Verordening 1987/680 - Wijziging van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31987R0680

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31987R0680

Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 680/87 van de Raad van 23 februari 1987 tot wijziging van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Publicatieblad Nr. L 072 van 14/03/1987 blz. 0015 - 0028

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0105

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0105

VERORDENING ( EURATOM, EGKS, EEG ) Nr . 680/87 VAN DE RAAD van 23 februari 1987 tot wijziging van Verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden(1 ), inzonderheid op artikel 17,

Gelet op Verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 1860/76 van de Raad van 29 juni 1976 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden(2 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 510/82(3 ),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat het tot de bevoegdheden van de Raad behoort om op voorstel van de Commissie deze regeling te wijzigen;

Overwegende dat het wenselijk is de regeling voor het personeel van de Stichting, hierna te noemen de regeling, meer te doen aansluiten bij de regeling voor de tijdelijke functionarissen van de Europese Gemeenschappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Artikel 2, tweede alinea, van de regeling wordt vervangen door :

De looptijd van overeenkomsten die voor een bepaalde tijd worden gesloten, kan niet meer dan vijf jaar bedragen; de aanstelling voor een bepaalde tijd kan slechts eenmaal voor een bepaalde tijd worden verlengd . Een

eventuele verdere verlenging van die aanstelling geschiedt voor onbepaalde tijd ..

Artikel 2

De tabel in artikel 4, derde alinea, van de regeling wordt vervangen door :

Categorie

Rang

StandaardfunctieAA 4

A 5Hoofdadministrateur

A 6

A 7Administrateur

A 8Adjunct-administrateur

BB 1Hoofdassistent

B 2

B 3Assistent

Technisch assistent

Secretariaatsassistent

B 4

B 5Adjunct-assistent

Adjunct-technisch assistent

Adjunct-secretariaatsassistent

CC 1Hoofdsecretaresse

Hoofdbeambte

C 2

C 3Secretaresse-stenotypiste

Beambte

C 4

C 5Typist

Hulpbeambte

DD 1Ploegbaas

D 2

D 3Geschoold bediende

D 4Ongeschoold bediende .

Artikel 3

Artikel 5, derde alinea, van de regeling wordt vervangen door :

De beambte die wordt tewerkgesteld in een ambt dat overeenkomt met een hogere rang dan die waarin hij werd aangesteld, geniet in zijn nieuwe rang een salarisanciënniteit, overeenkomende met een theoretische salaristrap die gelijk is aan of onmiddellijk hoger ligt dan de in zijn oude rang bereikte theoretische salaris -

trap, vermeerderd met het bedrag van de tweejaarlijkse salarisverhoging in zijn nieuwe rang .

Voor de toepassing van deze bepaling is aan iedere rang verbonden een aantal theoretische salaristrappen die overeenkomen met een reeks dienstmaanden en theoretische salarissen die van de eerste tot de laatste der reële salaristrappen oplopen met 1/24e van het bedrag van de tweejaarlijkse salarisverhoging in die rang . In geen geval ontvangt de beambte in zijn nieuwe rang een basissalaris dat lager is dan het basissalaris dat hij in zijn oude rang zou hebben ontvangen .

De beambte die wordt tewerkgesteld in een ambt dat overeenkomt met een hogere rang dan die waarin hij werd aangesteld, wordt ten minste in de eerste salaristrap van die rang geplaatst..

Artikel 4

Aan de regeling wordt het volgende artikel toegevoegd :

Artikel 5

bis

Op de door de directeur, in overleg met de Commissie, na raadpleging van het Personeelscomité van de Stichting, vastgestelde wijze wordt van iedere beambte ten minste om de twee jaar een periodiek beoordelingsrapport opgesteld inzake diens bekwaamheid, prestaties en gedrag in de dienst ..

Artikel 5

Artikel 11 van de regeling wordt vervangen door:

Artikel 11

De beambte die kandidaat is voor een openbaar ambt dat door middel van verkiezing wordt verkregen, dient verlof om redenen van persoonlijke aard aan te vragen, en wel voor ten hoogste drie maanden .

De directeur beoordeelt de positie van de beambte die tot een zodanig ambt is verkozen . Naar gelang van het gewicht van het ambt en van de verplichtingen welke daaruit voor de ambtsdrager voortvloeien, beslist de directeur of de betrokkene in actieve dienst wordt gehandhaafd dan wel of hij verlof om redenen van

persoonlijke aard moet aanvragen . Het verlof duurt in dit geval even lang als zijn mandaat . Voor de beambte die een overeenkomst voor bepaalde tijd heeft aangegaan, is de duur van het verlof om redenen van persoonlijke aard evenwel beperkt tot de nog resterende duur van de aanstellingsovereenkomst ..

Artikel 6

Artikel 24 van de regeling wordt aangevuld met de volgende alinea :

Indien het in de eerste alinea bedoelde medische onderzoek heeft geleid tot een negatief medisch advies, kan de kandidaat, binnen 20 dagen nadat de Stichting hem daarvan in kennis heeft gesteld, verzoeken om zijn geval te onderwerpen aan het oordeel van een medische commissie, samengesteld uit drie door de directeur uit de raadgevende artsen van de Gemeenschappen gekozen artsen . De arts die het eerste negatieve advies heeft uitgebracht, wordt door de medische commissie gehoord . De kandidaat kan aan de medische commissie het advies van een door hem zelf gekozen arts voorleggen . Wanneer het advies van de medische commissie de conclusies van het in de eerste alinea bedoelde medische onderzoek bevestigt, komen de honoraria en bijkomende kosten voor de helft ten laste van de kandidaat ..

Artikel 7

Artikel 25 van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 25

De beambte kan worden verplicht een proeftijd van ten hoogste zes maanden te volbrengen .

Wanneer de beambte tijdens zijn proeftijd wegens ziekte of ongeval gedurende ten minste één maand verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, kan de directeur de proeftijd met een overeenkomstige periode verlengen .

Uiterlijk één maand vóór het verstrijken van zijn proeftijd wordt ten aanzien van de beambte een beoordeling opgesteld betreffende zijn geschiktheid voor het vervullen van de hem uit hoofde van zijn functie opgedragen taken, alsmede betreffende zijn prestaties en zijn gedrag in de dienst . Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene, die schriftelijk zijn opmerkingen hierover kan maken . De beambte die zich niet voldoende geschikt heeft getoond om in zijn ambt te worden gehandhaafd, wordt ontslagen .

