is voorgelegd, wordt het besluit tot goedkeuring van het ontwerp geacht door de Raad te zijn aangenomen op de dag volgende op het verstrijken van de in lid 5 bedoelde termijn.
  • 7. 
    In alle andere gevallen neemt de Raad onverwijld een besluit over de goedkeuring van het voorontwerp, tenzij de lidstaat van uitgifte binnen zeven dagen na de voorlegging van een met redenen omkleed advies of van een negatieve beoordeling zijn voorgestelde voorontwerp intrekt en de Raad mededeelt voornemens te zijn een nieuw voorontwerp voor te leggen.
  • 8. 
    Alle relevante informatie over nieuwe ontwerpen voor de nationale zijde van circulatiemunten wordt door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 undecies

De artikelen 1 quater, 1 quinquies, 1 sexties en artikel 1 nonies, lid 2:

 

a)

zijn niet van toepassing op circulatiemunten die zijn uitgegeven of vervaardigd vóór 19 juni 2012,

 

b)

zijn, gedurende een overgangstermijn die eindigt op 20 juni 2062, niet van toepassing op de ontwerpen van circulatiemunten die op 19 juni 2012 reeds wettig in gebruik zijn. Circulatiemunten die tijdens de overgangsperiode zijn uitgegeven of vervaardigd, kunnen voor onbepaalde tijd een wettig betaalmiddel blijven.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is overeenkomstig de Verdragen rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    GJERSKOV
 

  • (1) 
    Advies van het Europees Parlement van 22 mei 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.