Besluit 1991/482 - Associatie van de landen en gebieden overzee met de EEG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31991D0482

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31991D0482

91/482/EEG: Besluit van de Raad van 25 juli 1991 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 263 van 19/09/1991 blz. 0001 - 0153

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 18 blz. 0003

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 18 blz. 0003

BESLUIT VAN DE RAAD van 25 juli 1991 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap (91/482/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 136,

Gelet op het Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, op 16 juli 1990 te Brussel ondertekend, hierna "Intern Akkoord" genoemd,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat het noodzakelijk is de bepalingen vast te stellen die voor een nieuwe periode van toepassing zullen zijn op de associatie van de landen en gebieden overzee, hierna "LGO" te noemen, met de Europese Economische Gemeenschap; dat deze bepalingen van toepassing zijn op de tot de Franse Republiek behorende gebieden, de tot het Verenigd Koninkrijk behorende landen en gebieden, de tot het Koninkrijk der Nederlanden behorende landen en, voor een deel, op Groenland;

Overwegende dat deze bepalingen in de lijn liggen van de door de Europese Economische Gemeenschap ondernomen inspanningen om tot internationale samenwerking en tot oplossing van de internationale problemen van economische, sociale en culturele aard bij te dragen, overeenkomstig het streven van de internationale gemeenschap naar een rechtvaardiger en evenwichtiger nieuwe internationale economische orde; dat deze inspanningen met name tot uiting komen in de op 15 december 1989 te Lomé ondertekende Vierde ACS-EEG-Overeenkomst, hierna "Overeenkomst" genoemd, en dat het, gezien de talrijke punten van overeenkomst tussen de LGO en vele ACS-Staten, doch rekening houdend met hun onderlinge status, wenselijk is de bepalingen betreffende de LGO voor dezelfde periode vast te stellen als die voor de ACS-Staten;

Overwegende dat de Gemeenschap reeds lang voor produkten van oorsprong uit de LGO, evenals voor die uit de ACS-Staten, haar markt heeft opengesteld; dat, gezien de op de bepalingen van het Verdrag, en met name het vierde deel daarvan, berustende bijzondere betrekkingen tussen de Gemeenschap en de LGO, deze regels dienen te worden verbeterd door aan de LGO, een grotere soepelheid te bieden voor wat betreft de oorsprongsregels voor produkten van oorsprong uit de LGO en door het aannemen van nieuwe bepalingen betreffende bepaalde produkten die niet van oorsprong uit de LGO zijn;

Overwegende dat het daarentegen, gezien de ontwikkelingsbehoeften van de LGO en de noodzaak om hun industriële ontwikkeling te bevorderen, verantwoord is dat zij douanerechten kunnen blijven heffen en kwantitatieve beperkingen kunnen blijven toepassen alsmede afwijkende voorschriften die erop gericht zijn de lokale werkgelegenheid te bevorderen of te ondersteunen;

Overwegende dat voor rum, arak en tafia in bijzondere bepalingen moet worden voorzien;

Overwegende dat dit besluit niet van invloed is op de bijzondere regeling voor de invoer in Spanje en Portugal van in de bijlage bij Besluit 86/47/EEG (1), laatstelijk verlengd bij Besluit 90/669/EEG (2), opgenomen produkten van oorsprong uit de LGO;

Overwegende dat de communautaire bijdrage tot oplossing van de economische en sociale problemen voor de LGO enerzijds en voor de ACS-Staten anderzijds voor de Gemeenschap een aansporing vormt om de betrekkingen tussen LGO en ACS-Staten op de diverse samenwerkingsterreinen, met inbegrip van het handelsverkeer, nauwer aan te halen;

Overwegende dat sommige LGO in een zelfde geografische zone als overzeese departementen of ACS-Staten zijn gelegen; dat de ontwikkeling van de diverse delen van een zelfde geografische zone, met vergelijkbare problemen en kenmerken, met name langs de weg van uitvoering van regionale projecten dient te verlopen, die voor al deze delen, ongeacht de status ervan ten aanzien van het communautaire recht, gemeen zijn waardoor het schaalvergrotingseffect kan werken en de regionale samenwerking tussen de betrokken partners wordt versterkt; dat de Gemeenschap reeds lang geleden de onderscheiden partners de nodige middelen, met name van financiële aard, heeft verschaft om deze samenwerking ten uitvoer te leggen bij, voor wat de departementen overzee betreft, Verordening (EEG) nr. 2052/88 (3) inzake de taken van de Fondsen met structurele strekking en die van de Europese Investeringsbank, hierna "de Bank" genoemd, de daaropvolgende teksten en Besluit 89/687/EEG van de Raad van 22 december 1989 tot instelling van een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Franse overzeese departementen afgestemde maatregelen (Poseidom) (4), en voor wat de ACS-Staten betreft bij de Overeenkomst en het Intern Akkoord;

Overwegende dat deze delen binnen een zelfde gebied, ondanks de uiteenlopende status van de delen, traditioneel met soortgelijke problemen te kampen hebben; dat een regionale samenwerking die aan de plaatselijke realiteit is aangepast, over een rechtstreekser overleg tussen de betrokken partijen verloopt; dat het bijgevolg nodig is de procedures voor regional overleg tussen de departementen overzee, de LGO en de ACS-Staten te stimuleren, in nauwe samenhang met de betrokken Lid-Staten voor wat de departementen overzee en de LGO betreft;

Overwegende dat de Gemeenschap in het kader van de onderhandelingen over de Overeenkomst een aantal bepalingen betreffende terreinen of instrumenten van samenwerking met de ACS-Staten heeft verbeterd; dat dit ten aanzien van de LGO ook in dezelfde geest dient te geschieden;

Overwegende dat zowel ter vereenvoudiging van de toekomstige toepassing van dit besluit als met het oog op een zo billijk mogelijke besteding van de financiële steun moet worden overgegaan tot een verdeling over de gebieden die tot de Franse Republiek behoren, de landen en gebieden die tot het Verenigd Koninkrijk behoren en ten slotte de landen die tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren; dat er lessen uit de verworven ervaring moeten worden getrokken door de programmerings- en tenuitvoerleggingsprocedures bij de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering zoveel mogelijk te versnellen;

Overwegende dat de actieve deelneming van de lokale autoriteiten, zowel van de regio's van de Gemeenschap als van derde landen, een uitdrukkelijk erkend gegeven is binnen de uitvoering van gemeenschappelijke beleidslijnen of bij de betrekkingen met de Gemeenschap, terwijl deze participatie in het kader van de associatie van de LGO slechts bij de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in bepaalde LGO of meer in het algemeen in sommige andere LGO bestaat; dat deze deelneming van de door de betrokken bevolking verkozen vertegenwoordigers moet worden versterkt onder naleving van de grondwet van de respectieve Lid-Staten waartoe de LGO behoren; dat het beginsel van partnerschap tussen Commissie, Lid-Staat en LGO aan dit tweeledige streven beantwoordt;

Overwegende dat de diverse, in het kader van de voltooiing van de interne markt vastgestelde voorschriften niet in de LGO van toepassing zijn, doch dat het wenselijk kan zijn na te gaan hoe zij geheel of gedeeltelijk tot de LGO kunnen worden uitgebreid, met name in het kader van het partnerschap;

Overwegende dat in artikel 362 van de Overeenkomst is bepaald dat een in het vierde deel van het Verdrag bedoeld land of gebied dat onafhankelijk wordt, tot de Overeenkomst kan toetreden; dat het bijgevolg noodzakelijk is in de mogelijkheid te voorzien om dit besluit aan te passen; dat in artikel 1 van het Intern Akkoord is bepaald dat, indien een onafhankelijk geworden LGO tot de Overeenkomst toetreedt, de financiële steunbedragen uit de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds ten behoeve van de LGO bij besluit van de Raad worden verlaagd en de bedragen voor de ACS-Staten dienovereenkomstig verhoogd,

BESLUIT:

EERSTE DEEL

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE LGO-EEG-SAMENWERKING

Hoofdstuk 1

Doelstellingen en beginselen van de samenwerking

Artikel 1

Dit besluit heeft ten doel de economische, culturele en maatschappelijke ontwikkeling van de in bijlage I genoemde LGO te bevorderen en te versnellen alsmede de economische structuur ervan te versterken.

Artikel 2

De Gemeenschap ondersteunt de inspanningen van de LGO die op een alomvattende, op hun sociaal-culturele waarden, hun menselijke capaciteiten, hun natuurlijke hulpbronnen en hun economische potentieel berustende ontwikkeling zijn gericht, ten einde de sociale, culturele en economische vooruitgang van de LGO en het welzijn van hun bevolking te bevorderen, door bevrediging van hun fundamentele behoeften, erkenning van de rol van de vrouw en ontplooiing van de menselijke capaciteiten waarbij hun waardigheid wordt geëerbiedigd.

Deze ontwikkeling berust op een duurzaam evenwicht tussen de economische doelstellingen, het rationele beheer van het milieu en het beter benutten van de natuurlijke hulpbronnen en van het menselijke potentieel.

Artikel 3

De samenwerking heeft een ontwikkeling ten doel waarin de mens, als stuwende kracht en voornaamste begunstigde ervan, centraal staat en waarbij wordt uitgegaan van de eerbiediging en de bevordering van al diens rechten. De samenwerkingsactiviteiten passen in dit positieve perspectief, waarin de eerbiediging van de rechten van de mens als een fundamentele factor voor een werkelijke ontwikkeling wordt erkend en waarin de samenwerking zelf als een bijdrage tot de bevordering van deze rechten wordt beschouwd.

De rol van de individuen en van groepen en het daarin besloten liggende potentieel aan initiatieven worden erkend en bevorderd om concreet een werkelijke deelneming van de onderscheiden bevolkingen aan de ontwikkelingsinspanningen te waarborgen.

Artikel 4

De Gemeenschap en de LGO hechten bijzonder belang aan samenwerking en regionale integratie en kennen daaraan een hoge prioriteit toe. Binnen dat raam biedt de Gemeenschap op doeltreffende wijze steun aan de inspanningen van de LGO om zich regionaal te organiseren en hun samenwerking op regionaal en interregionaal niveau te intensiveren, ten einde een rechtvaardigere en evenwichtigere internationale economische orde te bevorderen.

Artikel 5

De Gemeenschap erkent de noodzaak om de minst ontwikkelde LGO een bijzondere behandeling te verlenen en om rekening te houden met de specifieke moeilijkheden waaraan zij het hoofd moeten bieden. Zij schenkt bijzondere aandacht aan verbetering van de levensomstandigheden van de minst begunstigde bevolkingsgroepen.

De samenwerking omvat met name een bijzondere behandeling bij de vaststelling van de omvang van de financiële middelen en van de voorwaarden waaronder deze worden verstrekt, ten einde de minst ontwikkelde LGO de mogelijkheid te bieden de structurele en andere hinderpalen voor hun ontwikkeling te overwinnen.

Artikel 6

In het kader van hun respectieve bevoegdheden onderwerpen de autoriteiten die aan de in artikel 10 bedoelde partnerschapsprocedure deelnemen, op gezette tijden de resultaten van de toepassing ervan aan een onderzoek en geven de voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit besluit benodigde adviezen en impulsen.

Iedere aangelegenheid die de doeltreffende verwezenlijking van de doelstellingen van dit besluit rechtstreeks mocht belemmeren, kan in het kader van die procedure aan de orde worden gesteld.

Hoofdstuk 2

Gedecentraliseerde samenwerking en partnerschap

Artikel 7

Om alle kringen van de LGO en van de Gemeenschap die een bijdrage tot de autonome ontwikkeling van de LGO kunnen leveren, aan te moedigen initiatieven te ontplooien en aan te trekken, steunt de samenwerking, binnen de door de bevoegde autoriteiten gestelde grenzen, tevens ontwikkelingsacties van economische, sociale en culturele kringen in het raam van een gedecentraliseerde samenwerking, met name door bundeling van inspanningen en middelen van kringen in de LGO met die van gelijke kringen in de Gemeenschap. Met deze vorm van samenwerking wordt in het bijzonder beoogd om de bevoegdheden, de originele handelwijzen en het potentieel van deze kringen in dienst te stellen van de ontwikkeling van de LGO.

De in dit artikel bedoelde kringen zijn de gedecentraliseerde overheden, rurale en dorpsgemeenschappen, cooperaties, ondernemingen, vakbonden, onderwijs- en onderzoekcentra, niet-gouvernementele organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, diverse verenigingen en alle andere groepen en personen die in staat zijn en ernaar verlangen om hun spontane en originele bijdrage tot de ontwikkeling van de LGO te leveren.

Artikel 8

De samenwerking moedigt de initiatieven van de in artikel 7 bedoelde LGO-kringen aan en ondersteunt deze, mits deze met de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO uitgestippelde prioriteiten, beleidslijnen en ontwikkelingsmethoden overeenkomen. De samenwerking steunt onder deze voorwaarden hetzij autonome acties van LGO-kringen hetzij acties daarvan die tevens worden ondersteund door gelijkaardige kringen uit de Gemeenschap, die hun kennis en ervaring, hun technologische en organisatorische capaciteiten of hun financiële bronnen ter beschikking stellen.

De samenwerking moedigt de inbreng aan, door kringen van de LGO en van de Gemeenschap, van financiële en technische middelen die een aanvulling vormen op de ontwikkelingsinspanning. Zij kan de gedecentraliseerde samenwerkingsacties met inachtneming van de in artikel 9 omschreven voorwaarden uit de middelen van het besluit financieel en/of technisch steunen.

De rol en de prerogatieven van de overheden van de LGO worden bij het organiseren van deze vorm van samenwerking volledig geëerbiedigd.

Artikel 9

De gedecentraliseerde samenwerkingsacties kunnen worden gesteund door middel van instrumenten van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO, bij voorkeur reeds tijdens de programmeringsfase voor wat het beginsel en de voorwaarden van de steun voor deze vorm van samenwerking betreft, daarmee instemmen. Deze steun wordt gegeven in de mate waarin hij nodig is voor een vruchtbare uitvoering van de voorgestelde acties, mits het nut daarvan wordt erkend en de bepalingen betreffende de financiële en technische samenwerking worden nageleefd. De projecten die onder deze vorm van samenwerking vallen, kunnen al of niet met de programma's die in de concentratiesectoren van de indicatieve programma's worden uitgevoerd, worden verbonden, waarbij prioriteit wordt gegeven aan die projecten die met de concentratiesectoren verband houden.

Artikel 10

Om, onder eerbiediging van de bevoegdheden van de respectieve centrale overheden van de betrokken Lid-Staten, de lokale bevoegde autoriteiten van de LGO de gelegenheid te bieden meer bij de uitvoering van de beginselen van de associatie van de LGO met de Gemeenschap te worden betrokken, wordt een raadplegingsprocedure ingesteld die op het beginsel van partnerschap tussen Commissie, Lid-Staat en LGO berust.

Dit partnerschap, waarvan de nadere regeling in de artikelen 234, 235 en 236 is vervat, zal het mogelijk maken de verwezenlijkingen die in het kader van de associatie tot stand zijn gebracht, te onderzoeken en de problemen die zich in de betrekkingen tussen de LGO en de Gemeenschap mochten voordoen, te bespreken.

TWEEDE DEEL

SECTOREN VAN DE LGO-EEG-SAMENWERKING

TITEL I

MILIEU

Artikel 11

  • 1. 
    In het kader van dit besluit zijn bescherming en herwaardering van milieu en natuurlijke rijkdommen, stopzetting van de aantasting van bodem en bossen, herstel van het ecologische evenwicht, instandhouding en rationeel beheer van de natuurlijke hulpbronnen fundamentele doelstellingen die de betrokken LGO met steun van de Gemeenschap nastreven, ten einde onmiddellijk in de levensomstandigheden van hun respectieve bevolking verbetering te brengen en die van de komende generaties veilig te stellen.
  • 2. 
    De Gemeenschap erkent dat sommige LGO in hun bestaan worden bedreigd door een snelle achteruitgang van hun milieu, die ieder ontwikkelingsstreven, in het bijzonder de prioritaire doelstellingen van zelfvoorziening en continuïteit van de voedselvoorziening, blokkeert.

De strijd tegen de achteruitgang van het milieu en voor het behoud van de natuurlijke hulpbronnen is voor vele LGO een dringende noodzaak, waarvoor een samenhangende ontwikkelingsstrategie, waarbij het ecologische evenwicht wordt geëerbiedigd, moet worden ontworpen en gevolgd.

Artikel 12

De omvang van het verschijnsel en van de aan te wenden middelen sluit in dat de te voeren acties worden ingepast in een algemeen beleid op lange termijn, dat door de bevoegde autoriteiten van de LGO al naar gelang van het geval op lokaal, nationaal, regionaal of internationaal niveau in het kader van een inspanning uit internationale solidariteit wordt ontworpen en toegepast.

Daartoe zal de Gemeenschap voorrang geven aan:

  • een preventieve aanpak, waarbij ernaar wordt gestreefd de voor het milieu negatieve gevolgen van de programma's of acties te weren;

-een systematische aanpak, waarbij in alle stadia, gaande van identificatie tot verwezenlijking, erop wordt toegezien dat deze ecologisch verantwoord zijn;

-een transsectoriële aanpak, waarbij zowel op de rechtstreekse als op de zijdelingse gevolgen van de gevoerde acties wordt gelet.

Artikel 13

De bescherming van het milieu en van de natuurlijke hulpbronnen maakt een algemene aanpak noodzakelijk, waarin ook de sociale en de culturele dimensie aan bod komen.

Voor de inachtneming van deze specifieke dimensie is het noodzakelijk dat in de projecten en programma's passende acties op het gebied van onderwijs, opleiding, voorlichting en onderzoek worden opgenomen.

Artikel 14

Er worden samenwerkingsinstrumenten uitgewerkt en toegepast, die op deze problematiek zijn toegesneden.

Indien nodig kunnen zowel kwalitatieve als kwantitatieve criteria worden gehanteerd. In onderling overleg, in voorkomend geval in het kader van de in de artikelen 234, 235 en 236 bedoelde partnerschapsprocedure, goedgekeurde lijsten van in aanmerking te nemen elementen worden gebruikt om uit milieu-oogpunt van de voorgestelde acties, ongeacht de omvang ervan, de levensvatbaarheid te beoordelen. Voor grootschalige projecten en voor die welke voor het milieu een aanzienlijk risico inhouden, worden milieu-effectstudies gemaakt, waarin ten minste worden opgenomen:

-een beschrijving van de overwogen maatregelen om eventuele belangrijke negatieve gevolgen te voorkomen en te beperken en om deze, indien mogelijk, te verhelpen;

-de gegevens die nodig zijn om de voornaamste gevolgen die het project voor het milieu zou kunnen hebben, te identificeren en te beoordelen.

Om het daadwerkelijk in aanmerking nemen van milieufactoren doeltreffend te ondersteunen, worden fysische inventarissen opgemaakt, waarin in de mate van het mogelijke waarden worden aangegeven.

Door de inschakeling van deze instrumenten is het, indien negatieve gevolgen voor het milieu worden verwacht, mogelijk reeds in het beginstadium van de overwogen programma's en projecten onontbeerlijke correctiemaatregelen aan te geven, zodat aan deze programma's en projecten overeenkomstig de geplande tijdschema's uitvoering kan worden gegeven, terwijl daarin toch, vanuit de gezichtshoek van bescherming van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, verbeteringen worden aangebracht.

Artikel 15

Vanuit haar bekommering om een werkelijke bescherming en een doeltreffend beheer van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, is de Gemeenschap van mening dat de in het onderhavige tweede deel van dit besluit vermelde sectoren van de LGO-EEG-samenwerking systematisch vanuit die gezichtshoek moeten worden geanalyseerd en beoordeeld.

In deze geest steunt de Gemeenschap de door de bevoegde autoriteiten van de LGO op lokaal, nationaal, regionaal of internationaal gebied ontplooide inspanningen en tevens de door intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties opgezette activiteiten om aan lokale, nationale en intergouvernementele beleidslijnen en prioriteiten uitvoering te geven.

Artikel 16

  • 1. 
    De Gemeenschap verbindt zich voor wat haar betreft ertoe alles in het werk te stellen opdat de internationale overbrenging van gevaarlijke en van radioactieve afvalstoffen algemeen onder controle wordt gebracht en benadrukt het belang van een doeltreffende internationale samenwerking op dat gebied.

De Gemeenschap verbiedt in dit verband elke rechtstreekse of onrechtstreekse uitvoer van deze afvalstoffen naar de LGO, terwijl de bevoegde autoriteiten van de LGO terzelfder tijd de rechtstreekse of onrechtstreekse invoer op hun grondgebied van deze uit de Gemeenschap of uit enig ander land herkomstige afvalstoffen verbieden, onverminderd de specifieke internationale verplichtingen die in de bevoegde internationale forums op die twee gebieden zijn of in de toekomst zullen worden aangegaan.

Indien een LGO heeft besloten afvalstoffen ter behandeling naar een Lid-Staat uit te voeren, vormen deze bepalingen voor deze Lid-Staat geen beletsel om de behandelde afvalstoffen naar de LGO van oorsprong weder uit te voeren.

De Gemeenschap en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten van de LGO treffen voor de toepassing van deze verbintenis zo spoedig mogelijk de daartoe nodige interne juridische en bestuursrechtelijke maatregelen.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de LGO verbinden zich ertoe een stringente controle op de toepassing van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde verbodsmaatregelen te waarborgen.
  • 3. 
    In de zin van dit artikel worden onder "gevaarlijke afvalstoffen" verstaan de categorieën afvalstoffen die in de bijlagen 1 en 2 bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan worden genoemd.

Voor radioactieve afvalstoffen gelden de definities en drempels die in het kader van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) zullen worden vastgesteld. In afwachting daarvan gelden de in bijlage VI opgenomen definities en drempels.

Artikel 17

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO verschaft de Gemeenschap de beschikbare technische informatie over bestrijdingsmiddelen en andere chemische produkten om hen te helpen tot een passend en veilig gebruik van deze produkten te komen, respectievelijk dat verder te stimuleren.

Zo nodig en in overeenstemming met de bepalingen van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering kan technische bijstand worden verleend om in alle stadia, van produktie tot verwijdering van deze produkten, veilige omstandigheden te waarborgen.

Artikel 18

De Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van de LGO erkennen het nut van gedachtenwisseling, langs de weg van de in het besluit voorziene overlegstructuren, over grote ecologische risico's, zoals het broeikaseffect, de afbraak van de ozonlaag, de ontwikkelingen bij de tropische wouden enz., die zich op mondiale schaal voordoen of die als gevolg van de toepassing van industriële technologieën een meer specifieke uitwerking hebben. Dergelijk overleg kan door de Commissie, door een Lid-Staat of door de bevoegde autoriteiten van een LGO worden gevraagd in de mate waarin deze risico's voor een LGO concrete ongunstige gevolgen kunnen hebben; het overleg heeft ten doel de actiemogelijkheden te evalueren overeenkomstig de bepalingen van het besluit. In voorkomend geval kan het overleg ook de mogelijkheid bieden van een gedachtenwisseling alvorens over deze onderwerpen in de daartoe geëigende internationale forums besprekingen worden gevoerd.

TITEL II

LANDBOUWSAMENWERKING, ZEKERSTELLING VAN DE VOEDSELVOORZIENING EN PLATTELANDSONTWIKKELING

Artikel 19

Bij de samenwerking in de landbouw- en in de rurale sector, dit wil zeggen landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw, wordt met name het volgende nagestreefd:

  • voortdurende en systematische bevordering van een levensvatbare en duurzame ontwikkeling die in het bijzonder op de bescherming van het milieu en op het rationele beheer van de natuurlijke rijkdommen is gebaseerd;

-ondersteuning van de inspanningen van de LGO ter opvoering van de zelfvoorzieningsgraad op voedselgebied, met name door de versterking van hun vermogen om hun bevolking voldoende en kwalitatief toereikend voedsel te bieden en om aan hun bevolking een bevredigend voedingspeil te waarborgen;

-vergroting van de zekerstelling van de voedselvoorziening, zowel op lokaal als op regionaal en interregionaal niveau, door stimulering van regionale handelsstromen van levensmiddelen en betere cooerdinering van het voedingsmiddelenproduktiebeleid van de betrokken landen;

-garandering van een zodanig inkomen aan de rurale bevolking dat daarmee haar levensstandaard aanmerkelijk kan worden verbeterd en deze in haar essentiële behoeften op de gebieden voeding, onderwijs, gezondheidszorg en levensomstandigheden kan voorzien;

-aanmoediging van een actieve deelneming van de rurale bevolking, vrouwen evenzeer als mannen, aan haar eigen ontwikkeling door de agrarische wereld in groeperingen te organiseren en door een betere integratie van de producenten, zowel mannen als vrouwen, in het nationale en internationale economische circuit;

-versterking van de deelneming van de vrouw als producente, met name door haar een betere toegang te geven tot alle produktiefactoren (grond, input-fabrikaten, krediet, voorlichting, opleiding);

-schepping van bevredigende levensomstandigheden en een bevredigend leefklimaat op het platteland, met name door het ontplooien van sociaal-culturele activiteiten;

-produktiviteitsverbetering op het platteland, met name door de overdracht van daartoe geëigende technologie en door een rationele exploitatie van het plantaardige en dierlijke potentieel;

-vermindering van de verliezen na de oogst;

-verlichting van de werkbelasting van de vrouw, met name door de bevordering van aangepaste technologieën voor het stadium na de oogst en voor de verwerking tot levensmiddelen;

-diversifiëring van werkgelegenheidscheppende rurale activiteiten en ontwikkeling van de produktieondersteunende activiteiten;

-toevoeging van waarde aan de produktie door verwerking ter plaatse van landbouw-, veeteelt-, visserij- en bosbouwprodukten;

-waarborging van een beter evenwicht tussen de agrolevensmiddelen- en de exportproduktie;

-totstandbrenging en versterking van een landbouwkundig onderzoek dat aan de natuurlijke en sociale omstandigheden van land en streek is aangepast en dat beantwoordt aan de behoefte aan voorlichting en aan de eisen van zekerstelling van de voedselvoorziening;

-bescherming, in het kader van bovenstaande doelstellingen, van het natuurlijke milieu, in het bijzonder door specifieke, op bescherming en behoud van de ecosystemen gerichte acties.

Artikel 20

  • 1. 
    De acties waarmee de in artikel 19 genoemde doelstellingen kunnen worden bereikt, dienen zo verscheiden en concreet mogelijk te zijn, zowel op lokaal als op regionaal en interregionaal niveau.
  • 2. 
    De acties worden opgezet en uitgevoerd om de door de bevoegde autoriteiten van de LGO uitgestippelde beleidslijnen en strategieën te verwezenlijken, met eerbiediging van hun prioriteiten.
  • 3. 
    De landbouwsamenwerking ondersteunt deze beleidslijnen en strategieën in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit.

Artikel 21

  • 1. 
    De ontwikkeling van de produktie geschiedt langs de weg van de rationele opvoering van de plantaardige en dierlijke produktie en impliceert:

-verbetering van de exploitatiemethoden bij regenteelten door behoud van de bodemvruchtbaarheid;

-ontwikkeling van irrigatieteelten, vooral door middel van waterbeheersingsprojecten van uiteenlopende aard ten behoeve van de landbouw (waterbouwkundige projecten in de dorpen, normalisatie van waterlopen en landinrichting), om een door de landbouwers en de lokale gemeenschappen beheersbaar optimaal gebruik en economisch beheer van de watervoorraad mogelijk te maken; voorts zullen de acties eruit bestaan om bestaande voorzieningen te rehabiliteren;

-verbetering en modernisering van de teelttechnieken alsmede een beter gebruik van de produktiefactoren (betere variëteiten en rassen, landbouwmaterieel, meststoffen, gewasbeschermingsprodukten);

-op het gebied van de veeteelt: verbetering van de diervoeding (doeltreffender beheer van de weidegronden, ontwikkeling van de teelt van voedergewassen, vergroting van het aantal en herstelling van waterputten en drenkplaatsen) en van de diergezondheidstoestand, met inbegrip van de opbouw van de daartoe noodzakelijke infrastructuur;

-een beter samengaan van landbouw en veeteelt;

-op het gebied van de visserij: modernisering van de exploitatievoorwaarden voor viskwekerijen en ontwikkeling van de aquicultuur.

  • 2. 
    Ontwikkeling van de produktie veronderstelt voorts:

-uitbreiding van de secondaire en tertiaire activiteiten ter ondersteuning van de landbouw, zoals vervaardiging, modernisering en bevordering van het gebruik van de voor de landbouw en het leven op het platteland benodigde uitrusting en tevens van input-fabrikaten en, in voorkomend geval, de invoer daarvan;

-het opzetten of versterken van spaar- en kredietsystemen voor de landbouw die aan de lokale omstandigheden zijn aangepast, ten einde de toegang van de landbouwers tot de produktiefactoren te bevorderen;

-aanmoediging van alle aan de lokale omstandigheden aangepaste vormen van beleid en stimulerende maatregelen ten behoeve van de producenten, met het oog op een grotere produktiviteit en een beter inkomen voor de landbouwers.

Artikel 22

Om meer waarde aan de produkties te verschaffen, draagt de landbouwsamenwerking bij tot:

  • passende bewaarmogelijkheden en aangepaste voorzieningen voor opslag bij de producenten;

-doeltreffende bestrijding van ziekten, roofdieren en andere oorzaken van produktieverlies;

-basisvoorzieningen voor de afzet berustende op doeltreffende producentenorganisaties die over de nodige materiële en financiële middelen beschikken, en op aangepaste communicatiemiddelen;

-een soepele werking van de handelscircuits, waarbij iedere vorm van overheids- of particulier initiatief in aanmerking komt en waarmee lokale markten, gebieden in het land waar tekorten zijn en markten in de steden kunnen worden bevoorraad, ten einde de afhankelijkheid van het buitenland te verminderen;

-mechanismen waarmee zowel onderbrekingen in de bevoorrading (reservevoorraden) als onregelmatige prijsschommelingen (interventievoorraden) kunnen worden voorkomen;

-verwerking, verpakking en afzet van de produkten, vooral door middel van ontwikkeling van ambachtelijke en agro-industriële bedrijven, waardoor de produkten aan de ontwikkeling van de markt kunnen worden aangepast.

Artikel 23

De stimuleringsmaatregelen voor het platteland betreffen:

-organisering van de producenten in groeperingen of gemeenschappen om hun mogelijkheden ten aanzien van markten, investeringen en uitrustingen van gemeenschappelijk belang te vergroten;

-bevordering van de deelneming van de vrouw en van de erkenning van haar actieve rol als volwaardige deelgenote in het rurale produktieproces en in het economische ontwikkelingsproces;

-ontwikkeling van sociaal-culturele activiteiten (gezondheid, onderwijs, cultuur, enz.) die voor de verbetering van de levensomstandigheden op het platteland onontbeerlijk zijn;

-opleiding van rurale producenten, zowel vrouwen als mannen, door passende voorlichting en begeleiding;

-verbetering van de opleiding van onderrichtgevenden op alle niveaus.

Artikel 24

De samenwerking op het gebied van het landbouwkundige en het landbouwtechnologische onderzoek draagt bij tot:

-de ontwikkeling in de LGO van de lokale en regionale onderzoekmogelijkheden die aan de lokale natuurlijke en sociaal-economische omstandigheden waaronder de dierlijke en plantaardige produktie geschiedt, dienen te zijn aangepast;

-in het bijzonder de verbetering van de variëteiten en rassen, van de voedingswaarde van de produkten en van de verpakking daarvan en de ontwikkeling van technologieën en procédés die binnen het bereik van de producenten zijn;

-een betere verbreiding van de in een LGO of een al dan niet tot de ACS-Staten behorend land bereikte onderzoekresultaten die voor toepassing in andere LGO of ACS-Staten in aanmerking zouden kunnen komen;

-een vulgarisering van de resultaten van dit onderzoek ten behoeve van een zo groot mogelijk aantal gebruikers;

-bevordering en versterking van cooerdinatie van met name het onderzoek op regionaal en internationaal niveau en uitvoering van de voor het bereiken van deze doelstellingen geëigende acties.

Artikel 25

De acties inzake landbouwsamenwerking worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden en procedures die voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering zijn vastgesteld; in dit kader kunnen zij tevens betrekking hebben op:

  • 1. 
    uit hoofde van de technische samenwerking:
  • gegevensuitwisseling tussen de Gemeenschap, de LGO en de ACS-Staten alsmede tussen LGO en ACS-Staten onderling over het watergebruik, de methoden voor produktievergroting en de onderzoekresultaten;

-uitwisseling van ervaringen tussen personen die zich beroepshalve bezighouden met het krediet- en spaarwezen, cooeperaties, ziekenfondsen, ambacht en nijverheid in rurale gebieden;

2.uit hoofde van de financiële samenwerking:

-verschaffing van produktiefactoren;

-steunverlening aan marktregulerende organisaties, volgens een coherente aanpak van de produktie- en afzetproblemen;

-deelneming aan de fondsvorming voor landbouwkredietsystemen;

-opening van krediettypen ten behoeve van rurale producenten, landbouwberoepsorganisaties, ambachtslieden, vrouwengroeperingen en kleine rurale industriëlen, al naar gelang van hun activiteiten (bevoorrading, primaire afzet, opslag) en ten behoeve van organisaties die thematische acties uitvoeren;

-steun voor het concentreren van industriële middelen en vakbekwaamheden in de LGO en de Gemeenschap in het raam van ambachtelijke of industriële bedrijfseenheden voor de vervaardiging van input-fabrikaten en materialen, voor het onderhoud, de verpakking, de opslag, het vervoer en de be- en verwerking van produkten.

Artikel 26

  • 1. 
    De acties van de Gemeenschap die op de zekerstelling van de voedselvoorziening van de LGO zijn gericht, worden verricht in de context van de voedselstrategieën of van het voedselbeleid van de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO en van de door deze omschreven ontwikkelingsdoelstellingen.

Deze acties worden in cooerdinatie met de instrumenten van dit besluit in het kader van de beleidslijnen van de Gemeenschap en van de daaronder vallende maatregelen uitgevoerd, waarbij haar internationale verbintenissen worden geëerbiedigd.

  • 2. 
    In deze context kan met de bevoegde autoriteiten van de LGO die zulks wensen, een indicatief meerjarenprogramma worden uitgevoerd om met betrekking tot hun voedselvoorziening tot een betere voorspelbaarheid te komen.

Artikel 27

Wat de beschikbare landbouwprodukten betreft, verbindt de Gemeenschap zich ertoe de mogelijkheid te bieden tot een voorafgaande vaststelling voor een langere termijn van de restituties bij uitvoer naar alle LGO voor een produktengamma dat met inachtneming van hun voedselbehoeften wordt vastgestgeld.

De voorafgaande vaststelling kan voor één jaar gelden en wordt tijdens de geldigheidsduur van dit besluit jaarlijks toegepast, met dien verstande dat het restitutieniveau volgens de door de Commissie gewoonlijk gevolgde methoden zal worden vastgesteld.

Artikel 28

Bij de uitvoering van de bepalingen van deze titel dient zeer in het bijzonder erop te worden gelet dat de minst ontwikkelde LGO worden geholpen om van de bepalingen van deze titel ten volle profijt te trekken. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO wordt bijzondere aandacht geschonken aan de specifieke moeilijkheden van deze LGO bij de verwezenlijking van de door hun bevoegde autoriteiten bepaalde beleidslijnen of strategieën die op versterking van hun zelfvoorziening en op de zekerstelling van hun voedselvoorziening zijn gericht. In dit verband heeft de samenwerking met name betrekking op de produktie (met inbegrip van de voorziening van materiële, technische en financiele inputs), het vervoer, de afzet, de verpakking en de totstandbrenging van opslaginfrastructuren.

Artikel 29

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO kunnen deze van de diensten van het Technisch Centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (CTA) gebruik maken, waarvan de doelstellingen en de taken in artikel 53 van de Overeenkomst worden omschreven.

De eventuele kosten die zijn verbonden aan de bijstand van genoemd Centrum ten behoeve van de LGO die daarvan gebruik mochten maken, worden gefinancierd uit de middelen die in artikel 154 voor die zone van de drie zones waartoe die LGO behoren, zijn voorzien.

TITEL III

ONTWIKKELING VAN DE VISSERIJ

Artikel 30

Ten einde de ontwikkeling van de exploitatie van de rijkdommen aan vis van de LGO te bevorderen, gelden alle in dit besluit voorziene mechanismen voor bijstand en samenwerking, met name de financiële en technische bijstand overeenkomstig de in het derde deel, titel III, voorziene nadere regelingen, voor de visserijsector.

Bij die samenwerking zijn de volgende doelstellingen prioritair:

  • Verbetering van de kennis van het natuurlijke milieu en van de rijkdommen.

-Opvoering van de middelen voor de bescherming van de rijkdommen aan vis en voor het toezicht op een rationele exploitatie daarvan.

-Aanmoediging van de rationele exploitatie van de rijkdommen aan vis van de LGO en van die aan vis in volle zee waarin de LGO en de Gemeenschap gemeenschappelijke belangen hebben.

-Vergroting van de bijdrage van de visserij, met inbegrip van aquicultuur en ambachtelijke visserij, tot de rurale ontwikkeling, waarbij een groter belang wordt gehecht aan de rol van de visserij voor een betere zekerstelling van de voedselvoorziening, betere voeding en betere sociaal-economische omstandigheden voor de betrokken gemeenschappen; een en ander houdt onder meer in dat het werk van de vrouwen na de visvangst en in het stadium van de afzet wordt erkend en gesteund.

-Vergroting van de bijdrage van de visserij aan de industriële ontwikkeling door opvoering van de vangsten, de produktie, de verwerking en de uitvoer.

Artikel 31

Bijstand van de Gemeenschap aan de ontwikkeling van de visserij omvat onder meer steun voor de volgende gebieden:

  • a) 
    produktie van visserijprodukten, met inbegrip van de aankoop van schepen, uitrusting en vistuig, ontwikkeling van de infrastructuur voor rurale vissersgemeenschappen en voor de visindustrie, alsmede steun voor aquicultuurprojecten, met name door het openen van specifieke kredietlijnen ten behoeve van daartoe geeigende LGO-instellingen die tot taak hebben daarmee de leningen aan de betrokkenen te verstrekken;

b)visserijbeheer en -bescherming, met inbegrip van de beoordeling van de rijkdommen aan vis en van het aquicultuurpotentieel; verbetering van het milieubeheer en van het toezicht op het milieu alsmede ontwikkeling van de mogelijkheden van de bevoegde autoriteiten van de LGO om de rijkdommen aan vis in de voor de kusten van de LGO gelegen exclusieve economische zones rationeel te beheren;

c)verwerking en afzet van de visserijprodukten, met inbegrip van de ontwikkeling van de vangst-, verwerkings-, distributie- en afzetinstallaties en -verrichtingen; vermindering van de verliezen na de vangst en bevordering van programma's om de benutting van de vis en de voeding op basis van visserijprodukten te verbeteren;

d)de opleidingsbehoeften van de LGO-onderdanen op alle gebieden van de visserij, de ontwikkeling en versterking van de onderzoekcapaciteiten van de LGO en de bevordering van de regionale samenwerking bij visserijbeheer en -ontwikkeling.

Artikel 32

Voor de toepassing van de artikelen 30 en 31 dient in het bijzonder erop te worden gelet dat de minst ontwikkelde LGO de mogelijkheid wordt geboden om hun capaciteit om hun rijkdommen aan vis te beheren, maximaal te ontwikkelen.

Artikel 33

De instandhouding en de optimale benutting van de levende mariene rijkdommen geschieden in samenwerking hetzij rechtstreeks, hetzij op regionale basis, hetzij, in voorkomend geval, met inschakeling van internationale organisaties.

TITEL IV

SAMENWERKING INZAKE GRONDSTOFFEN

Artikel 34

Bij de samenwerking met de LGO op grondstoffengebied wordt rekening gehouden met de volgende factoren:

  • de sterke afhankelijkheid van de economieën van een groot aantal LGO van hun grondstoffenuitvoer;

-de verslechtering, in de meeste gevallen, van hun uitvoersituatie, hoofdzakelijk ten gevolge van de ongunstige ontwikkeling van de wereldkoersen;

-het structurele karakter van de moeilijkheden die zich in veel grondstoffensectoren voordoen, zowel binnen de economieën van de LGO als op internationaal niveau.

Artikel 35

De fundamentele doelstellingen van de samenwerking op dit gebied zijn:

-de zowel horizontale als verticale diversifiëring van de economieën van de LGO, meer in het bijzonder de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van be- en verwerking, afzet, distributie en vervoer ( "TCDT");

-de verbetering van de concurrentiepositie van de grondstoffen van de LGO op de wereldmarkten langs de weg van reorganisatie en rationalisatie van hun produktie-, afzet- en distributie-activiteiten.

Alle passende middelen moeten worden aangewend om die doelstellingen zoveel mogelijk te verwezenlijken; daartoe moeten alle instrumenten en middelen van dit besluit op gecooerdineerde wijze worden gebruikt.

Artikel 36

De samenwerkingsacties op grondstoffengebied worden gericht op ontwikkeling van de internationale, regionale en lokale markten; zij geschieden volgens de voorwaarden en procedures van het besluit, met name die betreffende de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering. In dat verband kan de samenwerking tevens betrekking hebben op:

  • 1. 
    het meer tot waarde brengen van het menselijke potentieel, met name daaronder begrijpend:
  • opleidings- en stageprogramma's, ten behoeve van het bedrijfsleven in de betrokken sector;

-ondersteuning van in de betrokken sector gespecialiseerde lokale of regionale scholen en opleidingsinstituten;

2.de aanmoediging tot investeren door EEG- en LGO-ondernemers in de betrokken sector, met name door middel van:

-voorlichtings- en bewustmakingsacties, die op potentiële investeerders in activiteiten op het gebied van diversifiëring en de toevoeging van meer waarde aan de grondstoffen van de LGO zijn gericht;

-een dynamischer gebruik van risicodragend kapitaal voor ondernemingen die in genoemde "TCDT"-activiteiten willen investeren;

-benutting van de relevante voorzieningen om investeringen te bevorderen, te beschermen, te financieren en te steunen;

3.de ontwikkeling en de verbetering van de voor de activiteiten in de betrokken sector benodigde infrastructuren, in het bijzonder van de vervoers- en telecommunicatienetten.

Artikel 37

Bij het nastreven van de in artikel 35 genoemde doelstellingen wordt bijzonder belang gehecht aan:

  • het erop toezien dat naar behoren rekening wordt gehouden met de van de markt uitgaande signalen, ongeacht of het de lokale, de regionale of de internationale markt betreft;

-het rekening houden met de economische en maatschappelijke gevolgen van de ondernomen acties;

-het zorg dragen voor meer samenhang, op regionaal en internationaal niveau, tussen de door de onderscheiden betrokken LGO gevolgde strategieën;

-het bevorderen dat de middelen efficiënt over de verschillende activiteiten en over het bedrijfsleven in de betrokken produktiesectoren worden verdeeld.

TITEL V

INDUSTRIËLE ONTWIKKELING, FABRICAGE, BE- EN VERWERKING

Artikel 38

Ten einde de verwezenlijking van de doelstellingen van de LGO op het gebied van de industriële ontwikkeling te vergemakkelijken, dient erop te worden toegezien dat er een strategie voor geïntegreerde en levensvatbare ontwikkeling wordt uitgestippeld waarbij de activiteiten in de verschillende sectoren worden gecooerdineerd. Voor de sectoren landbouw en rurale ontwikkeling, be- en verwerkende nijverheid, mijnbouw, energie, infrastructuren en diensten moeten bijgevolg zodanige sectoriële strategieën worden uitgewerkt dat de wisselwerking binnen en tussen die sectoren wordt bevorderd, opdat de lokale toegevoegde waarde optimaal kan worden benut en er zoveel mogelijk reële capaciteit voor de uitvoer van be- en verwerkte produkten wordt gecreëerd, waarbij evenwel de bescherming van het milieu en van de natuurlijke rijkdommen wordt gewaarborgd.

Bij het nastreven van deze doelstellingen worden niet slechts de specifieke bepalingen inzake industriële samenwerking, doch ook die inzake de handelsregeling, de bevordering van de handel in LGO-produkten en de particuliere investeringen toegepast.

Artikel 39

De industriële samenwerking heeft, als sleutel tot de industriële ontwikkeling, de volgende doelstellingen:

  • a) 
    Vaststelling van de grondslagen en het kader voor een doeltreffende samenwerking tussen de Gemeenschap en de LGO op het gebied van fabricage, be- en verwerking, benutting van het mijnbouw- en energiepotentieel, vervoer en communicatie.

b)Bevordering van het scheppen van gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van industriële ondernemingen en voor lokale en buitenlandse investeringen.

c)Beter gebruik van de capaciteit en rehabilitatie van bestaande, potentieel levensvatbare ondernemingen, zodat de produktiecapaciteit van de LGO-economieën kan worden hersteld.

d)Aansporing tot oprichting van ondernemingen en tot deelneming in ondernemingen door LGO-onderdanen, in het bijzonder oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen die plaatselijke input-fabrikaten produceren en/of gebruiken; ondersteuning van nieuwe en versterking van bestaande ondernemingen.

e)Steun voor de creëring van nieuwe industrieën die de lokale markt op rendabele wijze bevoorraden en een zodanige groei in de sector van de niet traditionele uitvoer waarborgen, dat de inkomsten toenemen, de werkgelegenheid groeit en het reële inkomensniveau stijgt.

f)Aanknoping van steeds hechtere betrekkingen tussen de Gemeenschap en de LGO op industrieel gebied, met name een sterkere aansporing tot de oprichting, op korte termijn, van industriële LGO-EEG-joint ventures.

g)Bevordering van beroepsverenigingen in de LGO en van andere instellingen die zich met industriële ondernemingen of met de ontwikkeling van ondernemingen bezighouden.