In geval van duidelijke ongeschiktheid van de beambte op proef kan op elk moment van de proeftijd een beoordeling worden opgesteld . Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene, die schriftelijk zijn opmerkingen hierover kan maken . Op basis van deze beoordeling kan de directeur besluiten, de beambte op proef vóór het einde van de proeftijd, met een opzeggingstermijn van een maand, te ontslaan . Daarbij mag de diensttijd de normale duur van de proeftijd niet overschrijden .

De ontslagen beambte op proef ontvangt een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris voor elke maand van zijn proeftijd ..

Artikel 8

Aan de regeling wordt het volgende artikel toegevoegd :

Artikel 29

bis

Bij wijze van uitzondering en om naar behoren gemotiveerde redenen kan de directeur de beambte toestemming verlenen, op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn, indien hij oordeelt dat deze maatregel ook duidelijk met het belang van de Stichting strookt .

De wijze waarop deze toestemming wordt verleend, wordt geregeld in bijlage VII .

De beambte die toestemming heeft verkregen om op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn, moet elke maand overeenkomstig de door de directeur vastgestelde bepalingen, werkzaamheden verrichten gedurende de helft van de normale arbeidsduur ..

Artikel 9

Artikel 30, lid 1, vierde alinea, van de regeling wordt vervangen door :

Het ziekteverlof met behoud van bezoldiging bedraagt echter niet meer dan drie maanden of de duur van de door de beambte reeds volbrachte diensttijd, wanneer deze langer is . Dit verlof kan niet na het einde van de overeenkomst worden voortgezet ..

Artikel 10

Artikel 33 van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 33

Bij wijze van uitzondering kan aan de beambte op diens verzoek onbezoldigd verlof om dwingende redenen van persoonlijke aard worden verleend . De directeur bepaalt de duur van dit verlof, dat een vierde van de duur van de door de betrokkene reeds volbrachte diensttijd niet mag overschrijden, en dat niet langer mag duren dan :

-drie maanden, wanneer de beambte minder dan vier jaar anciënniteit heeft,

-zes maanden in de andere gevallen.

Tijdens het verlof van de beambte is de dekking van het ziekte - en ongevallenrisico, bedoeld in de artikelen 38 en 38 bis, geschorst .

De beambte die aantoont dat hij zich niet bij een andere openbare verzekering tegen de in de artikelen 38 en

38 bis bedoelde risico's kan verzekeren, kan echter, wanneer hij uiterlijk in de maand volgende op het begin van het onbezoldigd verlof hierom verzoekt, in aanmerking blijven komen voor de in die artikelen bedoelde dekking, mits hij voor de duur van zijn verlof de bijdragen voor de dekking van de in de artikelen 38 en 38 bis bedoelde risico's voor de helft te zijnen laste neemt; de bijdragen worden berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de beambte .

Voorts kan de beambte die aantoont geen pensioenrechten bij een andere pensioenregeling te kunnen verwerven, op zijn verzoek voor de duur van het onbezoldigd verlof verdere pensioenrechten blijven verwerven, op voorwaarde dat hij een bijdrage betaalt gelijk aan driemaal het in artikel 41 novies bedoelde percentage; de bijdragen worden berekend op grond van het basissalaris van de beambte, overeenkomende met zijn rang en salaristrap .

De duur van het onbezoldigd verlof en de duur van het verlof om redenen van persoonlijke aard worden niet

in aanmerking genomen voor de toepassing van

artikel 35, tweede alinea ..

Artikel 11

Artikel 34 van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 34

De beambte die in een militair verband is opgenomen ten einde zijn wettelijke eerste oefening of vervangende dienst te vervullen, of die voor herhalingsoefeningen dan wel om andere redenen weer onder de wapenen is geroepen, wordt geplaatst in de stand verlof wegens militaire dienst; indien de beambte voor bepaalde tijd is aangesteld, kan deze stand in geen geval langer duren dan de looptijd van de overeenkomst .

De beambte die in een militair verband is opgenomen ten einde zijn wettelijke eerste oefening of vervangende dienst te vervullen, ontvangt geen bezoldiging meer, doch behoudt zijn uit deze regeling voortvloeiende rechten met betrekking tot plaatsing in een hogere salaristrap . Tevens behoudt hij de rechten met betrekking tot ouderdomspensioen, mits hij na de vervulling van zijn militaire plichten of van de vervangende dienst over het desbetreffende tijdvak alsnog zijn bijdragen ingevolge de pensioenregeling betaalt .

De beambte die voor herhalingsoefeningen of om andere redenen weer onder de wapenen is geroepen, geniet gedurende het desbetreffende tijdvak zijn bezoldiging; hierop wordt echter de soldij die hij als militair ontvangt, in mindering gebracht ..

Nr . L 72/14 . 3 . 87

Artikel 12

Artikel 38 van de regeling wordt gewijzigd als volgt :

a)De eerste alinea van lid 1 wordt vervangen door :

1 . Overeenkomstig het bepaalde in de regeling waarnaar in artikel 1, lid 2, van bijlage V wordt verwezen, zijn de beambte, zijn echtgenoot, wanneer deze niet voor prestaties van dezelfde aard of dezelfde hoogte ingevolge enige andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling in aanmerking kan komen, zijn kinderen en de andere personen die in de zin van artikel 7 van bij -

lage IV te zijnen laste komen, gedurende de periode waarin de beambte zijn functie uitoefent, gedurende zijn ziekteverlof, gedurende het verlof om redenen van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 11, en gedurende het onbezoldigd verlof als bedoeld in artikel 33, onder de in deze artikelen vastgestelde voorwaarden, tot ten hoogste 80 % van de gemaakte kosten verzekerd tegen ziekte . Dit percentage wordt verhoogd tot 85 voor de volgende prestaties : consulten en visites, operaties, ziekenhuisopneming, geneesmiddelen, radiologisch onderzoek, analyses, laboratoriumonderzoek en prothesen op medisch voorschrift, met uitzondering van tandprothesen . Bedoeld percentage wordt verhoogd tot 100 in geval van tuberculose, kinderverlamming, kanker, geestesziekte en andere ziekten die naar het oordeel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen even ernstig zijn, alsmede voor preventief onderzoek en in geval van bevallingen . De vergoedingen tegen 100 % gelden echter niet in geval van een beroepsziekte of

een ongeval dat heeft geleid tot toepassing van

artikel 38 bis .;

b)lid 2 wordt vervangen door :

2 . Indien hij aantoont dat hij niet in aanmerking komt voor vergoedingen uit hoofde van een andere bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling voorgeschreven ziektekostenverzekering, kan hij uiterlijk in de maand volgende op de afloop van zijn overeenkomst verzoeken dat de in de eerste alinea van lid 1 bedoelde ziektekostendekking gedurende een periode van maximaal zes maanden na afloop van zijn overeenkomst op hem van toepassing blijft . De bijdrage bedoeld in de regeling waarnaar in artikel 1, lid 2, van bijlage V wordt verwezen, wordt berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de beambte, en komt voor de helft te zijnen laste .

