Verordening 2012/134 - Toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de visserijovereenkomst met Mozambique

1.

Wettekst

17.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/1

 

VERORDENING (EU) Nr. 134/2012 VAN DE RAAD

van 23 januari 2012

betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mozambique

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 22 november 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1446/2007 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mozambique (1) („de overeenkomst”) vastgesteld. Daaraan was een protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de overeenkomst (2) gehecht. Dat protocol is op 31 december 2011 verstreken.

 

(2)

Op 2 juni 2011 is een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mozambique („het protocol”) geparafeerd, waarbij aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover Mozambique de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezit.

 

(3)

Op 23 januari 2012 heeft de Raad Besluit 2012/91/EU (3) betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld.

 

(4)

Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden onder de lidstaten moeten worden verdeeld voor de looptijd van het protocol.

 

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (4), stelt de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis. Als niet binnen een door de Raad vast te stellen termijn wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De genoemde termijn moet worden vastgesteld.

 

(6)

Aangezien het protocol bij de overeenkomst dat thans van kracht is, op 31 december 2011 is verstreken, moet deze verordening met ingang van 1 februari 2012 van toepassing worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden die in het protocol zijn vastgesteld, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
 

a)

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen

 

Spanje

22 vaartuigen

Frankrijk

20 vaartuigen

Italië

1 vaartuig

Totaal

43 vaartuigen

 

b)

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

 

Spanje

16 vaartuigen

Frankrijk

8 vaartuigen

Portugal

7 vaartuigen

Verenigd Koninkrijk

1 vaartuig

Totaal

32 vaartuigen

  • 2. 
    Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing, onverminderd de Overeenkomst inzake visserij en het Protocol.
  • 3. 
    Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
  • 4. 
    De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde uiterste datum waarop de lidstaten moeten bevestigen dat zij de op grond van de overeenkomst aan hen toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, wordt vastgesteld op 10 werkdagen na de dag waarop de Commissie de lidstaten ervan in kennis stelt dat de vangstmogelijkheden niet zijn uitgeput.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2012.

Voor de Raad

De voorzitster

  • M. 
    GJERSKOV
 

  • (3) 
    Zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.