Artikel 40

De Gemeenschap verleent de LGO steun om hun institutionele kader te verbeteren, hun financiële instellingen te versterken en hun met de industrie verbonden infrastruc turen tot stand te brengen, te rehabiliteren respectievelijk te verbeteren. Tevens verleent de Gemeenschap de LGO steun in hun pogingen tot integratie van de industriële structuren op regionaal en op interregionaal niveau.

Artikel 41

Op basis van een door de bevoegde autoriteiten van een LGO ingediend verzoek verschaft de Gemeenschap de nodige bijstand op het gebied van industriële scholing op alle niveaus, met name voor de raming van de behoefte aan industriële scholing en het opstellen van desbetreffende programma's, de oprichting en werking van plaatselijke of regionale instellingen voor industriële scholing, de scholing van LGO-onderdanen in de daarvoor geeigende instellingen, de opleiding op de werkplek zowel in de Gemeenschap als in de LGO, alsmede voor de samenwerking tussen instellingen voor industriële scholing in de Gemeenschap en in de LGO, tussen die instellingen in de LGO onderling en tussen die laatste en die instellingen van andere ontwikkelingslanden.

Artikel 42

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen inzake industriële ontwikkeling steunt de Gemeenschap de oprichting en het tot ontwikkeling brengen van alle soorten levensvatbare industrieën die de bevoegde autoriteiten van de LGO voor de verwezenlijking van hun doelstellingen en prioriteiten op het gebied van de industrialisatie belangrijk achten.

In dit verband gaat bijzondere aandacht uit naar de volgende terreinen:

  • i) 
    fabricage en be- en verwerking van grondstoffen:
  • a) 
    industrieën die voor uitvoer bestemde grondstoffen op lokaal of regionaal niveau be- en verwerken;

b)industrieën die met gebruikmaking van plaatselijke middelen in lokale behoeften voorzien, op de lokale en regionale markten zijn afgestemd en in hoofdzaak van kleine en middelgrote omvang zijn; industrieën die op modernisering van de landbouw, doeltreffende be- en verwerking van de landbouwproduktie en op fabricage van landbouw-inputs en -gereedschappen zijn afgestemd;

ii)machinebouw-, metaalbewerkings- en chemische industrie:

a)machinebouwondernemingen die gereedschappen en uitrustingen vervaardigen en in hoofdzaak zijn opgericht voor het onderhoud van bestaande fabrieken en installaties in de LGO. Die ondernemingen moeten prioritair ondersteuning bieden aan de sector industriële be- en verwerking, aan die van de belangrijkste exportprodukten en aan de kleine en middelgrote ondernemingen die in fundamentele behoeften voorzien;

b)metaalverwerkende industrieën voor de secundaire be- en verwerking van de mijnbouwprodukten van de LGO met het oog op de bevoorrading van de chemische en de machinebouwindustrie van de LGO;

c)chemische industrieën, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, voor de secundaire be- en verwerking van delfstoffen die voor andere industrieën, voor de landbouw- of voor de gezondheidssector zijn bestemd;

iii)rehabilitatie en benutting van de industriële capaciteit:

herstel, revalorisatie, sanering, herstructurering en instandhouding van bestaande, potentieel levensvatbare industriële capaciteiten. In dit verband moet voorrang worden verleend aan industrieën waarvan de produkten zeer weinig ingevoerde bestanddelen bevatten, die zowel voor de toelevering als voor de produktie van belang zijn en de werkgelegenheid gunstig beïnvloeden. De rehabilitatie-activiteiten dienen gericht te zijn op het scheppen van de vereiste omstandigheden voor de levensvatbaarheid van de aldus gerehabiliteerde ondernemingen.

Artikel 43

De Gemeenschap verleent de LGO steun om gedurende de looptijd van het besluit aan de ontwikkeling van levensvatbare industrieën als bedoeld in artikel 42 voorrang te geven, afhankelijk van de capaciteiten en beslissingen van de bevoegde autoriteiten van elk LGO ter zake en van de middelen waarover dat beschikt, en wel zodanig dat er rekening mee wordt gehouden dat de industriële structuren aan de in de LGO, in de Gemeenschap en op wereldniveau optredende veranderingen worden aangepast.

Artikel 44

In een geest van wederzijds belang draagt de Gemeenschap bij tot de ontwikkeling van de samenwerking tussen ondernemingen uit de LGO en de Gemeenschap, tussen ondernemingen binnen de LGO zelf en tussen die in de ACS en die in de LGO, door voorlichtingsactiviteiten en door industriële bevordering.

Het doel van deze activiteiten bestaat erin de regelmatige uitwisseling van informatie te intensiveren, de noodzakelijke contacten op industrieel gebied tussen de verantwoordelijken voor het industriële beleid, promotoren en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de Gemeenschap, de LGO en de ACS-Staten te organiseren, studies, met name uitvoerbaarheidsstudies, te verrichten, de oprichting en het goed functioneren van LGO-organisaties voor de industriële bevordering te vergemakkelijken en mede-investeringen, onderaannemingsovereenkomsten en iedere andere vorm van industriële samenwerking tussen ondernemingen uit de Lid-Staten van de Gemeenschap, uit de LGO en uit de ACS-Staten aan te moedigen.

Artikel 45

De Gemeenschap draagt bij tot de oprichting en het tot ontwikkeling brengen van kleine en middelgrote ambachtelijke, handels-, dienstverlenende en industriële ondernemingen, aangezien deze enerzijds in de moderne en informele sectoren een gediversifieerde economische structuur vormen en bij de algemene ontwikkeling van de LGO een wezenlijke rol vervullen en anderzijds voordelen bieden wat de verwerving van beroepskwalificaties, de geïntegreerde overdracht en de aanpassing van passende technologieën, en de mogelijkheid om optimaal gebruik te maken van de plaatselijke arbeidskrachten betreft. De Gemeenschap levert eveneens een bijdrage op het gebied van de sectoriële beoordeling, de opstelling van actieprogramma's, de totstandbrenging van passende infrastructuren, alsmede de versterking en de werking van instellingen voor voorlichting, promotie-activiteiten, begeleiding, opleiding, krediet- of garantieverlening, en voor technologieoverdracht.

De Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van de LGO moedigen de samenwerking en de contacten aan tussen de kleine en middelgrote ondernemingen uit de Lid-Staten, uit de LGO en uit de ACS-Staten.

Artikel 46

Ten einde de LGO te helpen hun technologische basis en hun eigen wetenschappelijke en technologische ontwikkelingscapaciteit te ontwikkelen en deze het verwerven, overdragen en aanpassen van technologie te vergemakkelijken onder zodanige omstandigheden dat zij daaruit tegen minimale kosten optimaal voordeel kunnen trekken, kunnen de instrumenten voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering met name bijdragen tot:

  • a) 
    het tot stand brengen en versterken van de met de industrie verbonden wetenschappelijke en technische infrastructuur in de LGO;

b)het opstellen en uitvoeren van onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's;

c)het opsporen en scheppen van mogelijkheden tot samenwerking tussen onderzoekinstellingen, instellingen voor hoger onderwijs en ondernemingen uit en van de LGO, de ACS-Staten, de Gemeenschap, de Lid-Staten en andere landen;

d)het tot stand brengen en bevorderen van activiteiten die gericht zijn op de consolidering van geëigende lokale technologieën en het overnemen van relevante technologieën uit het buitenland, met name uit andere ontwikkelingslanden;

e)het opsporen, beoordelen en overnemen van industriële technologie, alsmede het onderhandelen over de verwerving, onder gunstige voorwaarden, van technologieën, octrooien en andere industriële eigendomsrechten uit het buitenland, met name door middel van financiering en/of andere daartoe geschikte regelingen met ondernemingen en instellingen in de Gemeenschap;

f)het opzetten van adviesdiensten voor het opstellen van regelingen voor technologieoverdracht en voor verstrekking van beschikbare informatie, met name over de voorwaarden van technologie betreffende contracten, de soorten en bronnen van technologie en de ervaringen van de LGO en andere landen met het gebruik van bepaalde technologieën;

g)het bevorderen van technologische samenwerking tussen de LGO en tussen de LGO en de ACS-Staten, respectievelijk andere ontwikkelingslanden, ook wat de centra voor onderzoek en ontwikkeling, met name op regionaal niveau, betreft, ten einde alle bijzonder geëigende wetenschappelijke en technische mogelijkheden waarover deze LGO mochten beschikken, optimaal te benutten;

h)het zoveel mogelijk vergemakkelijken van de toegang tot en het gebruik van in de Gemeenschap beschikbare documentatie- en andere gegevensbronnen.

Artikel 47

Ten einde de LGO in staat te stellen van de handelsregeling en andere bepalingen van dit besluit meer profijt te trekken, worden maatregelen genomen ter bevordering van de afzet van de industrieprodukten van de LGO op de markt van de Gemeenschap en op andere buitenlandse markten en tevens ter stimulering en uitbreiding van de handel in industrieprodukten tussen de LGO onderling alsmede tussen de LGO en de ACS-Staten. Deze maatregelen zullen met name gericht zijn op marktstudies, afzet, kwaliteit en normalisatie van be- en verwerkte produkten, overeenkomstig de artikelen 152 en 153 en met inachtneming van de artikelen 84 en 85.

Artikel 48

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO kunnen deze gebruik maken van de diensten van het Centrum voor industriële ontwikkeling (CIO), waarvan de doelstellingen in artikel 89 van de Overeenkomst en de taken in artikel 90 daarvan worden omschreven, of van de diensten van de in het kader van het communautaire beleid ten gunste van het bedrijfsleven opgerichte Euro-infocentra.

De eventuele kosten die zijn verbonden aan de bijstand van het CIO of ten behoeve van de LGO die daarvan gebruik mochten maken, worden gefinancierd uit de middelen die in artikel 154 voor die zone van de drie zones waartoe die LGO behoren, zijn voorzien.

Artikel 49

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze titel schenkt de Gemeenschap bijzondere aandacht aan de specifieke behoeften en problemen van de minst ontwikkelde LGO om de grondslagen voor hun industrialisering te kunnen leggen (uitwerking van een beleid en strategieën op industrieel gebied, economische infrastructuur en industriële opleiding), met name om meer waarde aan de grondstoffen en de andere plaatselijke hulpbronnen toe te voegen, zulks vooral op de volgende gebieden:
  • grondstoffenverwerking;

-ontwikkeling, overdracht en aanpassing van technologieën;

-ontwerpen en financiering van acties ten behoeve van kleine en middelgrote industriële ondernemingen;

-ontwikkeling van industriële infrastructuren en beter gebruik van de mogelijkheden op energie- en mijnbouwgebied;

-adequate opleiding op wetenschappelijk en op technisch gebied;

-vervaardiging van uitrusting en input-fabrikaten voor de rurale sector.

Deze acties kunnen met de bijstand van het CIO of van de Euro-infocentra worden uitgevoerd.

  • 2. 
    Op verzoek van een of meer van de minst ontwikkelde LGO biedt het CIO een bijzondere bijstand voor het ter plaatse vaststellen van de mogelijkheden voor bevordering en ontwikkeling van de industrie, met name in de sectoren grondstoffenverwerking en vervaardiging van uitrusting en input-fabrikaten voor de rurale sector.

Artikel 50

Voor de uitvoering van de industriële samenwerking draagt de Gemeenschap bij tot de verwezenlijking van programma's, projecten en acties die haar op initiatief of met instemming van de bevoegde autoriteiten van de LGO worden voorgelegd. Daartoe maakt de Gemeenschap gebruik van alle middelen waarin dit besluit voorziet, met name van die waarover zij beschikt uit hoofde van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering en in het bijzonder die middelen welke onder de bevoegdheid van de Bank vallen, zonder afbreuk te doen aan activiteiten om de LGO te helpen fondsen uit andere bronnen aan te trekken.

De uitvoering van de programma's, projecten en acties inzake industriële samenwerking waarbij in een financiering door de Gemeenschap is voorzien, geschiedt overeenkomstig het derde deel, titel III, van dit besluit met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de steun van de industriesector.

TITEL VI

ONTWIKKELING VAN DE MIJNBOUW

Artikel 51

De ontwikkeling van de mijnbouw heeft voornamelijk ten doel:

  • exploitatie van alle soorten delfstoffen op een wijze die de rentabiliteit van de mijnbouwactiviteit zowel op de export- als op de lokale markten garandeert, waarbij de milieu-aspecten niet uit het oog worden verloren, en

-het meer tot waarde brengen van het menselijke potentieel,

ten einde een gediversifieerde economische en sociale ontwikkeling te bevorderen en te bespoedigen.

Artikel 52

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van een of meer LGO verleent de Gemeenschap technische bijstand of voert zij opleidingsacties uit ter vergroting van hun wetenschappelijke en technische capaciteit op het gebied van geologie en mijnbouw, opdat zij meer profijt kunnen trekken van de beschikbare kennis en hun onderzoek- en exploratieprogramma's dienovereenkomstig kunnen oriënteren.

Artikel 53

Rekening houdend met de economische factoren op lokaal, nationaal en internationaal niveau en omwille van de diversificatie neemt de Gemeenschap, in voorkomend geval, in het kader van programma's voor financiële en technische bijstand deel aan de inspanningen van de LGO, op alle niveaus, voor mijnbouwonderzoek en -exploratie, zowel op het vasteland als op het continentale plat zoals dit in het internationale recht is omschreven.

In voorkomend geval verleent de Gemeenschap bovendien financiële en technische bijstand voor de instelling van lokale, regionale of nationale exploratiefondsen in de LGO.

Artikel 54

Ten einde de exploitatie van de delfstoffenrijkdom van de LGO te ondersteunen, levert de Gemeenschap een bijdrage aan projecten inzake rehabilitatie, onderhoud, rationalisering en modernisering van economisch levensvatbare produktie-eenheden, ten einde deze operationeler en concurrerender te maken.

Zij draagt, in zoverre verenigbaar met de investerings-en beheerscapaciteiten en met de marktontwikkeling, tevens bij tot de identificatie, de uitwerking en de uitvoering van nieuwe levensvatbare projecten, waarbij zij zich in het bijzonder op de financiering van uitvoerbaarheids-en van pre-investeringsstudies richt.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan:

  • acties om de rol van projecten van kleine en middelgrote omvang te vergroten, waarmee een impuls aan lokale mijnbouwondernemingen kan worden gegeven, hetgeen in het bijzonder betrekking heeft op de ertsen voor industrie en landbouw, die met name voor de lokale of regionale markt zijn bestemd, alsmede op de nieuwe produkten;

-milieubeschermende acties.

Tevens ondersteunt de Gemeenschap de inspanningen van de bevoegde autoriteiten van de LGO met het oog op:

-versterking van de begeleidende infrastructuur;

-vaststelling van maatregelen waardoor de ontwikkeling van de mijnbouw maximaal tot de sociaal-economische ontwikkeling van de producerende landen kan bijdragen, zoals het optimale gebruik van de mijnbouwondernemingen en de inpassing van de mijnbouwontwikkeling in de industriële ontwikkeling en in een geëigend beleid inzake ruimtelijke ordening;

-aanmoediging van investeringen;

-regionale samenwerking.

Artikel 55

Om bij te dragen tot de hierboven omschreven doelstellingen, is de Gemeenschap bereid financiële en technische bijstand te verlenen om, volgens de specifieke regeling voor elk van de instrumenten waarover zij beschikt en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, het mijnbouwpotentieel van de LGO te helpen exploiteren.

Bij onderzoek en investeringen ter voorbereiding van de uitvoering van mijnbouwprojecten kan de Gemeenschap overeenkomstig artikel 156 steun verlenen in de vorm van risicodragend kapitaal, eventueel samen met kapitaaldeelnemingen die door de betrokken LGO worden verstrekt en met andere financieringsbronnen.

De in deze bepalingen bedoelde middelen kunnen voor projecten van wederzijds belang worden aangevuld met:

  • a) 
    andere financiële en technische middelen van de Gemeenschap;

b)acties die op aantrekking van overheids- en particulier kapitaal, medefinanciering daaronder begrepen, zijn gericht.

Artikel 56

De Bank kan overeenkomstig haar statuten, van geval tot geval, ten behoeve van mijnbouwinvesteringsprojecten die door de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO en door de Gemeenschap als van wederzijds belang worden erkend, voor een hoger dan het in artikel 154 bepaalde bedrag verplichtingen uit eigen middelen aangaan.

TITEL VII

ONTWIKKELING VAN DE ENERGIESECTOR

Artikel 57

Gezien de ernstige energiesituatie in het merendeel van de LGO, die ten dele te wijten is aan de crisis die in talrijke landen door de afhankelijkheid van de invoer van aardolieprodukten is ontstaan, en gezien de klimatologische gevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen, dient op dit gebied te worden samengewerkt ten einde oplossingen voor hun energieproblemen te vinden.

In het bijzonder wordt belang gehecht aan programmering op energiegebied, aan acties voor energiebesparing en rationeel energiegebruik, aan de exploratie van het energiepotentieel en aan de technisch en economisch verantwoorde ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 58

Met de samenwerking in de energiesector worden de ontwikkeling van het traditionele en niet traditionele energiepotentieel, alsmede de zelfvoorziening van de LGO ondersteund.

De ontwikkeling van de energiesector heeft voornamelijk ten doel:

  • a) 
    de economische en sociale ontwikkeling te bevorderen, door het beter benutten en ontwikkelen van de plaatselijke en regionale energiebronnen onder passende technische, economische en ecologische omstandigheden;

b)het rendement van energieproduktie en -gebruik, alsmede, in voorkomend geval, de zelfvoorziening op energiegebied te vergroten;

c)het toenemend gebruik van vervangende, nieuwe en hernieuwbare energiebronnen aan te moedigen;

d)de levensomstandigheden in stedelijke en perifere gebieden, alsmede in rurale gebieden te verbeteren en voor de energieproblemen aldaar oplossingen te vinden die aan de behoeften en de lokale hulpbronnen zijn aangepast.

Artikel 59

Ten einde de bovengenoemde doeleinden te verwezenlijken, kunnen de samenwerkingsactiviteiten op energiegebied op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO worden geconcentreerd op:

  • a) 
    vergaring, analysering en verbreiding van adequate gegevens;

b)uitbreiding van het beheer en de zeggenschap van de LGO met betrekking tot hun energiebronnen overeenkomstig hun ontwikkelingsdoelstellingen, om hen in staat te stellen vraag en aanbod op energiegebied te beoordelen en op dat gebied tot een strategische planning te komen, onder andere door de programmering op energiegebied te steunen en door aan de diensten die met het ontwerpen en uitvoeren van het energiebeleid zijn belast, technische bijstand te verlenen;

c)analysering van de implicaties, op energiegebied, van de ontwikkelingsprogramma's en -projecten met inachtneming van de te verwezenlijken energiebesparingen en de mogelijkheden tot vervanging van de primaire bronnen. Deze maatregelen zijn daarom gericht op een grotere rol voor nieuwe en hernieuwbare energiebronnen, met name in rurale gebieden, met programma's en projecten die aan de behoeften en de lokale hulpbronnen zijn aangepast;

d)uitvoering van passende actieprogramma's die op kleine en middelgrote ontwikkelingsprojecten op energiegebied zijn gebaseerd;

e)ontwikkeling van het investeringspotentieel voor de exploratie en exploitatie van lokale en regionale energiebronnen, alsmede voor de exploitatie van lokaties met een bijzonder hoge energieproduktie, die de mogelijkheid bieden veel energie verbruikende industrieën te vestigen;

f)bevordering van onderzoek, aanpassing en verspreiding van passende technologieën, alsmede van de nodige opleiding om in de energiesector in de behoeften aan arbeidskrachten te kunnen voorzien;

g)opvoering van de capaciteiten van de LGO inzake onderzoek en ontwikkeling, inzonderheid met betrekking tot de nieuwe en hernieuwbare energiebronnen;

h)rehabilitatie van de basisinfrastructuren die voor produktie, vervoer en distributie van energie nodig zijn, met bijzondere aandacht voor de elektricificatie van rurale gebieden;

i)aanmoediging van de samenwerking tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten in de energiesector, met name van samenwerkingsacties tussen LGO, ACS-Staten en andere buurlanden die communautaire steun ontvangen.

Artikel 60

De verwezenlijking van de bovenomschreven doelstellingen kan geschieden door financiële en technische bijstand van de Gemeenschap te verlenen om volgens de specifieke regeling voor elk van de instrumenten waarover zij beschikt en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit het energiepotentieel van de LGO te helpen exploiteren.

Bij onderzoek en investeringen ter voorbereiding van de uitvoering van energieprojecten kan de Gemeenschap overeenkomstig artikel 156 steun verlenen in de vorm van risicodragend kapitaal, eventueel samen met kapitaaldeelnemingen die door de betrokken Lid-Staten en LGO worden verstrekt, en met andere financieringsbronnen.

De in deze bepalingen bedoelde middelen kunnen voor projecten van wederzijds belang worden aangevuld met:

  • a) 
    andere financiële en technische middelen van de Gemeenschap;

b)acties die op aantrekking van overheids- en particulier kapitaal, medefinanciering daaronder begrepen, zijn gericht.

Artikel 61

De Bank kan overeenkomstig haar statuten, van geval tot geval, ten behoeve van energie-investeringsprojecten die door de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO en door de Gemeenschap als van wederzijds belang worden erkend, voor een hoger dan het in artikel 154 bepaalde bedrag verplichtingen uit eigen middelen aangaan.

TITEL VIII

ONTWIKKELING VAN DE ONDERNEMINGEN

Artikel 62

  • 1. 
    De Gemeenschap benadrukt dat:
  • i) 
    de ondernemingen een van de belangrijkste instrumenten vormen om de economische structuur te verstevigen, intersectoriële integratie aan te moedigen, arbeidsplaatsen te creëren, het inkomen te verbeteren en het opleidingsniveau te verhogen;

ii)de huidige inspanningen van de bevoegde autoriteiten van de LGO om hun economie te herstructureren, moeten worden begeleid door inspanningen die erop gericht zijn hun produktiebasis te verstevigen en te verbreden. Het bedrijfsleven moet bij de groeibevorderende strategieën van de LGO een rol van de eerste rang vervullen;

iii)er een stabiel en gunstig klimaat, alsmede een doeltreffende nationale en lokale financiële sector dient te worden geschapen om het bedrijfsleven in de LGO te stimuleren en Europese investeringen aan te trekken;

iv)de particuliere sector, in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen die beter zijn aangepast aan de voorwaarden die de LGO-economieën kenmerken, nieuwe impulsen moet krijgen en een belangrijkere rol moet vervullen. Tevens moeten minibedrijven en het ambacht worden aangemoedigd en gesteund;

v)buitenlandse particuliere investeerders die de doelstellingen en prioriteiten van de associatie onderschrijven, tot deelneming aan het ontwikkelingsstreven van de LGO moeten worden aangemoedigd. Deze investeerders dienen rechtvaardig en billijk te worden behandeld en hun dient een gunstig, veilig en voorspelbaar investeringsklimaat te worden gewaarborgd;

vi)de stimulering van de LGO-ondernemingsgeest onontbeerlijk is voor de benutting van het potentieel van de LGO.

  • 2. 
    Er moeten inspanningen worden gedaan om een groter deel van de financieringsmiddelen van het besluit aan aanmoediging van de ondernemingsgeest, aan aansporing tot investeren en aan de uitvoering van rechtstreeks produktieve activiteiten te besteden.

Artikel 63

Voor de verwezenlijking van de bovenvermelde doelstellingen is het noodzakelijk alle in dit besluit voorziene instrumenten te gebruiken en daaronder met name technische bijstand ten behoeve van de ontwikkeling van de particuliere sector op de volgende actieterreinen:

  • a) 
    steun voor de verbetering van het juridische en fiscale kader voor de ondernemingen en vergroting van de rol van de beroepsorganisaties en van de kamers van koophandel bij het ontwikkelingsproces van de ondernemingen;

b)rechtstreekse steun voor de oprichting en uitbreiding van ondernemingen (diensten gespecialiseerd in het opstarten van bedrijven, steun bij het herinschakelen van voormalige werknemers uit de overheidsdienst, steun bij de overdracht van technologie en voor technologische ontwikkelingen, administratieve diensten en marktstudies);

c)opzetten van bedrijfsondersteunende diensten die ondernemingen op juridisch, technisch en administratief gebied adviseren;

d)specifieke programma's voor opleiding en bijscholing van bedrijfshoofden, met name in de sector van de kleine ondernemingen en in de informele sectoren.

Artikel 64

Ter ondersteuning van de ontwikkeling van het spaarwezen en van de plaatselijke financiële sectoren, wordt bijzondere aandacht besteed aan de volgende gebieden:

  • a) 
    steun voor het aantrekken van plaatselijke spaargelden en voor de ontwikkeling van financiële bemiddeling;

b)technische bijstand bij de herstructurering en hervorming van financiële instellingen.

Artikel 65

Onverminderd de in het derde deel, titel III, opgenomen voorwaarden, verleent de Gemeenschap een technische en financiële bijstand ter ondersteuning van de ontwikkeling van ondernemingen in de LGO.

TITEL IX

ONTWIKKELING VAN HET DIENSTENVERKEER

Hoofdstuk 1

Doelstellingen en beginselen van de samenwerking

Artikel 66

  • 1. 
    De dienstensector is belangrijk bij het bepalen van de beleidslijnen voor de ontwikkeling en het is nodig om de samenwerking op dit gebied te verruimen.
  • 2. 
    De Gemeenschap ondersteunt de inspanningen van de bevoegde autoriteiten van de LGO die gericht zijn op versterking van hun interne dienstverrichtingscapaciteiten, met als doel hun economieën beter te doen functioneren, hun betalingsbalansproblemen te verlichten en het regionale integratieproces te stimuleren.
  • 3. 
    Oogmerk van deze acties is dat de LGO, zowel op lokaal als op regionaal niveau, het grootst mogelijke profijt uit de bepalingen van dit besluit trekken en dat zij:
  • onder zo gunstig mogelijke omstandigheden niet alleen op de markten van de Gemeenschap, maar ook op de lokale, de regionale en de internationale markten aanwezig kunnen zijn, door diversifiëring en door vergroting in waarde en omvang van het goederen- en dienstenverkeer van de LGO;

-hun gezamenlijke potentieel kunnen versterken door een grotere economische integratie en consolidatie van de samenwerking van functionele of van thematische aard;

-de ontwikkeling van de ondernemingen kunnen stimuleren, met name door aanmoediging van LGO-EEG-investeringen in de dienstensector voor het scheppen van arbeidsplaatsen, het vormen en verspreiden van inkomsten en het vergemakkelijken van de overdracht van technologieën en van de aanpassing ervan aan de specifieke behoeften van de LGO;

-maximaal voordeel uit het lokale of het regionale toerisme kunnen halen en hun aandeel in het wereldtoerisme kunnen verbeteren;

-vervoers- en communicatienetten, alsmede de voor de ontwikkeling ervan noodzakelijke informatica- en telematicasystemen tot stand kunnen brengen;

-een grotere inspanning op het gebied van beroepsopleiding en overdracht van know-how kunnen leveren, in verband met de beslissende rol van het menselijke potentieel bij de ontwikkeling van activiteiten in de dienstensector.

  • 4. 
    Ten einde deze doelstellingen te verwezenlijken worden, naast de specifieke bepalingen inzake samenwerking op het gebied van diensten, de bepalingen uitgevoerd die betrekking hebben op handelsverkeer, handelsbevordering, industriële ontwikkeling, investeringen, onderwijs en opleiding.

Artikel 67

  • 1. 
    Gezien de omvang van het dienstengamma en de ongelijke bijdrage ervan tot het ontwikkelingsproces - mede om het effect van de communautaire steun op de ontwikkeling van de LGO zo groot mogelijk te maken - wordt bijzondere aandacht geschonken aan de diensten die voor de werking van hun economie noodzakelijk zijn, meer bepaald aan:
  • ondersteunende diensten bij de economische ontwikkeling;

-toerisme;

-vervoer, communicatie en informatica.

  • 2. 
    Voor de uitvoering van de samenwerking op het gebied van diensten draagt de Gemeenschap bij tot de uitvoering van programma's, projecten en acties die haar op initiatief van of met instemming van de bevoegde autoriteiten van de LGO worden voorgelegd. De Gemeenschap gebruikt daartoe alle middelen waarin dit besluit voorziet, met name die waarover zij uit hoofde van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering beschikt, met inbegrip van de middelen die onder de bevoegdheid van de Bank vallen.

Artikel 68

Wat de onder de ontwikkeling van de diensten vallende terreinen betreft, wordt bijzondere aandacht geschonken aan de specifieke behoeften en aan de economische situatie van de minst ontwikkelde LGO.

Hoofdstuk 2

Ondersteunende diensten bij de economische ontwikkeling

Artikel 69

Ter verwezenlijking van de samenwerkingsdoelstellingen in deze sector wordt de samenwerking gericht op de commerciële diensten, zonder evenwel bepaalde semi-overheidsdiensten die noodzakelijk zijn voor de verbetering van het economische klimaat, zoals de automatisering van de douaneprocedures, te veronachtzamen; hierbij wordt voorrang verleend aan de volgende diensten:

  • die ter ondersteuning van de buitenlandse handel;

-die ter ondersteuning van de ondernemingen;

-die ter ondersteuning van de regionale integratie.

Artikel 70

Als bijdrage tot het herstel van de externe concurrentiepositie van de LGO wordt bij de samenwerking inzake diensten voorrang gegeven aan diensten ter ondersteuning van de buitenlandse handel, waarvan het toepassingsgebied de volgende elementen omvat:

  • i) 
    totstandbrenging van een passende commerciële infrastructuur door acties die met name gericht zijn op verbetering van de statistieken voor buitenlandse handel, automatisering van douaneprocedures, beheer van zee- en luchthavens of op het leggen van nauwere banden tussen degenen die bij het handelsverkeer betrokken zijn, zoals exporteurs, lichamen voor handelsfinanciering, douane en centrale banken;

ii)versterking van de specifiek commerciële diensten, zoals handelsbevorderende maatregelen die ook op de dienstensector dienen te worden toegepast;

iii)ontwikkeling van de andere, met buitenlandse handel samenhangende diensten, zoals financieringsmechanismen voor de handel, compensatie- en betalingsmechanismen en toegang tot informatienetten.

Artikel 71

Ten einde bij te dragen tot versterking van de economische structuur van de LGO, wordt, mede gelet op de bepalingen inzake de ontwikkeling van de onderneming, bijzondere aandacht besteed aan:

i)adviesverlening aan de ondernemingen, ter verbetering van de werking ervan, door met name toegang tot de diensten op het gebied van beheer, boekhouding en informatica alsmede tot juridische, fiscale of financiële diensten te vergemakkelijken;

ii)instelling van adequate, soepele en aangepaste bedrijfsfinancieringsmechanismen om de groei, respectievelijk de oprichting, van dienstverlenende ondernemingen te stimuleren;

iii)versterking van het potentieel van de LGO op het gebied van de financiële diensten en technische bijstand voor de ontwikkeling van verzekerings- en kredietinstellingen in samenhang met de bevordering en ontwikkeling van hun handel.

Artikel 72

Ten einde tot een hechtere economische integratie te komen waardoor levensvatbare economische ruimten kunnen ontstaan, wordt, mede gelet op de bepalingen inzake de regionale samenwerking, bijzondere aandacht besteed aan:

i)diensten ter ondersteuning van de handel in goederen tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten, door middel van commerciële maatregelen zoals marktstudies;

ii)diensten die noodzakelijk zijn voor de uitbreiding van het dienstenverkeer tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten, ten einde de complementariteit te versterken, met name door de traditionele handelsbevorderende maatregelen tevens de dienstensector te doen omvatten en deze maatregelen daartoe zo nodig aan te passen;

iii)de oprichting van regionale dienstencentra, ten einde specifieke economische sectoren of gezamenlijk gevoerd sectorieel beleid te ondersteunen, met name door de ontwikkeling van moderne communicatie- en informatienetwerken en van geautomatiseerde databanken.

Hoofdstuk 3

Toerisme

Artikel 73

Vanwege het reële belang van het toerisme voor de LGO worden maatregelen en acties uitgevoerd die gericht zijn op de ontwikkeling en ondersteuning van de toeristische sector. Deze maatregelen kunnen in alle stadia worden getroffen, vanaf de identificatie van het toeristische produkt tot de verhandeling en promotie ervan.

Het doel hierbij is zowel de inspanningen van de bevoegde autoriteiten van de LGO te ondersteunen, zodat zij optimaal profijt kunnen trekken van het lokale, regionale en internationale toerisme wegens de uitwerking daarvan op de economische ontwikkeling, als de geldstromen uit de particuliere sector van de Gemeenschap en uit andere bronnen op de ontwikkeling van het toerisme in de LGO te richten. Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan de noodzaak om het toerisme in het sociale, culturele en economische leven van de bevolking te integreren.

Artikel 74

De op de ontwikkeling van het toerisme gerichte specifieke acties bestaan erin een geschikt beleid op lokaal, regionaal, subregionaal en internationaal niveau te bepalen, respectievelijk aan te passen en uit te werken. De programma's en projecten voor de ontwikkeling van het toerisme worden op dat beleid gebaseerd, waarbij de volgende vier hoofdlijnen worden gevolgd:

  • a) 
    Het meer tot waarde brengen van het menselijke potentieel en ontwikkeling van de instellingen, hetgeen onder meer omvat:
  • bijscholing van kaderpersoneel op specifieke bevoegdheidsterreinen, alsmede permanente vorming op passende niveaus bij de openbare en bij de particuliere sector, ten einde een bevredigende planning en ontwikkeling te garanderen;

-oprichting en versterking van centra voor de bevordering van het toerisme;

-onderricht en opleiding van specifieke bevolkingsgroepen en van overheids- en particuliere organisaties die in de toeristische sector actief zijn, met inbegrip van het bij de nevensectoren van het toerisme betrokken personeel;

-samenwerking en uitwisseling tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten op het gebied van opleiding, technische bijstand en ontwikkeling van de instellingen.

b)Ontwikkeling van produkten, hetgeen onder meer omvat:

-identificatie van het toeristische produkt, ontwikkeling van niet-traditionele en van nieuwe toeristische produkten, aanpassing van bestaande produkten, met inbegrip van de instandhouding en het betere gebruik van het culturele erfgoed en van de ecologische en milieuaspecten, beheer en bescherming van planten en dieren, beheer, bescherming en behoud van historische, sociale en andere natuurlijke goederen en van de ontwikkeling van ondersteunende diensten;

-aanmoediging van particuliere investeringen in de toeristische sector van de LGO, in het bijzonder van joint-ventures;

-technische bijstand aan de hotelsector;

-vervaardiging van cultureel geaarde ambachtelijke voorwerpen voor de toeristische markt.

c)Marktontwikkeling, hetgeen onder meer omvat:

-bijstand bij de vaststelling en de uitvoering van doelstellingen en plannen voor marktontwikkeling op lokaal, subregionaal, regionaal en internationaal niveau;

-ondersteuning van de inspanningen van de LGO om toegang te krijgen tot diensten ten behoeve van de toeristische sector, zoals centrale boekingssystemen en systemen voor luchtverkeerscontrole en -veiligheid;

-maatregelen voor en ondersteuning van verkoop en verkoopbevordering in het kader van geïntegreerde projecten en programma's voor marktontwikkeling en met het oog op een betere marktpenetratie, waarbij gedoeld wordt op de voornaamste toeristenstromen verzorgende "operators" op zowel traditionele als niet traditionele markten en tevens op specifieke activiteiten zoals deelneming aan bijzondere commerciële evenementen, bij voorbeeld jaarbeurzen, samenstelling van documentatie van goede kwaliteit, vervaardiging van toeristische films en van ander verkoopbevorderend materiaal.

d)Onderzoek en voorlichting, hetgeen onder meer omvat:

-verbetering van de informatiesystemen over het toerisme, alsmede vergaring, analysering, verspreiding en benutting van statistische gegevens;

-beoordeling van de sociaal-economische uitwerking van het toerisme op de economieën van de LGO, met nadruk op de ontwikkeling van de complementariteit ten opzichte van andere sectoren, zoals voedingsindustrie, bouwnijverheid, technologie en beheer in de LGO en in de regio's, waarin deze zijn gelegen.

Hoofdstuk 4

Vervoer, communicatie en informatica

Artikel 75

  • 1. 
    De samenwerking in de vervoersector is gericht op de ontwikkeling van het vervoer over de weg en het spoorwegvervoer, de haveninstallaties en het zeevervoer, het vervoer over de binnenwateren en het luchtvervoer.
  • 2. 
    De samenwerking in de communicatiesector is gericht op de ontwikkeling van de posterijen en de telecommunicatievoorzieningen, met inbegrip van radiocommunicatie en informatica.
  • 3. 
    Bij de samenwerking op deze gebieden worden meer in het bijzonder de volgende doelstellingen nagestreefd:
  • a) 
    schepping van gunstige voorwaarden voor het verkeer van goederen, diensten en personen op lokaal, regionaal en internationaal niveau;

b)creëring, rehabilitatie, instandhouding en rationele exploitatie van op kosten/efficiency-criteria gebaseerde systemen die aan de eisen van de sociaal-economische ontwikkeling beantwoorden en die aan de behoeften van de gebruikers en aan de algemene economische toestand in de betrokken LGO zijn aangepast;

c)grotere complementariteit van de vervoer- en communicatiesystemen op lokale, regionale en internationale schaal;

d)harmonisering van de lokale systemen waarbij tevens de aanpassing daarvan aan de technologische vooruitgang wordt bevorderd;

e)vermindering van de hinderpalen voor het vervoer en de communicatie tussen de Staten, met name op het gebied van de wetgeving, reglementen en de administratieve procedures.

Artikel 76

  • 1. 
    In alle betrokken projecten en actieprogramma's worden inspanningen gedaan om een adequate overdracht van technologieën en van know-how te waarborgen.
  • 2. 
    Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de opleiding van LGO-onderdanen op het gebied van planning, beheer, onderhoud en werking van de vervoer- en communicatiesystemen.

Artikel 77

  • 1. 
    Het luchtvervoer is van belang voor de versterking van de economische, culturele en sociale betrekkingen tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten enerzijds, en tussen de LGO en de Gemeenschap anderzijds, voor de ontsluiting van afgelegen of moeilijk toegankelijke gebieden en voor de ontwikkeling van het toerisme.
  • 2. 
    De samenwerking in deze sector heeft ten doel de lokale of regionale luchtvaartsystemen op harmonische wijze te ontwikkelen en de lokale luchtvloot aan de technologische vooruitgang aan te passen; uitvoering van het luchtvaartplan van de Internationale Burgerluchtvaartor ganisatie (ICAO), verbetering van de opvangvoorzieningen en toepassing van internationale exploitatienormen; ontwikkeling en uitbreiding van onderhoudscentra voor vliegtuigen; opleiding; ontwikkeling van moderne vliegveldbeveiligingssystemen.

Artikel 78

  • 1. 
    De zeevervoerdiensten vormen een van de motoren voor de economische ontwikkeling en voor de bevordering van de handel tussen de LGO en de Gemeenschap.
  • 2. 
    De samenwerking in deze sector heeft ten doel efficiënte en betrouwbare zeevervoerdiensten op harmonische en economisch aanvaardbare wijze te ontwikkelen door, met inachtneming van het beginsel van onbelemmerde toegang tot het vervoer op een commerciële basis, actieve deelneming door alle partijen te vergemakkelijken.

Artikel 79

In het kader van de financiële en technische bijstand voor het zeevervoer wordt bijzondere aandacht besteed aan:

  • de daadwerkelijke ontwikkeling van efficiënte en betrouwbare zeevervoerdiensten in de LGO, met name de aanpassing van de haveninfrastructuur aan de verkeersbehoeften en het onderhoud van de haveninstallaties;

-het onderhoud en de aanschaffing van materieel voor het laden en lossen en van drijvend materieel, alsmede de aanpassing ervan aan de technologische vooruitgang;

-de ontwikkeling van het interregionale zeevervoer, ten einde de samenwerking tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten te bevorderen en de werking van de scheepvaartindustrie van de LGO te verbeteren;

-de overdracht van technologie, met inbegrip van het multimodale en het containervervoer, ter bevordering van joint-ventures;

-de totstandbrenging van een passende juridische en administratieve infrastructuur en de verbetering van het havenbeheer, met name door beroepsopleiding;

-de ontwikkeling van het zeevervoer tussen eilanden en van de infrastructuur voor de verbindingen, alsmede een nauwere samenwerking met het bedrijfsleven.

Artikel 80

Bijzonder belang wordt gehecht aan de bevordering van de maritieme veiligheid, aan de veiligheid van de scheepsbemanningen en aan de acties ter bestrijding van vervuiling.

Artikel 81

  • 1. 
    In de communicatiesector wordt bij de samenwerking bijzondere aandacht geschonken aan de technologische ontwikkeling, waarbij de inspanningen van de LGO die op de invoering en ontwikkeling van doeltreffende systemen zijn gericht, worden ondersteund. Dit omvat studies en programma's inzake satellietcommunicatie, wanneer dit uit operationele overwegingen verantwoord is en meer in het bijzonder op regionaal en subregionaal niveau. De samenwerking op dit gebied bestrijkt eveneens de middelen voor satellietwaarneming van de aarde voor meteorologie en voor teledectectie, met name wanneer deze dienen voor de waarneming van alle vormen van verontreiniging en voor het beheer van natuurlijke rijkdommen, land- en mijnbouw in het bijzonder, alsmede voor de ruimtelijke ordening.
  • 2. 
    Bijzonder belang wordt gehecht aan telecommunicatie in de rurale zones om de economische en sociale ontwikkeling aldaar te stimuleren.

Artikel 82

De samenwerking op het gebied van informatica is gericht op versterking van de capaciteiten van de LGO op het gebied van informatica en telematica en biedt de LGO die een grote prioriteit aan deze sector verlenen, de mogelijkheid van steun bij hun inspanningen voor aanschaf en installatie van informaticasystemen, de ontwikkeling van doeltreffende telematicanetten, met inbegrip van die op het gebied van internationale financiële informatie, de produktie op termijn van componenten en programmatuur in de LGO en de deelneming van de LGO aan internationale activiteiten op het gebied van gegevensverwerking en van publikatie van boeken en tijdschriften.

Artikel 83

De samenwerkingsacties in de vervoer- en communicatiesector worden uitgevoerd overeenkomstig de in het derde deel, titel III, vastgestelde bepalingen en procedures.

TITEL X

ONTWIKKELING VAN DE HANDEL

Artikel 84

Ter verwezenlijking van de in artikel 100 genoemde doelstellingen voert de Gemeenschap acties uit voor de ontwikkeling van de handel vanaf het stadium van het ontwerp tot het eindstadium van de distributie van de produkten.

Het doel van deze acties is te bewerkstelligen dat de LGO van de bepalingen van dit besluit op het gebied van commerciële, industriële en landbouwsamenwerking op timaal profijt trekken en dat zij onder de gunstigste voorwaarden aan de markten van de Gemeenschap en aan de lokale, subregionale, regionale en internationale markten kunnen deelnemen door diversifiëring van hun goederen en diensten en door de vergroting in waarde en in omvang van hun handel in goederen en van hun dienstenverkeer.

Artikel 85

  • 1. 
    In het raam van de inspanningen die op de bevordering van de ontwikkeling van de handel en van de diensten zijn gericht, wordt naast de ontwikkeling van de handel tussen de LGO en de Gemeenschap vooral aandacht besteed aan acties om de autonomie van de LGO te versterken, de handel tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten alsmede de internationale handel te ontwikkelen en voorts om de regionale samenwerking op het gebied van handel en diensten te ontwikkelen.
  • 2. 
    De op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO ondernomen acties bestrijken met name de volgende terreinen:
  • totstandbrenging van samenhangende commerciële strategieën;

-betere benutting van het menselijke potentieel en ontwikkeling van de vakbekwaamheid op het gebied van de handel en van de diensten;

-oprichting, aanpassing en uitbreiding, in de LGO, van lichamen voor de ontwikkeling van handel en diensten, met speciale aandacht voor de bijzondere behoeften van die lichamen in de minst ontwikkelde LGO;

-ondersteuning van het streven van de LGO naar kwaliteitsverbetering van hun produkten en aanpassing ervan aan de marktbehoeften en naar diversifiëring van hun afzetgebieden;

-maatregelen op het gebied van de handelsontwikkeling, met name intensivering van contacten en van uitwisseling van informatie tussen het bedrijfsleven in de LGO, de Lid-Staten van de Gemeenschap en derde landen;

-steun aan de LGO voor de toepassing van moderne marketing-technieken in sectoren en programma's die op de produktie op gebieden als landbouw en rurale ontwikkeling zijn gericht;

-ondersteuning van de inspanningen van de LGO die gericht zijn op ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur van de ondersteunende diensten, met inbegrip van vervoer- en opslagvoorzieningen, met het oog op een doeltreffende distributie van goederen en diensten en op vergroting van de uitvoerstromen van de LGO;

-steun aan de LGO voor de ontwikkeling van hun interne capaciteiten, hun informatiesystemen en het besef van de rol en het belang van de handel bij de economische ontwikkeling;

-steun aan kleine en middelgrote ondernemingen bij de identificatie en de ontwikkeling van produkten, afzetmogelijkheden en commerciële joint-ventures.

  • 3. 
    Ter bespoediging van de procedures kunnen de financieringsbesluiten betrekking hebben op meerjarenprogramma's overeenkomstig de bepalingen van artikel 196 met betrekking tot de uitvoeringsprocedures.
  • 4. 
    Aan de LGO wordt voor deelneming aan beurzen, tentoonstellingen en handelsmissies slechts steun verleend voor zover die evenementen een integrerend bestanddeel vormen van algemene programma's voor de ontwikkeling van de handel.
  • 5. 
    De deelneming van de minst ontwikkelde LGO aan diverse commerciële activiteiten wordt aangemoedigd door middel van specifieke maatregelen, met name de tenlasteneming van de reiskosten van het personeel en het vervoer van ten toon te stellen voorwerpen en goederen bij deelneming van deze LGO aan beurzen, tentoonstellingen en handelsmissies op lokaal of regionaal niveau of in derde landen, met inbegrip van de kosten voor tijdelijke constructies en/of de huur van tentoonstellingsstands. In het bijzonder wordt aan de minst ontwikkelde LGO steun verleend voor de aanmaak en/of de aanschaffing van promotiemateriaal.