Bij besluit van de directeur, genomen na advies van de raadgevende arts van de Stichting, zijn de termijn van een maand voor de indiening van het verzoek en de in de eerste alinea bedoelde maximumduur van zes maanden niet van toepassing op de beambte die aan een ernstige of langdurige ziekte lijdt die hij in de loop van zijn dienstbetrekking heeft opgedaan, en waarvan de Stichting vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde periode van zes maanden in kennis is gesteld, zulks op voorwaarde dat hij zich aan de geneeskundige controle van de Stichting onderwerpt .;

c)lid 4 wordt aangevuld met het volgende streepje:

-de van echt gescheiden echtgenoot van een beambte, het kind dat niet langer ten laste van de beambte komt, alsmede de persoon die niet langer wordt gelijkgesteld met een kind ten laste in de zin van artikel 7, lid 4, van bijlage IV, kunnen, wanneer zij aantonen dat zij geeen vergoedingen van een andere ziektekostenverzekering kunnen verkrijgen, gedurende een periode van maximaal één jaar aanspraak op de in lid 1 bedoelde ziektekostendekking blijven maken als verzekerden uit hoofde van de aangeslotene door wie zij voor deze vergoedingen in aanmerking kwamen; deze ziektekostendekking geeft geen aanleiding tot het innen van een bijdrage . Bovenbedoelde periode loopt vanaf de datum waarop de echtscheiding definitief is geworden, of vanaf de dag waarop het kind of de met een kind ten laste gelijkgestelde persoon niet langer ten laste van de ambtenaar was .;

d)de eerste alinea van lid 6 wordt vervangen door :

6 . De rechthebbende is verplicht opgave te doen van de vergoedingen die hij heeft ontvangen of waarop hij aanspraak kan maken krachtens een andere bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling voorgeschreven ziektekostenverzekering, voor zichzelf of voor een der uit zijnen hoofde verzekerde personen ..

Artikel 13

Artikel 40 van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 40

Bij overlijden van de beambte, zijn echtgenoot, zijn kinderen ten laste of andere personen welke te zijnen laste zijn in de zin van artikel 7 van bijlage IV, en die met hem samenwonen, worden de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot van de standplaats naar de plaats van herkomst van de beambte door de Stichting vergoed .

Ingeval de beambte overlijdt tijdens een dienstreis, vergoedt de Stichting evenwel de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot van de plaats van overlijden naar de plaats van herkomst van de beambte ..

Artikel 14

Artikel 40 bis, lid 2, van de regeling wordt vervangen door :

2.a)Wanneer het overlijden, een ongeval of een ziekte van een in deze regeling bedoelde persoon aan een derde is te wijten, treden de Gemeenschappen, voor zover er voor hen uit de schade brengende gebeurtenis op grond van deze regeling verplichtingen voortloeien, van rechtswege in alle rechten en rechtsvorderingen van die persoon of zijn rechtverkrijgenden ten aanzien van de aansprakelijke derde .

b)De bovenbedoelde subrogatie is met name van toepassing in de volgende gevallen :

-de bezoldiging die overeenkomstig arti -

kel 30 aan de beambte gedurende zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid is uitbetaald,

-de betalingen die overeenkomstig arti -

kel 36 zijn verricht als gevolg van het overlijden van een beambte of gepensioneerd beambte,

-de uitkeringen en vergoedingen uit hoofde van de artikelen 38 en 38 bis, alsmede van bijlage V, betreffende de ziektekosten - en ongevallenverzekering,

-de vergoeding van de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot als bedoeld in artikel 40,

-de uitbetaling van extra gezinstoelagen uit hoofde van artikel 7, leden 3 en 5, en artikel 9, lid 2, van bijlage IV wegens een ernstige ziekte, gebrek of handicap van een kind ten laste,

-de uitkering van invaliditeitspensioenen op grond van een ongeval of een ziekte waardoor het de beambte blijvend niet mogelijk is zijn werkzaamheden te verrichten,

-de uitbetaling van overlevingspensioenen als gevolg van het overlijden van een beambte of gewezen beambte of het overlijden van de echtgenoot van een beambte of gepensioneerd beambte, die zelf geen beambte is,

-de uitbetaling van wezenpensioenen zonder inachtneming van enige leeftijdsgrens ten behoeve van het kind van een beambte of gewezen beambte na diens overlijden, wanneer dit kind ernstig ziek is of een gebrek of handicap heeft waardoor het niet in zijn behoeften kan voorzien .

c)De subrogatie van de Gemeenschappen strekt zich evenwel niet uit tot de rechten op schadeloosstelling uit hoofde van strikt persoonlijke schade zoals met name schadeloosstelling wegens immateriële schade en smartegeld, alsmede dat deel van de schade wegens esthetisch verlies en gederfde levensvreugde dat het bedrag van de eventuele vergoeding uit hoofde van artikel 38 bis te boven gaat .

d)Het bepaalde onder a ), b ) en c ) kan geen beletsel vormen voor het instellen van een rechtstreekse vordering van de kant van de Gemeenschappen ..

Artikel 15

Artikel 41 ter, derde alinea, van de regeling wordt vervangen door :

Indien de invaliditeit aan een andere oorzaak is te wijten, bedraagt het percentage van het invaliditeitspensioen, berekend over het laatste basissalaris van de beambte, 2 % voor elk jaar tussen de datum van indiensttreding van de beambte en de datum waarop hij de 65-jarige leeftijd bereikt; dit percentage wordt verhoogd met 2 % voor ieder pensioenjaar dat is aangerekend krachtens artikel 10, leden 2 en 3, van bijlage VI van de regeling, en met 25 % van het bedrag der pensioenrechten die hij zou hebben verkregen op 60-jarige leeftijd, zonder dat het totaal meer mag bedragen dan 70 % van het laatstgenoten basissalaris ..