Artikel 86

In het raam van de in dit besluit voorziene instrumenten en overeenkomstig de bepalingen van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, houdt de steun voor de ontwikkeling van de handel en van de diensten onder andere technische bijstand in voor oprichting en ontwikkeling van verzekerings- en kredietinstellingen in samenhang met de ontwikkeling van de handel.

Artikel 87

Naast de kredieten die in het kader van de in artikel 187 bedoelde indicatieve programma's door ieder LGO voor de financiering van maatregelen tot ontwikkeling van de in het tweede deel, titels IX en X, bedoelde sectoren kunnen worden aangewend, kan de bijdrage van de Gemeenschap tot de financiering van deze acties, wanneer zij een regionaal karakter hebben, in het raam van de in artikel 90 bedoelde programma's voor regionale samenwerking het in artikel 154 vastgestelde bedrag bereiken.

TITEL XI

CULTURELE EN SOCIALE SAMENWERKING

Artikel 88

De samenwerking draagt bij tot een op de mens gerichte, in de cultuur van elk volk gewortelde autonome ontwikkeling van de LGO. De menselijke en culturele dimensie dienen in alle sectoren ten volle in aanmerking te worden genomen en in elk ontwikkelingsproject of -programma tot uitdrukking te komen. De samenwerking ondersteunt het beleid van de bevoegde autoriteiten van de LGO en de door deze getroffen maatregelen die gericht zijn op ontplooiing van hun menselijke potentieel, op de ontwikkeling van hun eigen creatieve vermogen en op de stimulering van hun culturele identiteit. Zij begunstigt de deelneming aan het ontwikkelingsproces door de bevolking.

Deze samenwerking houdt met name in:

  • het in aanmerking nemen van de culturele en sociale dimensie;

-de bevordering van de culturele identiteit en de interculturele dialoog, in het bijzonder wat het veilig stellen van het culturele erfgoed, de produktie en verspreiding van culturele goederen, de culturele manifestaties, de informaties en de communicatie betreft;

-acties voor het meer tot waarde brengen van het menselijke potentieel, in het bijzonder wat onderwijs en opleiding, wetenschappelijke en technische samenwerking, de rol van de vrouw in de ontwikkeling, gezondheid en voeding, bevolking en demografie betreft.

Artikel 89

Voor de culturele en sociale samenwerkingsacties gelden de in het derde deel, titel III, vastgestelde bepalingen en procedures.

TITEL XII

REGIONALE SAMENWERKING

Artikel 90

  • 1. 
    De Gemeenschap ondersteunt de inspanningen van de bevoegde autoriteiten voor de LGO om langs de weg van regionale samenwerking en integratie een gezamenlijke, autonome, zelf in stand gehouden en geïntegreerde economische, sociale en culturele ontwikkeling op lange termijn, alsook een grotere regionale zelfvoorziening te bereiken.

Bij deze steun wordt rekening gehouden met de specifieke rechtsstelsels van de betrokken LGO.

  • 2. 
    De bijstand van de Gemeenschap wordt ingepast in het raam van de grote doelstellingen inzake regionale samenwerking en regionale integratie die de LGO op regionaal, interregionaal en internationaal niveau voor zich zelf hebben bepaald of zullen bepalen.
  • 3. 
    Ten einde het collectieve potentieel van de LGO te bevorderen en te versterken, verleent de Gemeenschap deze LGO doeltreffende steun, zodat de regionale economische integratie kan worden versterkt en de in de artikelen 92 en 93 bedoelde samenwerking van functionele of thematische aard kan worden geconsolideerd.
  • 4. 
    Ten volle rekening houdend met de specifieke regionale kenmerken, kan de regionale samenwerking uitstijgen boven het gegeven te behoren tot een bepaald gebied in geografisch ruimtelijke zin. Zij omvat voorts de regionale samenwerking tussen de LGO onderling.

Zij heeft ook betrekking op regionale samenwerking tussen de LGO, de ACS-Staten en overzeese departementen overeenkomstig artikel 98. De voor de deelneming van de ACS-Staten en overzeese departementen nodige kredieten vormen een aanvulling op die welke in het kader van dit besluit aan de LGO worden toegekend.

Artikel 91

  • 1. 
    De regionale samenwerking heeft betrekking op acties waartoe besloten is door:
  • twee of meer dan wel alle LGO,

-een of meer LGO en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende Staten,

-een of meer LGO en een of meer ACS-Staten of departementen overzee,

-verscheidene regionale organen waarvan de LGO deel uitmaken,

-een of meer LGO en regionale organen waarvan LGO, ACS-Staten of departementen overzee deel uitmaken.

  • 2. 
    De regionale samenwerking kan ook betrekking hebben op projecten en programma's waartoe besloten is door twee of meer LGO en een of meer al dan niet tot de ACS-Staten behorende naburige ontwikkelingslanden en, indien zulks op grond van bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd is, door één LGO en een of meer, al dan niet tot de ACS-Staten behorende, niet naburige ontwikkelingslanden.

Artikel 92

  • 1. 
    In het kader van de regionale samenwerking wordt bijzondere aandacht besteed aan:
  • a) 
    beoordeling en benutting van de bestaande en potentiele dynamische complementariteit in alle daartoe geeigende sectoren;

b)optimale benutting van het menselijke potentieel en optimale en oordeelkundige exploratie, instandhouding, verwerking en exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van de LGO;

c)bevordering van de wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten, met inbegrip van steun voor programma's inzake technische bijstand tussen de LGO en tussen de ACS-Staten, als bedoeld in artikel 181, onder e);

d)bespoediging van de economische diversificatie om het complementaire karakter van de produkties te bevorderen, intensivering van de samenwerking en van de ontwikkeling binnen en tussen de regio's in de LGO, alsmede tussen deze regio's en de ACS-Staten en departementen overzee;

e)bevordering van de zekerstelling van de voedselvoorziening;

f)versterking van een net van betrekkingen tussen de afzonderlijke gebieden of landen of groepen van gebieden of landen met gemeenschappelijke kenmerken, affiniteiten en problemen, ten einde deze problemen op te lossen;

g)optimaal gebruik van de voordelen van schaalvergroting op alle terreinen waarin de regionale oplossing doeltreffender is dan de lokale;

h)verruiming van de markten van de LGO door bevordering van het handelsverkeer tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten alsmede naburige derde landen of departementen overzee;

i)integratie van de markten van de LGO door liberalisatie van het handelsverkeer tussen de LGO onderling en tussen deze en de ACS-Staten en opheffing van tarifaire en non-tarifaire, monetaire en bestuursrechtelijke belemmeringen.

  • 2. 
    Bijzondere nadruk wordt gelegd op de bevordering en versterking van de regionale economische integratie.

Artikel 93

Tot het toepassingsgebied van de regionale samenwerking behoren, gelet op artikel 92:

  • a) 
    landbouw en rurale ontwikkeling, met name de zelfvoorziening en de zekerstelling van de voedselvoorziening;

b)volksgezondheidsprogramma's, met inbegrip van programma's voor onderwijs, opleiding, onderzoek en voorlichting in verband met de basisgezondheidszorg en bestrijding van de belangrijkste ziekten, waaronder dierenziekten;

c)beoordeling, ontwikkeling, exploitatie en instandhouding van de visbestanden en de mariene rijkdommen, met inbegrip van de wetenschappelijke en technische samenwerking voor het toezicht op de exclusieve economische zones;

d)instandhouding en verbetering van het milieu, met name door programma's ter bestrijding van woestijnvorming, erosie, ontbossing, kustaantasting en de gevolgen van een grootschalige zeeverontreiniging, waaronder begrepen aanzienlijke lozingen van aardolie en andere verontreinigende stoffen als gevolg van ongevallen, ten einde een rationele en ecologisch evenwichtige ontwikkeling te garanderen;

e)industrialisatie, met inbegrip van de oprichting van regionale en interregionale produktie- en afzetondernemingen;

f)exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen, met name energieproduktie en -distributie;

g)vervoer en communicatie: lucht- en zeevervoer, vervoer over de binnenwateren, postdiensten en telecommunicatie;

h)ontwikkeling en uitbreiding van het handelsverkeer;

i)steunverlening bij de schepping of de versterking, op regionaal niveau, van betalingsfaciliteiten, met inbegrip van compensatie- en financieringsmechanismen voor de handel;

j)steun aan de LGO bij de bestrijding van de drugshandel op regionaal en interregionaal niveau;

k)steunverlening aan de actieprogramma's die ter verbetering van produktie en afzet van goederen op buitenlandse markten door LGO-, LGO/ACS- en ACS/EEG-beroeps- en handelsorganisaties worden uitgevoerd;

l)onderwijs en opleiding, onderzoek, wetenschap en technologie, informatica, beheer, voorlichting en communicatie, oprichting en uitbreiding van opleidings- en onderzoekinstellingen van technische lichamen die met de uitwisseling van technologieën zijn belast alsmede samenwerking tussen universiteiten;

m)andere diensten, met inbegrip van het toerisme;

n)activiteiten op het gebied van de culturele en sociale samenwerking, met inbegrip van de ondersteuning van actieprogramma's die door de LGO op regionaal niveau worden uitgevoerd om de status van de vrouw te verhogen, haar levensomstandigheden te verbeteren, haar economische en sociale rol te vergroten en haar algehele deelneming aan het economische, culturele en sociale ontwikkelingsproces aan te moedigen.

Artikel 94

  • 1. 
    De door de bevoegde autoriteiten van de LGO of de door deze autoriteiten en de betrokken ACS-Staten naar behoren gemachtigde regionale organisaties dienen bij het ontwerpen en uitvoeren van regionale programma's een belangrijke rol te vervullen.
  • 2. 
    Zij kunnen optreden op het niveau van het programmatieproces en op dat van de uitvoering en het beheer van regionale programma's en projecten.
  • 3. 
    Indien een actie door de Gemeenschap met inschakeling van een regionaal samenwerkingsorgaan wordt gefinancierd, worden de voor de uiteindelijke begunstigden geldende voorwaarden van deze financiering tussen de Gemeenschap en dat orgaan en in overleg met het of de betrokken LGO of, in voorkomend geval, met de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten overeengekomen.

Artikel 95

Een actie is regionaal wanneer zij rechtstreeks bijdraagt tot het oplossen van een ontwikkelingsprobleem dat gemeenschappelijk is aan twee of meer gebieden of landen door middel van gemeenschappelijke of gecooerdineerde acties en wanneer zij ten minste aan een van de volgende criteria beantwoordt:

  • a) 
    De actie kan, gezien haar karakter of materiële kenmerken, niet beperkt blijven tot het grondgebied van een LGO en niet door één afzonderlijk LGO worden uitgevoerd, noch worden opgesplitst in lokale acties die door elk LGO voor eigen rekening kunnen worden uitgevoerd.

b)De regionale aanpak laat toe door schaalvergroting aanzienlijke voordelen te behalen in vergelijking met de lokale en nationale acties.

c)De actie is de regionale of interregionale resultante van een sectoriële of algemene strategie.

d)De uit de actie voortvloeiende kosten en voordelen zijn ongelijk over de daarbij betrokken gebieden, landen en Staten verdeeld.

Artikel 96

De bijdrage van de Gemeenschap uit hoofde van de regionale samenwerking voor acties die ten dele op lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, wordt vastgesteld aan de hand van de volgende elementen:

  • a) 
    Door de actie wordt de samenwerking tussen de betrokken LGO en, in voorkomend geval, de betrokken ACS-Staten op het niveau van het overheidsapparaat en van de instellingen of ondernemingen van deze gebieden, landen en Staten versterkt langs de weg van regionale organen of door wegneming van hinderpalen van reglementaire of financiële aard.

b)Ten behoeve van de acties gaan verscheidene LGO en, in voorkomend geval, ACS-Staten wederzijdse verbintenissen aan met name voor wat de verdeling van de resultaten van de projecten, de investeringen en het beheer betreft.

Artikel 97

  • 1. 
    De financieringsaanvragen met betrekking tot kredieten voor regionale samenwerking vallen onder de volgende algemene procedures:
  • a) 
    De financieringsaanvragen worden door elk aan een regionale actie deelnemend LGO ingediend.

b)Indien een regionale samenwerkingsactie, gezien haar karakter, voor andere LGO of voor ACS-Staten van belang kan zijn, stelt de Commissie deze of, in voorkomend geval, alle LGO of ACS-Staten daarvan in kennis na overleg met de autoriteiten die de aanvraag hebben ingediend. De belangstellende LGO bevestigen vervolgens voornemens te zijn aan de betrokken actie deel te nemen.

Onverminderd deze procedure behandelt de Commissie onverwijld de financieringsaanvraag, mits deze door ten minste twee LGO, respectievelijk door ten minste één LGO samen met ten minste één ACS-Staat, is ingediend. Het financieringsbesluit wordt vastgesteld zodra de geraadpleegde autoriteiten hun voornemen kenbaar hebben gemaakt.

c)Indien één enkel LGO met ACS-Staten of met niet-ACS-Staten onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 94 is geassocieerd, is de aanvraag van louter dit LGO voldoende.

d)De regionale samenwerkingsorganen kunnen namens en met uitdrukkelijke toestemming van de daarbij aangesloten LGO voor een of meer specifieke regionale samenwerkingsacties financieringsaanvragen indienen.

e)Elke financieringsaanvraag uit hoofde van de regionale samenwerking moet in voorkomend geval voorstellen behelzen betreffende:

  • i) 
    enerzijds het eigendom van de in het kader van de actie te financieren goederen en diensten alsmede de verdeling van de verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en onderhoud;

ii)anderzijds de aanwijzing van de regionale ordonnateur en van de bevoegde autoriteiten van het LGO, de Staat of het orgaan waaraan machtiging is verleend tot het ondertekenen van de financieringsovereenkomst namens alle LGO of, in voorkomend geval, ACS-Staten of organen die deelnemen.

  • 2. 
    In het indicatieve programma van elke regio kunnen bijzondere bepalingen voor de indiening van de financieringsaanvragen worden opgenomen.
  • 3. 
    Het of de LGO en de ACS-Staat, respectievelijk ACS-Staten, of regionale organen die aan een regionale actie met derde landen onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 94 deelnemen, kunnen de Gemeenschap verzoeken om financiering van het onder hun verantwoordelijkheid vallende gedeelte van die actie of van een gedeelte dat in verhouding staat tot de voor hen aan die actie verbonden voordelen.

Artikel 98

  • 1. 
    Ten einde een betere regionale samenwerking mogelijk te maken wordt overleg aangemoedigd tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende Staten, met name de ACS, de LGO en de overzeese departementen van de betrokken geografische zones, waarbij ruggespraak met de autoriteiten van de voor de LGO en de overzeese departementen bevoegde Lid-Staten wordt gehouden.
  • 2. 
    Wat de regionale samenwerking op handelsgebied betreft, kan deze de vorm aannemen van regionale handelsakkoorden, overeenkomstig de in het Verdrag en in de Overeenkomst opgenomen bepalingen.
  • 3. 
    In het kader van haar bevoegdheden inzake het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) enerzijds en het beheer van de structuurfondsen anderzijds en overeenkomstig de respectieve ontvankelijkheidsregels van deze fondsen, zal de Commissie ervoor zorgen dat de LGO (EOF), de overzeese departementen (structuurfondsen) en de ACS-Staten (EOF) uit hoofde van regionale projecten of programma's die de LGO of ACS-Staten van een zelfde zone gemeenschappelijk hebben, voor de steun uit de communautaire fondsen in aanmerking komen, voor zover en naarmate:
  • de gemeenschappelijke regionale projecten of programma's dezelfde zijn als die welke wat de doelstellingen, het toepassingsgebied en de procedureregels ervan betreft, in de respectieve artikelen van de Overeenkomst en van het onderhavige besluit zijn omschreven;

-de procedureregels voor de financiering van deze projecten of programma's dezelfde zijn als die welke eigen zijn aan elk van de betrokken communautaire fondsen.

De Commissie zorgt ervoor bij deze financiering en de daaropvolgende uitvoering van deze projecten of programma's een cooerdinatie in de tijd te waarborgen.

Artikel 99

Voor de in deze titel omschreven doeleinden is het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in artikel 154 aangegeven.

DERDE DEEL

DE INSTRUMENTEN VAN DE LGO-EEG-SAMENWERKING

TITEL I

COMMERCIËLE SAMENWERKING

Hoofdstuk 1

Algemene handelsregeling

Artikel 100

  • 1. 
    Op het gebied van de commerciële samenwerking heeft het besluit tot doel de handel te bevorderen tussen de LGO en de Gemeenschap enerzijds, met inachtne ming van hun respectieve ontwikkelingspeil, en tussen de LGO onderling anderzijds.
  • 2. 
    Bij het nastreven van dit doel wordt bijzondere aandacht besteed aan het verkrijgen van daadwerkelijke bijkomende voordelen voor de handel van de LGO met de Gemeenschap en aan het verbeteren van de toegankelijkheid van hun produkten tot de markt ten einde het groeitempo van hun handel en inzonderheid van hun uitvoerstroom naar de Gemeenschap te versnellen en voor een beter evenwicht in het handelsverkeer tussen de betrokken partijen zorg te dragen.
  • 3. 
    Te dien einde voeren de betrokken partijen de bepalingen van deze titel uit, evenals de overige geëigende, onder titel III van dit deel en onder het tweede deel van dit besluit begrepen maatregelen.

Artikel 101

  • 1. 
    Produkten van oorsprong uit de LGO mogen met vrijdom van douanerechten en heffingen van gelijke werking in de Gemeenschap worden ingevoerd.
  • 2. 
    Produkten die niet van oorsprong uit de LGO zijn en die zich in het vrije verkeer in een LGO bevinden en in ongewijzigde toestand worden heruitgevoerd naar de Gemeenschap, worden in de Gemeenschap toegelaten met vrijdom van douanerechten en heffingen van gelijke werking op voorwaarde dat:
  • daarvoor in het betrokken LGO douanerechten of heffingen van gelijke werking zijn betaald, die gelijk zijn aan of hoger dan de douanerechten die in de Gemeenschap gelden bij invoer van deze zelfde produkten van oorsprong uit derde landen waarop de clausule van de meestbegunstigde natie wordt toegepast,

-erop geen vrijstelling of restitutie, geheel of gedeeltelijk, van douanerechten of heffingen van gelijke werking is toegepast,

-zij vergezeld gaan van een uitvoercertificaat.

  • 3. 
    Lid 2 is niet van toepassing:
  • op landbouwprodukten van bijlage II van het Verdrag noch op produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 3033/80 van de Raad van 11 november 1980 tot vaststelling van de handelsregeling die van toepassing is op bepaalde goederen, verkregen door verwerking van landbouwprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1436/90 (2);

-op produkten waarvoor bij invoer in de Gemeenschap kwantitatieve beperkingen of begrenzingen gelden;

-op produkten waarvoor bij invoer in de Gemeenschap anti-dumpingrechten gelden;

  • 4. 
    Voor zover lid 1 leidt tot een gunstigere tariefregeling voor produkten van oorsprong uit de LGO dan die welke voor deze produkten geldt krachtens Verordening (EEG) nr. 715/90 (3), wordt de afschaffing van de douanerechten geleidelijk tot stand gebracht tijdens dezelfde periodes en in hetzelfde ritme als in de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal is bepaald voor dezelfde produkten die uit deze landen in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 worden ingevoerd.

Wanneer tijdens deze geleidelijke verlaging de rechten die bij invoer in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 worden toegepast op produkten uit Spanje en Portugal, voor deze twee landen verschillend zijn, dan wordt het hoogste van de twee douanerechten toegepast op produkten van oorsprong uit de LGO. De tariefafbraak wordt begonnen zo gauw als de rechten die worden toegepast op dezelfde produkten van oorsprong uit Spanje en Portugal, een lager niveau hebben bereikt als dat van de rechten die worden toegepast op produkten van oorsprong uit de LGO.

  • 5. 
    In het kader van dit besluit passen Spanje en Portugal douanerechten toe die worden berekend overeenkomstig Besluit 86/47/EEG, laatstelijk verlengd bij Besluit 90/669/EEG.

Artikel 102

De Gemeenschap past bij de invoer van produkten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen, noch maatregelen van gelijke werking toe.

Artikel 103

  • 1. 
    Artikel 102 vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, die rechtvaardiging vinden in de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de bescherming van de gezondheid en van het leven van personen en dieren, het behoud van planten, de bescherming van het nationale cultuurgoed dat een artistieke, historische of archeologische waarde bezit of de bescherming van de industriële en commerciële eigendom.
  • 2. 
    Deze verboden of beperkingen mogen in geen geval een middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen.
  • 3. 
    De bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke en van radioactieve afvalstoffen zijn in het tweede deel, titel I, van dit besluit vervat.

Artikel 104

Dit besluit doet geen afbreuk aan de behandeling die de Gemeenschap aan bepaalde produkten voorbehoudt, in toepassing van door haar ondertekende internationale akkoorden inzake deze produkten.

Artikel 105

Voor wat Groenland betreft, is dit besluit van toepassing onder voorbehoud van de inachtneming van de voorwaarden van het Protocol betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland, dat gehecht is aan het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft (4).

Artikel 106

  • 1. 
    Gelet op de huidige ontwikkelingsbehoeften van de LGO kunnen de bevoegde autoriteiten van de LGO ten aanzien van de invoer van produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit andere LGO de douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of invoeren die zij noodzakelijk achten.
  • 2. 
    a) De regeling die de LGO voor het handelsverkeer ten opzichte van de Gemeenschap toepassen, mag niet tot enige discriminatie tussen de Lid-Staten leiden, noch minder gunstig zijn dan de behandeling van de meestbegunstigde natie.

b)Onverminderd de specifieke bepalingen van dit besluit, discrimineert de Gemeenschap op handelsgebied in geen enkel opzicht tussen de LGO.

c)Het bepaalde onder a) belet niet dat een LGO voor bepaalde andere LGO of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die gunstiger is dan die welke aan de Gemeenschap is toegekend.

Artikel 107

Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk stellen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit in kennis van de douanetarieven en van de kwantitatieve beperkingen van de LGO waarmede zij bijzondere betrekkingen onderhouden.

De betrokken Lid-Staten stellen de Commissie eveneens in kennis van nadien in deze maatregelen aangebrachte wijzigingen, naarmate zulks geschiedt.

Artikel 108

  • 1. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
  • zijn het begrip "produkten van oorsprong" en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking omschreven in bijlage II,

-zijn de voorwaarden voor toelating in de Gemeenschap van produkten die niet van oorsprong uit de LGO zijn en die zich in een LGO in het vrije verkeer bevinden, alsmede de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking omschreven in bijlage III.

  • 2. 
    De Raad stelt de wijzigingen van de bijlagen II en III vast met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie.
  • 3. 
    Wanneer het begrip "produkten van oorsprong" voor een produkt nog niet volgens lid 1 of lid 2 omschreven is, passen de Lid-Staten hun eigen voorschriften toe.

Artikel 109

  • 1. 
    Indien de toepassing van dit besluit in een sector van economische activiteit van de Gemeenschap of van een of meer Lid-Staten ernstige verstoringen teweegbrengt, of hun externe financiële stabiliteit in gevaar brengt, of indien moeilijkheden rijzen die in een sector van activiteit van de Gemeenschap of in een regio ervan tot een verslechtering dreigen te leiden, kan de Commissie volgens de in bijlage IV vastgestelde procedure de vereiste vrijwaringsmaatregelen nemen of de betrokken Lid-Staat tot het nemen van zulke maatregelen machtigen.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 moeten bij voorrang die maatregelen worden gekozen die in de werking van de associatie en van de Gemeenschap zo weinig mogelijk verstoringen teweegbrengen. Deze maatregelen mogen geen grotere draagwijdte hebben dan strikt noodzakelijk is om de aan het licht getreden moeilijkheden te verhelpen.

Artikel 110

Wanneer vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken, wordt aan de belangen van de minst ontwikkelde LGO bijzondere aandacht geschonken.

Hoofdstuk 2

Bijzondere verbintenissen betreffende rum

Artikel 111

Tot de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke marktordening voor alcohol gelden voor de toelating tot de Gemeenschap van de produkten van de GN-codes 2208 40 10, 2208 40 90, 2208 90 11 en 2208 90 19, zijnde rum, arak en tafia, van oorsprong uit de LGO, de bepalingen van bijlage V, onverminderd de bepalingen van artikel 101, lid 1.

Artikel 112

Dit hoofdstuk en bijlage V gelden niet voor de betrekkingen tussen de LGO en de Franse overzeese departementen.

Hoofdstuk 3

Dienstenverkeer

Artikel 113

  • 1. 
    Het dienstenverkeer is belangrijk voor de ontwikkeling van de economieën van de LGO wegens de steeds groter wordende rol van deze sector in de internationale handel en wegens de aanzienlijke groeimogelijkheden ervan.
  • 2. 
    Het op lange termijn op dit gebied te bereiken doel is de geleidelijke liberalisatie van het dienstenverkeer, waarbij de doelstellingen van het lokale beleid van de LGO moeten worden geëerbiedigd en naar behoren met het ontwikkelingsniveau van de LGO rekening moet worden gehouden.
  • 3. 
    Het is voorts wenselijk en noodzakelijk de samenwerking in deze sector te ontwikkelen wanneer het resultaat van de multilaterale handelsbesprekingen bekend is.
  • 4. 
    Er zullen derhalve voor de Raad met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie, wijzigingen of aanvullingen op dit besluit kunnen worden goedgekeurd ten einde rekening te houden met het resultaat van de thans bij de GATT lopende multilaterale handelsbesprekingen en daarvan profijt te trekken.

TITEL II

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN GRONDSTOFFEN

Hoofdstuk 1

Stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (Stabex)

Artikel 114

  • 1. 
    Ten einde de funeste gevolgen van de onstabiliteit van de exportopbrengsten te ondervangen en de LGO te helpen een van de voornaamste hinderpalen voor de stabiliteit, de rentabiliteit en de gestadige groei van hun economieën te overwinnen, hun inspanningen voor ontwikkeling te ondersteunen en hen aldus in staat te stellen de economische en sociale vooruitgang van hun volkeren te waarborgen door tot de bescherming van hun koopkracht bij te dragen, wordt een systeem toegepast dat erop gericht is de stabilisatie te waarborgen van de exportopbrengsten van door de LGO naar de Gemeenschap of naar andere bestemmingen als omschreven in artikel 117 uitgevoerde produkten, waarvan hun economieën afhankelijk zijn en waarvan de prijzen, de hoeveelheden of deze beide factoren te zamen, aan schommelingen onderhevig zijn.
  • 2. 
    Om deze doelstellingen te verwezenlijken, worden de getransfereerde middelen volgens een raamwerk van wederzijdse, voor elk geval tussen de bevoegde autoriteiten van het ontvangende LGO en de Commissie overeen te komen verplichtingen besteed aan of wel de sector, begrepen in de ruimst mogelijke zin, waarin zich een daling van de exportopbrengsten heeft voorgedaan, om daar ten goede te komen aan de door die daling getroffen economische subjecten of wel, in alle daartoe geëigende gevallen, diversificatie bevorderende maatregelen om in andere passende produktieve sectoren, in beginsel landbouwsectoren, te worden gebruikt of om voor de verwerking van landbouwprodukten te dienen.

Artikel 115

  • 1. 
    De betrokken produkten zijn:

GN-code

  • 1. 
    Grondnoten, ongepeld of gepeld

1202

  • 2. 
    Grondnotenolie

1508

  • 3. 
    Cacaobonen

1801

  • 4. 
    Cacaodoppen, -schillen, -vliezen en andere afvallen van cacao

1802

  • 5. 
    Cacaopasta

1803

  • 6. 
    Cacaoboter

1804

  • 7. 
    Cacaopoeder

1805

  • 8. 
    Koffie, ook indien gebrand

0901 11 t/m 0901 22

  • 9. 
    Extracten, essences en concentraten van koffie

2101 10 11

2101 10 19

  • 10. 
    Katoen, niet gekaard en niet gekamd

5201

  • 11. 
    Linters van katoen

1404 20

  • 12. 
    Kokosnoten

0801 10

  • 13. 
    Kopra

1203

  • 14. 
    Kokosolie

1513 11

1513 19

  • 15. 
    Palmolie

1511

  • 16. 
    Palmpittenolie en -notenolie

1513 21

1513 29

  • 17. 
    Palmnoten en -pitten

1207 10

  • 18. 
    Huiden en vellen, ongelooid

4101 10 t/m 4101 30

4102

4103 10

19.Leder, huiden en vellen van

runderen

4104 10 t/m 4104 29

4104 31 11

4104 31 19

4104 31 30

4104 39 10

  • 20. 
    Huiden en vellen van schapen

4105

  • 21. 
    Huiden en vellen van geiten

4106

  • 22. 
    Onbewerkt en vierkant bezaagd hout

4403

  • 23. 
    Gezaagd hout

4407

  • 24. 
    Verse bananen

0803 00 10

  • 25. 
    Gedroogde bananen

0803 00 90

  • 26. 
    Thee

0902

  • 27. 
    Ruwe sisal

5304 10

  • 28. 
    Vanille

0905

  • 29. 
    Kruidnagels

0907

  • 30. 
    Wol, niet gekaard en niet gekamd

5101

  • 31. 
    Fijn haar van angorageiten

5102 10 50

  • 32. 
    Arabische gom

1301 20 00

  • 33. 
    Pyrethrum; sappen en extracten van pyrethrum

1211 90 10

1302 14

  • 34. 
    Etherische oliën

3301 11 t/m 3301 29

  • 35. 
    Sesamzaad

1207 40

GN-code

  • 36. 
    Cashewnoten en -pitten

0801 30

  • 37. 
    Peper

0904

  • 38. 
    Garnalen

0306 13

0306 23

39.Pijlinktvissen, inktvissen en

achtarmige inktvissen

0307 41

0307 49

0307 51

0307 59

  • 40. 
    Katoenzaad

1207 20

  • 41. 
    Perskoeken van oliehoudende zaden

2305

2306 10

2306 50

2306 60

2306 90 93

  • 42. 
    Rubber

4001

  • 43. 
    Erwten

0708 10

0713 10

0713 20

  • 44. 
    Bonen

0708 20

0713 31 t/m

0713 39

ex 0713 90

  • 45. 
    Linzen

0713 40

  • 46. 
    Muskaatnoten en foelie

0908 10

0908 20

  • 47. 
    Kariténoten en -pitten

1207 92

  • 48. 
    Karité-olie

ex 1515 90 40 t/m ex 1515 90 99

  • 49. 
    Mango's

ex 0804 50

  • 2. 
    Om rekening te houden met de belangen van het betrokken LGO, beschouwt de Commissie, in alle gevallen bij de toepassing van het systeem, als produkt in de zin van dit hoofdstuk:
  • a) 
    elk in lid 1 genoemd produkt;

b)de groepen gevormd door de produkten 1 en 2, 3 tot en met 7, 8 en 9, 10 en 11, 12 tot en met 14, 15 tot en met 17, 18 tot en met 21, 22 en 23, 24 en 25, en 47 en 48.

Artikel 116

Indien met betrekking tot een of meer produkten die niet in de lijst van artikel 115 worden genoemd, doch waarvan de economie van een of meer LGO in hoge mate afhankelijk is, twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit sterke schommelingen optreden, spreekt de Raad, op voorstel van de Commissie, zich uiterlijk zes maanden na de indiening van een verzoek door de bevoegde autoriteiten van het of de betrokken LGO uit over de opneming van dit produkt of deze produkten op deze lijst, met inachtneming van factoren zoals werkgelegenheid, verslechtering van de ruilvoet tussen de Gemeenschap en het betrokken LGO, het ontwikkelingspeil van het betrokken LGO en de omstandigheden die voor de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap kenmerkend zijn.

Artikel 117

De exportopbrengsten waarvoor het stabilisatiesysteem geldt, worden gevormd door opbrengsten uit de uitvoer van elk LGO met als bestemming de Gemeenschap van elk van de in artikel 115, lid 2, genoemde produkten.

Artikel 118

Voor de in artikel 114 omschreven doeleinden en voor de in artikel 154 van dit besluit vastgestelde periode, wordt het in lid 1, letter a), onder iii), van laatstgenoemd artikel vermelde bedrag voor het systeem gebruikt. Dit bedrag is ervoor bestemd om alle verbintenissen in het kader van het systeem te dekken. Het bedrag wordt door de Commissie beheerd.

Artikel 119

  • 1. 
    Het in artikel 118 genoemde totaalbedrag wordt verdeeld in zoveel gelijke jaarlijkse tranches als er toepassingsjaren van artikel 154 zijn.
  • 2. 
    Alle middelen die aan het eind van elk toepassingsjaar van artikel 154, met uitzondering van het laatste, overblijven, worden van rechtswege naar het volgende jaar overgedragen.

Artikel 120

De voor elk toepassingsjaar beschikbare middelen worden gevormd door de som van de volgende bedragen:

  • 1. 
    de jaarlijkse tranche, eventueel verminderd of verhoogd met de krachtens artikel 121, lid 1, gebruikte of vrijgemaakte bedragen;

2.de krachtens artikel 119, lid 2, overgedragen kredieten.

Artikel 121

  • 1. 
    Indien het totaalbedrag van de transfergrondslagen voor een bepaald toepassingsjaar, berekend overeenkomstig artikel 124 en eventueel verlaagd overeenkomstig de artikelen 128, 129 en 130, het bedrag van de voor dat jaar uit hoofde van het systeem beschikbare middelen overschrijdt, wordt automatisch voor elk jaar, behalve voor het laatste, tot vervroegd gebruik van ten hoogste 25 % van de tranche van het volgende jaar overgegaan.
  • 2. 
    Indien het bedrag van de beschikbare middelen na de in lid 1 bedoelde maatregel nog steeds lager is dan het in lid 1 bedoelde totaalbedrag van de transfergrondslagen voor hetzelfde toepassingsjaar, wordt het bedrag van elke transfergrondslag met 10 % van dit bedrag verlaagd.
  • 3. 
    Indien het aldus berekende totaalbedrag van de transfers na de in lid 2 bedoelde verlaging onder het bedrag van de beschikbare middelen ligt, wordt het resterende bedrag naar evenredigheid van de toegepaste verlagingen over alle transfers verdeeld.
  • 4. 
    Indien het totaalbedrag van de transfers die aanleiding tot storting kunnen geven, het bedrag van de beschikbare middelen na de in lid 2 bedoelde verlaging overschrijdt, gaat de Raad, op grond van een verslag van de Commissie betreffende de vermoedelijke ontwikkeling van het systeem, over tot beoordeling van de situatie en gaat hij op voorstel van de Commissie na welke maatregelen in het kader van dit besluit ter ondervanging van die situatie moeten worden genomen.

Artikel 122

Wat de gedeelten betreft van het in artikel 118 bedoelde totaalbedrag, die na het verstrijken van het laatste toepassingsjaar van het systeem in het kader van de in artikel 154 vastgestelde periode mochten overblijven,

  • a) 
    worden de bedragen die zijn vrijgemaakt uit hoofde van de in artikel 124, leden 3 en 4, bedoelde percentages aan elk LGO, naar evenredigheid van de krachtens deze bepalingen op hem verrichte afboeking, respectievelijk afboekingen, teruggestort;

b)neemt de Raad, indien na toepassing van het bepaalde onder a) nog gedeelten overblijven, op voorstel van de Commissie een besluit over het gebruik ervan.

Artikel 123

  • 1. 
    Het systeem wordt toegepast op de opbrengsten uit de uitvoer door een LGO van de in artikel 115, lid 2, genoemde produkten, indien de exportopbrengsten van elk produkt naar alle bestemmingen, na aftrek van de wederuitvoer, tijdens het aan het toepassingsjaar voorafgaande jaar ten minste 5 % van zijn totale opbrengsten uit de uitvoer van alle goederen uitmaakten. Voor sisal bedraagt dit percentage 4.
  • 2. 
    Indien ten gevolge van een natuurramp de produktie van het betrokken produkt in het aan het toepassingsjaar voorafgaande jaar aanzienlijk is gedaald, wordt voor de berekening van het in lid 1 bedoelde percentage uitgegaan van het gemiddelde van de exportopbrengsten voor dit produkt tijdens de drie aan de ramp voorafgaande jaren.

Onder aanzienlijke daling wordt verstaan een daling van ten minste 50 % ten opzichte van de gemiddelde produktie tijdens de drie aan de ramp voorafgaande jaren.

Artikel 124

  • 1. 
    Voor de toepassing van het systeem worden voor elk LGO en voor de uitvoer van elk in artikel 115, lid 1, genoemd produkt naar de Gemeenschap een referentieniveau en een transfergrondslag berekend.
  • 2. 
    Het referentieniveau wordt gevormd door het gemiddelde van de exportopbrengsten over de zes kalenderjaren die aan ieder toepassingsjaar voorafgaan; de twee jaren met de sterkst tegengestelde resultaten worden niet meegerekend.
  • 3. 
    Het verschil tussen het referentieniveau en de werkelijke opbrengsten over het kalendertoepassingsjaar, verlaagd met een bedrag dat overeenkomt met 4,5 % van dit referentieniveau, vormt de transfergrondslag.
  • 4. 
    De in lid 3 bedoelde verlagingen worden niet toegepast, indien het verschil tussen het referentieniveau en de werkelijke opbrengsten geringer is dan 1 miljoen ecu.

De verlaging van het verschil tussen het referentieniveau en de werkelijke opbrengsten bedraagt nooit meer dan 30 %.

  • 5. 
    Het transferbedrag wordt gevormd door de transfergrondslag, na eventuele toepassing van de artikelen 128, 129 en 130 alsmede van artikel 121.

Artikel 125

  • 1. 
    Voor een doeltreffende en vlotte werking van het systeem wordt tussen de bevoegde autoriteiten van elk LGO en de Commissie een samenwerking op statistisch gebied tot stand gebracht.
  • 2. 
    Voor het eerste toepassingsjaar stellen de LGO de Commissie in kennis van:
  • a) 
    de waarde van hun uitvoer voor alle goederen naar alle bestemmingen tijdens het aan het toepassingsjaar voorafgaande jaar;

b)het volume van de afgezette produktie van het betrokken produkt of de betrokken produkten tijdens de referentieperiode en tijdens het toepassingsjaar;

c)het volume en de waarde van de uitvoer van het betrokken produkt of de betrokken produkten naar alle bestemmingen tijdens de referentieperiode en tijdens het toepassingsjaar;

d)het volume en de waarde van de uitvoer van het betrokken produkt of de betrokken produkten naar de Gemeenschap tijdens de referentieperiode en tijdens het toepassingsjaar.

  • 3. 
    Tijdens de volgende jaren van toepassing van het systeem hebben de genoemde statistische behoeften slechts betrekking op het jaar waarover tijdens het voorafgaande jaar geen gegevens werden verstrekt.
  • 4. 
    De desbetreffende gegevens moeten uiterlijk op 31 maart na het toepassingsjaar aan de Commissie worden toegezonden. Indien dit niet is geschied, verliest het betrokken LGO alle transferrechten voor het betrokken produkt, respectievelijk de betrokken produkten voor het betrokken toepassingsjaar.

Artikel 126

  • 1. 
    Het systeem wordt toegepast voor de in de lijst van artikel 115 genoemde produkten:
  • a) 
    die in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, of

b)die aldaar met het oog op be- of verwerking ervan onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst.

  • 2. 
    Voor de berekeningen als bedoeld in artikel 124 worden de statistieken gebruikt die door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen zijn opgesteld en gepubliceerd.

Artikel 127

Indien bij de behandeling van het dossier door de Commissie na ruggespraak met het betrokken LGO blijkt dat de daling van de opbrengsten uit de uitvoer naar de Gemeenschap het gevolg is van discriminerende maatregelen of van een discriminerend beleid ten nadele van de Gemeenschap, vindt er geen transfer plaats.

Artikel 128

De transfergrondslag wordt verminderd in een passende verhouding tot de daling van de opbrengsten uit de uitvoer van het betrokken produkt naar de Gemeenschap, indien na gezamenlijk onderzoek door de Commissie en de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO blijkt dat deze daling het gevolg is van handelspolitieke maatregelen die door het LGO zelf of door toedoen van de economische subjecten aldaar zijn genomen en zijn bedoeld om het aanbod te beperken; genoemde vermindering kan leiden tot de annulering van de transfergrondslag.

Artikel 129

Indien het onderzoek naar de ontwikkeling van de uitvoer van het LGO naar alle bestemmingen, van de produktie van het betrokken produkt door het betrokken LGO en de vraag in de Gemeenschap aanzienlijke wijzigingen aan het licht brengt, wordt tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van die LGO overlegd om uit te maken of en in welke mate de transfergrondslag moet worden gehandhaafd dan wel verlaagd.

Artikel 130

De transfergrondslagen voor een bepaald produkt kunnen in geen geval hoger zijn dan het overeenkomstige bedrag, berekend op basis van de uitvoer van het betrokken LGO naar alle bestemmingen.

Artikel 131

  • 1. 
    Na afloop van het in ruggespraak met de bevoegde autoriteiten van het LGO verrichte onderzoek neemt de Commissie een transferbesluit; het onderzoek heeft betrekking op de statistische gegevens en op het bepalen van de transfergrondslag die aanleiding tot storting kan geven.
  • 2. 
    Voor iedere transfer wordt tussen de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en de Commissie een transferovereenkomst gesloten.

Artikel 132

  • 1. 
    Voor zover de bevoegde autoriteiten van het LGO vóór 31 maart volgend op het toepassingsjaar alle nodige statistische gegevens overeenkomstig artikel 125, lid 4, hebben toegezonden, stelt de Commissie elk LGO uiterlijk op 30 april daarna in kennis van zijn situatie met betrekking tot elk van de in artikel 115, lid 2, genoemde produkten die het in de loop van dat jaar heeft uitgevoerd.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en de Commissie doen al het nodige opdat de in de artikelen 127, 128 en 129 beoogde procedures uiterlijk op 30 juni van het betrokken jaar worden afgesloten. Na afloop van deze termijn stelt de Commissie de bevoegde autoriteiten van het LGO in kennis van het transferbedrag dat uit het onderzoek van het dossier resulteert.
  • 3. 
    De Commissie neemt uiterlijk op 31 juli van het betrokken jaar besluiten over alle transfers, met uitzondering van die waarover het overleg nog niet is afgerond.

Artikel 133

  • 1. 
    Indien uit de toepassing van de artikelen 123 en 124 blijkt dat er een transfergrondslag bestaat, doen de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO aan de Commissie binnen een maand na ontvangst van de in artikel 132, lid 1, bedoelde kennisgeving een substantiële analyse toekomen van de sector die door de opbrengstendaling is getroffen, de oorzaken daarvan, het desbetreffende beleid van de autoriteiten, alsmede van de projecten, programma's en werkzaamheden waarvoor zij de middelen overeenkomstig de in artikel 114, lid 2, vastgelegde doelstellingen toezeggen te zullen gebruiken.
  • 2. 
    Indien de bevoegde autoriteiten van het ontvangende LGO overeenkomstig artikel 114, lid 2, de middelen wensen te bestemmen voor een doel buiten de sector waarin de opbrengsten zijn gedaald, delen zij de Commissie de redenen van die bestemming van de middelen mede.
  • 3. 
    De projecten, programma's en werkzaamheden waarvoor de bevoegde autoriteiten van het ontvangende LGO de getransfereerde middelen toezeggen te zullen gebruiken, worden door de Commissie te zamen met het betrokken LGO onderzocht.

Artikel 134

Wanneer over het gebruik van de middelen een akkoord is bereikt, ondertekenen de bevoegde autoriteiten van het LGO en de Commissie een protocol waarin de wederzijdse verplichtingen worden vastgelegd en de wijze van gebruik van de transfermiddelen in de verschillende stadia van de overeengekomen acties nader wordt aangegeven.

Artikel 135

  • 1. 
    Bij de ondertekening van de in artikel 131, lid 2, bedoelde transferovereenkomst wordt het transferbedrag in ecu gestort op een rentedragende rekening waarvoor twee handtekeningen - die van de bevoegde autoriteiten van het LGO en die van de Commissie - vereist zijn. De rente wordt op deze rekening gecrediteerd.
  • 2. 
    Het bedrag op de in lid 1 bedoelde rekening wordt vrijgemaakt naarmate de in het protocol betreffende het gebruik van de middelen vermelde acties worden uitgevoerd, voor zover aan het bepaalde in artikel 136 is voldaan.
  • 3. 
    De procedures van lid 2 zijn mutatis mutandis van toepassing op de eventueel vrijgemaakte tegenwaardefondsen.

Artikel 136

  • 1. 
    Binnen twaalf maanden na de vrijmaking van de middelen doen de bevoegde autoriteiten van het ontvangende LGO aan de Commissie een verslag toekomen over het gebruik dat het LGO van de getransfereerde middelen heeft gemaakt.
  • 2. 
    Indien het in lid 1 bedoelde verslag niet binnen de voorgeschreven termijn wordt toegezonden of indien het aanleiding geeft tot opmerkingen, verzoekt de Commissie de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO een en ander binnen twee maanden te rechtvaardigen.
  • 3. 
    Na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn kan de Commissie, na de zaak te hebben voorgelegd aan de Raad en de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO daarvan naar behoren in kennis te hebben gesteld, drie maanden na de voltooiing van de procedure de besluiten inzake nieuwe transfers opschorten zolang de verlangde gegevens niet zijn verstrekt.

Van deze maatregel worden de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO onmiddellijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 2

Mijnbouwprodukten: speciale financieringsfaciliteit

(Sysmin)

Artikel 137

  • 1. 
    Een speciale financieringsfaciliteit wordt gecreëerd die bestemd is voor de LGO met een voor hun economie belangrijke mijnbouwsector, die evenwel te kampen heeft met geconstateerde moeilijkheden of waarbij deze in de nabije toekomst te verwachten zijn.
  • 2. 
    De doelstellingen van deze financieringsfaciliteit bestaan erin bij te dragen tot een hechtere en zelfs bredere basis voor de ontwikkeling van de LGO door ondersteuning van de inspanningen van de bevoegde autoriteiten van de LGO,
  • om hun sector mijnbouwindustrie en -uitvoer in stand te houden door middel van hersteloperaties of preventieve maatregelen tot verhelping van de ernstige gevolgen van een verminderde levensvatbaarheid voor hun economie door een daling van hun produktie- of uitvoercapaciteit en/of van de inkomsten uit de uitvoer van mijnbouwprodukten ten gevolge van belangrijke technologische of economische veranderingen of van ernstige tijdelijke of onvoorziene verstoringen waarop de betrokken LGO en de onderneming uit de getroffen sector geen vat hebben. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de aanpassing van de concurrentiepositie van de ondernemingen aan de wijzigingen in de marktvoorwaarden;

-om de grondslagen van hun economische groei te diversifiëren en te verbreden, met name door ertoe bij te dragen dat de LGO die in sterke mate van de uitvoer van een mijnbouwprodukt afhankelijk zijn, hun reeds aangevangen ontwikkelingsprojecten en -programma's kunnen verwezenlijken wanneer die door sterke dalingen van de exportopbrengsten uit het betrokken mijnbouwprodukt ernstig in gevaar worden gebracht.

  • 3. 
    Om deze doelstellingen te verwezenlijken zal:

-deze steun aan de behoefte aan economische herstructurering van het betrokken LGO worden aangepast;

-bij de vaststelling en de uitvoering van deze steun met de wederzijdse belangen van de LGO en de Lid-Staten rekening worden gehouden.

Artikel 138

  • 1. 
    De in artikel 137 voorziene speciale financieringsfaciliteit is bestemd voor naar de Gemeenschap exporterende LGO die tijdens ten minste twee van de vier aan de steunaanvraag voorafgaande jaren:
  • a) 
    hetzij 15 % of meer van hun exportopbrengsten aan een van de volgende produkten hebben ontleend: koper (kobalt inbegrepen), fosfaten, mangaan, bauxiet en aluminium, tin, al of niet geagglomereerd ijzererts, uranium;

b)hetzij 20 % of meer van hun exportopbrengsten aan alle mijnbouwprodukten (met uitzondering van edele delfstoffen behalve goud, en van aardolie en gas) hebben ontleend.

Voor de minst ontwikkelde LGO bedraagt het onder a) genoemde percentage 10 en dat onder b) 12.

Voor de berekening van de onder a) en b) genoemde drempels omvatten de exportopbrengsten niet die uit mijnbouwprodukten welke niet onder het stelsel vallen.

  • 2. 
    De speciale financieringsfaciliteit mag worden aangesproken, wanneer in het licht van bovengenoemde doelstellingen:

a)wordt geconstateerd of verwacht dat de levensvatbaarheid van een of meer ondernemingen in de mijnbouwsector ten gevolge van tijdelijke of onvoorziene technische, economische of politieke verstoringen waarop het betrokken LGO of de onderneming geen vat heeft, ernstig is of zal worden aangetast en wanneer deze aantasting van de levensvatbaarheid voor het betrokken LGO een aanzienlijke inkomensdaling - met name wanneer de produktie- of exportcapaciteit in verband met het betrokken produkt met ongeveer 10 % is gedaald - en/of een verslechtering van zijn externe handelsbalans betekent of zal kunnen betekenen.

Kenmerkend voor een verwachte aantasting van de levensvatbaarheid is een beginnend verval van het produktieapparaat met alle gevolgen van dien voor de economie van het LGO;

b)of in het in lid 1, onder a), genoemde geval wordt geconstateerd dat de exportopbrengsten van het betrokken mijnbouwprodukt ten opzichte van de gemiddelde opbrengsten in de twee jaren vóór de aanvraag sterk zijn teruggelopen, waardoor de verwezenlijking van reeds aangevangen ontwikkelingsprojecten of -programma's ernstig in gevaar wordt gebracht. Om in aanmerking te worden genomen, moet deze daling:

  • het gevolg zijn van wisselvalligheden van technische, economische of politieke aard; de daling mag rechtstreeks, noch onrechtstreeks, door het beleid en door maatregelen van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO of van de betrokken economische subjecten kunstmatig worden uitgelokt;

-een overeenkomstige daling met ten minste 10 % van de totale exportopbrengsten tijdens het aan het jaar van het verzoek voorafgaande jaar betekenen.

Met bovengenoemde wisselvalligheden wordt gedoeld op verstoringen zoals ongevallen, ernstige technische voorvallen, ernstige binnen- of buitenlandse politieke gebeurtenissen, belangrijke technologische en economische veranderingen of ingrijpende commerciële wijzigingen in de betrekkingen met de Gemeenschap.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van een LGO kunnen verzoeken voor financiële steun in het kader van de middelen uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit in aanmerking te komen, wanneer aan de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 139

  • 1. 
    De in artikel 138 genoemde steun wordt gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen van het stelsel, die in artikel 137, lid 2, zijn omschreven.

Wanneer het mogelijk en passend wordt geacht dat een getroffen mijnbouwonderneming, respectievelijk de getroffen mijnbouwondernemingen, levensvatbaar blijft, respectievelijk blijven, of weer levensvatbaar wordt, respectievelijk worden, is de steun bestemd voor de financiering van projecten of programma's, met inbegrip van de financiële herstructurering van de betrokken ondernemingen, ten einde de betrokken produktie- en exportcapaciteit op een levensvatbaar niveau te houden, te herstellen of te rationaliseren.

Wanneer handhaving of herstel van de levensvatbaarheid niet mogelijk wordt geacht, is de steun bedoeld om de grondslagen voor de economische groei te verbreden door levensvatbare projecten of programma's voor omschakeling of voor horizontale, respectievelijk verticale, diversifiëring te financieren.

Met onderlinge instemming kan tevens worden gestreefd naar diversifiëring wanneer de economie sterk afhankelijk is van het betrokken mijnbouwprodukt, ook wanneer de levensvatbaarheid kan worden hersteld.

Bij toepassing van artikel 138, lid 2, onder b), wordt gestreefd naar diversifiëring door toepassing van een vorm van financiering waarmee wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van reeds lopende ontwikkelingsprojecten of -programma's buiten de mijnbouwsector, die in gevaar verkeren.

  • 2. 
    Bij het besluit over het gebruik van de middelen voor projecten of programma's wordt in dit verband naar behoren rekening gehouden met de economische belangen en de sociale implicaties van de steun in het betrokken LGO en in de Gemeenschap; het besluit zal worden aangepast aan de behoeften aan economische herstructurering van het betrokken LGO.

In het kader van de krachtens artikel 138, lid 1, onder b), ingediende verzoeken streven de Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO gezamenlijk en systematisch ernaar de werkingssfeer en de wijze van eventuele steunverlening zodanig vast te stellen dat deze aan de concurrerende mijnbouwprodukties van de Gemeenschap geen afbreuk doet.

De beoordeling en het in aanmerking nemen van de bovenvermelde elementen zijn onderdeel van de in artikel 140, lid 2, voorziene doorlichting.

  • 3. 
    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:
  • be- en verwerkings- en vervoerverrichtingen, met name op regionaal niveau; tevens wordt erop toegezien dat de mijnbouwsector op de juiste wijze in het algemene proces van economische en sociale ontwikkeling van het LGO wordt toegepast;

-preventieve acties waardoor de verstorende gevolgen tot het uiterste beperkt kunnen blijven door aanpassing aan de technologieën, vervolmaking van de vaar digheden op technisch gebied en op het gebied van het beheer van het plaatselijke personeelsbestand alsook door bijscholing van het plaatselijke personeel in de bedrijfsbeheerstechnieken;

-versterking van de wetenschappelijke en technologische capaciteit van de LGO om nieuwe materialen te produceren.

Artikel 140

  • 1. 
    De steunaanvraag dient gegevens te bevatten over de aard van de ervaren problemen, de geconstateerde of te verwachten gevolgen van de verstoringen, zowel op lokaal niveau als op dat van de betrokken mijnbouwonderneming(en), alsook informatie in de vorm van een steekkaart met basisgegevens over de maatregelen of acties die worden uitgevoerd of gewenst om die verstoringen te verhelpen.

De aanvraag wordt gedaan zodra bovengenoemde gevolgen worden vastgesteld en binnen een termijn van niet meer dan twaalf maanden.

  • 2. 
    Alvorens de Gemeenschap een besluit neemt, wordt er stelselmatig een technische, economische en financiële doorlichting van de betrokken mijnbouwsector verricht om te kunnen beoordelen of de aanvraag in aanmerking komt en om te kunnen vaststellen welk project of programma voor de benutting van de steun moet worden opgezet. Bij deze zeer grondig uitgevoerde doorlichting wordt met name voor de vaststelling van de steun rekening gehouden met de vooruitzichten op de wereldmarkt en, onverminderd artikel 139, lid 2, eerste alinea, met de situatie van de communautaire markt voor de betrokken produkten. De doorlichting omvat voorts een analyse van de eventuele implicaties van de steun voor de concurrerende mijnbouwprodukties van de Lid-Staten en van die voor het betrokken LGO indien de steun niet zou worden verleend. Het doel van deze doorlichting bestaat erin te kunnen nagaan:
  • of de levensvatbaarheid van het betrokken produktieapparaat is of dreigt te worden aangetast, of herstel van de levensvatbaarheid mogelijk is of dat het meer geëigend is diversifiëringsmaatregelen te treffen;

-dan wel of de uitvoering van reeds aangevangen ontwikkelingsprojecten of -programma's ernstig wordt bedreigd door de in artikel 138, lid 2, onder b), bedoelde daling van de exportopbrengsten.

De doorlichting geschiedt volgens de procedures voor de samenwerking inzake de ontwikkelingsfinanciering. Daartoe is een hechte samenwerking nodig met de bevoegde autoriteiten van het LGO en de betrokken economische subjecten van dat LGO.

  • 3. 
    De ontvankelijkheid en het financieringsvoorstel worden bij slechts één besluit geregeld.

De nodige maatregelen worden getroffen om de behandeling van de aanvragen vlot te doen verlopen en om de geëigende steun spoedig te verlenen.

Artikel 141

  • 1. 
    Zo nodig kan uit de middelen van de speciale financieringsfaciliteit waarin artikel 142 voorziet, een technische bijstand voor het opstarten van het project en het toezicht worden gefinancierd.
  • 2. 
    Voor die bijstand en de wijze waarop die wordt verleend, gelden dezelfde procedures als die voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.

Artikel 142

  • 1. 
    Voor de in artikel 137 genoemde doeleinden wijst de Gemeenschap voor de in artikel 154 van dit besluit vastgestelde periode het in lid 1, letter a), onder iv), van laatstgenoemd artikel vermelde totaalbedrag toe ter dekking van al haar verplichtingen in het kader van de speciale financieringsfaciliteit. Het voor deze faciliteit uitgetrokken bedrag wordt door de Commissie beheerd.
  • 2. 
    Vóór het verstrijken van de in artikel 154 vastgestelde periode besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, over de bestemming van de eventuele saldi van het totaalbedrag.
  • 3. 
    Het bedrag van de in artikel 138 bedoelde steun wordt door de Commissie vastgesteld al naar gelang van de uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit beschikbare middelen, de aard van de projecten en programma's die worden uitgevoerd, de mogelijkheden inzake medefinanciering, alsook het relatieve belang van de betrokken mijnbouwindustrie voor de economie van het LGO.
  • 4. 
    De uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit aan het LGO verleende steun kan door dit LGO aan de laatste leningnemer worden doorgegeven volgens afwijkende financiële voorwaarden die in het kader van het financieringsbesluit worden vastgesteld en die voortvloeien uit de analyse van het project voor steunverlening, welke aan de hand van voor dergelijke projecten gebruikelijke economische en financiële criteria is verricht.
  • 5. 
    De in artikel 140 bedoelde doorlichting wordt uit de middelen van de faciliteit gefinancierd.
  • 6. 
    In uitzonderlijke gevallen welke verband houden met een noodsituatie die in een eerse fase door de doorlichting moet worden bevestigd en gerechtvaardigd, kan aan het LGO dat daarom verzoekt, uit hoofde van de gedeeltelijke voorfinanciering van het project of programma en daaraan voorafgaand een voorschot worden verleend.

TITEL III

SAMENWERKING INZAKE ONTWIKKELINGSFINANCIERING

Hoofdstuk 1

Algemene Bepalingen

Afdeling 1

Doelstellingen

Artikel 143

De samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering heeft ten doel om, door verstrekking van voldoende financiële middelen en een aangepaste technische bijstand,

  • a) 
    de inspanningen van de LGO naar hun geïntegreerde, door hen zelf bepaalde, op hen gerichte en op eigen kracht voor lange termijn onderhouden ontwikkeling op sociaal, cultureel en economisch gebied, op basis van wederzijds belang en in een geest van onderlinge afhankelijkheid, te ondersteunen en te begunstigen;

b)tot de verbetering van de levensstandaard en tot de lotsverbetering van de LGO-bevolkingen bij te dragen;

c)maatregelen waardoor een beroep wordt gedaan op het initiatief van gemeenschappen en op de participatie van bij de planning en uitvoering van ontwikkelingsprojecten betrokken personen, te bevorderen;

d)ertoe bij te dragen dat de bevolking zoveel mogelijk in de baten van de ontwikkeling deelt;

e)ertoe bij te dragen dat het vermogen van de LGO tot innovatie, aanpassing en omzetting van technologieën wordt ontwikkeld;

f)ertoe bij te dragen dat de natuurlijke rijkdommen van de LGO op optimale en oordeelkundige wijze worden geëxploreerd, in stand gehouden, ver- en bewerkt en geëxploiteerd, ten einde hun inspanningen op het gebied van industrialisatie en economische diversifiëring aan te moedigen;

g)de optimale ontplooiing van het menselijke potentieel in de LGO te ondersteunen en te bevorderen;

h)de toeneming van de geldstromen naar de LGO te bevorderen op voorwaarde dat die aan de veranderende behoeften van de LGO beantwoorden en om de inspanningen van de LGO naar harmonisatie van de internationale samenwerking ten behoeve van hun ontwikkeling langs de weg van medefinanciering met andere financieringsinstellingen of met derden, te ondersteunen;

i)naar nieuwe methoden te zoeken om rechtstreekse particuliere investeringen in de LGO aan te moedigen, de ontwikkeling te steunen van een gezonde, bloeiende en dynamische particuliere sector in de LGO en particuliere, zowel lokale, nationale als buitenlandse, investeringen in de produktiesectoren van de LGO te bevorderen;

j)de samenwerking tussen de LGO onderling en tussen de LGO en de ACS-Staten alsook de regionale samenwerking tussen deze beide te stimuleren;

k)de totstandbrenging mogelijk te maken van evenwichtigere sociaal-economische betrekkingen en van een beter begrip tussen de LGO, de ACS-Staten, de Lid-Staten van de Gemeenschap en de verdere wereld in het vooruitzicht van een nieuwe internationale economische orde;

l)voor de LGO die als gevolg van natuurrampen of andere, in uitwerking vergelijkbare buitengewone omstandigheden met ernstige economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard te kampen hebben, de mogelijkheid te scheppen spoedhulp te ontvangen;

m)de minst ontwikkelde LGO te helpen om de specifieke moeilijkheden die hun ontwikkelingsinspanningen afremmen, te overwinnen.

Afdeling 2

Beginselen

Artikel 144

De samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering:

  • a) 
    wordt ten uitvoer gelegd op basis van en in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteiten van de LGO vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, -strategieën en -prioriteiten op lokaal en regionaal niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken van de LGO, alsook met hun bijzondere mogelijkheden;

b)geschiedt tegen zeer vrijgevige voorwaarden;

c)waarborgt dat de inbreng van middelen op een voorspelbaardere en regelmatigere basisgeschiedt;

d)waarborgt de deelneming van de LGO aan het beheer en het gebruik van de financiële middelen en een doeltreffende decentralisatie van de besluitvormingsbevoegdheden;

e)versterkt het menselijke potentieel en de bestaande administratieve structuren in de LGO en maakt daarvan zoveel mogelijk gebruik;

f)is soepel en op de situatie van ieder LGO en op het specifieke karakter van het betrokken project of programma toegesneden;

g)geschiedt met zo weinig mogelijk administratieve formaliteiten en volgens eenvoudige en rationele procedures, opdat de projecten en programma's snel en doeltreffend kunnen worden uitgevoerd;

h)voorziet erin dat de technische bijstand slechts op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO wordt verleend, dat deze bijstand kwalitatief aan de eisen voldoet, in een behoefte voorziet en een gunstige kosten/doeltreffendheid-verhouding biedt, en dat er maatregelen worden genomen om het lokale personeel dat voor aflossing moet zorgen, snel en efficiënt op te leiden.

Afdeling 3

Richtsnoeren

Artikel 145

  • 1. 
    Bij de uitvoering van de uit hoofde van het besluit gefinancierde activiteiten werken de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Gemeenschap nauw samen onder eerbiediging van de gelijkheid der partners.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de LGO zijn verantwoordelijk voor:
  • a) 
    de vaststelling van de doelstellingen en de prioriteiten waarop de indicatieve programma's berusten;

b)de keuze van de projecten en programma's;

c)de voorbereiding en voorlegging van de dossiers betreffende de projecten en programma's;

d)de voorbereiding van, de onderhandelingen over en de sluiting van de contracten;

e)de uitvoering en het beheer van de projecten en programma's;

f)het onderhouden van de projecten en programma's.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de LGO en de Gemeenschap zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor:

a)de vaststelling, in voorkomend geval in het kader van het in het vijfde deel van dit besluit bedoelde partnerschap, van de algemene beleidslijnen van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering;

b)de vaststelling van de indicatieve programma's;

c)het onderzoek van de projecten en programma's;

d)de deelneming onder gelijke voorwaarden aan de aanbestedingen en contracten;

e)het bijhouden en beoordelen van de uitwerkingen en resultaten van de projecten en programma's;

f)de waarborging van een adequate, snelle en doeltreffende uitvoering van de projecten en programma's.

  • 4. 
    De Gemeenschap is met betrekking tot de projecten en programma's verantwoordelijk voor het nemen van de financieringsbesluiten.

Artikel 146

Tenzij in het besluit anders is bepaald, wordt ieder besluit dat de goedkeuring door een van de partijen bij de associatie behoeft, goedgekeurd of geacht te zijn goedgekeurd binnen 60 dagen na de kennisgeving door de andere partij.

Afdeling 4

Werkingssfeer

Artikel 147

In het kader van dit besluit heeft de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering betrekking op:

  • a) 
    investeringsprojecten en -programma's;

b)rehabilitatie van projecten en programma's;

c)programma's van sectoriële aard;

d)programma's voor technische samenwerking;

e)uitvoering van soepele regelingen om de eigen inspanningen van de basisgemeenschappen te steunen;

f)weerkerende kosten (met name lopende uitgaven voor administratie, exploitatie en onderhoud in lokale valuta en in deviezen) van de nieuwe, de lopende of de voltooide projecten en programma's;

g)per geval, de extra uitgaven van de LGO, die uitsluitend betrekking hebben op de administratie van en het toezicht op de projecten en programma's die uit het Europees Ontwikkelingsfonds, hierna "het Fonds" genoemd, worden gefinancierd;

h)kredietlijnen en bijstand voor regionale betalingsmechanismen en transacties in verband met de exportkredieten in de LGO;

i)deelnemingen;

j)een combinatie van alle of van een gedeelte van bovengenoemde elementen die in sectoriële ontwikkelingsprogramma's zijn opgenomen.

Artikel 148

De sectoriële invoerprogramma's worden op verzoek uit de fondsen van het indicatieve programma gefinancierd om de maatregelen te ondersteunen die in de sector of sectoren waarvoor overeenkomstig artikel 187 bijstand wordt aangevraagd, door de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO worden getroffen. De invoerprogramma's zijn bedoeld als bijdrage tot een optimaal rendement van de economische produktiesectoren, tot uitbreiding van de produktie- en uitvoercapaciteit, tot de overdracht of de ontwikkeling van technologieën en de bevrediging van de elementaire menselijke behoeften. De invoerprogramma's kunnen betrekking hebben op de financiering van input-fabrikaten die voor het produktiesysteem zijn bestemd, zoals uitrustingsgoederen en halffabrikaten, grondstoffen, onderdelen, kunstmeststoffen, insecticiden en benodigdheden waardoor de kwaliteit en het peil van de gezondheidszorg en van het onderwijs kunnen worden verbeterd.

Artikel 149

Tenzij anders is bepaald, worden de tegenwaardefondsen uit hoofde van de diverse communautaire instrumenten op gerichte wijze gebruikt ter financiering van de lokale uitgaven in verband met:

  • a) 
    projecten en programma's van het Fonds in het kader van het indicatieve programma;

b)andere projecten en programma's waartoe is besloten;

c)specifieke begrotingsposten in het kader van de programma's voor overheidsuitgaven van de LGO, zoals de programma's op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, opleiding, schepping van werkgelegenheid en milieubescherming.

Artikel 150

  • 1. 
    Aan een LGO kunnen middelen worden verstrekt ter financiering van weerkerende kosten (uitgaven voor administratie, onderhoud en exploitatie), om te waarborgen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de investeringen die voor de economische en sociale ontwikkeling van het betrokken LGO van bijzonder belang zijn en waarvan de exploitatie voor het LGO of voor andere begunstigden tijdelijk bezwaarlijk is. Wat de eerdere of de nieuwe, lopende projecten en programma's betreft, kan deze steun tot dekking van de lopende administratie- en exploitatiekosten dienen, zoals:
  • a) 
    de uitgaven in de aanloopperiode voor het tot stand brengen, op gang brengen en exploiteren van uitrustingsprojecten of -programma's;

b)de uitgaven voor exploitatie, onderhoud en/of administratie van de eerder in uitvoering genomen uitrustingsprojecten en -programma's.

  • 2. 
    De financiering van de weerkerende kosten in de minst ontwikkelde LGO krijgt een bijzondere behandeling.

Artikel 151

De financiële steun uit hoofde van dit besluit kan zich tot het totaal van de lokale en externe uitgaven voor projecten en programma's uitstrekken.

Afdeling 5

Sectoren waarvoor steun wordt verleend

Artikel 152

  • 1. 
    In het kader van de door de bevoegde autoriteiten van de LGO zowel op lokaal, nationaal als op regionaal niveau vastgestelde prioriteiten, kan steun worden verleend voor projecten en programma's in alle sectoren of gebieden die in dit besluit worden genoemd; de steun kan met name worden verleend voor:
  • a) 
    landbouw- en rurale ontwikkeling, in het bijzonder programma's die gericht zijn op de zelfvoorziening en de zekerstelling van de voedselvoorziening;

b)industrialisatie, ambacht, energie, mijnbouw en toerisme;

c)de economische en sociale infrastructuur;

d)structurele verbetering van de economische produktiesectoren;

e)milieubehoud en -bescherming;

f)prospectie, exploratie en het tot waarde brengen van natuurlijke hulpbronnen;

g)onderwijs- en opleidingsprogramma's, fundamenteel en toegepast wetenschappelijk en technisch onderzoek, technologische aanpassing of innovatie en overdracht van technologieën;

h)bevordering van en voorlichting over de industrie;

i)marketing en afzetbevordering;

j)bevordering, ontwikkeling en versterking van lokale, nationale en regionale kleine en middelgrote ondernemingen;

k)steun aan ontwikkelingsbanken en lokale, nationale en regionale financiële instellingen, alsook aan clearing- en betalingsinstituten die belast zijn met de bevordering van het regionale handelsverkeer;

l)microprojecten voor ontwikkeling aan de basis;

m)vervoer en verbindingen, met name bevordering van lucht- en van zeevervoer;

n)het tot waarde brengen van de rijkdommen van de zee;

o)ontwikkeling en optimaal gebruik van het menselijke potentieel, met bijzondere aandacht voor de rol van de vrouw bij de ontwikkeling;

p)verbetering van de sociaal-culturele infrastructuur en diensten, met name op het gebied van gezondheidszorg, huisvesting, watervoorziening enz.;

q)verlening van bijstand aan beroeps- en commerciële organisaties in LGO-, LGO-ACS- en LGO-ACS-EEG-verband ter verbetering van de produktie en de afzet van de produkten op de externe markten;

r)bevordering en ondersteuning van de investeringen;

s)ontwikkelingsacties die door economische, culturele, sociale en educatieve organisaties worden voorgesteld in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking, met name wanneer het om inspanningen en middelen gaat waarbij zowel LGO-organisaties als soortgelijke organisaties in de Gemeenschap betrokken zijn.

  • 2. 
    Deze projecten en programma's kunnen eveneens betrekking hebben op thematische acties, zoals:
  • a) 
    bescherming van de natuurlijke rijkdommen;

b)rampenpreventie en voorbereiding op rampen, met name het opzetten van systemen voor tijdige voorspelling en snelle alarmafkondiging, opdat de gevolgen van de rampen kunnen worden afgezwakt;

c)bestrijding van endemische en epidemische ziekten van de mens;

d)hygiëne en primaire gezondheidszorg;

e)bestrijding van endemische veeziekten;

f)streven naar energiebesparing;

g)acties op lange termijn in het algemeen die een bepaalde tijdsduur overschrijden.

Afdeling 6

Begunstigden

Artikel 153

  • 1. 
    Voor financiële steun uit hoofde van het besluit komen de volgende eenheden of lichamen in aanmerking:
  • a) 
    de LGO; Groenland zal voor de toepassingsduur van het op 16 juli 1990 door de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de plaatselijke Regering van Groenland, anderzijds, ondertekende visserijprotocol evenwel geen financiële steun krijgen uit hoofde van zijn LGO-statuut;

b)de regionale of interstatelijke lichamen waarvan een of meer LGO deel uitmaken en die door de bevoegde autoriteiten van de LGO zijn gemachtigd;

c)de gemengde lichamen die door de Gemeenschap en de LGO zijn opgericht om bepaalde specifieke doelstellingen te verwezenlijken.

  • 2. 
    Met instemming van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO komen eveneens voor financiële steun in aanmerking:

a)lokale, nationale en/of regionale overheids- of semi-overheidslichamen, lokale gemeenschappen van de LGO en, met name, financiële instellingen en ontwikkelingsbanken;

b)vennootschappen en ondernemingen van de LGO;

c)ondernemingen van een Lid-Staat van de Gemeenschap, om deze ondernemingen in staat te stellen naast hun eigen bijdrage produktieve projecten op het grondgebied van een LGO te beginnen;

d)financiële bemiddelaars van de LGO of van de Gemeenschap die aan kleine en middelgrote ondernemingen financieringsmogelijkheden bieden, alsook financiële instellingen die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en doen;

e)verenigingen van producenten die onderdanen van de LGO zijn;

f)bursalen en stagiairs;

g)lokale gemeenschappen, cooeperaties, vakbonden, niet-gouvernementele organisaties, onderwijs- en onderzoekinstellingen van de LGO en van de Gemeenschap, ten einde deze in staat te stellen om in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's in de LGO te beginnen.

Hoofdstuk 2

Financiële samenwerking

Afdeling 1

Financiële middelen

Artikel 154

  • 1. 
    Voor de in deze titel, onder hoofdstuk 1, vermelde doeleinden beloopt het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap over een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf 1 maart 1990, 165 miljoen ecu.

Dit bedrag omvat:

  • a) 
    140 miljoen ecu uit hoofde van het Fonds, die als volgt worden verdeeld:
  • i) 
    voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 106,5 miljoen ecu in de vorm van subsidies;

ii)voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 25 miljoen ecu in de vorm van risicodragend kapitaal;

iii)voor de in de artikelen 114 tot en met 136 genoemde doeleinden: 6 miljoen ecu in de vorm van transfers uit hoofde van Stabex;

iv)voor de in de artikelen 137 tot en met 142 genoemde doeleinden: 2,5 miljoen ecu in de vorm van subsidies uit hoofde van Sysmin;

b)voor de in de artikelen 143, 144 en 147 genoemde doeleinden: 25 miljoen ecu in de vorm van leningen van de Bank uit eigen middelen overeenkomstig de in haar statuten neergelegde voorwaarden. Voor deze leningen gelden de voorwaarden van artikel 157 inzake rentesubsidies.

  • 2. 
    In het kader van het in lid 1, letter a), onder i), bedoelde bedrag worden de volgende bedragen toegewezen:

a)86 miljoen ecu voor de financiering van projecten en programma's, die als volgt zijn verdeeld:

i)Britse LGO: 15,5 miljoen ecu;

ii)Franse LGO: 40,2 miljoen ecu,

iii)Nederlandse LGO: 30,3 miljoen ecu;

b)11,5 miljoen ecu voor de financiering van regionale projecten en programma's van de LGO, financiering van regionale programma's ter bevordering van de handel en diensten als bedoeld in artikel 85 inbegrepen;

c)6 miljoen ecu voor de financiering van de in artikel 157 genoemde rentesubsidies;

d)een speciale toewijzing van 3 miljoen ecu, waarvan:

i)2,5 miljoen ecu voor de in artikel 164 bedoelde spoedhulp

en

ii)0,5 miljoen ecu voor de in artikel 165 bedoelde hulp aan vluchtelingen, repatrianten en overige ontheemden;

iii)in het geval van uitputting van de in een van voornoemde artikelen bedoelde speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit, kunnen overmakingen worden gedaan uit de kredieten van een van de andere artikelen;

iv)bij het verstrijken van dit besluit worden de niet voor spoedhulp en hulp aan vluchtelingen, repatrianten en ontheemden vastgelegde kredieten teruggestort in het Fonds ter financiering van andere acties die onder de samenwerking op het gebied van de ontwikkelingsfinanciering vallen, behoudens een andersluidend besluit van de Raad;

v)in het geval van uitputting van de gehele speciale toewijzing vóór het verstrijken van dit besluit stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, de passende maatregelen vast om de in de artikelen 164 en 165 bedoelde situaties te verhelpen.

  • 3. 
    De Bank beheert de uit haar eigen middelen verstrekte leningen, met inbegrip van de rentesubsidies, alsmede het risicodragende kapitaal. Alle andere financieringsmiddelen uit hoofde van het besluit worden door de Commissie beheerd.
  • 4. 
    Voor de door dit besluit bestreken tweede periode van vijf jaar zal nieuwe financiële steun van de Gemeenschap worden vastgesteld.

Afdeling 2

Financieringswijze en -voorwaarden

Artikel 155

  • 1. 
    De projecten of programma's kunnen worden gefinancierd met hetzij een subsidie, hetzij risicodragend kapitaal uit hoofde van het Fonds, hetzij een lening van de Bank uit eigen middelen, hetzij een combinatie van twee of meer van deze mogelijkheden.
  • 2. 
    De financieringswijzen voor elk project of programma worden door de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO en door de Gemeenschap in gemeenschappelijk overleg vastgesteld met inachtneming van:
  • a) 
    het ontwikkelingsniveau en de geografische, economische en financiële situatie van de betrokken LGO;

b)de aard van het project of programma, de vooruitzichten inzake de economische en financiële rentabiliteit van het project of programma en de sociale en culturele gevolgen daarvan, en

c)in geval van een lening, de factoren waardoor de aflossing van de lening wordt gegarandeerd. 3. Financiële steun kan worden verleend aan de betrokken LGO of wel door bemiddeling van de LGO of wel, met hun instemming, door bemiddeling van financiële instellingen die daarvoor in aanmerking komen, dan wel rechtstreeks aan iedere andere, die voor de steun in aanmerking komt.

  • 4. 
    Wanneer de financiële steun met inschakeling van een bemiddelend lichaam aan de uiteindelijke begunstigde wordt verstrekt,
  • a) 
    worden de voorwaarden waaronder de middelen met inschakeling van bemiddeling aan de uiteindelijke begunstigde worden verstrekt, in de financierings- of de leningsovereenkomst vastgelegd;

b)wordt elke uit deze transactie voortvloeiende financiele marge in het voordeel van het bemiddelende lichaam, na aftrek van de administratiekosten, de financiële en de wisselkoersrisico's en de kosten van de aan de uiteindelijke begunstigde verstrekte technische bijstand, voor ontwikkelingsdoeleinden gebruikt onder de in de financierings- of leningsovereenkomst gestelde voorwaarden.

Artikel 156

  • 1. 
    Risicodragend kapitaal kan de vorm aannemen van leningen of deelnemingen.
  • a) 
    Leningen kunnen in hoofdzaak worden verstrekt in de vorm van:
  • i) 
    achtergestelde leningen, waarvan aflossing en, in voorkomend geval, betaling van de verschuldigde rente eerst na terugbetaling van de overige verstrekte kredieten geschieden;

ii)voorwaardelijke leningen, waarvan de aflossing en/of de looptijd afhankelijk zijn van de vervulling van bepaalde voorwaarden ten aanzien van het resultaat van het gefinancierde project, zoals de winst of de voorziene produktie. De specifieke voorwaarden worden bij de toekenning van de lening vastgesteld.

b)Deelnemingen kunnen worden gebruikt om namens de Gemeenschap in het kapitaal van LGO-ondernemingen of van instellingen die ontwikkelingsprojecten in de LGO financieren of van financiële LGO-instellingen die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en financieren, tijdelijk minderheidsaandelen te verwerven. Deze deelnemingen worden overgedragen aan inwoners of aan instellingen van de LGO of anderszins gebruikt, in overleg met de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO, wanneer eenmaal aan de vereiste voorwaarden is voldaan.

c)De voorwaarden voor transacties met risicodragend kapitaal zijn afhankelijk van de kenmerken van elk project of programma en zijn over het algemeen gunstiger dan die voor gesubsidieerde leningen. De rentevoet voor leningen mag in geen geval hoger zijn dan 3 %.

  • 2. 
    Ten einde de gevolgen van wisselkoersschommelingen te ondervangen, wordt het probleem van het wisselkoersrisico als volgt geregeld:

a)in geval van transacties met risicodragend kapitaal ter versterking van de eigen middelen van een onderneming, komt het wisselkoersrisico in het algemeen voor rekening van de Gemeenschap;

b)in geval van financiering van investeringen van particuliere vennootschappen en van kleine en middelgrote ondernemingen met behulp van risicodragend kapitaal, wordt het wisselkoersrisico verdeeld over, enerzijds, de Gemeenschap en, anderzijds, de andere betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk verdeeld.

Artikel 157

Voor de leningen van de Bank uit eigen middelen gelden de volgende voorwaarden:

  • a) 
    de rentevoet vóór toepassing van de rentesubsidie is die welke door de Bank wordt toegepast voor de deviezen, de looptijd en de aflossingswijze waarvoor op het ogenblik van de ondertekening van de leningsovereenkomst is gekozen;

b)deze rentevoet wordt verminderd door middel van een rentesubsidie van 4 %. De rentesubsidie wordt automatisch zodanig aangepast dat de door de leningnemer betaalde rente niet minder dan 3 %, noch meer dan 6 % bedraagt voor een lening die tegen het referentietarief is aangegaan. Het referentietarief dat bij de berekening van de aanpassing van de rentesubsidie wordt toegepast, is de koers van de ecu die op het ogenblik van de ondertekening van de leningsovereenkomst door de Bank wordt gehanteerd voor leningen tegen dezelfde voorwaarden inzake looptijd en wijze van aflossing;

c)het bedrag van de rentesubsidies wordt, na berekening van de feitelijke waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, op het bedrag van de subsidies afgeboekt en rechtstreeks aan de Bank overgemaakt;

d)de looptijdvoorwaarden van de door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen worden vastgesteld op basis van de economische en financiële kenmerken van het project; deze looptijd mag niet meer dan 25 jaar bedragen. Voor deze leningen geldt normaal een aflossingsvrije periode die wordt vastgesteld al naar gelang van de tijd die met de bouwwerken is gemoeid en van de kasmiddelen die voor de uitvoering van het project nodig zijn.

Artikel 158

De Bank:

  • a) 
    draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de LGO zelf en op regionaal niveau; daartoe financiert zij bij voorrang rendabele projecten en programma's in de sectoren industrie, agro-industrie, toerisme, mijnbouw, energie, alsmede vervoer en telecommunicatie voor zover deze op die sectoren betrekking hebben. Naast deze prioritaire sectoren kan de Bank in andere sectoren, met name de teelt van industriegewassen, uit eigen middelen rendabele projecten en programma's financieren;

b)knoopt nauwe betrekking aan, wat samenwerking betreft, met de lokale en regionale ontwikkelingsbanken en met de financiële en bankinstellingen van de LGO;

c)past, in overleg met de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO, de in het besluit omschreven regelingen en procedures betreffende de uitvoering van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering aan, ten einde in voorkomend geval rekening te houden met de aard van de projecten en programma's en ten einde in het kader van haar statutaire procedures overeenkomstig de doelstellingen van het besluit te handelen.

Artikel 159

De bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO verbinden zich ertoe om ten aanzien van de leningen of deelnemingen uit hoofde van het besluit waarvoor zij schriftelijk toestemming hebben verleend:

  • a) 
    rente, provisies en aflossingen van leningen van iedere nationale of lokale belasting of fiscale heffing die krachtens de wetgeving van het betrokken LGO verschuldigd zijn, vrij te stellen;

b)de begunstigden de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies en aflossingen van leningen, welke zijn verschuldigd uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die voor de uitvoering op hun grondgebied van projecten en programma's gesloten zijn;

  • c) 
    de Bank de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de transfer van alle bedragen die zij in nationale valuta heeft ontvangen, tegen de wisselkoers die op het ogenblik van de transfer wordt toegepast op transacties tussen de ecu of andere transfervaluta en de nationale valuta en die de netto-inkomsten uit en de netto-opbrengsten van de transacties in het kader van de deelneming van de Gemeenschap in de ondernemingen vertegenwoordigen.

Artikel 160

Bij de vaststelling van de omvang van de financieringsmiddelen die de LGO van de Gemeenschap in het raam van hun indicatieve programma's mogen verwachten, genieten de minst ontwikkelde LGO een bijzondere behandeling. Deze financieringsmiddelen worden verleend tegen gunstigere financieringsvoorwaarden, die aan de economische situatie en de specifieke behoeften van elk LGO zijn aangepast. De financiering geschiedt hoofdzakelijk in de vorm van subsidies en, indien zulks gezien de omstandigheden mogelijk is, in de vorm van risicodragend kapitaal of van leningen van de Bank met inachtneming van de in artikel 155, lid 2, vervatte criteria.

Afdeling 3

Medefinanciering

Artikel 161

  • 1. 
    Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO kunnen de financieringsmiddelen van het besluit voor medefinanciering (met name met ontwikkelingsorganisaties en -instellingen, Lid-Staten van de Gemeenschap, LGO, derde landen, internationale of particuliere financiële instellingen, ondernemingen of exportkredietinstellingen) worden bestemd.
  • 2. 
    Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheden van medefinanciering, inzonderheid in de volgende gevallen:
  • a) 
    grote projecten die niet uit één financieringsbron kunnen worden gefinancierd;

b)projecten waarbij door toedoen van de deelneming en ervaring van de Gemeenschap deelneming van andere financieringsinstellingen kan worden vergemakkelijkt;

c)projecten die in aanmerking kunnen komen voor een combinatie van financiering tegen soepele en financiering tegen normale voorwaarden;

d)projecten die kunnen worden gesplitst in deelprojecten die voor steun uit verschillende financieringsbronnen in aanmerking komen;

e)projecten waarbij spreiding van de financiering voordelen kan opleveren vanuit een oogpunt van financierings- en investeringskosten en van andere, aan de verwezenlijking van deze projecten verbonden aspecten;

f)projecten met een regionaal of interregionaal karakter.

  • 3. 
    Medefinancieringen kunnen in de vorm van gezamenlijke of parallelle financiering geschieden. In elk afzonderlijke geval wordt de voorkeur gegeven aan de vanuit een oogpunt van kosten en doeltreffendheid meest geëigende formule.
  • 4. 
    Met instemming van de betrokken partijen:
  • a) 
    worden met betrekking tot de deelneming van de Gemeenschap en van de overige medefinanciers de nodige harmonisatie- en cooerdinatiemaatregelen getroffen ten einde de door de bevoegde autoriteiten van de LGO te volgen procedures te beperken en te versoepelen, met name ten aanzien van:
  • i) 
    de behoeften van de andere medefinanciers en van de begunstigden;

ii)de keuze van de voor medefinanciering in aanmerking komende projecten en de bepalingen die de uitvoering van die projecten betreffen;

iii)de harmonisatie van de voorschriften en procedures betreffende de aanbestedingscontracten voor werken, leveringen en diensten;

iv)de betalingsvoorwaarden;

v)de voorschriften inzake het in aanmerking komen van projecten en de mededingingsregels;

vi)de aan de ondernemingen uit de LGO toegekende preferentiemarge;

b)moet het proces inzake overleg en cooerdinatie met de andere financiers en medefinanciers worden versterkt en uitgebreid door zo mogelijk kaderovereenkomsten inzake medefinanciering te sluiten, terwijl de richtsnoeren en de procedures inzake de medefinanciering opnieuw moeten worden bezien om de doeltreffendheid en de gunstigste voorwaarden te waarborgen;

c)kan de Gemeenschap voor de projecten die zij medefinanciert, aan de andere medefinanciers administratieve bijstand verlenen of een leidinggevende of cooerdinerende rol vervullen, ten einde de uitvoering van de gemedefinancierde projecten of programma's te vergemakkelijken.

Afdeling 4

Microprojecten

Artikel 162

  • 1. 
    Ten einde tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van lokale gemeenschappen, draagt het Fonds op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO bij in de financiering van microprojecten op lokaal niveau die:
  • a) 
    in economisch en sociaal opzicht een weerslag hebben op het leven van de bevolking;

b)aan een aan de dag getreden en geconstateerde prioritaire behoefte beantwoorden;

c)op initiatief en met actieve deelneming van de begunstigde lokale gemeenschap worden uitgevoerd.

  • 2. 
    Voor de financiering van de microprojecten wordt zorg gedragen door:
  • a) 
    de betrokken lokale gemeenschap, die, afhankelijk van haar mogelijkheden, bijdragen levert in natura, in de vorm van dienstverlening of in contant geld;

b)het Fonds, waarvan de bijdrage in beginsel niet meer mag bedragen dan drie vierde van de totale kosten van ieder project met een bovengrens van 300 000 ecu;

c)bij uitzondering, het betrokken LGO, in de vorm van een financiële bijdrage, beschikbaarstelling van openbare voorzieningen of van dienstverlening.

  • 3. 
    De bijdrage van het Fonds wordt afgeboekt op de subsidies uit hoofde van het nationale indicatieve programma.
  • 4. 
    Aan de voorbereiding en de uitvoering van microprojecten in de minst ontwikkelde LGO wordt bijzondere voorrang verleend.

Artikel 163

Met instemming van de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO kunnen organisaties zonder winstoogmerk van de LGO en de Gemeenschap op verzoek van de betrokken lokale LGO-gemeenschappen, overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot de in artikel 196 bedoelde meerjarenprogramma's, naast de medefinancieringsmogelijkheden, microprojecten en/of meerjarenprogramma's in verband met microprojecten cooerdineren of uitvoeren dan wel het toezicht daarover uitoefenen.

Afdeling 5

Spoedhulp

Artikel 164

  • 1. 
    Spoedhulp wordt toegekend aan de LGO die het hoofd moeten bieden aan ernstige economische en sociale moeilijkheden van uitzonderlijke aard ten gevolge van natuurrampen of van daarmee vergelijkbare gevolgen hebbende buitengewone omstandigheden. Spoedhulp waarmee wordt beoogd om met de meest geëigende middelen een werkelijke bijdrage te leveren tot de oplossing van onmiddellijk gerezen problemen:
  • a) 
    moet voldoende soepel zijn om de al naar gelang van de omstandigheden geschiktste vorm aan te nemen, waaronder levering van een breed gamma van essentiele goederen en diensten en/of uitkering van contant geld aan de slachtoffers;

b)kan ook betrekking hebben op de financiering van onmiddellijke maatregelen voor het herstel en de minimale levensvatbaarheid van beschadigde werken en installaties;

c)behoeft niet te worden terugbetaald en wordt snel en soepel toegekend.

  • 2. 
    De Gemeenschap treft de nodige maatregelen om snel ingrijpen ter ondervanging van de noodsituatie te vergemakkelijken. Daartoe:
  • a) 
    moeten spoedhulpkredieten volledig worden vastgelegd en besteed en de actie moet binnen een termijn van 180 dagen na vaststelling van de uitvoeringsbepalingen zijn voltooid, tenzij dit in onderlinge overeenstemming anders is bepaald;

b)wordt, wanneer de beschikbaar gestelde kredieten binnen de vastgestelde of enige andere, overeenkomstig letter a) overeengekomen termijn, niet volledig zijn besteed, het saldo bij de in artikel 154, lid 2, onder d), genoemde speciale toewijzing gevoegd;

c)wordt de spoedhulp toegekend en ten uitvoer gelegd volgens soepele spoedprocedures;

d)kunnen de middelen worden gebruikt voor retroactieve financiering van door de LGO zelf geboden onmiddellijke hulp.