Artikel 16

Artikel 41 quater van de regeling wordt aangevuld met de volgende alinea's :

Het overlevingspensioen van de weduwe van een beambte welke in actieve dienst of tijdens het verlof wegens militaire dienst is overleden, is gelijk aan 35 % van het laatste basissalaris van de beambte, en kan niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 van bijlage VI, en niet minder dan 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de beambte zou zijn uitbetaald, indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overijden daarop aanspraak had kunnen maken .

Dit overlevingspensioen kan evenmin minder bedragen dan 42 % van het laatste basissalaris van de beambte, wanneer diens overlijden het gevolg is van één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 41 ter, tweede alinea .

Het bepaalde in dit artikel is mutatis mutandis van toepassing op de weduwnaar van een beambte ..

Artikel 17

Artikel 41 quinquies van de regeling wordt gewijzigd als volgt :

1.Het volgend lid wordt ingevoegd :

3 bis . In geval van overlijden van een gewezen beambte die zijn dienst vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd had beëindigd, en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, hebben de kinderen die als te zijnen laste worden aangemerkt in de zin van artikel 7 van bijlage IV, recht op een wezenpensioen op dezelfde voorwaarden als respectievelijk bedoeld in de leden 1, 2 en 3 ..

2.Lid 4 wordt vervangen door :

4 . Indien de echtgenoot, geen ambtenaar van de Gemeenschappen zijnde, geen tijdelijk functionaris zijnde als bedoeld in artikel 2, onder a ), c ) of d ), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, geen beambte zijnde voor wie de onderhavige regeling of de vigerende regeling voor de beambten van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding geldt, van een beambte is overleden, heeft elk van de kinderen die in de zin van artikel 7 van bijlage IV ten laste van de beambte komen, recht op een wezenpensioen dat gelijk is aan het dubbele van het bedrag van de kindertoelage ..

Artikel 18

Artikel 41 septies van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 41

septies

1 . Ongeacht alle andere bepalingen en met name die betreffende de minimumbedragen voor de rechthebbenden op een overlevingspensioen, mag het totale bedrag van de overlevingspensioenen, vermeerderd met de gezinstoelagen en verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen, waarop de weduwe en de andere rechthebbenden aanspraak kunnen maken, niet meer bedragen dan :

a)in geval van overlijden van een beambte in actieve dienst, met onbezoldigd verlof om dwingende redenen van persoonlijke aard, met verlof om redenen van persoonlijke aard of met verlof wegens militaire dienst, het bedrag van het basissalaris waarop de betrokkene in dezelfde rang en salaristrap recht zou hebben gehad, wanneer hij in leven was gebleven, vermeerderd met de gezinstoelagen die hem in dat geval zouden zijn uitgekeerd, en na aftrek van de belasting en de andere verplichte inhoudingen;

b)voor de periode na de datum waarop de onder a ) bedoelde beambte de 65-jarige leeftijd zou hebben bereikt, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene, wanneer hij in leven was gebleven, vanaf deze datum recht zou hebben gehad in dezelfde rang en salaristrap welke hij bij zijn overlijden had bereikt, vermeerderd met de gezinstoelagen die aan de betrokkene zouden zijn uitgekeerd en verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen;

c)in geval van overlijden van een gewezen beambte die recht had op een ouderdoms - of invaliditeitspensioen, het bedrag van het pensioen waarop de betrokkene, wanneer hij in leven was gebleven, recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b );

d)in geval van overlijden van een gewezen beambte die zijn dienst vóór de 60-jarige leeftijd had beëindigd, en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene, wanneer hij in leven was gebleven, op 60-jarige leeftijd recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b ).

2 . Voor de toepassing van lid 1 blijven eventuele aanpassingscoëfficiënten op de verschillende bedragen buiten beschouwing .

3 . De maximumbedragen als bepaald in lid 1, onder a ) tot en met d ), worden onder de rechthebbenden op het overlevingspensioen verdeeld naar gelang van de rechten die zij ongeacht het bepaalde in lid 1 zouden hebben gehad .

Het bepaalde in artikel 41 octies is van toepassing op de uit deze verdeling voortvloeiende bedragen ..

Artikel 19

In artikel 41 octies van de regeling worden de tweede en derde alinea vervangen door :

Op de pensioenen wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die geldt voor het land binnen of buiten de Gemeenschap waar de pensioengerechtigde aantoont zijn woonplaats te hebben .

Indien de pensioengerechtigde zijn woonplaats kiest in een land waarvoor geen aanpassingscoëfficiënt is vastgesteld, is de van toepassing zijnde aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100 ..

Artikel 20

Artikel 45 van de regeling wordt gewijzigd als volgt :

1.In lid 1, onder b ),

a)wordt de laatste zin vervangen door : Deze opzeggingstermijn mag niet meer dan drie maanden en niet minder dan één maand bedragen .;

b)wordt de volgende zin toegevoegd : Voor de beambte wiens aanstelling is verlengd mag de opzeggingstermijn niet minder bedragen dan één maand per volbracht dienstjaar, met een minimum van een maand en een maximum van zes maanden ..

2.Lid 2, onder b ), wordt vervangen door :

b)-hetzij ambtshalve op de laatste dag van de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt,

-hetzij op zijn verzoek op de laatste dag van de in dit verzoek genoemde maand, wanneer hij ten minste 60 jaar oud is, of wanneer hij, tussen de 50 en 60 jaar oud zijnde, voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een onmiddellijk ingaand pensioen overeenkomstig artikel 8 van bijlage VI ..

Artikel 21

Artikel 46 van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 46

De overeenkomst voor bepaalde zowel als voor onbepaalde tijd kan door de Stichting zonder opzeggingstermijn worden beëindigd :

a)tijdens of na het verstrijken van de proeftijd overeenkomstig artikel 25;

b)wanneer de beambte ophoudt te voldoen aan de in artikel 23, lid 2, onder a ) en d ), gestelde voorwaarden; wanneer de beambte echter ophoudt te voldoen aan de in artikel 23, lid 2, onder d ), gestelde voorwaarden kan slechts worden opgezegd overeenkomstig artikel 41 ter;

c)indien de beambte zijn functie niet kan hervatten na afloop van het in artikel 30 bedoelde bezoldigde ziekteverlof . Hij ontvangt dan een vergoeding gelijk aan twee dagen basissalaris verhoogd met de gezinstoelagen, per volbrachte dienstmaand ..