Artikel 165

  • 1. 
    Steun kan worden verleend aan LGO die vluchtelingen of repatrianten opvangen om te voorzien in nijpende behoeften die niet onder de spoedhulp vallen, alsook voor de uitvoering op langere termijn van projecten en actieprogramma's die op zelfvoorziening en integratie of herintegratie van deze bevolkingsgroepen zijn gericht.
  • 2. 
    Soortgelijke hulp als die welke in lid 1 wordt bedoeld, kan worden overwogen om de vrijwillige integratie of herintegratie van personen die hun woning ten gevolge van een conflict of een natuurramp hebben moeten verlaten, te vergemakkelijken. Alle factoren die aan deze ontheemding ten grondslag liggen, alsook de wensen van de betrokken bevolkingsgroep en de mate waarin het de taak is van de Regering om de nood van haar bevolking te lenigen, worden bij de toepassing van deze bepaling in aanmerking genomen.
  • 3. 
    Gezien de ontwikkelingsdoelstelling van de overeenkomstig dit artikel verleende steun kunnen deze vormen van steun samen met de kredieten van het indicatieve programma van het betrokken LGO worden gebruikt.
  • 4. 
    Beheer en uitvoering van deze steun geschieden volgens procedures die soepel en snel ingrijpen mogelijk maken. Zeer in het bijzonder dient erop te worden toegezien dat de betrokken bevolkingsgroepen zo efficiënt mogelijk worden geholpen. De betalingsvoorwaarden en de wijze van uitvoering worden per geval vastgesteld. Met instemming van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO mogen deze steunvormen met medewerking van gespecialiseerde instellingen, met name die van de Verenigde Naties, of rechtstreeks door de Commissie worden toegepast.

Artikel 166

Spoedhulpopdrachten worden gegund volgens de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 5.

Artikel 167

Acties die na de urgentiefase worden ondernomen met het oog op het na natuurrampen of daarmee vergelijkbare buitengewone omstandigheden nodige materiële en sociale herstel, kunnen door de Gemeenschap uit hoofde van het besluit worden gefinancierd. In de behoeften na de urgentiefase kan met toepassing van andere middelen worden voorzien, met name de tegenwaardefondsen uit hoofde van de instrumenten van de Gemeenschap, de speciale toewijzing voor vluchtelingen, repatrianten en overige ontheemden, de indicatieve programma's van de LGO of een combinatie van deze middelen.

Onverminderd de bepalingen van artikel 154, lid 2, onder d), kan in die behoeften eveneens worden voorzien door de saldi van de speciale toewijzing voor spoedhulp die na het verstrijken van het besluit nog beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3

Investeringen

Afdeling 1

Bevordering van investeringen

Artikel 168

De bevoegde autoriteiten van de LGO en de Gemeenschap erkennen dat particuliere investeringen voor de bevordering van hun ontwikkelingssamenwerking belangrijk zijn en dat de noodzaak bestaat om maatregelen te treffen om deze investeringen te stimuleren en te beschermen. Daartoe:

  • a) 
    nemen zij maatregelen ter aanmoediging van particuliere investeerders die zich naar de doelstellingen en de prioriteiten van de LGO-EEG-ontwikkelingssamenwerking, alsmede naar de vigerende wetten en administratiefrechtelijke voorschriften voegen om aan hun ontwikkelingsinspanningen deel te nemen;

b)behandelen zij die investeerders op een rechtvaardige en billijke wijze;

c)treffen zij maatregelen en stellen zij bepalingen vast die geëigend zijn om een voorspelbaar en veilig investeringsklimaat te scheppen en in stand te houden en sluiten zij overeenkomsten om in dit klimaat verbetering te brengen;

d)dragen zij zorg voor een doeltreffende samenwerking tussen de economische subjecten uit de LGO onderling, alsmede tussen dezen en die van de Gemeenschap, ten einde de kapitaalstromen, de bekwaamheden op het gebied van het beheer, de technologieën en andere vormen van know-how te bevorderen;

e)vergemakkelijken zij de groei en de stabiliteit van het kapitaalverkeer van de particuliere sector uit de Gemeenschap naar de LGO door bij te dragen tot de wegneming van de hinderpalen die de toegang van de LGO tot de internationale kapitaalmarkten, met name die van de Gemeenschap, beletten;

f)scheppen zij een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van de financiële instellingen en de aantrekking van de voor de kapitaalvorming en de ontwikkeling van de ondernemingsgeest onontbeerlijke middelen;

g)stimuleren zij de ontwikkeling van ondernemingen door maatregelen te treffen ter verbetering van het ondernemingsklimaat, inzonderheid maatregelen om een juridisch, administratief en financieel kader te scheppen waardoor een dynamische particuliere sector, met ondernemingen aan de basis daarvan, kan ontstaan en uitgroeien;

h)vergroten zij de mogelijkheden van de plaatselijke instellingen van de LGO om een gamma van diensten aan te bieden waardoor de lokale deelneming aan de industriële en commerciële activiteit kan aangroeien.

Artikel 169

Ten einde de particuliere investeringsstromen en de ontwikkeling van ondernemingen te stimuleren, is het dienstig dat, in samenwerking met andere betrokken lichamen en in het kader van dit besluit:

  • a) 
    de inspanningen ter aanmoediging van Europese particuliere investeringen in de LGO worden gesteund door besprekingen te organiseren tussen belangstellende LGO en potentiële particuliere investeerders over het juridische en financiële kader dat de LGO aan de investeerders kunnen bieden;

b)de bekendheid met investeringsmogelijkheden wordt bevorderd, door bijeenkomsten te organiseren ter aanmoediging van investeringen, door regelmatig over de aanwezige gespecialiseerde financiële of andere instellingen en over de aangeboden diensten en de door deze gehanteerde voorwaarden informatie te verstrekken, alsmede door de oprichting van ontmoetingscentra voor deze bijeenkomsten te vergemakkelijken;

c)de verspreiding van informatie over de aard en beschikbaarheid van investeringsgaranties en van verzekeringsmechanismen wordt gestimuleerd, waardoor investeringen in de LGO kunnen worden vergemakkelijkt;

d)kleine en middelgrote ondernemingen van de LGO worden geholpen om onder de gunstigste voorwaarden een financiering in de vorm van deelnemingen of leningen uit te werken en te verkrijgen;

e)wordt nagegaan met welke middelen het risico voor particuliere investeringsprojecten die tot de economische vooruitgang kunnen bijdragen, in het gastland kan worden ondervangen of verminderd;

f)de LGO financiële en technische steun worden geboden voor:

  • i) 
    het tot stand brengen of versterken van hun mogelijkheden om de kwaliteit van uitvoerbaarheidsstudies en de voorbereiding van projecten te verbeteren, zodat daaruit passende economische en financiële conclusies kunnen worden getrokken;

ii)het opzetten van geïntegreerde mechanismen voor projectbeheer die de gehele ontwikkelingscyclus van de projecten in het kader van het nationale ontwikkelingsprogramma van het LGO bestrijken.

Afdeling 2

Financiering van investeringen

Artikel 170

  • 1. 
    Met het oog op een vlottere uitvoering van rechtstreeks produktieve investeringen, zowel van de overheid als van particuliere zijde, die tot de economische en industriële ontwikkeling van de LGO bijdragen, verleent de Gemeenschap - onder voorbehoud van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze titel - financiële steun in de vorm van risicodragend kapitaal en leningen uit de eigen middelen van de Bank. Deze steun kan onder meer dienen:
  • a) 
    voor het direct of indirect verhogen van de eigen middelen van overheids-, semi-overheids- of particuliere ondernemingen, evenals voor het verstrekken van een financiering voor die ondernemingen in de vorm van investeringsleningen;

b)ter ondersteuning van produktieve investeringsprojecten en -programma's die door het Centrum voor industriële ontwikkeling (CIO) en het Technisch Centrum van landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (CTA) worden gekozen en aangemoedigd;

c)voor de financiering van acties ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen.

  • 2. 
    Om de in lid 1 vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken, wordt een aanzienlijk deel van het risicodragende kapitaal ter ondersteuning van de investeringen van de particuliere sector gebruikt.

Artikel 171

Naast de bovenvermelde financieringsmiddelen kunnen de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO de uit hoofde van het indicatieve of regionale programma beschikbare financieringsmiddelen onder meer gebruiken voor:

  • a) 
    de financiering van acties ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen;

b)de aanmoediging van de oprichting of versterking van plaatselijke of regionale financiële instellingen in de LGO, zodat op doeltreffende wijze op de behoeften van de particuliere sector kan worden ingespeeld;

c)de ondersteuning op passende en doeltreffende wijze, van exportbevordering;

d)de aanbieding van een algemene of bijzondere, technische samenwerking die op de behoeften van de particuliere sector is toegesneden.

Artikel 172

De financiering van rechtstreeks produktieve projecten kan zowel betrekking hebben op nieuwe investeringen als op rehabilitering of de exploitatie van bestaande capaciteit.

Artikel 173

Wanneer de financiering door een als tussenschakel dienend lichaam geschiedt, dient dit lichaam elk project te kiezen en te onderzoeken en de hem ter beschikking gestelde middelen te beheren volgens de voorwaarden van dit besluit en in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Gemeenschap.

Afdeling 3

Ondersteuning van investeringen

Artikel 174

Om de doelstellingen van het besluit inzake de bevordering van particuliere investeringen op doeltreffende wijze te verwezenlijken en het multiplicatoreffect ervan daadwerkelijk te verkrijgen, biedt de Bank en/of de Commissie ondersteuning aan in de vorm van:

  • a) 
    financiële bijstand, met inbegrip van deelnemingen;

b)technische bijstand;

c)adviseursdiensten;

d)voorlichtings- en cooerdinatiediensten.

Artikel 175

  • 1. 
    De Bank gebruikt risicodragend kapitaal ter ondersteuning van activiteiten die de particuliere sector in de LGO moeten bevorderen en ondersteunen. Daartoe kan het risicodragende kapitaal worden gebruikt om:
  • a) 
    rechtstreekse leningen te verstrekken voor investeringen door overheids-, semi-overheids- en particuliere ondernemingen in de LGO, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen;

b)de eigen, of als zodanig behandelde, middelen van overheids-, semi-overheids- of particuliere ondernemingen te verhogen langs de weg van rechtstreekse deelnemingen namens de Gemeenschap;

c)met instemming van de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO deel te nemen in financiële instellingen die particuliere investeringen in de LGO bevorderen;

d)financieringsmiddelen te verstrekken aan financiële instellingen van de LGO of, met instemming van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO, aan projectontwikkelaars in de LGO en/of de Gemeenschap die, naast hun eigen bijdrage, in LGO-EEG- "joint ventures" wensen te investeren ten einde de eigen middelen van LGO-ondernemingen te versterken;

e)met instemming van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO de financiële bemiddelaars in de LGO of de Gemeenschap die tot de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de LGO bijdragen, te helpen bij:

  • i) 
    de deelneming in kleine en middelgrote ondernemingen in de LGO;

ii)de financiering van deelnemingen in kleine en middelgrote ondernemingen in de LGO door particuliere LGO-investeerders en/of projectontwikkelaars uit de Gemeenschap, volgens de onder d) vastgestelde voorwaarden;

iii)de toekenning van leningen ter financiering van investeringen door kleine en middelgrote ondernemingen van de LGO;

f)te helpen bij de herstructurering of herkapitalisatie van de financiële instellingen in de LGO;

g)studies, onderzoek of bijzondere investeringen te financieren met het oog op de voorbereiding en de identificering van projecten, ondernemingen bij te staan, met name in de vorm van dienstverlening bij opleiding en beheer van ondersteuning op het gebied van investeringen in het kader van de transacties van de Bank bij voorinvestering of hersteloperaties, alsmede, in voorkomend geval, bij te dragen in de aanloopkosten, waaronder de garantie- en verzekeringspremies voor investeringen, die nodig zijn om de financieringsbeslissing te kunnen nemen.

  • 2. 
    De Bank verleent in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, uit eigen middelen, al dan niet rechtstreekse leningen ter financiering van investeringen en sectoriële steunprogramma's.

Artikel 176

Ten einde de bevordering en de ontwikkeling van hun particuliere sector te begunstigen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de LGO de financieringsmiddelen van hun indicatieve programma gebruiken om:

  • a) 
    de ontwikkeling van de ondernemingen te steunen door opleidingscursussen, bijstand inzake financieel beheer en bij de voorbereiding van projecten, gespecialiseerde dienstverlening bij het opstarten van ondernemingen en dienstverlening voor ontwikkeling en beheer, aan te bieden, alsook door technologieoverdracht aan te moedigen;

b)passende en doeltreffende steun te verlenen voor de bevordering van investeringen, waaronder bijstand aan projectontwikkelaars;

c)steun te bieden bij de oprichting of versterking van lokale of regionale financiële instellingen in de LGO voor de financiering van uitvoeroperaties;

d)de invoer te financieren van gedeeltelijk veredelde produkten waaraan de exportindustrie van een verzoekende LGO behoefte heeft;

e)kredietlijnen voor kleine en middelgrote ondernemingen te openen;

f)passende en doeltreffende steun te bieden voor exportbevordering;

g)bij te dragen tot de verbetering van het investeringsklimaat, inzonderheid van het juridische en fiscale kader dat voor de ondernemingen geldt, alsmede tot de ontwikkeling van ondersteunende diensten ten behoeve van de ondernemingssector, ten einde de ondernemingen raadgevende diensten te bieden op juridisch, technisch en beheersgebied;

h)zorg te dragen voor technische samenwerking ter versterking van de activiteiten van de lichamen in de LGO die zich op het gebied van de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen bewegen;

i)passende programma's voor beroepsopleiding en bijscholing uit te voeren ten behoeve van ondernemingshoofden, met name in de sector van de kleine en van de informele ondernemingen;

j)bijstand te verlenen bij de aantrekking van spaargeld, bij de ontwikkeling van financiële bemiddeling en nieuwe financiële instrumenten, bij de rationalisering van het beleid ter bevordering van ondernemingen en bij de aanmoediging van buitenlandse investeringen;

k)door cooeperaties of lokale gemeenschappen in de LGO opgezette projecten en de oprichting of versterking van garantiefondsen voor de kleine en middelgrote ondernemingen te financieren.

Artikel 177

Ten einde buitenlandse investeringsmiddelen, zowel uit de particuliere als de overheidssector, aan te trekken, dient alles in het werk te worden gesteld om de mogelijkheden van medefinanciering te benutten of om paral lelle financieringsmiddelen voor projecten en programma's aan te trekken.

Artikel 178

Bij de ondersteuning van de door de bevoegde autoriteiten van de LGO geleverde inspanningen om in be- en verwerking, afzet, distributie en vervoer ( "TCDT"), zoals gedefinieerd in titel II, te investeren, dient met name ervoor te worden gezorgd dat de aanwezige capaciteit in het betrokken LGO optimaal wordt benut en dat met de behoeften van het op peil brengen rekening wordt gehouden.

Artikel 179

Ter ondersteuning van de investeringsbevordering in de LGO, worden de activiteiten van de Commissie en de Bank, met inachtneming van hun complementaire rol, nauw gecooerdineerd.

Daarbij geholpen door de Lid-Staten en de LGO zorgen de Commissie en de Bank voor een doeltreffende operationele cooerdinatie onder alle betrokken partijen door investeringen in de LGO te steunen.

Afdeling 4

Lopende betalingen en kapitaalverkeer

Artikel 180

  • 1. 
    Wat het met de investeringen verbonden kapitaalverkeer en de lopende betalingen betreft, onthouden zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO als de Lid-Staten van de Gemeenschap zich op het gebied van deviezentransacties van maatregelen die onverenigbaar zijn met hun verplichtingen welke voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van dit besluit inzake goederenhandel, dienstenverkeer, vestiging en industriële samenwerking. Deze verplichtingen beletten evenwel niet om, om met grote economische moeilijkheden of ernstige betalingsbalansproblemen verband houdende redenen, noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen te treffen.
  • 2. 
    Wat de deviezentransacties in verband met investeringen en lopende betalingen betreft, onthouden de bevoegde autoriteiten van de LGO enerzijds en de Lid-Staten anderzijds zich zoveel mogelijk van discriminerende maatregelen jegens elkaar of van het toekennen van een gunstigere behandeling aan derde landen; zij houden daarbij volledig rekening met het evoluerende karakter van het internationale monetaire systeem, met het bestaan van specifieke monetaire regelingen en met betalingsbalansproblemen.

Ingeval dergelijke maatregelen of een dergelijke behandeling onvermijdelijk blijken, worden zij overeenkomstig de erkende internationale monetaire voorschriften gehandhaafd of ingevoerd en wordt alles in het werk gesteld om de negatieve gevolgen voor de betrokken partijen tot een minimum te beperken.

Hoofdstuk 4

Technische samenwerking

Artikel 181

Technische samenwerking moet de LGO helpen hun lokale en regionale menselijke potentieel beter te gebruiken en hun instellingen op duurzame wijze te ontwikkelen, en draagt tevens bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de projecten en programma's. Daartoe:

  • a) 
    wordt steun door de terbeschikkingstelling van technisch bijstandspersoneel slechts op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk van de, betrokken LGO toegekend;

b)moet technische samenwerking een gunstige kosten/doeltreffendheid-verhouding te zien geven, voldoen aan de behoeften waarvoor zij is opgezet, de overdracht van kennis vergemakkelijken en de lokale en regionale capaciteiten opvoeren;

c)worden inspanningen gedaan om de deelneming van lokale deskundigen, studiebureaus en opleidings- en onderzoekinstellingen in het kader van de door het Fonds gefinancierde overeenkomsten uit te breiden en om het menselijke potentieel in de LGO beter te benutten; daarbij wordt plaatselijk leidinggevend personeel tijdelijk in een adviserende functie bij een instelling van hun eigen of van een naburig LGO of bij een regionale organisatie gedetacheerd;

d)kunnen de LGO op lokaal of regionaal niveau de instrumenten en middelen van de samenwerking ter financiering van de ontwikkeling gebruiken ten einde de beperkingen en mogelijkheden van het lokale en regionale personeel beter te onderkennen en een lijst op te stellen van deskundigen, consulenten en studiebureaus in de LGO die zij voor de uitvoering van de door het Fonds gefinancierde projecten en programma's eventueel kunnen aantrekken, alsmede om mogelijkheden te identificeren om gekwalificeerd lokaal en regionaal personeel voor de uitvoering van door het Fonds gefinancierde projecten in dienst te nemen;

e)wordt de technische bijstand tussen de LGO en de ACS-Staten onderling ondersteund met de samenwerkingsinstrumenten voor de ontwikkelingsfinanciering, zodat leidinggevend personeel en deskundigen op het gebied van technische bijstand en beheer tussen de LGO onderling en tussen de LGO en de ACS-Staten kunnen worden uitgewisseld;

f)moeten de dossiers van de projecten en programma's voorzien in actieprogramma's voor de lange-termijnontwikkeling van instellingen en personeel en moet daarin rekening worden gehouden met de financiële behoeften;

g)verleent de Gemeenschap, ten einde de uittocht van leidinggevend personeel uit de LGO te keren, desgewenst bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de LGO om de terugkeer van in ontwikkelde landen ver blijvende gekwalificeerde LGO-inwoners te bevorderen met passende maatregelen die repatriëring stimuleren;

h)wordt bij het onderzoek van projecten en programma's terdege rekening gehouden met de grenzen aan het lokale menselijke potentieel en wordt zorg gedragen voor een strategie waarmee een beter tot waarde brengen van dit potentieel wordt begunstigd;

i)moet het technische bijstandspersoneel over de nodige vakkennis beschikken om de specifieke, in de aanvraag van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO omschreven taken tot een goed einde te brengen en moet het in de ontvangende LGO-instelling worden geïntegreerd;

j)zorgt het technische bijstandspersoneel onder meer voor de concrete opleiding van het lokale personeel, zodat de technische bijstand geleidelijk kan worden verminderd en de projecten door uitsluitend en blijvend uit lokale inwoners bestaand personeel kunnen worden uitgevoerd;

k)worden in het kader van de samenwerking regelingen getroffen om de LGO meer mogelijkheden te geven zelf deskundigheid te verwerven en de vakkennis van hun eigen consulenten, studie- en adviesbureaus te verbeteren;

l)dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de ontwikkeling van de capaciteiten van de LGO op het gebied van planning, uitvoering en beoordeling van projecten en programma's.

Artikel 182

  • 1. 
    Technische samenwerking kan algemeen of specifiek zijn.
  • 2. 
    Algemene technische samenwerking omvat met name:
  • a) 
    ontwikkelingsstudies, studies naar de vooruitzichten en de middelen op het gebied van ontwikkeling en diversifiëring van de economieën van de LGO, alsook naar de problemen waarmee groepen van LGO of alle LGO te zamen te maken hebben;

b)sector- en produktsgewijze studies;

c)uitzending van deskundigen, adviseurs, technici en instructeurs voor het voor een beperkte duur vervullen van een welomschreven opdracht;

d)levering van instructie-, proef-, onderzoek- en demonstratiemateriaal;

e)algemene informatie en documentatie, statistieken daaronder begrepen, ten behoeve van de ontwikkeling van de LGO en de verwezenlijking van de samenwerkingsdoelstellingen;

f)uitwisseling van leidinggevend en gespecialiseerd personeel, studenten, onderzoekers, groepsleiders en verantwoordelijken van groeperingen of verenigingen met een sociaal of een cultureel doel;

g)toekenning van studiebeurzen en van stages, inzonderheid een aanvullende opleiding behoevende werkenden;

h)organisering van studiebijeenkomsten of van opleidings-, voorlichtings- en bijscholingscursussen;

i)creëring of versterking van informatie- en documentatie-instrumenten, met name voor de uitwisseling van kennis, methoden en ervaring tussen de LGO onderling, tussen de LGO en de ACS-Staten en tussen deze beide en de Gemeenschap;

j)samenwerking tussen of verzustering van LGO-instellingen, samenwerking tussen LGO-instellingen en instellingen uit de ACS-Staten, respectievelijk de verzustering van deze instellingen en samenwerking tussen instellingen van deze beide en instellingen van de Gemeenschap, respectievelijk de verzustering daarvan, in het bijzonder samenwerking tussen en verzustering van universiteiten en andere opleidings- en onderzoekinstellingen;

k)steun voor belangrijke culturele manifestaties.

  • 3. 
    Technische, aan specifieke operaties gekoppelde samenwerking omvat met name:
  • a) 
    technische, economische, statistische, financiële en commerciële studies, alsmede onderzoek en prospectie die voor de opstelling van projecten en programma's noodzakelijk zijn, met inbegrip van die ten behoeve van de investeringen;

b)het voorbereiden van projecten en programma's;

c)het uitvoeren en het volgen van projecten en programma's;

d)het uitvoeren van voorlopige maatregelen die nodig zijn voor het opstellen, op gang brengen, exploiteren en onderhouden van een bepaald project;

e)het volgen en beoordelen van de operaties;

f)geïntegreerde programma's voor opleiding, voorlichting en onderzoek.

Artikel 183

De Gemeenschap neemt concrete maatregelen om de aan de bevoegde autoriteiten van de LGO verstrekte informatie over de beschikbaarheid en kwalificaties van de geschikte specialisten uit te breiden en te verbeteren.

Artikel 184

  • 1. 
    De keuze tussen gebruikmaking van studie- of adviesbureaus of van individueel aangeworven deskundigen is afhankelijk van de aard van de problemen, de omvang en de complexiteit van de vereiste technische middelen en beheersvoorzieningen, alsmede van een kostenvergelijking tussen beide mogelijkheden. Voorts worden maatregelen genomen om te garanderen dat de verantwoordelijken voor de aanwerving de verschillende bevoegdheids- en ervaringsniveaus op internationaal niveau op de juiste waarde ervan kunnen taxeren. Bij de criteria voor de keuze van de contractanten en van hun personeel wordt rekening gehouden met:
  • a) 
    de vakkennis (technische bekwaamheden en opleidingscapaciteiten) en de menselijke kwaliteiten;

b)de eerbiediging van de culturele waarden en de politieke en administratieve situatie van het, respectievelijk de, betrokken LGO;

c)de kennis van de taal die nodig is voor de uitvoering van het contract;

d)de praktijkervaring voor de op te lossen problemen;

e)de kosten.

  • 2. 
    De aanwerving van personeel voor technische bijstand, de vaststelling van de doelstellingen en taken, de duur van de opdracht en de bezoldiging, alsmede de bijdrage tot de ontwikkeling van de LGO waarin dat personeel zijn taak moet verrichten, moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 181 omschreven beginselen van het beleid inzake technische samenwerking. De ten aanzien daarvan toe te passen procedures moeten de objectiviteit van de keuze en de kwaliteit van de te verlenen diensten garanderen. Bijgevolg gelden de onderstaande beginselen:
  • a) 
    De aanwerving dient door de instellingen van het LGO die van de technische bijstand gebruik maken, overeenkomstig de bepalingen inzake concurrentie en preferenties te geschieden.

b)Er worden inspanningen gedaan om rechtstreeks contact tussen de gegadigde en de toekomstige gebruiker van de technische bijstand te vergemakkelijken.

c)Beroep op andere mogelijke vormen van technische bijstand zoals de inschakeling van vrijwilligers, van niet-gouvernementele organisaties en van gepensioneerd kaderpersoneel, dient te worden overwogen alsmede een beroep op verzusteringsakkoorden.

d)Bij ontvangst van een verzoek om technische bijstand dienen de bevoegde autoriteiten van het LGO en de delegatie van de Commissie de kosten en baten van de verschillende methoden van technologieoverdracht en van bevordering van bekwaamheden met elkaar te vergelijken.

e)In het aanbestedingsdossier wordt bepaald dat elke gegadigde in zijn inschrijving de methoden en het personeel dat hij voornemens is in dienst te nemen moet aangeven, alsmede de strategie om het lokale en/of regionale potentieel te bevorderen zodra het contract een aanvang neemt.

f)De Gemeenschap verstrekt aan de bevoegde autoriteiten van de begunstigde LGO alle bijzonderheden over de totale kosten van de technische bijstand, zodat die LGO op basis van een gunstige kosten/doeltreffendheid-verhouding over de contracten kunnen onderhandelen.

Artikel 185

Ten einde de LGO beter in staat te stellen hun technische mogelijkheden en de know-how van hun adviseurs te verbeteren, worden partnerschapsovereenkomsten tussen studiebureaus, raadgevende ingenieurs, deskundigen en instellingen uit de Lid-Staten en uit de LGO aangemoedigd. Daartoe worden alle nodige maatregelen getroffen om:

  • a) 
    door middel van tijdelijke samenwerkingsverbanden, onderaannemingen of de inschakeling van deskundigen die onderdaan zijn van de LGO in de teams van studiebureaus, van raadgevende ingenieurs of van instellingen uit de Lid-Staten aan te moedigen;

b)de inschrijvers in het aanbestedingsdossier in te lichten over de in het besluit vastgelegde selectie- en preferentiecriteria, in het bijzonder over die welke betrekking hebben op de aanmoediging van het gebruik van het menselijke potentieel van de LGO.

Artikel 186

  • 1. 
    Onder voorbehoud van het bepaalde in dit hoofdstuk, worden de regels voor het plaatsen van opdrachten voor de uitvoering van diensten alsmede de voorschriften inzake concurrentie en preferenties vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 5.
  • 2. 
    Bij de technische samenwerking wordt steun verleend aan de onderwijs- en opleidingsactiviteiten, alsook aan de meerjarenprogramma's voor opleiding, met inbegrip van beurzen, als bedoeld in titel XI.

Hoofdstuk 5

Uitvoeringsprocedures

Afdeling 1

Programmering

Artikel 187

  • 1. 
    Bij de aanvang van de toepassingsperiode van het onderhavige besluit geven de autoriteiten van Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk de Commissie zo spoedig mogelijk een duidelijke indicatie van alle programmeerbare middelen waarover gedurende een periode van vijf jaar elk onder de respectieve Lid-Staten ressorterende LGO kan beschikken; deze Lid-Staten stellen terzelfder tijd de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO hiervan op de hoogte.
  • 2. 
    Bij de vaststelling van deze financiële middelen houden de Lid-Staten in het bijzonder rekening met de behoeften van de minst ontwikkelde LGO.
  • 3. 
    Zodra de financiële middelen voor elk LGO bekend zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de LGO op de grondslag van en overeenkomstig de ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten van het betrokken LGO, een ontwerp op voor een indicatief programma dat zij aan de Gemeenschap voorleggen en dat het volgende inhoudt:
  • a) 
    de prioritaire ontwikkelingsdoelstellingen van het betrokken LGO op lokaal en regionaal niveau;

b)de concentratiesector(en) waarvoor de steun het geschiktst wordt geacht;

c)de meest adequate maatregelen en acties voor het verwezenlijken van de doelstellingen in de geïdentificeerde concentratiesector(en);

d)voor zover mogelijk, de specifieke projecten en actieprogramma's die duidelijk geïdentificeerd zijn, met name die welke een voortzetting vormen van reeds lopende projecten en actieprogramma's;

e)alle voorstellen in verband met regionale projecten en programma's.

Artikel 188

  • 1. 
    Over het ontwerp voor een indicatief programma wordt van gedachten gewisseld door de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en de Gemeenschap, die naar behoren rekening houdt met de lokale behoeften van het LGO, en vervolgens wordt het indicatieve programma in gemeenschappelijk overleg tussen de Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO vastgesteld op basis van het door deze autoriteiten ingediende ontwerp voor een indicatief programma. Het indicatieve programma moet bij voorkeur binnen een maximumtermijn van zes maanden worden vastgesteld.
  • 2. 
    Hierin worden met name nader aangegeven:
  • a) 
    de concentratiesector(en) waarvoor de communautaire steun wordt toegewezen en de daartoe aan te wenden middelen;

b)de voor de verwezenlijking van de doelstellingen in de gekozen sectoren noodzakelijke maatregelen en acties;

c)het tijdschema van de betalingsverplichtingen en van de te nemen maatregelen;

d)de voorzieningen ter dekking van eventuele reclamaties en van onverwachte stijgingen van kosten en uitgaven;

e)de projecten en programma's die geen betrekking hebben op de concentratiesector(en), alsmede de voorstellen voor regionale projecten en programma's.

  • 3. 
    In het indicatieve programma wordt de nodige soepelheid ingebouwd om ervoor te zorgen dat de acties voortdurend aan de doelstellingen beantwoorden en om rekening te houden met eventuele veranderingen in de economische situatie, de prioriteiten en de doelstellingen van het betrokken LGO. Het kan op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO worden herzien.

Artikel 189

De Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van de LGO nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat het indicatieve programma zo spoedig mogelijk wordt vastgesteld, bij voorkeur binnen één jaar na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel 190

  • 1. 
    In het indicatieve programma worden de totale bedragen vastgesteld van de programmeerbare steun waarover elk LGO kan beschikken. De programmeerbare steun omvat slechts de in artikel 154, lid 2, onder a), bedoelde subsidies.
  • 2. 
    De eventuele resterende som van het Fonds waarvoor geen betalingsverplichting is aangegaan of die aan het einde van de in artikel 154 vastgestelde periode niet is uitbetaald, wordt onder dezelfde voorwaarden als die welke zijn voorzien in het onderhavige besluit, volledig gebruikt.
  • 3. 
    Jaarlijks wordt door de ordonnateur van het LGO en de gemachtigde van de Commissie een vergelijkende staat van betalingsverplichtingen en betalingen opgesteld; zij treffen de nodige maatregelen om de inachtneming van het bij de programmering overeengekomen tijdschema voor de betalingsverplichtingen te waarborgen en stellen de oorzaken vast van de bij de uitvoering opgetreden vertragingen, ten einde de nodige maatregelen voor te stellen om dit te verhelpen.

Afdeling 2

Identificatie, voorbereiding en onderzoek van de projecten

Artikel 191

De identificatie en de voorbereiding van de projecten en programma's behoren tot de taak van de bevoegde auto riteiten van het betrokken LGO of van elke andere begunstigde die in aanmerking komt.

Artikel 192

De dossiers van de opgestelde en ter financiering voorgelegde projecten en programma's moeten alle gegevens bevatten die voor het onderzoek van deze projecten of programma's nodig zijn of moeten, indien zij nog niet volledig omschreven zijn, met het oog op het onderzoek ervan een beknopte beschrijving bevatten. Deze dossiers worden overeenkomstig dit besluit door de bevoegde autoriteiten van de LGO of door de andere begunstigden officieel naar de Gemeenschap gezonden. Indien de begunstigden geen LGO zijn, is de formele toestemming van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO vereist.

Artikel 193

  • 1. 
    Het onderzoek van de projecten en programma's geschiedt gezamenlijk door de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO en de Gemeenschap. Om de procedures te bespoedigen verleent de Commissie de gemachtigde de bevoegdheden die voor het verrichten van dit gezamenlijke onderzoek noodzakelijk zijn; indien het een LGO betreft dat in een gebied is gelegen waar de Commissie geen gemachtigde heeft aangesteld, wordt het onderzoek verricht door de Commissie en de autoriteiten van de Staat waaronder dit LGO ressorteert, die daarbij als tussenschakel optreden voor de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO.
  • 2. 
    Bij het onderzoek van de projecten en programma's wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken en omstandigheden van elke LGO en tevens met de volgende factoren:
  • a) 
    de doelmatigheid en levensvatbaarheid alsmede de rentabiliteit van de voorgestelde activiteiten, zo mogelijk op basis van een kosten/baten-analyse, waarbij mogelijke varianten worden bestudeerd;

b)de rechtstreekse en onrechtstreekse sociale, culturele, op de sekse betrekking hebbende en ecologische aspecten, alsmede de gevolgen voor de bevolking;

c)de beschikbaarheid van lokale arbeidskrachten en andere lokale hulpbronnen die voor de uitvoering, de functionering en het beheer van de projecten en programma's nodig zijn;

d)de oprichting en ontwikkeling van de instellingen die voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de projecten of programma's nodig zijn;

e)de last die de werkingskosten voor de betrokken begunstigde betekent;

f)de verplichtingen en inspanningen op lokaal niveau;

g)de ervaring die bij soortgelijke operaties is opgedaan;

h)de resultaten van reeds verrichte studies betreffende soortgelijke projecten of programma's ten einde de uitvoering te bespoedigen en de kosten zo gering mogelijk te houden.

  • 3. 
    Met de problemen en omstandigheden die eigen zijn aan de minst ontwikkelde LGO en die op de doelmatigheid, de levensvatbaarheid en de economische rentabiliteit van de projecten en programma's een negatieve invloed hebben, wordt bij het onderzoek ervan rekening gehouden.

Afdeling 3

Financieringsvoorstel en -besluit

Artikel 194

  • 1. 
    De conclusies van het onderzoek worden door de gemachtigde, behoudens de in artikel 193 voorziene uitzondering, in nauwe samenwerking met de ordonnateur van het LGO in een financieringsvoorstel samengevat.
  • 2. 
    Het financieringsvoorstel bevat een voorlopig tijdschema voor de technische en financiële uitvoering van het project of programma en vermeldt de duur van de verschillende uitvoeringsstadia.
  • 3. 
    Het financieringsvoorstel:
  • a) 
    houdt rekening met de opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO;

b)wordt door de gemachtigde gelijktijdig aan de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO en aan de Commissie toegezonden.

  • 4. 
    De Commissie werkt het financieringsvoorstel verder af en zendt het, met of zonder wijziging, naar het beslissingscentrum van de Gemeenschap. De bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO kunnen opmerkingen voorleggen over iedere wijziging ten aanzien van de inhoud van het voorstel die de Commissie voornemens is in het stuk aan te brengen; deze opmerkingen vinden hun weerslag in het gewijzigde financieringsvoorstel.

Artikel 195

Onverminderd artikel 194, lid 4, deelt het beslissingscentrum van de Gemeenschap zijn besluit mede binnen een termijn van 120 dagen na de datum van toezending door de gemachtigde als bedoeld in artikel 194, lid 3, onder b), of in de in artikel 193 bedoelde gevallen van niet-aanstelling van een gemachtigde, na de datum van toezending door de autoriteiten van de Staat waaronder het betrokken LGO ressorteert.

Artikel 196

  • 1. 
    Ter bespoediging van de procedures en in afwijking van de artikelen 194 en 195 kunnen financieringsbesluiten betrekking hebben op meerjarenprogramma's wanneer het gaat om financiering van:
  • a) 
    opleiding;
  • b) 
    microprojecten;
  • c) 
    handelsbevordering;
  • d) 
    samenstellen van acties van beperkte omvang voor een welbepaalde sector;

e)technische samenwerking.

  • 2. 
    In die gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO de gemachtigde een meerjarenprogramma voorleggen met de hoofdlijnen, de geplande actietypen en de voorgestelde financiële verplichtingen.
  • 3. 
    Het financieringsbesluit voor elk meerjarenprogramma wordt door de hoofdordonnateur genomen. De brief van de hoofdordonnateur aan de ordonnateur van het LGO, waarin dit besluit wordt meegedeeld, vormt de financieringsovereenkomst in de zin van artikel 197.

In het kader van de aldus goedgekeurde meerjarenprogramma's voert de ordonnateur van het LGO elke actie uit overeenkomstig de bepalingen van het besluit en de hierboven bedoelde financieringsovereenkomst.

Aan het eind van elk jaar zendt de ordonnateur van het LGO de Commissie een in overleg met de gemachtigde opgesteld verslag over de uitvoering van de programma's.

Afdeling 4

Financieringsovereenkomst en overschrijding

Artikel 197

  • 1. 
    Voor elk door subsidiëring uit het Fonds gefinancierd project of programma wordt binnen 60 dagen na het besluit van het beslissingscentrum van de Gemeenschap een financieringsovereenkomst tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO opgesteld.
  • 2. 
    In deze overeenkomst worden met name de financiele verplichtingen van het Fonds, de financieringsregels en -voorwaarden alsmede de algemene en specifieke bepalingen betreffende het betrokken project of programma nader omschreven; ook wordt daarin het voor de technische uitvoering van het project of het programma geraamde tijdschema vermeld.
  • 3. 
    De financieringsovereenkomsten inzake alle projecten en actieprogramma's bevatten passende kredieten voor de dekking van onvoorziene kosten- en uitgavenstijgingen.
  • 4. 
    Na ondertekening van de financieringsovereenkomst worden de betalingen overeenkomstig het daarin vastgestelde financieringsplan verricht.
  • 5. 
    Restbedragen die bij de afsluiting van projecten en programma's worden geconstateerd, komen het betrokken LGO toe en worden als zodanig in de rekeningen van het Fonds geboekt. Zij kunnen op de bij het besluit aangegeven wijze voor de financiering van projecten en programma's worden gebruikt.

Overschrijding

Artikel 198

  • 1. 
    Zodra de in de financieringsovereenkomst vastgestelde grenzen dreigen te worden overschreden, stelt de ordonnateur van het LGO, met inschakeling van de gemachtigde van de Commissie, de hoofdordonnateur daarvan in kennis, waarbij hij aangeeft welke dekkingsmaatregelen hij voor deze overschrijding ten opzichte van de toewijzing denkt te treffen, zijnde hetzij een besnoeiing van het project of actieprogramma hetzij een beroep op lokale of op andere, niet-communautaire hulpbronnen.
  • 2. 
    Indien niet in gezamenlijk overleg wordt besloten het project of het actieprogramma te besnoeien of indien het niet mogelijk is het uit andere hulpbronnen te dekken, kan de overschrijding:
  • a) 
    worden gedekt met de restbedragen die na de afsluiting van de in het kader van de indicatieve programma's gefinancierde projecten en actieprogramma's zijn geconstateerd en niet opnieuw zijn toegewezen, en wel tot ten hoogste 20 % van de voor het betrokken project of actieprogramma vastgestelde financiële verbintenis of

b)uit de middelen van het indicatieve programma worden gefinancierd.

Financiering met terugwerkende kracht

Artikel 199

  • 1. 
    Om te waarborgen dat programma's snel kunnen starten en om perioden van stilstand tussen opeenvol gende projecten en vertragingen te voorkomen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de LGO in overleg met de Commissie op het moment dat het onderzoek van het project wordt afgerond en voordat het financieringsbesluit wordt genomen:
  • i) 
    voor alle soorten overeenkomsten aanbestedingen uitschrijven waarbij in een opschortingsclausule wordt voorzien;

ii)activiteiten in verband met voorbereidende en seizoengebonden werkzaamheden, bestellingen van uitrusting waarvoor een lange leveringstijd geldt en bepaalde lopende verrichtingen tot een beperkt bedrag voorfinancieren. Dergelijke uitgaven moeten overeenkomstig de procedures van dit besluit worden gedaan.

  • 2. 
    Deze bepalingen laten de bevoegdheden van het beslissingscentrum van de Gemeenschap onverlet.
  • 3. 
    De uit hoofde van dit artikel door een LGO verrichte uitgaven worden na de ondertekening van de financieringsovereenkomst met terugwerkende kracht in het kader van het project of van het programma gefinancierd.

Afdeling 5

Concurrentie en preferenties

Voorwaarden om in aanmerking te komen

Artikel 200 Behoudens indien overeenkomstig artikel 202 een afwijking wordt toegestaan:

  • a) 
    staat de deelneming aan aanbestedingen en aan de gunning van het door het Fonds gefinancierde opdrachten op gelijke voorwaarden open:
  • i) 
    voor alle natuurlijke personen, vennootschappen of ondernemingen, overheidslichamen of lichamen met overheidsdeelneming van de LGO, van de ACS-Staten en van de Gemeenschap;

ii)voor cooeperaties en andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van vennootschappen zonder winstoogmerk van de Gemeenschap, van de LGO en/of van de ACS-Staten;

iii)voor elke joint-venture of combinaties van die ondernemingen of die vennootschappen van de LGO, van de ACS-Staten en/of van de Gemeenschap;

b)moeten de leveringen van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, uit de LGO en/of uit de ACS-Staten.

Deelneming onder gelijke voorwaarden

Artikel 201 De bevoegde autoriteiten van de LGO en de Commissie treffen de nodige maatregelen voor een zo ruim mogelijke deelneming, onder gelijke voorwaarden, aan de aanbestedingen voor werken, leveringen en diensten en met name, in voorkomend geval, maatregelen om:

  • a) 
    te bewerkstelligen dat de aanbestedingen door opneming in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, in de officiële bladen van de betrokken LGO en via elk ander passend informatiemiddel bekend worden gemaakt, vooralin de LGO en de ACS-Staten van het gebied;

b)discriminerende praktijken en technische specificaties die een ruime deelneming onder gelijke voorwaarden kunnen verhinderen, uit te sluiten;

c)samenwerking tussen vennootschappen en ondernemingen uit de Lid-Staten, uit de LGO en uit de ACS-Staten te bevorderen;

d)ervoor te zorgen dat alle selectiecriteria in het aanbestedingsdossier zijn vermeld; en

e)ervoor te zorgen dat de gekozen offerte aan de voorwaarden en de criteria van het aanbestedingsdossier beantwoordt.

Afwijking

Artikel 202 1. Ten einde de gunstigste kosten/doeltreffendheid-verhouding van het stelsel te waarborgen, kunnen de natuurlijke of rechtspersonen uit niet tot de ACS-Staten behorende ontwikkelingslanden worden gemachtigd aan door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten deel te nemen, mits dit geschiedt op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde autoriteiten van de betrokken LGO, die de gemachtigde voor elk geval de voor de Gemeenschap noodzakelijke gegevens verstrekken om over deze afwijkingen een besluit te kunnen nemen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan:

  • a) 
    de geografische ligging van het betrokken LGO;

b)het concurrentievermogen van de aannemers, leveranciers en adviseurs uit de Gemeenschap, uit de LGO en uit de ACS-Staten;

c)vermijding van een buitensporige stijging van de uitvoeringskosten van de opdrachten;

d)de vervoersproblemen en de vertragingen in verband met levertijden of soortgelijke problemen;

e)de geschiktste en het best aan de lokale omstandigheden aangepaste technologie.

  • 2. 
    Deelneming door derde landen aan door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten kan ook worden toegestaan:

a)wanneer de Gemeenschap deelneemt in de financiering van regionale of interregionale samenwerkingsacties die voor derde landen van belang zijn;

b)in geval van medefinanciering van projecten en actieprogramma's;

c)in geval van spoedhulp.

  • 3. 
    In uitzonderlijke gevallen en in overleg met de Commissie mogen studiebureaus of deskundigen die onderdaan van een derde land zijn, aan opdrachten inzake diensten deelnemen.

Concurrentie

Artikel 203 Behoudens andersluidende bepalingen in artikel 208, komen de uit de middelen van het Fonds gefinancierde opdrachten voor werken en leveringen tot stand na een openbare aanbesteding en die voor diensten na een niet-openbare aanbesteding.

Artikel 204 1. De bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, LGO kunnen overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en artikel 205 en met toestemming van de Commissie:

  • a) 
    opdrachten gunnen na niet-openbare aanbestedingen, in voorkomend geval na een procedure van voorafgaande selectie;

b)onderhandse opdrachten betreffende overeenkomsten sluiten;

c)opdrachten door overheids- of semi-overheidsdiensten van de LGO in eigen beheer laten uitvoeren.

  • 2. 
    Van niet-openbare aanbestedingen kan gebruik worden gemaakt:

a)indien het spoedeisende karakter van de situatie is vastgesteld of indien bepaalde bijzondere kenmerken van een opdracht dit rechtvaardigen;

b)voor projecten of programma's met een zeer specialistisch karakter;

c)voor zeer belangrijke opdrachten na voorafgaande selectie.

  • 3. 
    Onderhandse opdrachten kunnen worden gegund:

a)voor werkzaamheden van geringe betekenis, indien spoed vereist is of voor acties van technische samenwerking van korte duur;

b)voor spoedhulp;

c)voor acties die aan individuele deskundigen worden opgedragen;

d)voor aanvullende acties of voor acties die nodig zijn voor de voltooiing van reeds lopende acties;

e)indien de uitvoering van de opdrachten bij uitsluiting wordt gereserveerd voor houders van octrooien of licenties, voor wat het gebruik, de behandeling of de invoer van de betrokken artikelen betreft;

f)wanneer een aanbesteding geen gunstig resultaat heeft opgeleverd.

  • 4. 
    De volgende procedure is van toepassing voor niet-openbare aanbestedingen en voor onderhandse opdrachten:

a)Voor opdrachten voor werken en leveringen wordt met instemming van de gemachtigde, in voorkomend geval na een voorafgaande selectie door de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO, een beperkte lijst van eventuele inschrijvers opgesteld.

b)Voor opdrachten voor diensten wordt de beperkte lijst van gegadigden opgesteld door de bevoegde autoriteiten van de LGO in overleg met de Commissie en aan de hand van voorstellen van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO en de door de Commissie ingediende voorstellen.

c)Voor onderhandse opdrachten staat het de bevoegde autoriteiten van het LGO vrij met de inschrijvers op de door hen overeenkomstig de onder a) en b) vastgestelde lijst de huns inziens nuttige besprekingen te voeren en de opdracht aan de inschrijver van hun keuze te gunnen.

Opdrachten in eigen beheer

Artikel 205 1. De opdrachten worden in eigen beheer uitgevoerd door de overheidsagentschappen of -diensten dan wel met overheidsdeelneming van het, respectievelijk de, betrokken LGO wanneer het LGO in zijn diensten beschikt over gekwalificeerd personeel voor beheer voor de opdrachten uit hoofde van spoedhulp, de opdrachten voor diensten en elke andere actie waarvan de geraamde kosten minder dan 5 miljoen ecu bedragen.

  • 2. 
    De Gemeenschap draagt in de uitgaven van de betrokken diensten bij door het verschaffen van uitrusting en/of materieel die ontbreken en/of van middelen waarmee het nodige aanvullende personeel kan worden aangeworven, zoals deskundigen van het betrokken LGO, van een ander LGO of van een ACS-Staat. De deelneming van de Gemeenschap betreft slechts het ten laste nemen van aanvullende middelen en tijdelijke uitgaven voor uitvoering, die uitsluitend tot de behoeften voor de betrokken actie beperkt blijven.

Overeenkomsten inzake spoedhulp

Artikel 206 De wijze van uitvoering van opdrachten uit hoofde van spoedhulp moet zijn afgestemd op de urgentie van de situatie. Daartoe kunnen de bevoegde autoriteiten van het LGO voor alle operaties die betrekking hebben op de spoedhulp, met instemming van de gemachtigde toestemming geven tot:

  • a) 
    het sluiten van onderhandse opdrachten betreffende overeenkomsten;

b)de uitvoering van opdrachten in eigen beheer;

c)de uitvoering door bemiddeling van gespecialiseerde lichamen;

d)rechtstreekse uitvoering door de Commissie.

Versnelde procedure

Artikel 207 1. Om de snelle en doeltreffende uitvoering van projecten en programma's te waarborgen, wordt een versnelde procedure tot de uitnodiging voor inschrijving ingeleid, behalve indien de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO of de Commissie door middel van een voorstel dat ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO wordt voorgelegd, anders oordelen. In die versnelde procedure zijn de inschrijvingstermijnen korter en wordt de bekendmaking ervan beperkt tot het betrokken LGO en tot de naburige LGO en ACS-Staten, overeenkomstig de in het betrokken LGO vigerende wetgeving. Deze versnelde procedure wordt toegepast op:

  • a) 
    opdrachten voor werken waarvan de geraamde kosten minder dan 5 miljoen ecu bedragen;

b)spoedhulp, ongeacht het bedrag.

  • 2. 
    Bij wijze van afwijking mag de ordonnateur van het LGO met instemming van de gemachtigde tot een beperkt bedrag leveringen en/of diensten betrekken uit de betrokken LGO of uit de naburige LGO en ACS-Staten waar deze leveringen of diensten beschikbaar zijn.

Artikel 208 Om de procedure te versnellen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de LGO de Commissie verzoeken rechtstreeks of door bemiddeling van haar bevoegde agentschap in hun naam over de opdrachten voor diensten te onderhandelen, deze op te stellen en de desbetreffende overeenkomst te sluiten.

Preferenties

Artikel 209 Er worden passende maatregelen getroffen om een deelneming op een zo ruim mogelijke schaal van natuurlijke en van rechtspersonen van de LGO aan te moedigen voor de uitvoering van de door het Fonds gefinancierde opdrachten, ten einde aldus een optimale benutting van het materiële en menselijke potentieel van deze LGO mogelijk te maken. Daartoe:

  • a) 
    komen bij opdrachten voor werken waarmee minder dan 5 miljoen ecu is gemoeid, de inschrijvers uit de LGO bij vergelijking van inschrijvingen van hetzelfde economische en technische kwaliteitsniveau voor een preferentie van 10 % in aanmerking, mits ten minste een kwart van het kapitaal en van het leidinggevende personeel van oorsprong uit een of meer LGO is;

b)komen bij opdrachten voor leveringen, ongeacht het daarmee gemoeide bedrag, de inschrijvers uit de LGO die leveringen voorstellen waarvan de waarde volgens de overeenkomst voor ten minste 50 % van LGO-oorsprong is, bij vergelijking van inschrijvingen van hetzelfde economische en technische kwaliteitsniveau voor een preferentie van 15 % in aanmerking;

c)wordt bij opdrachten voor diensten bij de vergelijking van inschrijvingen van hetzelfde economische en technische kwaliteitsniveau voorkeur gegeven aan de deskundigen, instellingen, studiebureaus of adviesondernemingen uit de LGO, die de vereiste bekwaamheid bezitten;

d)geeft, indien wordt overwogen beroep te doen op onderaanneming, de gekozen inschrijver de voorkeur aan natuurlijke personen, vennootschappen en ondernemingen van de LGO, die in staat zijn de opdracht onder dezelfde voorwaarden uit te voeren;

e)kunnen de bevoegde autoriteiten van het LGO in hun uitnodiging tot inschrijving eventuele inschrijvers de bijstand voorstellen van vennootschappen, deskundigen of adviseurs uit de LGO, respectievelijk ACS-Staten, die in gezamenlijk overleg zijn gekozen. Deze samenwerking kan de vorm aannemen van een joint-venture of van onderaanneming of ook die van opleiding van het personeel tijdens het dienstverband.

Gunning van opdrachten

Artikel 210 1. De bevoegde autoriteiten van het LGO gunnen de opdracht:

  • a) 
    aan de inschrijver wiens offerte als beantwoordend aan het aanbestedingsdossier is bevonden;

b)in het geval van opdrachten voor werken of leveringen aan de inschrijver met de voordeligste offerte, zoals die beoordeeld is aan de hand van, met name, de volgende criteria:

  • i) 
    het bedrag van de offerte en de operationele en onderhoudskosten;

ii)de kwalificaties en de garanties die de inschrijver heeft te bieden, de technische kwaliteiten van de offerte alsmede het voorstel inzake een dienst voor nazorg in het LGO;

iii)de aard van de opdracht, de voorwaarden en termijnen van uitvoering en de aanpassing aan de lokale omstandigheden;

c)in het geval van opdrachten voor diensten, aan de inschrijver die de voordeligste offerte heeft ingediend, rekening houdend met, onder andere, het bedrag van de offerte, de technische kwaliteiten van de offerte, de organisatie en de methode die voor de verrichting van diensten worden voorgesteld alsmede de bekwaamheid, de onafhankelijkheid en de beschikbaarheid van het voorgestelde personeel.

  • 2. 
    Indien twee offertes op grond van bovengenoemde criteria gelijkwaardig worden bevonden, wordt de voorkeur gegeven:

a)aan de offerte van de inschrijver uit een LGO of een ACS-Staat, of,

b)indien een dergelijke inschrijving ontbreekt, aan de offerte die de optimale benutting van het materiële en menselijke potentieel van de LGO mogelijk maakt.

Algemene voorschriften

Artikel 211 De gunning van de door het Fonds gefinancierde opdrachten wordt beheerst door dit besluit en door de algemene voorschriften die op voorstel van de Commissie bij besluit van de Raad worden vastgesteld.

Algemene voorwaarden

Artikel 212 De uitvoering van door het Fonds gefinancierde opdrachten voor werken, leveringen en diensten wordt beheerst door:

  • a) 
    de algemene voorwaarden die gelden voor de door het Fonds gefinancierde opdrachten, welke voorwaarden op voorstel van de Commissie, bij besluit van de Raad, worden vastgsteld;

b)voor medegefinancierde projecten en programma's of in geval van een toegekende afwijking voor de uitvoering door derden of in geval van een versnelde procedure dan wel in andere geëigende gevallen, alle andere algemene voorwaarden die door de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en de Gemeenschap worden aanvaard, namelijk:

  • i) 
    de algemene voorwaarden krachtens de wetgeving van het betrokken LGO of de praktijken die in dit LGO op het gebied van internationale opdrachten zijn toegelaten;

ii)alle andere internationale algemene voorwaarden op het gebied van opdrachten.

Geschillenregeling

Artikel 213 Geschillen tussen de overheidsdiensten van een LGO en een aannemer, leverancier of dienstverrichter bij de uitvoering van een uit het Fonds gefinancierde opdracht worden geregeld:

a)in geval van een lokale opdracht, overeenkomstig de wetgeving van het betrokken LGO, en

b)in geval van een transnationale opdracht, door arbitrage overeenkomstig de procedure die op voorstel van de Commissie bij besluit van de Raad wordt vastgesteld.

Afdeling 6

Belasting- en douaneregeling

Artikel 214 De LGO passen op de door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder gunstig is dan die welke ten opzichte van de meest begunstigde Staat of op de internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onderhouden, wordt toegepast. Voor de bepaling van de regeling van toepassing op de meest begunstigde natie blijven de door de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO ten opzichte van andere ontwikkelingslanden toegepaste regelingen buiten beschouwing.

Artikel 215 Onverminderd artikel 214 geldt voor de door de Gemeenschap gefinancierde opdrachten de volgende regeling:

a)op de opdrachten worden geen in het begunstigde LGO bestaande of aldaar in te voeren zegel- en registratierechten noch fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden evenwel overeenkomstig de in het LGO geldende wetten geregistreerd en voor de registratie kan een retributie worden geheven die overeenkomt met de beloning voor de verrichte dienst;

b)de winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van het betrokken LGO, indien de natuurlijke of de rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in dit LGO over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden bestrijkt;

c)de ondernemingen die materiaal moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen, indien zij daarom verzoeken, voor de regeling voor tijdelijke invoer met vrijstelling in aanmerking zoals deze is geregeld bij de wetgeving voor genoemd materiaal in het begunstigde LGO;

d)professioneel materiaal dat nodig is voor de uitvoering van de in een opdracht voor diensten omschreven taken, wordt in het, respectievelijk de, begunstigde LGO overeenkomstig de wetgeving van het betrokken LGO ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten en andere heffingen van gelijke werking, voor zover deze belastingen, rechten en heffingen niet een beloning voor verrichte diensten vormen;

e)de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in het begunstigde LGO met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale rechten van gelijke werking toegelaten. De opdracht voor leveringen die van oorsprong zijn uit het betrokken LGO, wordt gesloten op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de fiscale rechten die in voorkomend geval op deze leveringen in het LGO van toepassing zijn;

f)de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bindmiddelen met koolwaterstof alsook in het algemeen van alle produkten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in het begunstigde LGO geldende wetgeving van toepassing;

g)invoer van persoonlijke bagage en voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uitvoering van de in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO met vrijdom van douanerechten of invoerrechten, belastingen en andere fiscale rechten van gelijke werking.

Artikel 216 1. Elke niet in de artikelen 214 en 215 genoemde aangelegenheid blijft onderworpen aan de wetgeving van het betrokken LGO.

  • 2. 
    Artikel 222 behelst de voor de gemachtigden van de Commissie en het gemachtigde personeel van de delegaties geldende belastingregeling.

Hoofdstuk 6

Met het beheer en de uitvoering belaste functionarissen

Afdeling 1

Hoofdordonnateur

Artikel 217 1. De Commissie wijst de hoofdordonnateur van het Fonds aan, die verantwoordelijk is voor het beheer van de middelen van het Fonds.

  • 2. 
    Uit dien hoofde vervult de hoofdordonnateur de volgende taken:

a)Hij gaat betalingsverplichtingen aan, verricht betaalbaarstellingen en verstrekt betalingsopdrachten; hij voert de boekhouding inzake de betalingsverplichtingen en -opdrachten.

b)Hij ziet erop toe dat de financieringsbesluiten in acht worden genomen.

c)Hij neemt in nauwe samenwerking met de ordonnateur van het LGO besluiten inzake de betalingsverplichtingen en treft de financiële maatregelen die voor de in economisch en technisch opzicht behoorlijke uitvoering van de goedgekeurde operaties noodzakelijk blijken.

d)Hij keurt het aanbestedingsdossier goed vóór bekendmaking van de uitnodiging tot inschrijving, onverminderd de bevoegdheden van de gemachtigde uit hoofde van artikel 223.

e)Hij ziet erop toe dat de aanbestedingen binnen een redelijke termijn overeenkomstig artikel 201 worden bekendgemaakt.

f)Hij hecht zijn goedkeuring aan het gunningsvoorstel, onverminderd de bevoegdheden van de gemachtigde uit hoofde van artikel 223.

  • 3. 
    Aan het eind van elk toepassingsjaar stelt de hoofdordonnateur een gedetailleerde balans van het Fonds op met opgave van het saldo van de door de Lid-Staten aan het Fonds overgemaakte bijdragen en de totale uitgaven voor elke financieringsrubriek, met inbegrip van de regionale samenwerking, de spoedhulp, Stabex en Sysmin.

Afdeling 2

Ordonnateur van het LGO

Artikel 218 1. De bevoegde autoriteiten van elk LGO wijzen een ordonnateur van het LGO aan die het LGO vertegenwoordigt bij alle operaties die ten laste van de middelen van het door de Commissie beheerde Fonds worden gefinancierd. De ordonnateur van het LGO wordt tevens op de hoogte gehouden van de operaties die ten laste van de door de Bank beheerde middelen worden gefinancierd.

  • 2. 
    De ordonnateur van het LGO kan een deel van zijn taken delegeren; hij stelt de hoofdordonnateur van die delegeringen in kennis.

Artikel 219 1. De ordonnateur van het LGO:

  • a) 
    is, in nauwe samenwerking met de gemachtigde van de Commissie, belast met de voorbereiding, de indiening en het onderzoek van de projecten en actieprogramma's;

b)neemt, in nauwe samenwerking met de gemachtigde, het initiatief tot aanbestedingen, neemt de inschrijvingen in ontvangst, neemt bij de opening daarvan het voorzitterschap waar, stelt de uitslag van die opening vast, ondertekent de aanbestedingscontracten en toegevoegde clausules en keurt de uitgaven goed;

c)legt vóór de bekendmaking van de uitnodiging tot inschrijving het aanbestedingsdossier aan de gemachtigde voor, die het binnen de in artikel 223 gestelde termijn goedkeurt;

d)voltooit het onderzoek van de offertes binnen de geldigheidstermijn van de offertes, rekening houdend met de voor de goedkeuring van het aanbestedingscontract vereiste termijn;

e)deelt de uitslag van de opening van de inschrijvingen te zamen met een gunningsvoorstel aan de gemachtigde mede, die binnen 30 dagen of binnen de in artikel 223 gestelde termijn zijn goedkeuring verleent;

f)zorgt voor de betaalbaarstellingen en verstrekt de betalingsopdrachten binnen de grenzen van de hem toegekende middelen;

g)neemt tijdens de uitvoeringsoperaties alle vereiste aanpassingsmaatregelen voor een in economisch en technisch opzicht behoorlijke uitvoering van de goedgekeurde projecten en programma's.

  • 2. 
    Tijdens de uitvoeringsoperaties besluit de ordonnateur van het LGO, mits met kennisgeving aan de gemachtigde van de Commissie, over:

a)detailaanpassingen en technische wijzigingen, voor zover deze geen afbreuk doen aan de gekozen technische oplossingen en voor zover zij onder het plafond van de voorziening voor aanpassingen blijven;

b)bestekwijzigingen tijdens de uitvoering;

c)overschrijvingen van het ene naar het andere artikel binnen de bestekken;

d)verandering van de plaats van uitvoering van meervoudige projecten of programma's om technisch, economisch of sociaal gerechtvaardigde redenen;

e)toepassing of kwijtschelding van boeten wegens tijdslimietoverschrijding;

f)vrijgeving van borgtochten;

g)aankopen op de lokale markt, zonder daarbij de oorsprong in aanmerking te nemen;

h)gebruik van bouwmateriaal en -werktuigen die niet van oorsprong uit de Lid-Staten, de LGO of de ACS-Staten zijn en waarvoor in de Lid-Staten, de LGO en de ACS-Staten geen vergelijkbare produktie bestaat;

i)onderaannemingen;

j)definitieve opleveringen, mits de gemachtigde bij de voorlopige oplevering aanwezig is, de desbetreffende processen-verbaal voor gezien tekent en in voorkomend geval tevens de definitieve oplevering bijwoont met name wanneer bij de voorlopige oplevering zodanige aanmerkingen zijn gemaakt dat aanzienlijke correctiewerken nodig zijn;

k)aanwerving van consulenten en andere deskundigen voor technische bijstand.

Artikel 220 Elk door de ordonnateur van het LGO overeenkomstig dit besluit aan de Commissie of aan haar gemachtigde voor akkoord of ter goedkeuring voorgelegde document of voorstel wordt binnen de in dit besluit gestelde termijn of, bij gebreke daarvan, binnen 30 dagen goedgekeurd of geacht te zijn goedgekeurd.

Artikel 221 Aan het eind van elk toepassingsjaar stelt de ordonnateur van het LGO een verslag op over de acties die in het kader van het indicatieve programma en van de regionale programma's in het betrokken LGO zijn uitgevoerd. Dit verslag bevat onder andere:

a)het in artikel 190 bedoelde verslag over de betalingsverplichtingen, de uitgaven en het tijdschema voor de uitvoering van het indicatieve programma, alsmede een voortgangsverslag over de projecten en programma's;

b)de betalingsverplichtingen, de uitgaven, het uitvoeringsschema en de stand met betrekking tot de in dat LGO uitgevoerde regionale projecten en programma's;

c)in overleg met de gemachtigde van de Commissie, het in artikel 196 bedoelde verslag over de meerjarenprogramma's;

d)een evaluatie van de in het LGO uitgevoerde acties in het kader van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met inbegrip van de regionale programma's.

Uiterlijk 90 dagen na afloop van het behandelde jaar wordt een exemplaar van het verslag aan de gemachtigde toegezonden.

Afdeling 3

Gemachtigde

Artikel 222 1. De Commissie wordt in de LGO of in elke regionale groep die daarom uitdrukkelijk verzoekt, door een gemachtigde vertegenwoordigd.

  • 2. 
    Wanneer het gaat om een LGO dat is gelegen in een gebied waar de Commissie geen gemachtigde heeft aangesteld, treden de autoriteiten van de Staat waaronder dit LGO ressorteert, als tussenschakel op tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van dit LGO.
  • 3. 
    De gemachtigde van de Commissie en het gemachtigde personeel van de delegaties met uitzondering van het lokaal aangeworven personeel, worden in het LGO waar zij zijn gevestigd, van elke belastingheffing vrijgesteld.

Het in dit lid bedoelde personeel komt eveneens in aanmerking voor het bepaalde in artikel 215, onder g).

Artikel 223 De gemachtigde ontvangt de nodige instructies en bevoegdheden voor een vlot verloop van de voorbereiding, het onderzoek en de uitvoering van de projecten en programma's en krijgt daarbij de nodige steun. Met het oog daarop heeft de gemachtigde, in nauwe samenwerking met de ordonnateur van het LGO, de volgende taken:

a)Hij neemt op verzoek van de bevoegde instanties van het betrokken LGO deel aan en verleent bijstand bij de voorbereiding van de projecten en programma's en bij de onderhandelingen over contracten inzake technische bijstand.

b)Hij neemt deel aan het onderzoek van de projecten en programma's, aan de voorbereiding van de aanbestedingsdossiers en aan het zoeken naar middelen om het onderzoek van projecten, programma's en uitvoeringsprocedures te vereenvoudigen.

c)Hij bereidt de financieringsvoorstellen voor.

d)Hij keurt, in geval van versnelde procedures, onderhandse opdrachten en opdrachten voor spoedhulp, en alvorens de ordonnateur van het LGO de uitnodiging tot inschrijving bekendmaakt, het aanbestedingsdossier goed binnen 30 dagen na de toezending ervan door de ordonnateur van het LGO.

e)Hij zendt in alle, niet onder d) genoemde gevallen het aanbestedingsdossier ter goedkeuring aan de hoofdordonnateur toe, binnen 30 dagen nadat het door de ordonnateur van het LGO aan de gemachtigde is toegezonden.

f)Hij woont de opening van de inschrijvingen bij en ontvangt van die inschrijvingen en van de uitslag van het desbetreffende onderzoek een afschrift.

g)Hij keurt binnen 30 dagen het door de ordonnateur van het LGO voorgelegde gunningsvoorstel goed voor alle:

  • i) 
    onderhandse opdrachten;

ii)opdrachten voor diensten;

iii)opdrachten inzake spoedhulp;

iv)opdrachten na de versnelde procedure, opdrachten voor werken met een waarde van minder dan 5 miljoen ecu en opdrachten voor leveringen met een waarde van minder dan 1 miljoen ecu.

h)Hij keurt binnen 30 dagen de hem door de ordonnateur van het LGO voorgelegde doch niet onder g) bedoelde gunningsvoorstellen goed, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: de gekozen offerte is de laagste van die welke aan de voorwaarden van het aanbestedingsdossier beantwoorden, voldoet aan de daarin vastgestelde selectiecriteria en overschrijdt niet het voor de opdracht uitgetrokken krediet.

i)Hij legt het gunningsvoorstel aan de hoofdordonnateur ter goedkeuring voor wanneer niet is voldaan aan de onder h) genoemde voorwaarden. De hoofd ordonnateur neemt een besluit binnen 60 dagen nadat de gemachtigde van de Commissie het voorstel heeft ontvangen. Wanneer het bedrag van de gekozen offerte het voor de opdracht uitgetrokken krediet overschrijdt, neemt de hoofdordonnateur, na goedkeuring van de opdracht, de besluiten voor de nodige betalingsverplichtingen.

j)Hij keurt bij uitvoering in eigen beheer de opdrachten, de bestekken, de daaraan toegevoegde clausules alsmede de door de ordonnateur van het LGO toegestane betalingsopdrachten goed.

k)Hij vergewist zich ervan dat de projecten en actieprogramma's die uit de middelen van het door de Commissie beheerde Fonds worden gefinancierd, in financieel en technisch opzicht behoorlijk worden uitgevoerd.

l)Hij gaat in samenwerking met de lokale autoriteiten van het LGO waar hij de Commissie vertegenwoordigt, regelmatig tot beoordeling van de acties over.

m)Hij onderhoudt voortdurend nauw contact met de ordonnateur van het LGO met het oog op het analyseren en oplossen van de specifieke problemen die zich bij de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering voordoen.

n)Hij gaat op gezette tijden na of de acties overeenkomstig het in het financieringsbesluit opgenomen geraamde tijdschema verlopen.

o)Hij stelt de bevoegde autoriteiten van het LGO in kennis van elk dienstig gegeven of document betreffende de procedures voor de uitvoering van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, in het bijzonder ten aanzien van de criteria voor het onderzoek en de offertebeoordeling.

p)Hij brengt op gezette tijden de lokale autoriteiten op de hoogte van de activiteiten van de Gemeenschap die voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en de LGO rechtstreeks van belang kunnen zijn.

Artikel 224 Aan het eind van elk toepassingsjaar stelt de gemachtigde een verslag op over de uitvoering van het indicatieve programma en de regionale programma's, met name wat de door de Commissie beheerde operaties van het Fonds betreft. Dit verslag omvat onder andere:

a)het bedrag van het indicatieve programma, de betalingsverplichtingen, de uitgaven en het tijdschema voor de uitvoering van het indicatieve programma en van de regionale programma's;

b)een voortgangsverslag betreffende de projecten en programma's;

c)een beoordeling van de operaties van het Fonds in het LGO en van de regionale programma's.

Een afschrift van het verslag wordt tegelijkertijd aan de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO en aan de Gemeenschap toegezonden.

Afdeling 4

Betalingen - Betalingsgemachtigden

Artikel 225 1. Voor het verrichten van betalingen in de lokale valuta van de LGO worden in elk LGO op naam van de Commissie in de valuta van een van de Lid-Staten of in ecu uitgedrukte rekeningen geopend bij een gezamenlijk door de bevoegde autoriteiten van het LGO en de Commissie gekozen nationale financiële overheids- of semi-overheidsinstelling, die de functie van nationale betalingsgemachtigde uitoefent.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde rekeningen worden, op basis van een raming van de toekomstige liquiditeitsbehoeften en voldoende tijdig om verplichting tot voorfinanciering door de LGO en vertragingen bij de betalingen te voorkomen, door de Gemeenschap, in de valuta van een van de Lid-Staten of in ecu, van middelen voorzien.
  • 3. 
    De betalingsgemachtigde ontvangt geen vergoeding voor de door hem verleende diensten en over de deposito's wordt geen rente uitgekeerd.
  • 4. 
    Voor het verrichten van betalingen in ecu worden op naam van de Commissie bij financiële instellingen in de Lid-Staten in ecu uitgedrukte rekeningen geopend. Deze instellingen oefenen de functie van betalingsgemachtigde in Europa uit. Ten laste van deze rekeningen kunnen overeenkomstig de instructies van de Commissie of van de namens haar optredende gemachtigde, in opdracht van de ordonnateur van het LGO of van de hoofdordonnateur met voorafgaande goedkeuring van de ordonnateur van het LGO, betalingen worden verricht.
  • 5. 
    Binnen de grenzen van de op de rekeningen beschikbare middelen verrichten de betalingsgemachtigden de betalingen waarvoor door de ordonnateur van het LGO of, in voorkomend geval, de hoofdordonnateur een opdracht is verstrekt na de juistheid en de regelmatigheid van de ingediende bewijsstukken alsmede de geldigheid van de betalingskwijting te hebben nagegaan.
  • 6. 
    De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven moeten binnen een termijn van ten hoogste 90 dagen na de vervaldag worden afgewikkeld. Uiterlijk 45 dagen vóór de vervaldag geeft de ordonnateur van het LGO opdracht tot betaling en stelt hij de gemachtigde daarvan in kennis.
  • 7. 
    Claims inzake betalingsachterstand komen ten laste van de eigen middelen van de bevoegde autoriteiten van het, respectievelijk de, betrokken LGO en van de Commissie, elk voor het deel van de achterstand waarvoor zij overeenkomstig lid 6 verantwoordelijk zijn.
  • 8. 
    De betalingsgemachtigden, de ordonnateur van het LGO, de gemachtigde en de verantwoordelijke diensten van de Commissie blijven financieel aansprakelijk totdat de operaties met de uitvoering waarvan zij zijn belast, definitief door de Commissie zijn goedgekeurd. Afdeling 5

Het volgen en beoordelen

Artikel 226 Het volgen en beoordelen hebben ten doel de ontwikkelingsoperaties (voorbereiding en uitvoering) op onafhankelijke wijze te evalueren ten einde de doeltreffendheid van lopende en toekomstige ontwikkelingsoperaties te verbeteren. Deze werkzaamheden worden door de LGO en de Gemeenschap gezamenlijk verricht.

Artikel 227 1. Deze werkzaamheden omvatten met name:

  • a) 
    het gezamenlijk, regelmatig en onafhankelijk volgen en beoordelen van de uit het Fonds bekostigde operaties;

b)het organiseren van het gezamenlijk volgen en beoordelen van de lopende en voltooide operaties en het vergelijken van de bereikte resultaten met de doelstellingen. Het beheer, de werking en de continuïteit van de operaties behoren systematisch opnieuw te worden bezien;

c)het in kennis stellen van de Raad van de uitkomsten van de beoordeling en het benutten van deze ervaring bij het ontwerpen en uitvoeren van toekomstige operaties;

d)het erop toezien dat de bevoegde autoriteiten van de LGO op alle verslagen in verband met het volgen en beoordelen commentaar geven en in alle gevallen waarborgen dat de deskundigen van de LGO steeds rechtstreeks aan het volgen en beoordelen en aan het opstellen van de verslagen deelnemen;

e)het erop toezien dat de LGO en de Gemeenschap de beoordelingswerkzaamheden regelmatig programmeren;

f)het maken per sector, instrument, thema, LGO en regio van een samenvatting van de uitkomsten van het volgen en beoordelen. Daartoe:

  • i) 
    worden de verslagen met de uitkomsten van het volgen en beoordelen op gezette tijden voorbereid en bekendgemaakt;

ii)wordt een jaarverslag voorbereid met de resultaten van de uitvoering van de operaties;

g)het waarborgen dat de uitkomsten van het volgen en beoordelen daadwerkelijk weer bij het ontwikkelingsbeleid en de uitvoering daarvan worden benut, door daartoe doeltreffende mechanismen in het leven te roepen, door studiebijeenkomsten en workshops te organiseren, beknopte informatie over de belangrijkste ervaringen, conclusies en aanbevelingen te publiceren en te verbreiden, door het personeel dat belast is met de operaties en het uitstippelen daarvan, bij een proces van besprekingen en van het volgen te betrekken, door deze ervaring voor het ontwerpen en het uitvoeren van toekomstige operaties te benutten en door te helpen deze te heroriënteren;

h)het bekendheid geven aan de bevindingen die het ontwerpen en uitvoeren van toekomstige operaties kunnen helpen verbeteren;

i)het samen met de lokale en internationale organisaties voor ontwikkelingssamenwerking vergaren en benutten van de beschikbare relevante informatie.

  • 2. 
    De werkzaamheden hebben met name betrekking op:

a)de ontwikkelingssectoren;

b)de ontwikkelingsinstrumenten en -thema's;

c)de herzieningen op lokaal en op regionaal niveau;

d)de individuele ontwikkelingsoperaties.

Artikel 228 Ten einde zich ervan te vergewissen dat de uitwisseling van informatie voor de doelstellingen van het besluit praktisch nut oplevert en wordt verbeterd:

a)onderhoudt de Commissie nauwe betrekkingen met de met het volgen en beoordelen in de LGO en in de Gemeenschap belaste eenheden, alsook met de ordonnateurs van de LGO, met haar eigen delegaties en met de andere betrokken diensten van het lokale overheidsapparaat alsmede met die van regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken;

b)helpt de Commissie de LGO hun mogelijkheden op het gebied van het volgen en beoordelen te benutten of te vergroten door adviezen of cursussen over technieken voor het volgen en beoordelen te geven.

TITEL IV

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE MINST ONTWIKKELDE LGO

Artikel 229 Er wordt bijzondere aandacht aan de minst ontwikkelde LGO geschonken al naar gelang van de specifieke behoeften en problemen van deze LGO, zodat zij ten volle profijt kunnen trekken van de door het besluit geboden mogelijkheden en ten einde deze LGO te helpen om voor hun ernstige economische en sociale moeilijkheden, die hun ontwikkeling belemmeren, oplossingen te vinden.

Onafhankelijk van de in de verschillende hoofdstukken van het besluit voorziene maatregelen wordt ten aanzien van de minst ontwikkelde LGO bijzondere aandacht geschonken aan:

  • de versterking van de regionale samenwerking;

-de vervoers- en communicatie-infrastructuren;

-de doelmatige exploitatie van de mariene rijkdommen en afzet van deze produkten;

-de uitvoering van voedselstrategieën en van geïntegreerde ontwikkelingsprogramma's.

Artikel 230 1. In de zin van dit besluit worden als minst ontwikkelde LGO beschouwd:

  • Anguilla;
  • Mayotte;
  • Montserrat;
  • St.-Helena;
  • Turks- en Caicoseilanden;
  • Wallis en Futuna.
  • 2. 
    De lijst van de in lid 1 genoemde minst ontwikkelde LGO kan bij besluit van de Raad, op voorstel van de Commissie, worden gewijzigd, indien de economische situatie van een LGO een belangrijke en blijvende wijziging ondergaat, waardoor indeling van dit LGO bij de groep van minst ontwikkelde LGO noodzakelijk wordt of, daarentegen, indeling bij deze groep niet langer gewettigd is.

Artikel 231 De overeenkomstig artikel 229 vastgestelde bepalingen voor de minst ontwikkelde LGO zijn in de volgende artikelen vervat:

  • 1. 
    Doelstellingen

Artikel 5.

2.Landbouwsamenwerking, zekerstelling van de voedselvoorziening en plattelandsontwikkeling

Artikel 28.

3.Ontwikkeling van de visserij

Artikel 32.

4.Industriële samenwerking

Artikel 49.

5.Ontwikkeling van het dienstenverkeer

Artikel 68.

6.Ontwikkeling van het handelsverkeer

Artikel 85, lid 5.

7.V

Artikel 138, lid 1.

9.Financiering van weerkerende kosten

Artikel 150, lid 2.

10.Verdeling van de financiële middelen

Artikel 160.

11.Microprojecten

Artikel 162, lid 4.

12.Programmering

Artikel 187, lid 2.

13.Onderzoek van de projecten

Artikel 193, lid 3.

14.Bijlage van specifieke maatregelen

Artikel 30, leden 3 en 5.

VIERDE DEEL

DE VOOR VESTIGING EN DIENSTVERLENING GELDENDE REGELING

Artikel 232 Wat de regeling voor vestiging en dienstverlening betreft, discrimineren de bevoegde autoriteiten van de LGO de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit de Lid-Staten niet:

  • a) 
    De bevoegde autoriteiten van een LGO kunnen evenwel, ten behoeve van hun inwoners en de lokale activiteiten, van de gewoonlijk voor de onderdanen, vennootschappen en ondernemingen uit alle Lid-Staten geldende bepalingen afwijkende regelingen vaststellen, voor zover zulke afwijkingen tot gevoelige sectoren van de economie van het betrokken LGO worden beperkt en aansluiten bij het doel de lokale werkgelegenheid te bevorderen of te steunen.

Deze afwijkingen kunnen, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO, door de Commissie worden toegestaan na overleg in het kader van de in de artikelen 234 tot en met 236 bedoelde partnerschapsprocedure.

Dit verzoek moet met redenen omkleed zijn, waarbij met name de betrokken sectoren alsmede de duur en de overige overwogen bijzonderheden worden vermeld. Het wordt ter kennis gebracht van de Commissie, die de Lid-Staten ervan in kennis stelt en binnen een termijn van drie maanden een besluit neemt. Heeft de Commissie zich binnen deze termijn niet uitgesproken, dan wordt de afwijking geacht te zijn goedgekeurd.

b)Indien een Lid-Staat evenwel voor een bepaalde activiteit, karchtens het Gemeenschapsrecht of, bij ontstentenis daarvan, het nationale recht, geen niet-discriminerende behandeling dient te verlenen aan inwoners van een LGO, die onderdanen zijn van een Lid-Staat of een rechtspositie van een LGO hebben, alsmede aan de in een LGO gevestigde vennootschappen of ondernemingen, zoals omschreven in artikel 233, zijn de autoriteiten van dat LGO niet gehouden een dergelijke behandeling toe te kennen.

Artikel 233 Onder "vennootschappen of ondernemingen" in de zin van dit besluit worden verstaan vennootschappen of ondernemingen naar burgerlijk of handelsrecht, met inbegrip van de publieke of andere vennootschappen, cooeperaties en de overige rechtspersonen of verenigingen naar publiek- of privaatrecht, met uitzondering van de vennootschappen zonder winstoogmerk.

Vennootschappen of ondernemingen van de Lid-Staten zijn die welke in overeenstemming met de wetgeving van een Lid-Staat zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in een Lid-Staat hebben; ingeval zij in een Lid-Staat slechts hun statutaire zetel hebben, dient hun activiteit een daadwerkelijke en voortdurende band met de economie van deze Lid-Staat te vertonen.

Vennootschappen of ondernemingen van het Koninkrijk Denemarken, de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden of het Verenigd Koninkrijk, die in een LGO zijn gevestigd, zijn die welke, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de Franse, de Deense, de Nederlandse of de Britse wetgeving zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in dat LGO hebben. Indien zij in dat LGO slechts hun statutaire zetel hebben, dient hun activiteit echter een daadwerkelijke en voortdurende band met de economie van dat LGO te vertonen.

Vennootschappen of ondernemingen die onder de eigen wetgeving van het LGO vallen en die aldaar zijn gevestigd, zijn die welke in overeenstemming met de wetgeving van een bepaald LGO zijn opgericht en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in dat LGO hebben. Indien zij in dat LGO slechts hun statutaire zetel hebben, dient hun activiteit echter een daadwerkelijke en voortdurende band met de economie van dat LGO te vertonen.

VIJFDE DEEL

HET PARTNERSCHAP COMMISSIE/LID-STAAT/LGO

Artikel 234 De communautaire actie steunt voor zover mogelijk op nauw overleg tussen de Commissie, de Lid-Staat waaronder een LGO ressorteert en de bevoegde lokale autoriteiten van het LGO.

Dit overleg wordt hierna "partnerschap" genoemd.

Artikel 235 1. Het partnerschap bestrijkt de programmering, de voorbereiding, de financiering, het volgen en het beoordelen van de door de Gemeenschap in het kader van het onderhavige besluit gevoerde acties en voorts elk vraagstuk dat zich in de betrekkingen tussen de LGO en de Gemeenschap voordoet.

  • 2. 
    Hiertoe kunnen in het kader van de associatie van de LGO werkgroepen van raadgevende aard in het leven worden geroepen die uit de drie in artikel 234 genoemde partners worden samengesteld en die, met name op verzoek van de betrokken LGO, hetzij per geografisch gebied van de LGO, hetzij per groep van LGO die onder eenzelfde Lid-Staat ressorteren, werkzaam zijn. Deze werkgroepen worden gevormd:
  • hetzij op ad hoc-basis om specifieke problemen te behandelen;

-hetzij op permanente basis voor de in het kader van het associatiebesluit nog resterende periode; in dat geval komen zij op zijn minst eenmaal per jaar bijeen om van de uitvoering van het onderhavige besluit de balans op te maken of om de overige in lid 1 genoemde vraagstukken te behandelen.

  • 3. 
    Het voorzitterschap van de werkgroepen wordt door de Commissie waargenomen. Een vertegenwoordiger van de Bank neemt aan de vergaderingen ervan deel, wanneer er het werkterrein van de Bank betreffende vraagstukken op de agenda staan.

De bevoegde autoriteiten van de LGO nemen de financiering van de algemene kosten van de vergaderingen van de werkgroepen en van de deelneming van de LGO-vertegenwoordigers voor hun rekening.

Artikel 236 1. De door een werkgroep gedane aanbevelingen worden door de Commissie aan de overige LGO medegedeeld.

  • 2. 
    Door de Commissie wordt terdege met de adviezen van de werkgroepen rekening gehouden, met name gezien haar bevoegdheden bij het beheer van het Fonds. Voorts vormen de adviezen in voorkomend geval het voorwerp van voorstellen van de Commissie aan de Raad ter uitvoering, op basis van artikel 136 van het Verdrag, van nieuwe toepassingselementen van de associatie van de LGO met de Gemeenschap, met name wat de uitwerking van de voltooiing van de interne markt op de LGO aangaat.

ZESDE DEEL

SLOTBEPALINGEN

Artikel 237 Het onderhavige besluit is, onverminderd de daarin opgenomen bijzondere bepalingen inzake de betrekkingen tussen de LGO en de Franse overzeese departementen, van toepassing op de gebieden waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is en onder de voorwaarden omschreven in dit Verdrag, enerzijds, en op de gebieden van de LGO, anderzijds.

Artikel 238 1. De LGO waarop dit besluit van toepassing is, zijn in bijlage I vermeld.

  • 2. 
    Op voorstel van de Commissie kan de Raad met eenparigheid van stemmen bijlage I wijzigen dan wel aanvullen.

Artikel 239 Bij het onafhankelijk worden van een LGO:

  • a) 
    kan de bij dit besluit vastgestelde regeling voorlopig onder de door de Raad vastgestelde voorwaarden van toepassing blijven;

b)stelt de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie de nodige aanpassingen van dit besluit vast, inzonderheid de aanpassing van de in artikel 154 vermelde bedragen.

Artikel 240 1. Dit besluit geldt voor een op 1 maart 1990 ingaande periode van tien jaar.

  • 2. 
    Uiterlijk op 31 december 1993 onderzoekt de Raad, na een verslag van de Commissie, de tenuitvoerlegging van de mechanismen van de handelsregeling, waardoor deze mechanismen kunnen worden herzien indien uit dit onderzoek blijkt dat zij niet hebben beantwoord aan hun doelstelling van economische en sociale ontwikkeling van de LGO, met name in het licht van de ontwikkeling van de investeringen, of indien zij tot verlegging van het handelsverkeer hebben geleid.
  • 3. 
    Vóór het verstrijken van de eerste periode van vijf jaar stelt de Raad met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, naast de in artikel 154, lid 1, bedoelde financiële steun, het volgende vast:

a)in voorkomend geval, de eventueel op de bepalingen aan te brengen wijzigingen waarvan de bevoegde autoriteiten van de LGO uiterlijk tien maanden vóór het verstrijken van de periode van vijf jaar de Commissie kennis hebben gegeven;

b)in voorkomend geval, de eventueel door de Commissie op grond van haar eigen ervaring of in verband met wijzigingen waarover tussen de Gemeenschap en de ACS-Staten wordt onderhandeld, voorgestelde wijzigingen;

c)eventueel de noodzakelijke overgangsmaatregelen in verband met de in het kader van de punten a) en b) gewijzigde bepalingen tot de inwerkingtreding daarvan.

  • 4. 
    Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van dit besluit stelt de Raad, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, de bepalingen vast waarin met het oog op de verdere toepassing van de in de artikelen 131 tot en met 135 van het Verdrag vervatte beginselen moet worden voorzien.

Eventueel stelt hij de overgangsmaatregelen vast die nodig zijn tot de inwerkingtreding van een nieuw besluit.

Artikel 241 Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, met uitzondering van de financiële verbintenissen waardoor het derde deel, titels II en III, ten uitvoer wordt gelegd.

Deze verbintenissen zijn van toepassing zodra het Intern Akkoord is bekrachtigd.

Artikel 242 Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 25 juli 1991.

Voor de Raad,

De voorzitter

  • P. 
    DANKERT
  • (1) 
    PB nr. C 95 van 11. 4. 1991, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. C 183 van 15. 7. 1991.(1) PB nr. L 63 van 5. 3. 1986, blz. 95.
  • (2) 
    PB nr. L 365 van 28. 12. 1990, blz. 79.
  • (3) 
    PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9.
  • (4) 
    PB nr. L 399 van 30. 12. 1989, blz. 39.(1) PB nr. L 323 van 29. 11. 1980, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 138 van 31. 5. 1990, blz. 9.
  • (3) 
    PB nr. L 84 van 30. 3. 1990, blz. 85.(4) PB nr. L 29 van 1. 2. 1985, blz. 1.

BIJLAGE I

Lijst van de in artikel 1 bedoelde landen en gebieden (Onverminderd het statuut van deze LGO of de verdere ontwikkeling die dat statuut mocht kennen)

  • 1. 
    Land met bijzondere banden met het Koninkrijk Denemarken: Groenland.

2.Overzeese gebieden van de Franse Republiek:

  • Nieuw-Caledonië met onderhorigheden,

-Frans-Polynesië,

-Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden,

-Wallis en Futuna.

3.Territoriale gemeenschappen van de Franse Republiek:

-Mayotte,

-Saint-Pierre en Miquelon.

4.Niet-Europese landen van het Koninkrijk der Nederlanden:

-Aruba,

-Nederlandse Antillen:

  • Bonaire,

-Curaçao,

-Saba,

-Sint-Eustatius,

-Sint-Maarten.

5.Landen en gebieden overzee die tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behoren:

-Anguilla,

-Caymaneilanden,

-Falklandeilanden,

-Zuid-Georgië en Zuidelijke Sandwicheilanden,

-Montserrat,

-Pitcairneilanden,

-St.-Helena met onderhorigheden,

-Brits Territorium in de Indische Oceaan,

-Turks- en Caicoseilanden,

-Britse Maagdeneilanden.

BIJLAGE II

betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking TITEL I

DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUKTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 1

Oorsprongscriteria

Voor de toepassing van de bepalingen van het besluit betreffende de commerciële samenwerking wordt een produkt als "produkt van oorsprong" uit de landen en gebieden overzee, hierna de "LGO" genoemd, uit de Gemeenschap of uit de ACS-Staten beschouwd, indien het aldaar of wel geheel en al is verkregen, of wel toereikend is be- of verwerkt. Artikel 2

Geheel en al verkregen produkten

  • 1. 
    Als "geheel en al verkregen" in de LGO of in de Gemeenschap of in de ACS-Staten worden beschouwd:
  • a) 
    uit hun bodem of hun zeebodem gewonnen minerale produkten;

b)aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;

c)aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

d)produkten afkomstig van levende dieren die aldaar worden opgefokt;

e)produkten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f)produkten van de zeevisserij en andere door hun schepen uit de zee gewonnen produkten;

g)produkten, uitsluitend van de onder f) bedoelde produkten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

h)aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts kunnen dienen voor het terugwinnen van grondstoffen;

i)afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

j)goederen die aldaar zijn vervaardigd van geen andere dan de onder a) tot en met i) bedoelde produkten.

  • 2. 
    De uitdrukking "hun schepen" in lid 1, onder f), heeft slechts betrekking op schepen:
  • die zijn ingeschreven of geregistreerd in een Lid-Staat, een ACS-Staat of een LGO;

-die onder de vlag varen van een Lid-Staat, een ACS-Staat of een LGO;

-die voor de helft het eigendom zijn van onderdanen van de Lid-Staten of van een LGO of van een vennootschap waarvan het hoofdkantoor in een van die Staten is gevestigd, waarvan de zaakvoerder of zaakvoerders dan wel bestuurder of bestuurders, de voorzitter van de raad van bestuur of van de raad van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van de Lid-Staten, de ACS-Staten of van een LGO en waarvan bovendien, voor zover het personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid betreft, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan Lid-Staten, ACS-Staten of aan publiekrechtelijke lichamen of aan onderdanen van genoemde Staten of van een LGO;

-waarvan de bemanning, met inbegrip van de officieren, voor ten minste 50 % bestaat uit onderdanen van de Lid-Staten, van de ACS-Staten of van een LGO.