Artikel 22

Aan de regeling wordt het volgende artikel toegevoegd :

Artikel 46

bis

1 . De gewezen beambte die na beëindiging van zijn dienst bij de Stichting werkloos is, en

-geen ouderdoms - of invaliditeitspensioen van de Stichting of van de Europese Gemeenschappen ontvangt,

-wiens beëindiging van de dienst niet het gevolg is van een ontslag op verzoek of een opzegging van de overeenkomst om redenen van tuchtrechtelijke aard,

-ten minste zes maanden in dienst is geweest en

-woonachtig is in een Lid-Staat van de Gemeenschappen,

ontvangt op de onderstaande voorwaarden een maandelijkse werkloosheidsuitkering .

Indien hij krachtens een nationale verzekering aanspraak heeft op een werkloosheidsuitkering, is hij gehouden hiervan opgave te doen bij de Stichting, die de Commissie daarvan onverwijld in kennis stelt . In dat geval wordt het bedrag van bedoelde uitkering in mindering gebracht op de krachtens lid 3 verstrekte uitkering .

2 . Om voor de werkloosheidsuitkering in aanmerking te komen, dient de gewezen beambte :

a)op eigen verzoek als werkzoekende te worden ingeschreven bij de bureaus voor arbeidsbemiddeling in de Lid-Staat waar hij zich vestigt;

b)te voldoen aan de verplichtingen die door de wetgeving van die Lid-Staat zijn voorgeschreven voor personen die op grond van deze wetgeving werkloosheidsuitkeringen genieten;

c)maandelijks een verklaring van de bevoegde nationale dienst toe te zenden aan de Stichting, die haar onverwijld aan de Commissie doet toekomen, waarin wordt aangegeven of hij al dan niet aan de onder a ) en b ) vastgestelde verplichtingen heeft voldaan .

Ook wanneer niet aan de onder b ) bedoelde nationale verplichtingen wordt voldaan, mag de uitkering door de Gemeenschap worden verleend of gehandhaafd in geval van ziekte, ongeval, moederschap, invaliditeit of een als daarmee overeenkomende erkende situatie of indien de bevoegde nationale autoriteit ontheffing van die verplichtingen verleent .

De Commissie stelt, na advies van een comité van deskundigen, de bepalingen vast die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit lid .

3 . De werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op grond van het basissalaris dat de beambte bij de beëindiging van zijn dienst heeft bereikt . Deze werkloos -

heidsuitkering wordt vastgesteld op:

-60 % van het basissalaris gedurende een eerste periode van 12 maanden;

-45 % van het basissalaris van de 13e tot en met de 18e maand;

-30 % van het basissalaris van de 19e tot en met de 24e maand .

De aldus vastgestelde bedragen mogen niet minder dan 30 000 Bfr . en niet meer dan 60 000 Bfr . bedragen .

Naar het in de tweede alinea bedoelde minimum en maximum kan jaarlijks door de Raad op voorstel van de Commissie een onderzoek worden ingesteld .

4 . De werkloosheidsuitkering wordt aan de gewezen beambte uitbetaald voor een periode van ten hoogste

24 maanden, die ingaat op de dag waarop de dienst wordt beëindigd. Indien de gewezen beambte in de loop van deze periode evenwel niet langer aan de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, wordt de uitbetaling van de uitkering onderbroken . De uitkering wordt opnieuw uitbetaald indien de gewezen beambte voor het verstrijken van deze periode opnieuw aan bedoelde voorwaarden voldoet, zonder het recht op een nationale werkloosheidsuitkering te hebben verworven .

5 . De gewezen beambte die de werkloosheidsuitkering ontvangt, heeft recht op de gezinstoelagen als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8 van vijlage IV van de regeling . De kostwinnerstoelage wordt berekend aan de hand van de werkloosheidsuitkering onder de voorwaarden van artikel 6 van bijlage IV van de regeling .

De betrokkene moet opgave doen van soortgelijke toelagen die elders hetzij aan hemzelf hetzij aan zijn echtgenoot worden uitbetaald; deze toelagen worden in mindering gebracht op die welke krachtens het onderhavige artikel moeten worden uitbetaald .

De gewezen beambte die de werkloosheidsuitkering ontvangt, heeft, onder de voorwaarden als bepaald in artikel 38 van de regeling, recht op dekking van ziekterisico's, zonder bijdrage te zijnen laste .

6 . Op de werkloosheidsuitkering en de gezinstoelagen wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die geldt voor de Lid-Staat waar de betrokkene aantoont te wonen . De op de werkloosheidsuitkering toepasselijke aanpassingscoëfficiënt is telkens die welke voortvloeit uit de laatste jaarlijkse herziening . Deze bedragen worden door de Commissie uitbetaald in de valuta van het land waar de betrokkene woont . Zij worden berekend op basis van de wisselkoersen als bedoeld in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen .

7 . Elke beambte draagt voor een derde bij aan de financiering van de werkloosheidsverzekering . Deze bijdrage wordt vastgesteld op 0,4 % van het basissalaris van de betrokkene, waarbij niet in aanmerking worden genomen de aanpassingscoëfficiënten als bedoeld in artikel 64 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen . Deze bijdrage wordt maandelijks ingehouden op het salaris van de betrokkene en, verhoogd met de resterende twee derden die ten laste van de Stichting komen, in een speciaal werkloosheidsfonds gestort . Dit fonds hebben de Stichting en de Instellingen van de Europese Gemeenschappen gemeen . De Stichting en de Instellingen betalen de Commissie iedere maand, uiterlijk acht dagen na de betaling van de salarissen, hun bijdragen . De Commissie geeft de betalingsopdrachten en verricht de betaling van alle uit de toepassing van dit artikel voortvloeiende uitgaven overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen .

8 . Op de werkloosheidsuitkeringen die aan de werkloos blijvende gewezen beambte worden uitbetaald is

Verordening ( EEG, Euratom, EGKS ) nr . 260/68 tot

vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen van toepassing .

9 . De ter zake van werkgelegenheid en werkloosheid bevoegde nationale diensten zorgen, in het kader van hun nationale wetgeving, samen met de Commissie voor een doeltreffende samenwerking om dit artikel naar behoren toe te passen .