  • 3. 
    Wanneer een LGO de Gemeenschap de gelegenheid biedt om te onderhandelen over een visserijovereenkomst en de Gemeenschap dit aanbod niet aanvaardt, kan het LGO, niettegenstaande het bepaalde in lid 2, voor visserijactiviteiten in zijn exclusieve economische zone schepen van derde landen charteren of leasen en verzoeken deze schepen als "zijn schepen" overeenkomstig dit artikel te behandelen.

De Gemeenschap erkent de door een LGO gecharterde of geleaste schepen als "zijn schepen", mits

-de Gemeenschap geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om met het betrokken LGO over een visserijovereenkomst te onderhandelen;

-de bemanning, met inbegrip van de officieren, voor ten minste 50 % bestaat uit onderdanen van de Lid-Staten, van de ACS-Staten of van een LGO;

-het charter- of leasecontract door de Commissie is aanvaard als waarborg voor voldoende ontwikkelingsmogelijkheden van de capaciteit van het LGO om voor eigen rekening te vissen, waarbij de verantwoordelijkheid door het nautische en commerciële beheer van het ter beschikking gestelde schip voor langere tijd aan het LGO wordt overgedragen.

  • 4. 
    De termen "ACS-Staten", "Gemeenschap" en "LGO" omvatten eveneens de territoriale wateren.

Schepen waarmee in zee wordt gevist, met inbegrip van fabrieksschepen aan boord waarvan de eigen vangst wordt verwerkt of bewerkt, worden geacht deel uit te maken van het grondgebied van de ACS-Staat of ACS-Staten, de Gemeenschap of de LGO waartoe zij behoren, mits zij aan de in lid 2 genoemde voorwaarden voldoen. Artikel 3

Toereikende bewerking of verwerking

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 1 worden niet van oorsprong zijnde materialen geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer het verkregen produkt onder een andere post wordt ingedeeld dan die waaronder alle niet van oorsprong zijnde materialen vallen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, onder voorbehoud van de leden 2 en 3.

De in deze bijlage gebruikte uitdrukkingen "hoofdstukken" en "posten" hebben betrekking op de hoofdstukken en de codes (viercijfercodes) die worden gebruikt in de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, hierna "geharmoniseerd systeem" of "GS" te noemen, vormt.

De uitdrukking "indeling" verwijst naar de indeling van een produkt of materiaal onder een bepaalde post.

  • 2. 
    Wanneer een produkt is vermeld in de kolommen 1 en 2 van de lijst in bijlage 2, moet aan de in kolom 3 voor het betrokken produkt gestelde voorwaarden zijn voldaan in plaats van het gestelde in lid 1:
  • a) 
    Wanneer in de lijst van bijlage 2 een percentageregel wordt toegepast voor de bepaling van het oorsprongskarakter van een in een LGO verkregen produkt, moet de door de be- of verwerkingen toegevoegde waarde overeenstemmen met de prijs af fabriek van het verkregen produkt, onder aftrek van de douanewaarde van de in de Gemeenschap, de ACS-Staten of de LGO ingevoerde produkten van derde landen.

b)De term "waarde" in de lijst in bijlage 2 heeft betrekking op de douanewaarde op het ogenblik van de invoer van de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken grondgebied is betaald.

Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is deze bepaling mutatis mutandis van toepassing.

c)De term "prijs af fabriek" in de lijst in bijlage 2 heeft betrekking op de prijs die is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde is begrepen van al het gebruikte materiaal, na aftrek van alle binnenlandse belastingen die zijn of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd.

d)Onder "douanewaarde" wordt verstaan de waarde als bepaald overeenkomstig het akkoord betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT), die op 12 april 1979 te Genève werd vastgesteld.

  • 3. 
    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de volgende bewerkingen of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om het karakter van produkt van oorsprong te verlenen, ongeacht of er verandering van post plaatsvindt:

a)behandelingen om de bewaring in ongewijzigde staat van goederen tijdens het vervoer en de opslag te verzekeren (luchten, uitleggen, drogen, koelen, leggen in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, verwijdering van beschadigde gedeelten en soortgelijke handelingen);

b)eenvoudige handelingen bestaande in stofvrij maken, zeven, uitzoeken, rangschikken, sorteren (met inbegrip van het samenvoegen van goederensets), wassen, verven en snijden;

c)i) veranderingen in de verpakking en verdeling en samenvoeging van colli;

ii)eenvoudig bottelen, verpakken in zakken, in omhulsels, in blikken, bevestigen op plankjes, enz. en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

d)het aanbrengen op de produkten zelf of op hun verpakkingen van merken, etiketten of andere soortgelijke onderscheidingstekens;

e)i)het eenvoudig mengen van produkten van dezelfde soort die een of meer bestanddelen bevatten welke niet voldoen aan de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden om als produkten van oorsprong uit een ACS-Staat, uit de Gemeenschap of uit een LGO te kunnen worden aangemerkt;

ii)het eenvoudig mengen van produkten van verschillende soorten tenzij een of meer bestanddelen van het mengsel voldoen aan de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden om als produkten van oorsprong uit een ACS-Staat, uit de Gemeenschap of uit een LGO te kunnen worden aangemerkt en mits dit bestanddeel of deze bestanddelen mede het wezenlijke karakter van het eindprodukt bepalen;

f)het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen om een geheel artikel te vormen;

g)twee of meer van de onder a) tot en met f) genoemde handelingen te zamen;

h)het slachten van dieren. Artikel 4

Neutrale elementen

Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit de ACS-Staten, uit de Gemeenschap, dan wel uit een LGO, wordt niet nagegaan of de voor de verkrijging van de eindprodukten gebruikte elektrische energie, brandstoffen, installaties en uitrusting, machines en gereedschappen alsmede de materialen en produkten die bij de vervaardiging worden gebruikt doch niet in de uiteindelijke samenstelling van de artikelen voorkomen, al dan niet van oorsprong zijn uit derde landen. Artikel 5

Waardetolerantie

Ongeacht artikel 3, leden 1 en 2, mogen niet van oorsprong zijnde produkten voor de vervaardiging van een bepaald produkt gebruikt worden, mits de waarde daarvan niet meer dan 10 % bedraagt van de waarde af fabriek van het eindprodukt en behoudens de in aantekening 4.4 van bijlage 1 genoemde voorwaarden. Artikel 6

Cumulatie

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze titel worden de LGO als een enkel grondgebied beschouwd.
  • 2. 
    Wanneer geheel en al in de Gemeenschap of in de ACS-Staten verkregen produkten in de LGO worden be- of verwerkt, worden zij geacht geheel en al in de LGO te zijn verkregen.
  • 3. 
    De in de Gemeenschap of in de ACS-Staten verrichte be- of verwerkingen worden geacht in de LGO te hebben plaatsgevonden wanneer de verkregen materialen later be- of verwerkingen in de ACS-Staten ondergaan.
  • 4. 
    De leden 2 en 3 zijn van toepassing op elke be- of verwerking die plaatsvindt in de LGO, met inbegrip van de in artikel 3, lid 3, genoemde handelingen. Artikel 7

Toekenning van de oorsprong

De produkten van oorsprong die bestaan uit materialen die geheel en al verkregen, dan wel toereikend be- of verwerkt zijn in twee of meer LGO worden beschouwd als produkten van oorsprong uit het LGO waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgehad, mits deze be- of verwerking meer omvat dan de in artikel 3, lid 3, genoemde ontoereikende handelingen of dan de combinatie van verscheidene van die handelingen. Artikel 8

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines of voertuigen worden geleverd, die deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en waarvan de prijs is begrepen in de prijs daarvan of niet afzonderlijk in rekening wordt gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het betrokken materieel of de betrokken machines of voertuigen. Artikel 9

Assortimenten

Assortimenten in de zin van algemene bepaling 3 van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle artikelen waaruit zij zijn samengesteld, van oorsprong zijn. Een assortiment bestaande uit artikelen van oorsprong en artikelen die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de artikelen die niet van oorsprong zijn, niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek bedraagt. Artikel 10

Rechtstreeks vervoer

  • 1. 
    De preferentiële regeling, als vastgesteld in de bepalingen van de Overeenkomst die betrekking hebben op de commerciële samenwerking, geldt uitsluitend voor produkten en materialen die tussen het grondgebied van de ACS-Staten, de Gemeenschap of de LGO worden vervoerd zonder gebruikmaking van enig ander grondgebied. Het vervoer van goederen die één enkele zending vormen, kan echter plaatsvinden met gebruikmaking van andere grondgebieden dan de bovengenoemde, eventueel met overlading of tijdelijke opslag op die grondgebieden, mits de goederen onder toezicht blijven van de douaneautoriteiten van het land van doorvoer of opslag en er geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opnieuw laden, of andere behandelingen ter verzekering van hun bewaring in ongewijzigde staat.
  • 2. 
    Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende documenten aan de bevoegde douaneautoriteiten van de Gemeenschap:
  • a) 
    hetzij een doorvoerconnossement dat is opgemaakt in het begunstigde land van uitvoer en onder dekking waarvan het vervoer over het grondgebied van het doorvoerland heeft plaatsgevonden;

b)hetzij een door de douaneautoriteiten van het doorvoerland afgegeven verklaring die de volgende gegevens bevat:

  • een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

-de data van lossen of opnieuw laden van de goederen, eventueel met vermelding van de specificaties van de gebruikte schepen;

-een verklaring betreffende de omstandigheden waaronder het verblijf van de goederen heeft plaatsgevonden;

c)hetzij, bij gebreke van bovenstaande documenten, elk stuk dat tot bewijs kan dienen. Artikel 11

Territorialiteitsbeginsel

De in deze titel uiteengezette voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van het karakter van produkt van oorsprong moeten zonder onderbreking zijn vervuld in de Gemeenschap, de ACS-Staten of de LGO.

Indien uit de Gemeenschap, de ACS-Staten of de LGO naar een ander land uitgevoerde goederen van oorsprong aldaar terugkeren, moeten zij worden beschouwd als zijnde niet van oorsprong, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

  • de teruggekeerde goederen dezelfde goederen zijn als die welke werden uitgevoerd, en

-zij geen enkele verdergaande behandeling hebben ondergaan dan die welke nodig was om hen, terwijl zij in dat land verbleven of werden uitgevoerd, in goede staat te bewaren.

TITEL II

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 12

Certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1

  • 1. 
    Als bewijs van het karakter van oorsprong van de produkten in de zin van deze bijlage geldt een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1, waarvan het model in bijlage 4 van deze bijlage voorkomt.
  • 2. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 mogen slechts worden afgegeven wanneer zij als bewijsstuk kunnen dienen voor de toepassing van het besluit.
  • 3. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 worden slechts afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, die daartoe een formulier van het in bijlage 4 voorkomende model op de in deze bijlage voorgeschreven wijze invult.
  • 4. 
    Verzoeken om certificaten inzake goederenverkeer moeten door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer gedurende ten minste drie jaar worden bewaard.
  • 5. 
    De exporteur of zijn vertegenwoordiger voegt bij zijn aanvraag om een certificaat EUR. 1 elk dienstig bewijsstuk waarmee kan worden aangetoond dat de uit te voeren goederen in aanmerking kunnen komen voor de afgifte van een certificaat EUR. 1.

Hij is verplicht om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze nodig achten om de juistheid van het karakter van oorsprong van de voor het preferentiële stelsel in aanmerking komende goederen te kunnen vaststellen, alsmede iedere controle door voornoemde autoriteiten van zijn administratie en van de omstandigheden waaronder deze goederen zijn verkregen, te aanvaarden.

De exporteur dient de in lid 1 bedoelde bewijsstukken gedurende ten minste twee jaar te bewaren.

  • 6. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 worden door de douaneautoriteiten van de LGO van uitvoer afgegeven indien de goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong in de zin van deze bijlage.
  • 7. 
    Ten einde na te gaan of aan de in lid 6 bedoelde voorwaarden is voldaan, kunnen de douaneautoriteiten alle bewijsstukken eisen en iedere controle uitoefenen die zij dienstig achten.
  • 8. 
    De douaneautoriteiten van de Staat van uitvoer moeten erop toezien dat de formulieren bedoeld in lid 1, op de juiste wijze zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het vak dat voor de omschrijving van de goederen is bestemd, zodanig is ingevuld dat elke mogelijkheid van frauduleuze toevoegingen is uitgesloten. Daartoe mag bij de omschrijving van de goederen geen ruimte tussen de regels worden opengelaten. Wanneer het vak niet geheel is ingevuld, dient onder de laatste regel een horizontale streep te worden getrokken en het niet ingevulde gedeelte te worden doorgestreept.
  • 9. 
    De datum van afgifte van het certificaat dient te worden vermeld op het gedeelte van het certificaat inzake goederenverkeer dat voor de douane is bestemd.
  • 10. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 worden bij uitvoer van de goederen waarop zij betrekking hebben, door de douaneautoriteiten van de LGO van uitvoer afgegeven. Zij worden ter beschikking van de exporteur gehouden, zodra de werkelijke uitvoer plaatsvindt of is verzekerd. Artikel 13

A posteriori afgegeven certificaat EUR. 1

  • 1. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 kunnen bij wijze van uitzondering eveneens worden afgegeven na uitvoer van de goederen waarop zij betrekking hebben, wanneer zij door vergissingen, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer werden afgegeven.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 dient de exporteur op de aanvraag:
  • plaats en datum van verzending van de goederen waarop het certificaat betrekking heeft, te vermelden;

-onder opgave van de redenen te verklaren dat bij de uitvoer van de betrokken goederen geen certificaat EUR. 1 is afgegeven.

  • 3. 
    De douaneautoriteiten kunnen slechts a posteriori een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 afgeven na te hebben nagegaan of de in de aanvraag van de exporteur vermelde aanduidingen overeenstemmen met die welke in het overeenkomstige dossier voorkomen.

De a posteriori afgegeven certificaten dienen van een van de volgende vermeldingen te zijn voorzien: "EXPEDIDO A POSTERIORI", "UDSTEDT EFTERFOELGENDE", "NACHTRAEGLICH AUSGESTELLT", "AAÊAEÏÈAAÍ AAÊ ÔÙÍ ÕÓÔAAÑÙÍ", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "DELIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI", "EMITIDO A POSTERIORI". Artikel 14

Afgifte van een duplicaat van het certificaat EUR. 1

In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1, kan de exporteur aan de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, om een duplicaat verzoeken, dat wordt opgesteld aan de hand van de uitvoerdocumenten die in het bezit van deze autoriteiten zijn.

Op het aldus afgegeven duplicaat dient een van de volgende vermeldingen te worden aangebracht: "DUPLICADO", "DUPLIKAT", "DUPLIKAT", "ÁÍÔÉÃÑÁOEÏ", "DUPLICATE", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "SEGUNDA VIA". Artikel 15

Vervanging van de certificaten

Vervanging van een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 door een of meer certificaten EUR. 1 is steeds mogelijk, mits zulks plaatsvindt op het douanekantoor waar de goederen zich bevinden. Artikel 16

Geldigheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1

  • 1. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 moeten binnen tien maanden na de datum van afgifte door de douane van het LGO van uitvoer worden overgelegd op het douanekantoor van de Staat van invoer waar de goederen worden aangeboden.
  • 2. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde indieningstermijn bij de douaneautoriteiten van de Staat van invoer worden overgelegd, kunnen worden aanvaard met het oog op de toepassing van de preferentiële regeling, wanneer men zich ten gevolge van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet aan de termijn heeft kunnen houden.
  • 3. 
    Behalve in bovengenoemde gevallen kunnen de douaneautoriteiten van de Staat van invoer de certificaten aanvaarden, wanneer de goederen vóór het verstrijken van de genoemde termijn bij hen zijn aangeboden. Artikel 17

Doorvoerprocedure

Wanneer de goederen in een andere ACS-Staat of in een ander LGO dan het land van oorsprong binnenkomen, gaat een nieuwe geldigheidsduur van tien maanden in op de datum waarop door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer in vak 7 van het certificaat EUR. 1:

  • de vermelding "transit",

-de naam van het land van doorvoer,

-het officiële stempel, waarvan de afdruk van tevoren overeenkomstig artikel 25 aan de Commissie is toegezonden,

-de datum van deze verklaringen

worden aangebracht. Artikel 18

Tentoonstellingen

  • 1. 
    Op goederen die uit een van de LGO naar een tentoonstelling in een ander land dan een ACS-Staat, een Lid-Staat of een LGO worden verzonden en die na de tentoonstelling worden verkocht om te worden ingevoerd in de Gemeenschap, is bij invoer het besluit van toepassing, mits zij voldoen aan de voorwaarden die in deze bijlage worden gesteld om te worden beschouwd als produkten van oorsprong uit een LGO en voor zover aan de bevoegde douaneautoriteiten van het land van invoer het bewijs wordt geleverd:
  • a) 
    dat een exporteur deze goederen uit een LGO heeft verzonden naar het land van de tentoonstelling en aldaar heeft tentoongesteld;

b)dat deze exporteur de goederen heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap;

c)dat de goederen tijdens de tentoonstelling of onmiddellijk daarna naar de Gemeenschap zijn verzonden in dezelfde staat waarin zij naar de tentoonstelling werden verzonden;

d)dat de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2. 
    Er moet onder de normale voorwaarden aan de douaneautoriteiten een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 worden overgelegd waarop naam en adres van de tentoonstelling vermeld staan. Zo nodig kan een aanvullend bewijsstuk worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.
  • 3. 
    Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, jaarbeurzen of soortgelijke openbare manifestaties met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter gedurende welke de goederen onder douanetoezicht blijven, met uitzondering van de voor particuliere doeleinden in winkels of handelslokalen georganiseerde manifestaties die de verkoop van buitenlandse goederen ten doel hebben. Artikel 19

Overlegging van de certificaten

In de Staat van invoer worden de certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 aan de douaneautoriteiten overgelegd volgens de voorschriften van dat land. Deze autoriteiten hebben het recht daarvan een vertaling te eisen. Zij kunnen bovendien eisen dat de invoeraangifte wordt aangevuld met een verklaring van de importeur dat de goederen voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van het besluit. Artikel 20

Invoer in deelzendingen

Wanneer op verzoek van de declarant een onder hoofdstuk 84 of 85 van het geharmoniseerde systeem vallend gemonteerd of niet gemonteerd artikel onder de door de bevoegde instanties vastgestelde voorwaarden in deelzendingen wordt ingevoerd, wordt dit geacht één enkel artikel te vormen en kan bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat inzake goederenverkeer voor het volledige artikel worden overgelegd. Artikel 21

Formulier EUR. 2

  • 1. 
    Ongeacht artikel 12 geldt voor produkten die over de post worden verzonden (ook in colli) echter als bewijs van de oorsprong in de zin van deze bijlage een door de exporteur ingevuld formulier EUR. 2, waarvan het model in bijlage 5 van deze bijlage voorkomt, mits de zendingen uitsluitend produkten van oorsprong bevatten en de waarde per zending niet meer dan 2 820 ecu bedraagt.
  • 2. 
    Tot en met 30 april 1991 wordt voor de omrekening van de ecu in de nationale valuta van een Lid-Staat van de Gemeenschap de op 1 oktober 1988 geldende koers van de ecu in de nationale valuta van dit land gebruikt. Voor iedere volgende periode van twee jaar is dit de tegenwaarde in de nationale valuta van dit land van de ecu zoals die van toepassing is op de eerste werkdag van de maand oktober van het jaar dat aan deze periode van twee jaar voorafgaat.
  • 3. 
    Aan het begin van iedere volgende periode van twee jaar kan de Gemeenschap zo nodig ter vervanging van de in dit artikel in ecu uitgedrukte bedragen en die welke in artikel 22, lid 2, worden genoemd, herziene bedragen vaststellen. Deze bedragen dienen in ieder geval zodanig te worden vastgesteld dat de in de nationale valuta van een Lid-Staat uitgedrukte waarde van de maxima niet vermindert.
  • 4. 
    Indien de goederen in de valuta van een andere Lid-Staat van de Gemeenschap worden gefactureerd, erkent de Lid-Staat van invoer het door de betrokken Staat meegedeelde bedrag.
  • 5. 
    Voor elke postzending wordt een formulier EUR. 2 opgemaakt. Na invulling en ondertekening van het formulier hecht de exporteur dit formulier in geval van pakketpostzendingen aan het verzendformulier. Indien het brievenpostzendingen betreft, sluit de exporteur het formulier in het collo.
  • 6. 
    Deze bepalingen ontslaan de exporteur niet van het vervullen van alle overige formaliteiten volgens de douane- en postvoorschriften. Artikel 22

Vrijstellingen

  • 1. 
    Goederen die zich in aan particulieren gerichte kleine zendingen of in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden, worden als produkten van oorsprong toegelaten, zonder dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 moet worden overgelegd of een formulier EUR. 2 moet worden ingevuld, voor zover het invoer betreft waaraan ieder handelskarakter vreemd is en op voorwaarde dat bij de aangifte wordt verklaard dat de betrokken goederen voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van deze bepalingen en er geen twijfel bestaat omtrent de juistheid van deze verklaring.
  • 2. 
    Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd invoer die een incidenteel karakter draagt en die uitsluitend betrekking heeft op goederen bestemd om door de reiziger of de geadresseerde persoonlijk dan wel door zijn gezin te worden gebruikt, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële bedoelingen wijzen.

Bovendien mag de totale waarde van de betrokken goederen niet meer bedragen dan 200 ecu wat kleine zendingen betreft en 565 ecu wat de inhoud van persoonlijke bagage van reizigers betreft. Artikel 23

Inlichtingen ten behoeve van de cumulatie

  • 1. 
    Wanneer artikel 6 wordt toegepast met het oog op de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1, neemt het bevoegde douanekantoor van het LGO waarin voor produkten bij de vervaardiging waarvan produkten van herkomst uit andere LGO, de Gemeenschap of ACS-Staten zijn gebruikt, om de afgifte van genoemd certificaat wordt verzocht, de verklaringen volgens het model van bijlage 6 A of 6 B in aanmerking die door de exporteur van de Staat of het LGO van herkomst hetzij op de handelsfactuur betreffende deze produkten hetzij op een bijlage bij deze factuur worden gesteld.
  • 2. 
    Voor elke goederenzending moet door de leverancier een afzonderlijke leveranciersverklaring worden gesteld, hetzij op de handelsfactuur betreffende deze zending hetzij op een bijlage bij deze factuur, of op een leveringsformulier of op enig handelsdocument inzake deze zending waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden.
  • 3. 
    De leveranciersverklaring voor produkten die het preferentiële oorsprongskarakter hebben verkregen, wordt opgesteld volgens het model van bijlage6 A.
  • 4. 
    De leveranciersverklaring voor produkten die in de ACS-Staten, in de LGO of in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan zonder het preferentiële oorsprongskarakter te hebben verkregen, wordt opgesteld volgens het model van bijlage 6 B.
  • 5. 
    De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden gesteld.
  • 6. 
    De leveranciersverklaring wordt van een handtekening voorzien. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring evenwel per computer worden opgemaakt, hoeft de leveranciersverklaring niet van een handtekening te worden voorzien indien de identiteit van de verantwoordelijke van de leveringsmaatschappij ten genoegen van de douaneautoriteiten van de Staat waar de leveranciersverklaringen worden gesteld, wordt bekendgemaakt. Deze douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen.
  • 7. 
    De leveranciersverklaringen en inlichtingenbladen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit overeenkomstig de artikelen 20 en 21 van bijlage II van Besluit 86/283/EEG (1) zijn afgegeven, blijven geldig. Artikel 24

Verschillen

Indien geringe verschillen worden vastgesteld tussen de op het certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1, het formulier EUR. 2 of de in artikel 23 bedoelde leveranciersverklaringen vermelde gegevens en die welke voorkomen op de documenten die aan het douanekantoor

met het oog op het vervullen van de invoerformaliteiten voor de goederen zijn overgelegd, leidt dit niet op zich- zelf tot ongeldigheid van het certificaat inzake goederenverkeer indien deugdelijk wordt vastgesteld dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1, het formulier EUR. 2 of de leveranciersverklaring op de aangeboden goederen betrekking heeft.

TITEL III

METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 25

Toezending van de stempels

De gebruikte stempelafdrukken met de adressen van de douanediensten die bevoegd zijn voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 en voor de controle a posteriori van certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 en formulieren EUR. 2 moeten aan de Commissie worden toegezonden.

De certificaten EUR. 1 en formulieren EUR. 2 worden voor de toepassing van de preferentiële behandeling aanvaard met ingang van de datum waarop de informatie door de Commissie is ontvangen.

De Commissie deelt deze inlichtingen aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten mede.

De vóór die datum aan de douaneautoriteiten van de Staat van invoer overgelegde certificaten EUR. 1 en formulieren EUR. 2 worden aanvaard overeenkomstig de communautaire wetgeving. Artikel 26

Controle van de certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 en formulieren EUR. 2

  • 1. 
    De controle a posteriori van de certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 of van de formulieren EUR. 2 geschiedt door middel van steekproeven en telkens wanneer de douaneautoriteiten van de Staat van invoer gegronde twijfel koesteren over de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens betreffende de werkelijke oorsprong van het betrokken goed.
  • 2. 
    Om de juiste toepassing van deze bijlage te verzekeren, verlenen de Lid-Staten, de LGO en de ACS-Staten elkaar, via hun respectieve douanediensten, bijstand ten aanzien van de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1, de juistheid van de inlichtingen betreffende de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten en van de op de formulieren EUR. 2 gestelde verklaringen van de exporteurs, en de echtheid en de juistheid van de in artikel 27, lid 2, bedoelde inlichtingenbladen.

De geraadpleegde autoriteiten verschaffen alle nuttige inlichtingen over de omstandigheden waaronder het produkt gemaakt is, met vermelding van met name de omstandigheden waaronder de regels van oorsprong in de verschillende betrokken ACS-Staten, Lid-Staten en LGO zijn nageleefd.

  • 3. 
    Indien zij besluiten de toepassing van het besluit in afwachting van de resultaten van de controle op te schorten, stellen de douaneautoriteiten van de Staat van invoer de importeur voor, de goederen vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
  • 4. 
    Voor de toepassing van lid 1 zenden de autoriteiten van de Staat van invoer het certificaat EUR. 1 of het formulier EUR. 2 dan wel een fotokopie van dit certificaat of dit formulier terug aan de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer, onder eventuele vermelding van de materiële of formele redenen die een onderzoek rechtvaardigen. Zij voegen bij dit certificaat EUR. 1 of formulier EUR. 2 de relevante handelsdocumenten of een afschrift daarvan en verstrekken alle verkregen inlichtingen die doen vermoeden dat de op dit certificaat of dit formulier vermelde gegevens onjuist zijn.
  • 5. 
    De resultaten van de controle a posteriori worden binnen uiterlijk zes maanden ter kennis van de douaneautoriteiten van de Staat van invoer gebracht. Aan de hand daarvan moet kunnen worden vastgesteld of het betwiste certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 of het formulier EUR. 2 geldt voor de werkelijk ingevoerde goederen en of de preferentiële regeling inderdaad daarop kan worden toegepast.
  • 6. 
    Indien de controleprocedure of enige andere beschikbare informatie schending van de bepalingen van deze bijlage doet vermoeden, verricht het LGO, op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie, het nodige onderzoek of treft maatregelen om dit onderzoek met de gewenste spoed te doen verrichten ten einde dergelijke schendingen vast te stellen en te voorkomen. De Commissie kan aan het onderzoek deelnemen.

Indien de controleprocedure of enige andere beschikbare informatie schending van de bepalingen van deze bijlage doet vermoeden, moeten de eventueel ingeleide procedures voor administratieve samenwerking, als bedoeld in deze bijlage, beëindigd zijn voordat de goederen als produkten van oorsprong in de zin van deze bijlage kunnen worden aanvaard.

  • 7. 
    Geschillen die niet tussen de douaneautoriteiten van de Staat van invoer en die van het LGO van uitvoer kunnen worden geregeld of waarbij zich een probleem betreffende de interpretatie van deze bijlage voordoet, worden voorgelegd aan het bij Verordening (EEG) nr. 802/68 (1) ingestelde Comité "oorsprong van goederen".
  • 8. 
    In alle gevallen is de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de Staat van invoer onderworpen aan de wetgeving van deze Staat. Artikel 27

Controle van de leveranciersverklaring

  • 1. 
    De controle van de leveranciersverklaring kan geschieden door middel van steekproeven of wanneer de douaneautoriteiten van de Staat van invoer gegronde twijfel koesteren over de echtheid van het document of de juistheid of volledigheid van de gegevens betreffende de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van de Staat waar de verklaring is opgesteld, verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad volgens het model van bijlage 7 van deze bijlage. De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen ook de exporteur verzoeken om een inlichtingenblad over te leggen dat is afgegeven door de douaneautoriteiten van de Staat waar de verklaring is opgesteld.

Het bureau dat het inlichtingenblad heeft afgegeven, bewaart ten minste twee jaar een exemplaar daarvan.

  • 3. 
    De douaneautoriteiten van het land van invoer moeten zo spoedig mogelijk van de resultaten van de controle in kennis worden gesteld. Het antwoord moet duidelijk aangeven of de verklaring betreffende de status van de goederen al dan niet juist is.
  • 4. 
    Voor controledoeleinden moeten de leveranciers een afschrift van het document waarin de verklaring staat alsmede elk document waaruit de werkelijke status van de goederen blijkt ten minste twee jaar bewaren.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten van de Staat waar de leveranciersverklaring is opgesteld, kunnen elk bewijs verlangen en alle controles uitvoeren die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te verifiëren.
  • 6. 
    Elk certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 of elk formulier EUR. 2 dat is afgegeven of opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring, wordt geacht ongeldig te zijn.
  • 7. 
    De in artikel 26, lid 7, omschreven procedure is van toepassing in geval van betwistingen met betrekking tot de leveranciersverklaringen of de inlichtingenbladen.

Artikel 28

Sancties

Tegen een ieder die, ten einde een goed onder de preferentiële regeling te doen vallen, hetzij een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen om een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 te verkrijgen, hetzij een formulier EUR. 2 met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen, worden sancties getroffen. Artikel 29

Vrije zones

De Lid-Staten en de ter zake bevoegde autoriteiten van de LGO treffen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat de goederen die onder dekking van een certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 of een leveranciersverklaring worden verhandeld en tijdens hun vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, aldaar worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die ter verzekering van hun bewaring in ongewijzigde staat. Artikel 30

Afwijkingen

  • 1. 
    Wanneer zulks op grond van de ontwikkeling van bestaande industrieën of de vestiging van nieuwe industrieën gerechtvaardigd is, kan het Comité afwijkingen van deze bijlage vaststellen.

Met het oog hierop brengt de betrokken Lid-Staat of brengen, eventueel, de ter zake bevoegde autoriteiten van het betrokken LGO een daartoe strekkend verzoek ter kennis van de Gemeenschap onder overlegging van een overeenkomstig lid 2 samengesteld dossier van bewijsstukken.

De Gemeenschap willigt alle verzoeken in die naar behoren gerechtvaardigd zijn in de zin van dit artikel, met name wanneer een ingrijpende be- of verwerking in het verzoekende LGO is verricht die geen ernstige schade kan berokkenen aan een gevestigde industrie van de Gemeenschap.

  • 2. 
    Ten einde het onderzoek met betrekking tot verzoeken om afwijkingen te vergemakkelijken, verstrekt de aanvragende Lid-Staat of het aanvragende LGO ter staving van zijn verzoek op het in bijlage 9 van deze bijlage weergegeven formulier zo volledig mogelijke gegevens die met name op de volgende punten betrekking hebben:
  • omschrijving van het eindprodukt,

-aard en hoeveelheid van de produkten van oorsprong uit derde landen,

-aard en hoeveelheid van de produkten van oorsprong uit de ACS-Staten, de Gemeenschap of de LGO of die aldaar zijn verwerkt,

-fabricageprocédés,

-toegevoegde waarde,

-aantal werknemers van het betrokken bedrijf,

-verwachte omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap,

-andere mogelijke voorzieningsbronnen voor grondstoffen,

-verantwoording van de duur van de gevraagde afwijking gezien het verrichte onderzoek naar nieuwe voorzieningsbronnen,

-andere opmerkingen.

Zulks geldt eveneens voor de eventuele verlengingen.

Het formulier kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 14, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 802/68.

  • 3. 
    Bij het onderzoek van de aanvragen wordt in het bijzonder rekening gehouden met:
  • a) 
    het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van het betrokken LGO;

b)omstandigheden waarbij de toepassing van de oorsprongsregels van aanzienlijke invloed zou zijn op de mogelijkheid voor een bestaande industrie in een LGO om haar uitvoer naar de Gemeenschap te handhaven en in het bijzonder omstandigheden waarbij de toepassing van deze regels tot stopzetting van haar activiteiten zou leiden;

c)specifieke gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat de oorsprongsregels belangrijke investeringen in een industrie zouden kunnen ontmoedigen en waarin dank zij een afwijking zou worden bijgedragen tot de verwezenlijking van een investeringsprogramma, waardoor naleving van deze regels in verschillende fasen mogelijk wordt gemaakt.

  • 4. 
    In alle gevallen dient te worden nagegaan of de regels inzake cumulatie van oorsprong geen oplossing bieden voor het probleem.
  • 5. 
    Wanneer het verzoek om een afwijking een van de minst ontwikkelde LGO betreft, wordt dit in een geest van welwillendheid onderzocht, waarbij met name rekening wordt gehouden met:
  • a) 
    de economische en sociale weerslag van de te nemen besluiten ten aanzien van de werkgelegenheid;

b)de noodzaak de afwijking toe te passen gedurende een periode bij de vaststelling waarvan de bijzondere situatie van het betrokken LGO en de moeilijkheden waarmede dit te kampen heeft, in aanmerking worden genomen.

  • 6. 
    Bij het onderzoek, dat voor ieder geval afzonderlijk plaatsvindt, wordt in het bijzonder rekening gehouden met de mogelijkheid om het oorsprongskarakter te verlenen aan produkten bij de samenstelling waarvan produkten zijn verwerkt die van oorsprong zijn uit naburige ontwikkelingslanden of die behoren tot de minst ontwikkelde landen, mits er een bevredigende administratieve samenwerking tot stand kan worden gebracht.
  • 7. 
    a) Onverminderd de leden 1 tot en met 6 wordt de afwijking verleend wanneer de waarde die is toegevoegd aan de niet van oorsprong zijnde produkten die in het betrokken LGO zijn bewerkt of verwerkt, hoger is dan de drempel van 45 % van de waarde van het eindprodukt, voor zover de afwijking geen ernstige schade kan berokkenen aan een economische sector van de Gemeenschap of een of meer van haar Lid-Staten.

b)Niettegenstaande het bepaalde onder a), wordt de toestemming tot afwijking automatisch verleend:

  • wanneer zij betrekking heeft op niet gevoelige stoffen of produkten, zoals aangegeven in het door de Gemeenschap ten tijde van de aanvraag toegepaste stelsel van algemene preferenties (SAP);

-voor alle andere produkten, wanneer zij een totale jaarlijkse hoeveelheid betreffen waarvan de waarde niet meer dan 1 % bedraagt van de gemiddelde waarde van de invoer in de Gemeenschap van de betrokken stoffen of produkten gedurende de laatste drie jaren waarover ten tijde van de aanvraag statistieken beschikbaar zijn. Bij ieder desbetreffend verzoek om afwijking moet nauwkeurig worden aangegeven welke oplossingen er worden overwogen om te voorkomen dat er in de toekomst nog andere afwijkingen moeten worden toegestaan.

c)Het bepaalde onder b) is niet van toepassing wanneer de in het LGO verrichte werkzaamheden slechts betrekking hebben op be- of verwerkingen zoals bedoeld in artikel 3, lid 3.

8.a)De Raad en de Commissie treffen alle nodige maatregelen opdat er zo spoedig mogelijk een besluit wordt genomen en in ieder geval uiterlijk 60 werkdagen na de ontvangst van het verzoek door het Comité "oorsprong van goederen". Te dien einde is Besluit 90/523/EEG (1) mutatis mutandis ook op de LGO van toepassing.

b)Indien er binnen de onder a) aangegeven termijn geen besluit is genomen, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

9.a)De afwijkingen gelden voor een periode die in het algemeen vijf jaar bedraagt.

b)Het afwijkingsbesluit kan voorzien in verlengingen zonder dat hiervoor een nieuw besluit vereist is, op voorwaarde dat door de betrokken Lid-Staat of het betrokken LGO drie maanden vóór het einde van iedere periode wordt aangetoond dat nog niet kan worden voldaan aan die bepalingen van deze bijlage waarop de afwijking betrekking heeft.

Indien tegen de verlenging bezwaar wordt aangetekend, onderzoekt het Comité dit bezwaar ten spoedigste en besluit al dan niet tot nieuwe verlenging van de afwijking. Het Comité gaat hierbij te werk volgens de procedure van lid 8. Alle dienstige maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zich onderbrekingen in de toepassing van de afwijking voordoen.

  • 10. 
    Indien een overeenkomstig lid 7, onder b), verleende toestemming tot afwijking ernstige verstoringen zou veroorzaken in sommige takken van bedrijvigheid in bepaalde gebieden van de Gemeenschap, wordt zij volgens de procedure van artikel 14, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 802/68 opnieuw onderzocht, onverminderd de noodmaatregelen die de Commissie mag treffen.

Na dat onderzoek kan het genomen besluit worden gewijzigd of ingetrokken.

TITEL IV

CANARISCHE EILANDEN, CEUTA EN MELILLA

Artikel 31

Bijzondere voorwaarden

  • 1. 
    Voor de toepassing van het bepaalde in Besluit 86/47/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 90/669/EEG, is de onderhavige bijlage mutatis mutandis van toepassing, behoudens de bijzondere voorwaarden, zoals gesteld in de leden 2 tot en met 8 hierna.
  • 2. 
    De in deze bijlage gebruikte term "Gemeenschap" omvat niet de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla. De uitdrukking "produkten van oorsprong uit de Gemeenschap" omvat niet de produkten van oorsprong uit de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla.
  • 3. 
    De hierna volgende leden zijn van toepassing in plaats van artikel 6, leden 2 en 3, en de verwijzingen naar dat artikel zijn mutatis mutandis van toepassing op het onderhavige artikel.
  • 4. 
    Wanneer geheel en al op de Canarische eilanden, in Ceuta en Melilla, in de ACS-Staten of in de Gemeenschap verkregen produkten be- of verwerkingen ondergaan in de LGO, worden zij geacht geheel en al te zijn verkregen in de LGO.
  • 5. 
    De op de Canarische eilanden, in Ceuta en Melilla, in de ACS-Staten of in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen worden geacht te zijn verricht in de LGO wanneer de verkregen produkten later be- of verwerkingen ondergaan in de LGO.
  • 6. 
    Wanneer geheel en al in de ACS-Staten, in de LGO of in de Gemeenschap verkregen produkten be- of verwerkingen ondergaan op de Canarische eilanden, in Ceuta en in Melilla, worden zij geacht geheel en al te zijn verkregen op de Canarische eilanden, in Ceuta en in Melilla.
  • 7. 
    De in de ACS-Staten, in de LGO of in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen worden geacht te zijn verricht op de Canarische eilanden, in Ceuta en in Melilla, wanneer de aldus verkregen produkten later op de Canarische eilanden, in Ceuta en in Melilla worden be- of verwerkt.
  • 8. 
    De Canarische eilanden, Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Aardolieprodukten

De in bijlage 8 genoemde produkten zijn tijdelijk van de toepassing van deze bijlage uitgesloten. De bepalingen inzake administratieve samenwerking blijven evenwel mutatis mutandis van toepassing op deze produkten. Artikel 33

Herziening van de regels van oorsprong

Zo nodig of telkens wanneer de ter zake bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap of van een LGO een daartoe strekkend verzoek indienen, worden de toepassing en de economische consequenties van deze bijlage door de Raad van Ministers aan een onderzoek onderworpen, met het doel daarin de noodzakelijk geachte wijzigingen of aanpassingen aan te brengen.

De Raad van Ministers houdt onder meer rekening met de gevolgen welke de technologische ontwikkelingen voor de regels van oorsprong kunnen hebben.

De genomen besluiten worden zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd. Artikel 34

Bijlagen

De bij deze bijlage gevoegde bijlagen maken daarvan een integrerend deel uit.

Bijlage 1 bij bijlage II

AANTEKENINGEN

Voorwoord

Deze aantekeningen zijn in voorkomend geval van toepassing op alle produkten die vervaardigd zijn van materialen die niet van oorsprong zijn, zelfs op produkten die geen in de lijst van bijlage 2 genoemde bijzondere veranderingen hebben ondergaan en waarvoor alleen maar de in artikel 3, lid 1, bedoelde regel ,,verandering van post" geldt.

Aantekening 1

1.1. De eerste twee kolommen in de lijst beschrijven het verkregen produkt. Kolom 1 geeft het in het geharmoniseerde systeem gebruikte postnummer of het hoofdstuknummer en kolom 2 geeft de in dat systeem voor die post of dat hoofdstuk gebruikte omschrijving van de goederen. Voor iedere omschrijving in de eerste twee kolommen is een regel gespecificeerd in kolom 3. Wanneer in sommige gevallen het postnummer in kolom 1 wordt voorafgegaan door ,,ex", betekent dit dat de regel in kolom 3 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk als beschreven in kolom 2.

1.2.Wanneer verscheidene postnummers in kolom 1 zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het produkt in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is weergegeven, dan is de corresponderende regel in kolom 3 van toepassing op alle produkten die in het geharmoniseerde systeem onder dezelfde posten van het hoofdstuk of onder iedere van de in kolom 1 gegroepeerde posten worden ingedeeld.

1.3.Ingeval er in de lijst verschillende regels van toepassing zijn op verschillende produkten binnen één post, is bij ieder gedachtenstreepje de omschrijving vermeld van dat gedeelte van de post dat door de in kolom 3 vermelde regels wordt bestreken.

Aantekening 2

2.1.De term ,,vervaardiging" omvat elke soort be- of verwerking, met inbegrip van ,,assemblage", of specifieke bewerkingen. Zie eveneens punt 3.5.

2.2.De term ,,materiaal" omvat alle ,,ingrediënten", ,,grondstoffen", ,,componenten", ,,delen" enz. die bij de vervaardiging van het produkt worden gebruikt.

2.3.De term ,,produkt" verwijst naar het produkt dat is verkregen, zelfs indien het bestemd is om later bij een andere vervaardiging te worden gebruikt.

2.4.De term ,,goederen" omvat zowel ,,materialen" als ,,produkten".

Aantekening 3

3.1.In het geval dat een post of een deel van een post niet in de lijst voorkomt, geldt de regel ,,verandering van post", beschreven in artikel 3, lid 1. Indien een voorwaarde ,,verandering van post" geldt voor een omschrijving in de lijst, is deze vervat in de regel in kolom 3.

3.2.De be- of verwerking vereist volgens een regel in kolom 3, dient alleen te worden uitgevoerd met betrekking tot de gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen. De beperkingen vervat in een regel in kolom 3 gelden eveneens alleen voor de gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen.

3.3.Wanneer een regel bepaalt dat ,,materialen van iedere post" mogen worden gebruikt, dan mogen ook onder dezelfde post als het produkt ingedeelde materialen worden gebruikt, voor zover er geen specifieke beperkingen zijn opgenomen in de regel. De uitdrukking ,,vervaardiging van materialen van iedere post met inbegrip van andere materialen van post . . ." betekent evenwel dat onder dezelfde post als het produkt ingedeelde materialen alleen gebruikt mogen worden als zij een andere omschrijving hebben dan die van het produkt vermeld in kolom 2 van de lijst.

3.4.Indien een produkt, vervaardigd van materialen die niet van oorsprong zijn en dat tijdens het fabricageproces het karakter van produkt van oorsprong heeft verkregen krachtens de regel ,,verandering van post" of krachtens de eigen lijstregel, wordt gebruikt als materiaal bij de vervaardiging van een ander produkt, geldt de regel die van toepassing is op dat andere produkt waarin het is verwerkt daarvoor niet.

Bij voorbeeld: Een motor van post 8407, waarvoor de regel bepaalt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die mogen worden gebruikt, niet meer mag bedragen dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van ,,smeedijzer van gelegeerd staal" van post 7224. Wanneer dit smeedijzer in het betrokken land werd vervaardigd door smeding van een ingot die niet van oorsprong is, dan heeft het smeedijzer reeds de oorsprong verworven krachtens de regel vermeld in de lijst voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de machine telt het dan als materiaal van oorsprong, ongeacht of het al dan niet in dezelfde fabriek werd vervaardigd. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingot wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

3.5.Zelfs indien aan het criterium van de verandering van post of aan de criteria die in de lijst zijn vervat is voldaan, verkrijgt het eindprodukt niet het karakter van produkt van oorsprong indien de uitgevoerde bewerking, als geheel genomen, ontoereikend is in de zin van artikel 3, lid 3.

3.6.De eenheid die voor de toepassing van de regels betreffende de oorsprong in aanmerking moet worden genomen, is het produkt dat wordt beschouwd als de basiseenheid bij het vaststellen van de tariefindeling met gebruikmaking van het geharmoniseerde systeem. In het geval van stellen die overeenkomstig het bepaalde in algemene bepaling nr. 3 worden ingedeeld, wordt de eenheid vastgesteld met inachtneming van elk artikel van het stel; deze bepaling geldt ook voor de stellen van de posten 6308, 8206 en 9605.

Hieruit vloeit voort dat:

  • wanneer een uit een groep of verzameling van artikelen samengesteld produkt overeenkomstig het geharmoniseerde systeem onder één enkele post wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

-wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke produkten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk produkt afzonderlijk moet worden genomen bij de toepassing van de regels betreffende de oorsprong;

-wanneer krachtens algemene bepaling nr. 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking wordt ingedeeld met het produkt, deze voor het bepalen van de oorsprong moet worden geacht één geheel met het produkt te vormen.