10 . De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden in onderlinge overeenstemming door de Instellingen van de Europese Gemeenschappen, na advies van het Comité van het Statuut, in een regeling neergelegd, onverminderd het bepaalde in lid 2, derde alinea .

11 . Een jaar na de inwerkingtreding van deze regeling voor de werkloosheidsverzekering, en vervolgens om de twee jaar, legt de Commissie een verslag over de financiële situatie van deze verzekering aan de Raad voor . Onafhankelijk van dat verslag kan de Commissie voorstellen tot aanpassing van de in lid 7 bedoelde bijdragen aan de Raad voorleggen, indien de toepassing van de regeling zulks vereist . De Raad beslist over deze voorstellen overeenkomstig het bepaalde in lid 3, derde alinea ..

Artikel 23

In artikel 54 van de regeling dienen aan de opsomming van de artikelen van overeenkomstige toepassing op de directeur en de adjunct-directeur de volgende artikelen te worden toegevoegd : 38, 38 bis, 39, 40, 40 bis tot en met

41 novies .

Artikel 24

1 . Titel VII van de regeling wordt gelezen als volgt : Slotbepalingen .

2 . Het volgende artikel wordt in de regeling ingevoegd :

Artikel 56

bis

Betalingen, prestaties of vergoedingen van welke aard ook, als bedoeld in deze regeling, kunnen niet samenlopen met andere betalingen, prestaties of vergoedingen van dezelfde aard ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen .

De beambte is verplicht de directeur onverwijld in kennis te stellen, wanneer zich ten aanzien van hem een geval van samenlopen voordoet ..

Artikel 25

Artikel 4 van bijlage IV van de regeling wordt vervangen door :

Nr . L 72/14 . 3 . 87

Artikel 4

Voor iedere rang en salaristrap wordt het maandelijkse basissalaris overeenkomstig de volgende tabel vastgesteld :

Rang

Salaristrap

12345678A 4195 848206 827217 806228 785239 764250 743261 722272 701

A 5161 470171 036180 602190 168199 734209 300218 866228 432

A 6139 537147 151154 765162 379169 993177 607185 221192 835

A 7120 115126 092132 069138 046144 023150 000

A 8106 232110 514

B 1139 537147 151154 765162 379169 993177 607185 221192 835

B 2120 903126 570132 237137 904143 571149 238154 905160 572

B 3101 408106 122110 836115 550120 264124 978129 692134 406

B 487 71191 79895 88599 972104 059108 146112 233116 320

B 578 39981 70985 01988 329

C 189 46293 06996 676100 283103 890107 497111 104114 711

C 277 81081 11784 42487 73191 03894 34597 652100 959

C 372 58675 41878 25081 08283 91486 74689 57892 410

C 465 57968 23870 89773 55676 21578 87481 53384 192

C 560 47962 95665 43367 910

D 168 34571 33374 32177 30980 29783 28586 27389 261

D 262 31964 97267 62570 27872 93175 58478 23780 890

D 358 00360 48462 96565 44667 92770 40872 88975 370

D 454 68856 93059 17261 414

Artikel 26

Aan bijlage IV van de regeling wordt het volgende artikel toegevoegd :

Artikel 4

bis

Het bepaalde in artikel 66 bis van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, waarbij een bijzondere heffing op de nettobezoldigingen, -pensioenen en -vergoedingen bij beëindiging van de dienst wordt ingesteld, is van overeenkomstige toepassing op de beambten van de Stichting alsmede op de directeur en de adjunct-directeur ..

Artikel 27

Artikel 6 van bijlage IV van de regeling wordt gewijzigd als volgt :

1.Lid 1 wordt vervangen door :

1 . De kostwinnerstoelage wordt vastgesteld op 5 % van het basissalaris van de beambte, met dien verstande dat deze toelage niet minder mag bedragen dan het minimum als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ..

2.Het volgende lid wordt toegevoegd :

5 . Wanneer de beambte uitsluitend uit hoofde van

lid 2, onder b ), recht heeft op de kostwinnerstoelage en

al zijn kinderen die in de zin van artikel 7, leden 2

en 3, ten laste zijn, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon zijn toevertrouwd, wordt de kostwinnerstoelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de beambte . Voor de meerderjarige kinderen ten laste wordt zulks geacht het geval te zijn wanneer zij gewoonlijk bij de andere ouder wonen .

Wanneer de kinderen van de beambte evenwel aan meer personen zijn toevertrouwd, wordt de kostwinnerstoelage over deze personen verdeeld, en wel naar verhouding van het aantal kinderen dat een ieder verzorgt .

Wanneer de persoon aan wie de kostwinnerstoelage van een beambte op wie deze regeling van toepassing is, op grond van de bovenstaande bepalingen moet worden uitgekeerd, zelf recht op deze toelage heeft, doordat hij beambte van de Stichting of van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding of ambtenaar of ander personeelslid van de Europese Gemeenschappen is, wordt hem slechts de hoogste kostwinnerstoelage uitgekeerd ..

Artikel 28

Artikel 7 van bijlage IV van de regeling wordt gewijzigd als volgt :

1.Lid 1 wordt vervangen door :

1 . De beambte geniet onder de in de leden 2 en 3 vermelde voorwaarden voor ieder kind te zijnen laste een maandelijkse toelage ten belope van het bedrag als genoemd in artikel 2, lid 1, van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ..

2.Het volgende lid wordt toegevoegd :

7 . Wanneer een kind dat ten laste is in de zin van de leden 2 en 3, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon is toevertrouwd, wordt de toelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de beambte ..

Artikel 29

Artikel 8 van bijlage IV van de regeling wordt gewijzigd als volgt :

1.In de eerste alinea worden de woorden tot ten hoogste 1 772 Bfr . per maand vervangen door de woorden tot ten hoogste een bedrag als genoemd in de eerste alinea van artikel 3 van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen .

2.De volgende alinea wordt toegevoegd :

Wanneer het kind waarvoor recht op de schooltoelage bestaat, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon is toevertrouwd, wordt de schooltoelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de beambte . In dat geval wordt de afstand van ten minste 50 km, als bedoeld in de derde alinea, berekend vanaf de woonplaats van de persoon aan wie het kind is toevertrouwd ..

Artikel 30

In bijlage IV van de regeling :

1.wordt artikel 9 bis vervangen door :

Artikel 9

bis

Ingeval voornoemde gezinstoelagen krachtens de artikelen 6, 7 en 8 aan een andere persoon dan de beambte worden uitgekeerd, worden deze toelagen betaald in de valuta van het land waar deze persoon zijn verblijfplaats heeft, in voorkomend geval op basis van de pariteiten als bedoeld in artikel 63 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen . Op deze toelagen wordt de aanpassingscoëfficient toegepast die voor dat land is vastgesteld, dan wel, wanneer een dergelijke coëfficiënt niet bestaat, een aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100 .

Het bepaalde in artikel 9 geldt voor de hierboven bedoelde persoon aan wie de gezinstoelagen worden uitgekeerd ..

2.Het huidige artikel 9 bis wordt artikel 9 ter .

Artikel 31

In bijlage IV van de regeling wordt het volgende artikel ingevoegd :

Artikel 9

quater

De beambte van categorie C die is tewerkgesteld in een ambt van typist, stenotypist, telexist, machineschrijver, directiesecretaresse of hoofdsecretaresse, kan in aanmerking komen voor een vaste vergoeding .

Het bedrag van deze vaste vergoeding is gelijk aan het bedrag van de vaste vergoeding als bedoeld in artikel 4 bis van bijlage VII van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ..

Artikel 32

In artikel 13 van bijlage IV van de regeling wordt bij het eerste streepje het bedrag van 5 000 Bfr . vervangen door het bedrag van 37 000 Bfr ., en bij het tweede streepje het bedrag van 3 000 Bfr . vervangen door het bedrag van 22 000 Bfr .

Artikel 33

In bijlage IV van de regeling wordt artikel 15, lid 4, gewijzigd als volgt :

1.In de tweede zin worden na het woord heeft de volgende woorden ingevoegd : voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 7 .

2.De volgende alinea wordt toegevoegd :

Wanneer evenwel de echtgenoot en de in artikel 7,

lid 2, bedoelde personen niet met de beambte in de standplaats samenwonen, hebben zij, eenmaal per kalenderjaar en op vertoon van bewijsstukken, recht op vergoeding van de reiskosten van de plaats van herkomst naar de standplaats of, tot het bedrag van deze kosten, op vergoeding van de reiskosten vanuit een andere plaats ..

Artikel 34

In artikel 17 van bijlage IV van de regeling worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1.De in lid 1 opgenomen tabel wordt vervangen door :

Voor de beambte die recht heeft

op de kostwinnerstoelage

Voor de beambte die geen recht

heeft op de kostwinnerstoelage

van de 1e

tot en met

de 15e dag

vanaf de

16e dag

van de 1e

tot en met

de 15e dag

vanaf de

16e dag

Bfr . per kalenderdag

A 4 t/m A 8

en categorie B

1 817

824

1 232

644

Overige rangen

1 648

768

1 061

531

De dagvergoedingen volgen de aanpassingen waartoe door de Raad voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen wordt besloten ..

2.Lid 2 wordt aangevuld met het volgende :

c)De beambte die is aangesteld voor een bepaalde tijd welke minder dan 12 maanden bestrijkt, of die, indien hij een overeenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangegaan, naar het oordeel van de directeur wordt beschouwd als voor een gelijkwaardige periode in dienst te zijn, en die aantoont dat hij genoodzaakt is van woonplaats te veranderen, ontvangt evenwel de dagvergoeding voor de gehele duur van zijn overeenkomst, doch voor niet langer dan een jaar .

Artikel 35

Artikel 20 van bijlage IV van de regeling wordt als volgt gewijzigd :

a)de in lid 1, punt a ), opgenomen tabel wordt vervangen door :

I

Categorieën

A en B

II

Categorieën

C en D

België2 3352 160

Denemarken2 8652 650

Duitsland3 2052 965

Griekenland1 6501 525

Frankrijk2 9902 765

Ierland3 0602 830

Italië2 5702 380

Luxemburg2 5002 315

Nederland3 0602 830

Verenigd Koninkrijk4 1203 810

De dagvergoedingen voor dienstreizen volgen de aanpassingen waartoe door de Raad voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen wordt besloten .;

b)in lid 2 worden de woorden worden respectievelijk 330 Bfr . en 315 Bfr . vervangen door de woorden wordt 25 %;

c)de tweede alinea van lid 7 wordt vervangen door :

De dagvergoeding wordt per aangeboden maaltijd verminderd met 16 % van het in kolom I of kolom II bedoelde bedrag ; de in de kolommen I en II bedoelde vergoedingen worden met 34 % verminderd per dag dat huisvesting wordt aangeboden . Wanneer aan de beambte op dienstreis de maaltijden en de huisvesting geheel worden aangeboden of vergoed door een van de Instellingen van de Europese Gemeenschappen, een organisatie met communautaire doelstelling, een overheidsinstantie of een nationale of internationale organisatie, ontvangt hij in plaats van de hierboven bedoelde vergoeding voor dienstreizen een vergoeding van 17 % van het in kolom I of kolom II bedoelde bedrag .;

d)lid 8 vervalt .

Artikel 36

De eerste twee alinea's van artikel 4 van bijlage VI van de regeling worden vervangen door :

De beambte die de dienst bij de Stichting, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding of een Instelling van de Europese Gemeenschappen heeft verlaten, en daarna opnieuw bij de Stichting of bij een Instelling van de Gemeenschappen wordt aangesteld, verkrijgt nieuwe rechten op pensioen .

Hij kan verzoeken dat voor de berekening van zijn rechten op ouderdomspensioen zijn totale diensttijd bij de Stichting, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding of een Instelling van de Europese Gemeenschappen in aanmerking wordt genomen, mits hij de bedragen die hij uit hoofde van een uitkering bij vertrek of de bedragen die hij als ouderdomspensioen mocht hebben ontvangen, terugstort, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar ..

Artikel 37

In bijlage VI van de regeling wordt aan artikel 10 het volgende lid toegevoegd :

3 . Lid 2 is eveneens van toepassing op de beambte die herplaatst wordt na afloop van een verlof om redenen van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 11 van de regeling of van een onbezoldigd verlof als bedoeld in artikel 33 van de regeling ..

Artikel 38

In bijlage VI van de regeling wordt artikel 13 vervangen door :

Artikel 13

De beambte van wie de invaliditeitscommissie heeft vastgesteld dat hij voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 41 ter, wordt ambtshalve gepensioneerd op de laatste dag van de maand waarin bij besluit van de directeur de definitieve arbeidsongeschiktheid van de beambte is vastgesteld . Het recht op invaliditeitspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de definitieve arbeidsongeschiktheid van de beambte is vastgesteld ..

Artikel 39

In bijlage VI van de regeling wordt de tweede alinea van artikel 14 vervangen door :

Indien de betrokkene niet opnieuw bij de Stichting in dienst wordt genomen, ontvangt hij naar keuze :

-hetzij de uitkering bij vertrek als bedoeld in arti -

kel 11, berekend op de grondslag van de werkelijk volbrachte diensttijd;

-hetzij, voor zovel hij ten minste 50 jaar oud is, een ouderdomspensioen onder de in artikel 41 bis van de regeling en de onderhavige bijlage vermelde voorwaarden ..

Artikel 40

In bijlage VI van de regeling worden in artikel 15 de woorden wanneer een beambte die invaliditeitspensioen geniet vervangen door de woorden wanneer een gewezen beambte die invaliditeitspensioen geniet .

Artikel 41

In bijlage VI van de regeling wordt de eerste alinea van artikel 16 aangevuld als volgt :

noch minder dan 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de beambte zou zijn uitbetaald, indien hij,

ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip

van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken ..

Artikel 42

Aan bijlage VI van de regeling wordt het volgende artikel toegevoegd :

Artikel 17

bis

De weduwe van een gewezen beambte die recht had op invaliditeitspensioen, heeft, indien zij met hem gehuwd was op het tijdstip waarop het recht op dit pensioen is ontstaan, en behoudens het bepaalde in artikel 21, recht op een omgezet weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het invaliditeitspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot .

Het minimum van het omgezette weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris ; het bedrag van het omgezette weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het invaliditeitspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot ..

Artikel 43

In bijlage VI van de regeling worden in artikel 19 de woorden in de artikelen 17 en 18 vervangen door de woorden in de artikelen 17, 17 bis en 18 .

Artikel 44

In bijlage VI van de regeling vervalt artikel 22 .

Artikel 45

In bijlage VI van de regeling wordt artikel 23 vervangen door :

Artikel 23

Wanneer de verblijfplaats van een beambte of van een gewezen beambte die ouderdoms - of invaliditeitspensioen genoot, of van een gewezen beambte die de dienst vóór de 60-jarige leeftijd had beëindigd, en had verzocht in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, sedert meer dan een jaar onbekend is, kunnen de echtgenoot of de personen die als ten laste komend worden aangemerkt, voor -

lopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van deze regeling zou toekomen .

Het bepaalde in de eerste alinea is mede van toepassing op personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een persoon die overlevingspensioen geniet, of daarop recht heeft, en die sedert meer dan een jaar uit zijn woonplaats is verdwenen .

De voorlopige pensioenen ingevolge de eerste en tweede alinea worden omgezet in definitieve pensioenen, wanneer officieel is vastgesteld dat de beambte of de pensioengerechtigde is overleden, of wanneer het vonnis waarbij hij afwezig werd verklaard, in kracht van gewijsde is gegaan ..

Artikel 46

Artikel 27 van bijlage VI van de regeling wordt vervangen door :

Artikel 27

De van echt gescheiden vrouw van een beambte of gewezen beambte heeft recht op het overlevingspensioen overeenkomstig dit hoofdstuk, mits zij bij het overlijden van haar vroegere echtgenoot aantoont voor eigen rekening ten laste van deze laatste recht te hebben op een alimentatie welke was vastgesteld bij rechterlijke uitspraak of door overeenkomst tussen de gewezen echtgenoten .

Het overlevingspensioen mag evenwel niet meer bedragen dan de op het ogenblik van het overlijden van de vroegere echtgenoot uitgekeerde alimentatie nadat deze uitkering is aangepast op de wijze bedoeld in artikel 41 octies van de regeling .

De van echt gescheiden vrouw verliest haar recht op overlevingspensioen, indien zij vóór het overlijden van haar vroegere echtgenoot is hertrouwd . Hertrouwt zij na zijn overlijden, dan is artikel 26 op haar van toepassing ..

Artikel 47

In bijlage VI van de regeling wordt de eerste alinea van artikel 28 vervangen door :

Wanneer er meer dan één gescheiden vrouw met recht op overlevingspensioen is, of een of meer gescheiden vrouwen en een weduwe met recht op overlevingspensioen, wordt dit pensioen verdeeld in verhouding van

de duur van de huwelijken . De voorwaarden van ar -

tikel 27, tweede en derde alinea, zijn van toepassing ..

Artikel 48

In bijlage VI van de regeling vervalt de laatste alinea van artikel 38 .

Artikel 49

Aan de regeling wordt de volgende bijlage toegevoegd :

BIJLAGE VII

NADERE REGELING VAN DE WERKZAAMHEID OP BASIS VAN EEN HALVE WERKTIJD

Artikel 1

De in artikel 29 bis bedoelde toestemming wordt op verzoek van de beambte verleend voor een periode van ten hoogste een jaar .

De toestemming kan evenwel onder dezelfde voorwaarden worden verlengd . Hiertoe dient de betrokken beambte, ten minste een maand vóór het verstrijken van de periode waarvoor toestemming is verleend, een verzoek in te dienen .

Artikel 2

Wanneer de omstandigheden welke de in artikel 29 bis bedoelde toestemming rechtvaardigen, ophouden te bestaan, kan de directeur deze toestemming vóór het einde van de periode waarvoor zij was verleend, intrekken met een kennisgevingstermijn van één maand .

Op verzoek van de betrokken beambte kan de directeur eveneens de toestemming vóór het einde van de periode waarvoor zij werd verleend, intrekken .

Artikel 3

Gedurende de periode waarvoor de beambte toestemming heeft verkregen om op basis van een halve werktijd werkzaam te zijn, heeft hij recht op 50 % van zijn bezoldiging . Hij blijft echter 100 % van de kindertoelage en van de schooltoelage ontvangen .

Gedurende deze periode mag hij geen andere winstgevende bezigheid verrichten .

De bijdragen voor het stelsel van ziekteverzekering en voor de pensioenregeling worden berekend over het gehele basissalaris ..

Artikel 50

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel, 23 februari 1987 .

Voor de RaadDe VoorzitterP . DE KEERSMAEKER

( 1)PB nr . L 139 van 30 . 5 . 1975, blz . 1 .

( 2)PB nr . L 214 van 6 . 8 . 1976, blz . 24 .

( 3)PB nr . L 64 van 8 . 3 . 1982, blz . 15 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.