Aantekening 4

4.1.De regel in de lijst vertegenwoordigt de minimumhoeveelheid van be- of verwerking die is vereist en het uitvoeren van meer be- of verwerkingen verleent eveneens het karakter van produkt van oorsprong; omgekeerd kan het uitvoeren van minder be- of verwerkingen geen oorsprong verlenen. Indien in een regel wordt gezegd dat niet van oorsprong zijnd materiaal op een bepaald niveau van vervaardiging kan worden gebruikt, is het gebruik van zulk materiaal in een vroeger stadium van vervaardiging toegestaan en het gebruik van zulk materiaal in een later stadium niet.

4.2.Wanneer in een regel in de lijst wordt gespecificeerd dat een produkt mag worden vervaardigd van meer dan één materiaal, betekent dit dat een of meer materialen kunnen worden gebruikt. Zulks vereist niet dat alle materialen worden gebruikt.

Bij voorbeeld: Staat er in de regel voor weefsels dat natuurlijke vezels kunnen worden gebruikt en dat onder meer ook chemische produkten kunnen worden gebruikt, dan betekent dit niet dat beide moeten worden gebruikt; men kan de ene of de andere of beide gebruiken.

Indien evenwel voor een materiaal een beperking geldt en andere beperkingen gelden voor andere materialen in dezelfde regel, dan gelden de beperkingen alleen voor de werkelijk gebruikte materialen.

Bij voorbeeld: De regel voor naaimachines specificeert dat het gebruikte draadspanmechanisme van oorsprong moet zijn en het zigzagmechanisme ook; deze beide beperkingen gelden alleen indien de betrokken mechanismen daadwerkelijk in de naaimachine zijn ingebouwd.

4.3.Wanneer een regel in de lijst specificeert dat een produkt van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, dan belet deze voorwaarde uiteraard niet het gebruik van andere materialen die, wegens hun intrinsieke aard, niet aan de regel kunnen voldoen.

Bij voorbeeld: De regel voor post 1904, die specifiek het gebruik uitsluit van granen en daarvan afgeleide produkten, belet niet dat minerale zouten, chemische of andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd, worden gebruikt.

Bij voorbeeld: Wanneer in het geval van een artikel vervaardigd van gebonden textielvlies voor dit soort artikelen alleen het gebruik van niet van oorsprong zijnde garens is toegelaten, dan is het niet mogelijk om te beginnen met stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normaliter niet vervaardigd worden van garen. In dergelijke gevallen zou het beginmateriaal zich normaliter in het stadium vóór garen bevinden, d.i. vezels. Zie eveneens punt 7.3 betreffende textiel.

4.4.Indien in een regel in de lijst twee of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden gevoegd. De maximumwaarde van alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen mag nooit meer bedragen dan het hoogste van de opgegeven percentages. Bovendien mogen de individuele percentages met betrekking tot de bijzondere materialen waarvoor zij gelden niet worden overschreden.

Deze aantekening geldt ook voor de in artikel 5 bedoelde waardetolerantie.

Aantekening 5

5.1.De term ,,natuurlijke vezels" wordt in de lijst gebruikt om te verwijzen naar andere dan kunstmatige of synthetische vezels en is beperkt tot de stadia vóór het spinnen, waarbij inbegrepen afvalstoffen; tenzij anders is gespecificeerd, omvat de term ,,natuurlijke vezels" eveneens vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, maar niet gesponnen.

5.2.De term ,,natuurlijke vezels" omvat paardehaar (crin) bedoeld bij post 0503, ruwe zijde bedoeld bij post 5002, afval van zijde bedoeld bij post 5003, wol en fijn of grof haar bedoeld bij de posten 5101 tot en met 5105, katoen bedoeld bij de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels bedoeld bij de posten 5301 tot en met 5305.

5.3.De termen ,,textielmassa", ,,chemische materialen" en ,,materialen voor het vervaardigen van papier" worden in de lijst gebruikt om materialen aan te duiden die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 worden ingedeeld en die kunnen worden gebruikt om kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens te vervaardigen.

5.4.De term ,,synthetische en kunstmatige stapelvezels" wordt in de lijst gebruikt om te verwijzen naar kabels van synthetische of kunstmatige filamenten, stapelvezels of afval bedoeld bij de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 6

6.1.In het geval van produkten die zijn ingedeeld onder de posten in de lijst waarnaar in deze inleidende aantekeningen wordt verwezen, dienen de in kolom 3 van de lijst uiteengezette voorwaarden niet te worden toegepast op om het even welke bij hun vervaardiging gebruikte basistextielmaterialen die, samen genomen, minder dan 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de punten 6.3 en 6.4).

6.2.Deze tolerantie mag evenwel alleen worden toegepast op gemengde produkten die zijn vervaardigd van twee of meer basistextielmaterialen.

Basistextielmaterialen zijn:

  • zijde,
  • wol,
  • grof haar,
  • fijn haar,
  • paardehaar (crin),
  • katoen,
  • materialen voor het vervaardigen van papier en papier,
  • vlas,
  • hennep,
  • jute en andere bastvezels,
  • sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,
  • kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,
  • synthetische filamenten,
  • kunstmatige filamenten,
  • synthetische stapelvezels,
  • kunstmatige stapelvezels.

Bij voorbeeld: Garens van post 5205 vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506 zijn gemengde garens. Derhalve mogen synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (die vereisen dat chemische materialen of edelcellulose worden gebruikt), worden gebruikt ten belope van 10 gewichtspercenten van de garens.

Bij voorbeeld: Een weefsel van wol van post 5112 vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509 is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (die het gebruik vereisen van chemische stoffen of edelcellulose) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (die vereisen dat natuurlijke niet-gekaarde of -gekamde of aan een andere bewerking voor het spinnen onderworpen vezels worden gebruikt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt ten belope van 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Bij voorbeeld: ,,Tufted" textielweefsels van post 5802 vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsel van katoen van post 5210 wordt slechts als een gemengd produkt beschouwd wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd produkt is dat vervaardigd is van garens die onder twee verschillende posten worden ingedeeld of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Bij voorbeeld: Wanneer het ,,tufted" textielweefsel werd vervaardigd van katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan is het duidelijk dat de gebruikte garens tot twee verschillende basistextielmaterialen behoren en dat het ,,tufted" textielweefsel bijgevolg een gemengd produkt is.

Bij voorbeeld: Een ,,tufted" tapijt vervaardigd van kunstmatige garens en van katoengarens en met een grondlaag van jute is een gemengd produkt omdat drie textielmaterialen worden gebruikt. Niet van oorsprong zijnd materiaal dat in een later stadium van de vervaardiging wordt gebruikt dan de regel bepaalt, mag worden gebruikt, op voorwaarde dat het totaalgewicht ervan niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Aldus kunnen de jutegrondlaag, de kunstmatige garens en/of de katoenen garens in dat stadium van de vervaardiging geïmporteerd worden, mits de voorwaarden inzake het gewicht worden gerespecteerd.

6.3.In het geval van weefsels die ,,garens gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld" bevatten, bedraagt de tolerantie voor dit garen 20 %.

6.4.In het geval van weefsels die strippen bevatten, bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen van kunststof, bedraagt deze tolerantie ten aanzien van deze strip 30 %.

Aantekening 7

7.1.Bij de textielprodukten die in de lijst zijn aangeduid door een verwijzing naar deze inleidende aantekening mogen garnituren en toebehoren van textiel, die niet voldoen aan de regel die met betrekking tot het geconfectioneerde produkt in kolom 3 van de lijst is uiteengezet, worden gebruikt, op voorwaarde dat het gewicht ervan niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van alle gebruikte textielmaterialen.

Garnituren en toebehoren van textiel zijn die welke onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 worden ingedeeld. Voeringen en binnenwerk worden niet als garnituren of toebehoren beschouwd.

7.2.Alle gebruikte garnituren, toebehoren of andere produkten van andere stoffen dan textiel, doch textiel bevattend (en die derhalve buiten de werkingssfeer van punt 4.3 vallen), hoeven niet te voldoen aan de in kolom 3 uiteengezette voorwaarden.

7.3.Overeenkomstig het bepaalde in punt 4.3 mogen alle niet van oorsprong zijnde garnituren en toebehoren van andere stoffen dan textiel of elk ander produkt dat geen textiel bevat in elk geval vrij worden gebruikt wanneer zij niet vervaardigd kunnen worden van de in kolom 3 opgesomde materialen.

Bij voorbeeld: Wanneer een regel in de lijst bepaalt dat voor een bepaald textielprodukt, zoals een blouse, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik niet uit van artikelen van metaal, zoals knopen, omdat deze niet van textielmaterialen kunnen worden vervaardigd.

7.4.Wanneer een percentageregel van toepassing is, dan moet met de waarde van garnituren en toebehoren rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Bijlage 2 bij bijlage II

LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN DIE MOETEN WORDEN UITGEVOERD TEN AANZIEN VAN NIET VAN OORSPRONG ZIJNDE MATERIALEN, TEN EINDE HET VERVAARDIGDE PRODUKT HET KARAKTER VAN PRODUKT VAN OORSPRONG TE VERLENEN

GS-post

Omschrijving

Be- of verwerking van niet van oorsprong zijnde materialen die

het karakter van produkt van oorsprong verlenen

(1)

(2)

(3)

0201

Vlees van runderen, vers of gekoeld

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van vlees van runderen, bevroren, bedoeld bij post 0202

0202

Vlees van runderen, bevroren

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van vlees van runderen, vers of gekoeld, bedoeld bij post 0201

0206

Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van hele dieren bedoeld bij de posten 0201 t/m 0205

0210

Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van vlees en slachtafvallen bedoeld bij de posten 0201 t/m 0206 en 0208 of levers van pluimvee bedoeld bij post 0207

0302 t/m

0305

Vis

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 reeds van oorsprong moeten zijn

0402,

0404 t/m

0406

Melk en zuivelprodukten

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van melk of room bedoeld bij post 0401 of 0402

0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al verkregen moeten zijn,

-alle gebruikte vruchtesappen (met uitzondering van vruchtesappen van ananassen, lemmetjes, pompelmoezen of pomelo's) bedoeld bij post 2009 van oorsprong moeten zijn, en

-de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer mag bedragen dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

0408

Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van vogeleieren bedoeld bij post 0407

  • (1) 
    (2) (3) ex 0502

Bereid haar van varkens en van wilde zwijnen

Reinigen, ontsmetten, sorteren en rechtstrijken van haar

ex 0506

Beenderen en hoornpitten, ruw

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 2 reeds van oorsprong moeten zijn

0710 t/m

0713

Groenten, bevroren, gedroogd of voorlopig verduurzaamd, met uitzondering van de posten ex 0710 en ex 0711, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte groenten reeds van oorsprong moeten zijn

ex 0710

Suikermaïs (ook indien gestoomd of in water gekookt), bevroren

Vervaardiging uit suikermaïs, vers of gekoeld

ex 0711

Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd

Vervaardiging uit suikermaïs, vers of gekoeld

0811

Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

  • met toegevoegde suiker

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

0812

Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bij voorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

0813

Vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd; mengsels van noten of gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk

Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

0814

Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd

Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

ex hoofdstuk 11

Produkten van de meelindustrie; mout; zetmeel; gluten; inuline, met uitzondering van post ex 1106 waarvoor de regel hierna wordt uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte granen, groenten en planten voor voedingsdoeleinden, wortels en knollen bedoeld bij post 0714, of vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

ex 1106

Meel en gries, van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713

Drogen en malen van zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0708

1301

Gomlak (schellak); gommen, harsen, gomharsen en balsems, van natuurlijke oorsprong

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 1301 niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

1501

Reuzel; ander varkensvet en vet van gevogelte, gesmolten, ook indien geperst of met behulp van oplosmiddelen geëxtraheerd:

  • beendervet of afvalvet

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 0203, 0206 of 0207 of van beenderen bedoeld bij post 0506

  • ander

Vervaardiging uit vlees of eetbare slachtafvallen van varkens bedoeld bij post 0203 of 0206 of uit vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0207

1502

Rund-, schape- of geitevet, ruw of gesmolten, ook indien geperst of met behulp van oplosmiddelen geëxtraheerd:

  • beendervet of afvalvet

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van post 0201, 0202, 0204 of 0206 of van beenderen bedoeld bij post 0506

  • ander

Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke materialen van hoofdstuk 2 reeds van oorsprong moeten zijn

1504

Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd:

  • vaste fracties van oliën en vetten van vis en van oliën en vetten van zeezoogdieren

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1504

  • andere

Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke materialen van de hoofdstukken 2 en 3 reeds van oorsprong moeten zijn

ex 1505

Geraffineerde lanoline

Vervaardiging uit ruw wolvet bedoeld bij post 1505

1506

Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd:

  • vaste fracties

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen bedoeld bij post 1506

  • andere

Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke materialen van hoofdstuk 2 reeds van oorsprong moeten zijn

ex1507 t/m

1515

Plantaardige vette oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd:

-vaste fracties, met uitzondering van die van jojobaolie

Vervaardiging uit andere materialen van de posten 1507 tot en met 1515

-andere, met uitzondering van:

  • tungolie, oiticicaolie, myricawas en japanwas

-oliën voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van produkten voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen reeds van oorsprong moeten zijn

ex 1516

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, opnieuw veresterd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid

ex 1517

Vloeibare mengsels, voor menselijke consumptie, van plantaardige oliën bedoeld bij de posten 1507 tot en met 1515

Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen reeds van oorsprong moeten zijn

ex 1519

Industriële vetalcoholen met het karakter van kunstwas

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van vetzuren bedoeld bij post 1519

1601

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze produkten, voor menselijke consumptie

Vervaardiging uit dieren bedoeld bij hoofdstuk 1

1602

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed

Vervaardiging uit dieren bedoeld bij hoofdstuk 1

1603

Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Vervaardiging uit dieren bedoeld bij hoofdstuk 1; alle gebruikte vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren moeten evenwel reeds van oorsprong zijn

1604

Bereidingen en conserven van vis, kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit

Vervaardiging waarbij alle gebruikte vis of kuit reeds van oorsprong moet zijn

1605

Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren reeds van oorsprong moeten zijn

ex 1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere saccharose, in vaste vorm, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel:

  • chemisch zuivere maltose en chemisch zuivere fructose (levulose)

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1702

-andere suiker, in vaste vorm, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen reeds van oorsprong moeten zijn

ex 1703

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

1901

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 50 gewichtspercenten cacaopoeder bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van produkten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 10 gewichtspercenten cacaopoeder bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen:

  • moutextract

Vervaardiging uit granen bedoeld bij hoofdstuk 10

  • andere

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

1902

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid

Vervaardiging waarbij alle gebruikte granen (met uitzondering van harde tarwe), vlees en eetbare slachtafvallen, vis, schaaldieren of weekdieren reeds van oorsprong moeten zijn

1903

Tapioca en soortgelijke produkten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van aardappelzetmeel bedoeld bij post 1108

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bij voorbeeld cornflakes); granen, andere dan maïs, in de vorm van korrels, voorgekookt of op andere wijze bereid:

  • zonder cacao

Vervaardiging waarbij:

-alle graansoorten en meel (met uitzondering van maïs van de soort ,,Zea indurata" en harde tarwe en derivaten daarvan) geheel en al verkregen moeten zijn, en

-de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • cacao bevattend

Vervaardiging uit materialen die niet worden ingedeeld onder post 1806, op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze produkten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke produkten van meel of van zetmeel

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van hoofdstuk 11

2001

Groenten, vruchten en andere eetbare plantedelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

Vervaardiging waarbij alle gebruikte groenten en vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

2002

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

Vervaardiging waarbij alle gebruikte tomaten reeds van oorsprong moeten zijn

2003

Paddestoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

Vervaardiging waarbij alle gebruikte paddestoelen en truffels reeds van oorsprong moeten zijn

2004 en

2005

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, al dan niet bevroren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte groenten reeds van oorsprong moeten zijn

2006

Vruchten, vruchteschillen en andere plantedelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

2007

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

2008

Vruchten en andere eetbare plantedelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

-vruchten, op andere wijze gekookt dan door stomen of koken in water, zonder toegevoegde suiker, bevroren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten reeds van oorsprong moeten zijn

-noten, zonder toegevoegde suiker of alcohol

Vervaardiging waarbij de waarde van de van oorsprong zijnde, gebruikte noten en oliehoudende zaden bedoeld bij de posten 0801, 0802 en 1202 tot en met 1207, meer bedraagt dan 60 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. De waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 mag evenwel niet meer bedragen dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2009

Ongegiste vruchtesappen (druivemost daaronder begrepen), zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Vervaardiging uit materialen die niet onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld. De waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 mag evenwel niet meer bedragen dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2101

Gebrande cichorei, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan

Vervaardiging waarbij alle gebruikte cichorei reeds van oorsprong moet zijn

ex 2103

-Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke produkten

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Mosterdmeel en bereide mosterd mogen evenwel worden gebruikt

  • Bereide mosterd

Vervaardiging uit mosterdmeel

ex 2104

-Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van groenten, bereid of verduurzaamd, bedoeld bij de posten 2002 tot en met 2005

-Samengestelde gehomogeniseerde produkten voor menselijke consumptie

De regel voor de post waaronder het produkt zou worden ingedeeld, indien het onverpakt werd aangeboden, is van toepassing

ex 2106

Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

2201

Water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd; ijs en sneeuw

Vervaardiging waarbij al het gebruikte water reeds van oorsprong moet zijn

2202

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchte- en groentesappen bedoeld bij post 2009

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. De waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 mag evenwel niet meer bedragen dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt en alle gebruikte ongegiste vruchtesappen (andere dan vruchtesappen van ananassen, lemmetjes, pompelmoezen of pomelo's) moeten reeds van oorsprong zijn

ex 2204

Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen en druivemost met toegevoegde alcohol

Vervaardiging uit andere druivemost

2205,

ex 2207,

ex 2208

en

ex 2209

De volgende produkten die van druiven afkomstige materialen bevatten:

-vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

-ethylalcohol en gedistilleerde dranken, ook indien gedenatureerd

-gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

-samengestelde alcoholische preparaten van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken

-natuurlijke tafelazijn

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van druiven of alle van druiven afkomstige materialen

ex 2208

Whisky met een alcoholgehalte van minder dan 50 % vol

Vervaardiging waarbij de waarde van alle op basis van graan vervaardigde gedistilleerde dranken niet meer bedraagt dan 15 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2303

Afvallen van maïszetmeelfabrieken (met uitzondering van ingedikt zwelwater), met een gehalte aan proteïnen, berekend op de droge stof, van meer dan 40 gewichtspercenten

Vervaardiging waarbij alle gebruikte maïs reeds van oorsprong moet zijn

ex 2306

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van olijfolie, met een gehalte aan olijfolie van meer dan 3 %

Vervaardiging waarbij alle gebruikte olijven reeds van oorsprong moeten zijn

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte granen, suiker of melasse, vlees of melk reeds van oorsprong moeten zijn

2402

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

Vervaardiging waarbij ten minste 70 gewichtspercenten van de ruwe en niet tot verbruik bereide tabak of afvallen van tabak bedoeld bij post 2401 reeds van oorsprong moeten zijn

ex 2403

Rooktabak

Vervaardiging waarbij ten minste 70 gewichtspercenten van de ruwe en niet tot verbruik bereide tabak of afvallen van tabak bedoeld bij post 2401 reeds van oorsprong moeten zijn

ex 2504

Natuurlijk kristallijn grafiet, met verrijkt koolstofgehalte, gezuiverd en gemalen

Verrijking van het koolstofgehalte, het zuiveren en malen van ruw kristallijn grafiet

ex 2515

Marmer, enkel gesneden door zagen, splijten en dergelijke, in blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, met een dikte van niet meer dan 25 cm

Zagen, splijten en dergelijke van marmer (zelfs indien reeds gezaagd), met een dikte van meer dan 25 cm

ex 2516

Graniet, porfier, basalt, zandsteen en andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, in blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, enkel gesneden door zagen, splijten of op dergelijke wijze, met een dikte van niet meer dan 25 cm

Zagen, splijten en dergelijke van natuursteen (zelfs indien reeds gezaagd), met een dikte van meer dan 25 cm

ex 2518

Dolomiet, gesinterd of gebrand

Sinteren of branden van niet gesinterd of gebrand dolomiet

(1)

(2)

(3)

ex 2519

Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), fijngemaakt, in hermetisch gesloten recipiënten, en magnesiumoxyde, ook indien zuiver, met uitzondering van gesmolten magnesia of doodgebrande magnesia (gesinterd)

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet) bedoeld bij post 2519 mag evenwel worden gebruikt

ex 2520

Tandtechnisch gips

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2524

Asbestvezels

Vervaardiging uit asbestmineralen (asbestconcentraat)

ex 2525

Micapoeder

Malen van mica of van afval van mica

ex 2530

Verfaarden, gebrand of fijngemaakt

Branden of malen van verfaarden

ex 2707

Oliën waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke produkten als oliën uit mineralen en andere produkten verkregen bij het distilleren van hoge-temperatuur-steenkoolteer, die voor meer dan 65 % van hun volume overdistilleren bij 250 °C of lager (mengsels van benzol en van benzine daaronder begrepen), bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

2709 t/m

2715

Aardolie en distillatieprodukten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

ex hoofdstuk 28

Anorganische chemische produkten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen of van isotopen, met uitzondering van de posten ex 2811 en ex 2833, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2811

Zwaveltrioxyde

Vervaardiging uit zwaveldioxyde

ex 2833

Aluminiumsulfaat

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 29

Organische chemische produkten, met uitzondering van de posten ex 2901, ex 2902, ex 2905, 2915, ex 2932, 2933 en 2934, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2901

Acyclische koolwaterstoffen bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

ex 2902

Cycloalkanen en cycloalkenen (andere dan azulenen), benzeen, tolueen en xylenen, bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

ex 2905

Metaalalcoholaten van alcohol bedoeld bij deze post en van ethanol en glycerol

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 2905 daaronder begrepen. Metaalalcoholaten van deze post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

2915

Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxyden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van de posten 2915 en 2916 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 2932

  • Inwendige ethers, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van post 2909 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

(1)

(2)

(3)

ex 2932

(vervolg)

  • Cyclische acetalen en inwendige hemiacetalen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post

2933

Heterocyclische verbindingen met uitsluitend een of meer stikstofatomen als hetero-atoom; nucleïnezuren en zouten daarvan

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van de posten 2932 en 2933 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

2934

Andere heterocyclische verbindingen

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van de posten 2932, 2933 en 2934 mag evenwel niet meer bedragen dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 30

Farmaceutische produkten; met uitzondering van de posten 3002, 3003 en 3004, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

3002

Menselijk bloed; dierlijk bloed bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik of voor het stellen van diagnosen; sera van geïmmuniseerde dieren of personen, alsmede andere bloedfracties; vaccins, toxinen, culturen van micro-organismen (andere dan gist) en dergelijke produkten:

  • produkten bestaande uit twee of meer bestanddelen die voor therapeutisch of profylactisch gebruik zijn vermengd of ongemengde produkten voor dit gebruik, aangeboden in afgemeten hoeveelheden of gereed voor de verkoop in het klein

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3002 daaronder begrepen. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere:
  • menselijk bloed

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3002 daaronder begrepen. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

-dierlijk bloed, bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3002 daaronder begrepen. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

-bloedfracties, andere dan sera van geïmmuniseerde dieren of personen, hemoglobine en serumglobuline

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3002 daaronder begrepen. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

-hemoglobine, bloedglobuline en serumglobuline

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3002 daaronder begrepen. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3002 daaronder begrepen. De materialen van deze omschrijving mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

(1)

(2)

(3)

3003

en

3004

Geneesmiddelen (andere dan de produkten bedoeld bij de posten 3002, 3005 en 3006)

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen van post 3003 of 3004 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan te zamen niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

exhoofdstuk 31

Meststoffen, met uitzondering van de produkten van de posten ex 3103 en ex 3105, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 3103

Gecalcineerde natuurlijke aluminium- en calciumfosfaten, grof- en fijngemalen

Grof- en fijnmalen van gecalcineerde natuurlijke aluminium- en calciumfosfaten

ex 3105

Minerale of chemische meststoffen die twee of drie van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten; andere meststoffen; produkten bedoeld bij dit hoofdstuk, in tabletten of in dergelijke vormen, dan wel in verpakkingen met een brutogewicht van niet meer dan 10 kg, met uitzondering van:

  • natriumnitraat
  • calciumcyaanamide
  • kaliumsulfaat
  • magnesiumkaliumsulfaat

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen van dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

exhoofdstuk 32

Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; inkt, met uitzondering van de posten ex 3201 en 3205, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 3201

Tannine (looizuur), alsmede zouten, ethers, esters en andere derivaten daarvan

Vervaardiging uit looiextracten van plantaardige oorsprong

3205

Verflakken; preparaten op basis van verflakken, bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk (1)

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de materialen van de posten 3203 en 3204, op voorwaarde dat de waarde van de onder post 3205 ingedeelde materialen niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

exhoofdstuk 33

Etherische oliën en harsaroma's; parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten, met uitzondering van post 3301, waarvoor de regel hierna wordt uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

3301

Etherische oliën (ook indien daaruit de terpenen zijn afgesplitst), vast of vloeibaar; harsaroma's; geconcentreerde oplossingen van etherische oliën in vet, in vette oliën, in was of in dergelijke stoffen, verkregen door enfleurage of door maceratie; terpeenhoudende bijprodukten, afgesplitst uit etherische oliën; gedistilleerd aromatisch water en waterige oplossingen van etherische oliën

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, materialen van een andere ,,groep" (2) daaronder begrepen. Materialen van dezelfde ,,groep" mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

(1)

(2)

(3)

ex hoofdstuk 34

Zeep, organische tensioactieve produkten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta's, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrande gips, met uitzondering van de posten ex 3403 en 3404, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 3403

Smeermiddelen bevattende minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

3404

Kunstwas en bereide was:

  • op basis van paraffine, van was uit aardolie of uit bitumineuze mineralen, van paraffinehoudende residuen

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

  • andere

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van:

  • gehydrogeneerde oliën die het karakter hebben van was bedoeld bij post 1516,

-chemisch niet welbepaalde vetzuren of industriële vetalcoholen met het karakter van was bedoeld bij post 1519,

-materialen van post 3404.

Deze materialen mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 35

Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen, met uitzondering van de posten 3505 en ex 3507, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

3505

Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bij voorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel:

  • door ethervorming of door verestering gewijzigd zetmeel

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, andere materialen van post 3505 daaronder begrepen

  • andere

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de materialen van post 1108

ex 3507

Bereidingen van enzymen, elders genoemd noch elders onder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 36

Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 37

Produkten voor fotografie en cinematografie, met uitzondering van de posten 3701, 3702 en 3704, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

(1)

(2)

(3)

3701

Fotografische platen en vlakfilm, lichtgevoelig, onbelicht, van andere stoffen dan papier, karton of textiel; vlakfilm voor ,,direct-klaar"-fotografie, lichtgevoelig, onbelicht, ook indien in cassette

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan post 3702 worden ingedeeld

3702

Fotografische film, lichtgevoelig, onbelicht, op rollen, van andere stoffen dan papier, karton of textiel; film voor ,,direct-klaar"-fotografie, op rollen, lichtgevoelig, onbelicht

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan post 3701 of 3702 worden ingedeeld

3704

Fotografische platen, film, papier, karton en textiel, belicht doch niet ontwikkeld

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan de posten 3701 tot en met 3704 worden ingedeeld

ex hoofdstuk 38

Diverse produkten van de chemische industrie, met uitzondering van de posten ex 3801, ex 3803, ex 3805, ex 3806, ex 3807, 3808 tot en met 3814, 3818 tot en met 3820, 3822 en 3823, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen ingedeeld onder dezelfde post mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 3801

  • Colloïdaal grafiet, gedispergeerd in olie, en semicolloïdaal grafiet; koolstofpasta's voor elektroden

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

-Grafiet in de vorm van pasta's, bestaande uit een mengsel van meer dan 30 gewichtspercenten grafiet en minerale olie

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 3403 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 3803

Geraffineerde tallolie

Raffineren van ruwe tallolie

ex 3805

Sulfaatterpentijnolie, gezuiverd

Zuivering, inhoudende het distilleren of het raffineren van ruwe sulfaatterpentijnolie

ex 3806

Gomesters

Vervaardiging uit harszuren

ex 3807

Houtteerpek

Distillatie van houtteer

3808

t/m

3814,

3818

t/m

3820,

3822

en

3823

Diverse produkten van de chemische industrie:

-bereide additieven voor smeerolie, die aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten, bedoeld bij post 3811

-de hierna vermelde produkten bedoeld bij post 3823:

  • bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen, op basis van natuurlijke harshoudende produkten

-nafteenzuren en niet in water oplosbare zouten daarvan; esters van nafteenzuren

-sorbitol, andere dan die bedoeld bij post 2905

Deze produkten zijn opgenomen in bijlage 8

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Materialen die onder dezelfde post zijn ingedeeld mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt

-petroleumsulfonaten, met uitzondering van petroleumsulfonaten van alkalimetalen, ammonium of ethanolaminen; thiofeenhoudende sulfonzuren van oliën uit bitumineuze mineralen, alsmede zouten daarvan

-ionenwisselaars

-gasbinders (getters) voor elektrische lampen en vacuuembuizen

-gealkaliseerde ijzeroxyden voor het zuiveren van gas

(1)

(2)

(3)

3808

t/m

3814,

3818

t/m

3820,

3822

en

3823

(vervolg)

  • ammoniakwaters en gaszuiveringsmassa, verkregen bij het zuiveren van lichtgas

-sulfonafteenzuren en niet in water oplosbare zouten daarvan; esters van sulfonafteenzuren

-foezelolie en dippelolie

-mengsels van zouten met verschillende anionen

-kopieerpasta's op basis van gelatine, ook indien op een onderlaag van papier of textiel

-andere

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

3901

t/m

3915

Kunststof in primaire vormen, resten en afval van kunststof:

  • toegevoegde homopolymerisatieprodukten

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van de gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt (1)

  • andere

Vervaardiging waarbij de waarde van de gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt (1)

3916

t/m

3921

Halffabrikaten van kunststof:

  • platte produkten, verder bewerkt dan alleen aan de oppervlakte of in andere dan rechthoekige of vierkante vorm gesneden; andere produkten, verder bewerkt dan alleen aan de oppervlakte

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere:

-toegevoegde homopolymerisatieprodukten

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van de gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt (1)

-andere

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 39 niet meer bedraagt dan 20 % van de prijs af fabriek van het produkt (1)

3922

t/m

3926

Artikelen van kunststof

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 4001

Gelamineerde platen van crêperubber voor zolen

Lamineren van vellen natuurlijke crêperubber

4005

Bereide rubber, niet gevulcaniseerd, in primaire vormen of in platen, vellen of strippen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen, met uitzondering van natuurlijke rubber, niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

4012

Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber; massieve of halfmassieve banden, verwisselbare loopvlakken voor banden en velglinten van rubber

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van de posten 4011 en 4012

ex 4017

Werken van geharde rubber

Vervaardiging uit geharde rubber bedoeld bij post 4017

(1)

(2)

(3)

ex 4102

Onthaarde huiden en vellen van schapen

Schapehuiden en -vellen ontdoen van hun wol

4104

t/m

4107

Leder, alsmede voorgelooide onthaarde vellen en huiden, ander dan leder bedoeldbij post 4108 of 4109

Herlooien van voorgelooid leder

of

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld

4109

Lakleder, gelamineerd lakleder daaronder begrepen, gemetalliseerd leder

Vervaardiging uit leder van de posten 4104 tot en met 4107, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 4302

Pelterijen, gelooid of anderszins bereid, samengevoegd:

  • banen, zakken, vierkanten, kruisen en dergelijke vormen

Bleken of verven, naast snijden en samenvoegen van niet samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen

  • andere

Vervaardiging uit niet samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen

4303

Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont

Vervaardiging uit niet samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen bedoeld bij post 4302

ex 4403

Hout, enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

Vervaardiging uit hout, onbewerkt, ook indien ontschorst of ruw behakt of ontdaan van het spint

ex 4407

Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

Schaven, schuren of aaneenvoegen door middel van een vingerlasverbinding

ex 4408

Fineer en hout in platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout, met een dikte van niet meer dan 6 mm, waarin een verbinding is gemaakt, alsmede ander hout, overlangs gezaagd of gesneden of geschild, met een dikte van niet meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding

Aanbrengen van een verbinding, schaven, schuren of aaneenvoegen door middel van een vingerlasverbinding

ex 4409

  • Hout (niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren daaronder begrepen), waarvan ten minste een zijde over de gehele lengte is geprofileerd (geploegd, van sponningen voorzien, met V-verbinding of dergelijke), geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding

Schaven of aaneenvoegen door middel van een vingerlasverbinding

  • Staaflijst

In profiel frezen of vormen

ex4410

t/m

ex4413

Staaflijst van hout, voor meubelen, voor lijsten, voor binnenhuisversiering, voor het wegwerken van elektrische leidingen (groeflatjes en afdekprofielen) en voor dergelijke doeleinden

In profiel frezen of vormen

ex4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, van hout

Vervaardiging uit niet op maat gezaagde planken

ex4416

Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout

Vervaardiging uit duighout, ook indien gezaagd op beide hoofdvlakken, doch niet verder bewerkt

ex 4418

  • Schrijnwerk en timmerwerk, voor bouwwerken, van hout

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Panelen met cellenstructuur en dakspanen mogen evenwel worden gebruikt

-Staaflijst

In profiel frezen of vormen

ex 4421

Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers; houten schoenpinnen

Vervaardiging uit hout van om het even welke post, met uitzondering van houtdraad bedoeld bij post 4409

(1)

(2)

(3)

4503

Werken van natuurkurk

Vervaardiging uit natuurkurk bedoeld bij post 4501

ex 4811

Papier en karton, enkel gelijnd, gelinieerd of geruit

Vervaardiging uit stoffen voor het vervaardigen van papier bedoeld bij hoofdstuk 47

4816

Carbonpapier, zelfkopiërend papier en ander papier voor het maken van doorslagen en overdrukken (ander dan dat van post 4809), complete stencils en offsetplaten, van papier, ook indien verpakt in dozen

Vervaardiging uit stoffen voor het vervaardigen van papier bedoeld bij hoofdstuk 47

4817

Enveloppen, postbladen, briefkaarten (andere dan prentbriefkaarten) en correspondentiekaarten, van papier of van karton; assortimenten van papierwaren voor correspondentie in dozen, in omslagen en in dergelijke verpakkingen, van papier of van karton

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van de gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 4818

Closetpapier

Vervaardiging uit stoffen voor het vervaardigen van papier bedoeld bij hoofdstuk 47

ex 4819

Dozen, zakken, hoezen en andere verpakkingsmiddelen van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 4820

Blocnotes

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 4823

Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden

Vervaardiging uit stoffen voor het vervaardigen van papier bedoeld bij hoofdstuk 47

4909

Prentbriefkaarten en andere gedrukte briefkaarten; gedrukte kaarten met persoonlijke wensen of mededelingen, ook indien geïllustreerd of met garneringen, al dan niet met enveloppe

Vervaardiging uit materialen die niet worden ingedeeld onder de posten 4909 en 4911

4910

Kalenders van alle soorten, gedrukt, kalenderblokken daaronder begrepen:

  • kalenders van de ,,eeuwigdurende" soort en kalenders met een verwisselbaar blok op voetstuk van andere stoffen dan papier of karton

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van de gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging uit materialen die niet worden ingedeeld onder de posten 4909 en 4911

ex 5003

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), gekaard of gekamd

Kaarden of kammen van afval van zijde

5501

t/m

5507

Synthetische of kunstmatige stapelvezels

Vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa

exhoofdstukken

50 t/m 55

Garens, monofilamenten en draad

Vervaardiging uit (1):

  • natuurlijke vezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen,

-chemische materialen of textielmassa, of

-stoffen voor het vervaardigen van papier

(1)

(2)

(3)

ex hoofdstukken 50 t/m 55

(vervolg)

Weefsels:

  • elastische weefsels voorzien van rubberdraad

Vervaardiging uit eendraadsgaren (1)

  • andere

Vervaardiging uit (1):

  • kokosgaren,

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen,

-chemische materialen of textielmassa, of

-papier

of

Bedrukken samen met ten minste één bewerking van afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte niet bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 56

Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan, met uitzondering van de posten 5602, 5604, 5605 en 5606, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging uit (1):

  • kokosgaren,
  • natuurlijke vezels,
  • chemische materialen of textielmassa, of

-stoffen gebruikt voor het vervaardigen van papier

5602

Vilt, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen:

  • naaldgetouwvilt

Vervaardiging uit (1):

  • natuurlijke vezels, of

-chemische materialen of textielmassa.

Echter:

-polypropyleenfilamentgarens bedoeld bij post 5402,

-polypropyleenvezels bedoeld bij post 5503 of 5506, of

-polypropyleenkabels bedoeld bij post 5501

waarvan de titer in alle gevallen van één enkel filament of vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging uit (1):

  • natuurlijke vezels,
  • van caseïnevezels vervaardigde kunstmatige stapelvezels, of

-chemische materialen of textielmassa

5604

Draad en koord van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel; textielgarens, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber of met kunststof:

-draad en koord van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel

Vervaardiging uit niet-omwoeld of -omvlochten draad en koord, van gevulcaniseerde rubber

(1)

(2)

(3)

5604

(vervolg)

  • andere

Vervaardiging uit (1):

  • natuurlijke vezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen,

-chemische materialen of textielmassa, of

-stoffen voor het vervaardigen van papier

5605

Metaalgarens, ook indien omwoeld, bestaande uit textielgarens of uit strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, verbonden met metaaldraad, -strippen of -poeder, dan wel bedekt met metaal

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen,

-chemische materialen of textielmassa, of

-stoffen voor het vervaardigen van papier

5606

Omwoeld garen, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, omwoeld, andere dan die bedoeld bij post 5605 en andere dan omwoeld paardehaar (crin); chenillegaren; kettingsteekgaren (zogenaamd chainettegaren)

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen,

-chemische materialen of textielmassa, of

-stoffen voor het vervaardigen van papier

hoofdstuk 57

Tapijten:

  • van naaldgetouwvilt

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels, of

-chemische materialen of textielmassa.

Echter:

-polypropyleenfilamentgarens bedoeld bij post 5402,

-polypropyleenvezels bedoeld bij post 5503 of 5506, of

-polypropyleenkabels bedoeld bij post 5501

waarvan de titer in alle gevallen van één enkel filament of vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • van ander vilt

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

-chemische materialen of textielmassa

-andere

Vervaardiging uit (1):

-kokosgaren,

-synthetische of kunstmatige filamentgarens,

-natuurlijke vezels, of

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen

(1)

(2)

(3)

ex hoofdstuk 58

Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk, met uitzondering van de posten 5805 en 5810; de regel voor post 5810 wordt hierna uiteengezet:

  • elastische weefsels (met rubberdraad verbonden)

Vervaardiging uit eendraadsgaren (1)

  • andere

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

-chemische materialen of textielmassa

of

Bedrukken samen met ten minste één bewerking van afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte, niet bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het produkt

5810

Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

5901

Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden

Vervaardiging uit garen

5902

Bandenkoordweefsel (,,tyre cord fabric") van garens met een hoge sterktegraad, van nylon of van andere polyamiden, van polyesters of van viscoserayon:

-bevattende niet meer dan 90 gewichtspercenten textielstoffen

Vervaardiging uit garen

  • ander

Vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa

5903

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, andere dan die bedoeld bij post 5902

Vervaardiging uit garen

5904

Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden; vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, ook indien in bepaalde vorm gesneden

Vervaardiging uit garen (1)

5905

Wandbekleding van textielstof:

-geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, kunststoffen of andere materialen

Vervaardiging uit garen

(1)

(2)

(3)

5905

(vervolg)

  • andere

Vervaardiging uit (1):

  • kokosgaren,

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen,of

-chemische materialen of textielmassa,

of

Bedrukken samen met ten minste één bewerking van afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van de gebruikte, niet bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het produkt

5906

Gegummeerde weefsels, andere dan die bedoeld bij post 5902:

-brei- en haakwerk

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

-chemische materialen of textielmassa

-andere weefsels, vervaardigd van synthetische filamentgarens bevattende meer dan 90 gewichtspercenten textielstoffen

Vervaardiging uit chemische materialen

  • andere

Vervaardiging uit garen

5907

Weefsels, anderszins geïmpregneerd, bekleed of bedekt; beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik

Vervaardiging uit garen

ex 5908

Gloeikousjes, geïmpregneerd

Vervaardiging uit rondgebreide buisjes

5909

t/m

5911

Artikelen voor technisch gebruik, van textielstoffen:

-polijstschijven, andere dan die van vilt bedoeld bij post 5911

Vervaardiging uit garen of uit afval van weefsels of lompen en vodden van post 6310

  • andere

Vervaardiging uit (1):

  • kokosgaren,
  • natuurlijke vezels,
  • synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

-chemische materialen of textielmassa

hoofdstuk 60

Brei- en haakwerk aan het stuk

Vervaardiging uit (1):

  • natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

  • chemische materialen of textielmassa

(1)

(2)

(3)

hoofdstuk 61

Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk:

  • verkregen door aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij op maat zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen

Vervaardiging uit garen (1)

  • andere

Vervaardiging uit (2):

-natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

-chemische materialen of textielmassa

ex hoofdstuk 62

Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk, met uitzondering van de posten ex 6202, ex 6204, ex 6206, ex 6209, ex 6210, 6213, 6214, ex 6216 en ex 6217, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet

Vervaardiging uit garen (1)

ex6202,

ex6204,

ex6206,

ex6209

en

ex6217

Dames-, meisjes- en babykleding, alsmede ander geconfectioneerd kledingtoebehoren, geborduurd

Vervaardiging uit garen (1)

of

Vervaardiging uit niet geborduurd weefsel, op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet geborduurde weefsel niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt (2)

ex6210,

ex6216

en

ex6217

Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester

Vervaardiging uit garen (1)

of

Vervaardiging uit weefsel zonder deklaag, op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt (1)

6213

en

6214

Zakdoeken, sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen:

-geborduurd

Vervaardiging uit ongebleekt eendraadsgaren (1) (2)

of

Vervaardiging uit niet geborduurd weefsel, op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet geborduurde weefsel niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt (2)

  • andere

Vervaardiging uit ongebleekt eendraadsgaren (1) (2)

6301

t/m

6304

Dekens, beddelinnen, gordijnen, vitrages en andere artikelen voor stoffering:

  • van vilt of gebonden textielvlies

Vervaardiging uit (2):

  • natuurlijke vezels, of
  • chemische produkten of textielmassa
  • andere:
  • geborduurd

Vervaardiging uit ongebleekt eendraadsgaren (2)

of

Vervaardiging uit niet geborduurd weefsel (ander dan van brei- of haakwerk), op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet geborduurde weefsel niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt (1)

  • andere

Vervaardiging uit ongebleekt eendraadsgaren (2)

(1)

(2)

(3)

6305

Zakken voor verpakkingsdoeleinden

Vervaardiging uit (1):

  • natuurlijke vezels,

-synthetische of kunstmatige stapelvezels, niet gekaard of gekamd, noch anderszins bewerkt voor het spinnen, of

-chemische produkten of textielmassa

6306

Dekkleden, zeilen voor schepen, zeilplanken, zeilwagens en zeilsleden, zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke, tenten en kampeerartikelen:

-van gebonden textielvlies

Vervaardiging uit (1):

-natuurlijke vezels, of

-chemische produkten of textielmassa

-andere

Vervaardiging uit ongebleekt eendraadsgaren (1)

ex 6307

Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

6308

Stellen of assortimenten, bestaande uit weefsel en garen, ook indien met toebehoren, voor de vervaardiging van tapijten, van tapisserieën, van geborduurde tafelkleden en servetten of van dergelijke artikelen van textiel, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Elk bestanddeel van het stel of assortiment moet beantwoorden aan de regel die ervoor zou gelden indien het niet in het stel of assortiment was opgenomen. Niet van oorsprong zijnde artikelen mogen evenwel gebruikt worden op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 15 % van de prijs af fabriek van het produkt

6401

t/m

6405

Schoeisel

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de samenvoegingen van bovendelen met een binnenzool of met andere binnendelen bedoeld bij post 6406

6503

Hoeden en andere hoofddeksels, van vilt, vervaardigd van hoedvormen (cloches) of van schijfvormige ,,plateaux", bedoeld bij post 6501, ook indien gegarneerd

Vervaardiging uit garen of textielvezels (2)

6505

Hoeden en andere hoofddeksels, van brei- of haakwerk of vervaardigd van kant, van vilt of van andere textielprodukten (aan het stuk, maar niet in stroken), ook indien gegarneerd; haarnetjes, ongeacht van welke stof, ook indien gegarneerd

Vervaardiging uit garen of textielvezels (2)

6601

Paraplu's en parasols (wandelstokparaplu's, tuinparasols en dergelijke artikelen daaronder begrepen)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 6803

Werken van leisteen of van samengekit leigruis

Vervaardiging uit bewerkte leisteen

ex 6812

Werken van asbest; werken van mengsels samengesteld met asbest of met asbest en magnesiumcarbonaat

Vervaardiging uit bewerkte asbestvezels of mengsels samengesteld met asbest en magnesiumcarbonaat

ex 6814

Bewerkt mica en werken van mica, geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen, op een drager van papier, van karton of van andere stoffen

Vervaardiging uit bewerkt mica (met inbegrip van geagglomereerd of gereconstitueerd mica)

7006

Glas bedoeld bij post 7003, 7004 of 7005, gebogen, met schuin geslepen randen, gegraveerd, van gaten voorzien, geëmailleerd of op andere wijze bewerkt, doch niet omlijst noch met andere stoffen verbonden

Vervaardiging uit materialen van post 7001

(1)

(2)

(3)

7007

Veiligheidsglas, bestaande uit geharde glasplaten (hardglas) of uit opeengekitte glasplaten

Vervaardiging uit materialen van post 7001

7008

Meerwandig glas voor isoleringsdoeleinden

Vervaardiging uit materialen van post 7001

7009

Spiegels van glas, ook indien omlijst, achteruitkijkspiegels daaronder begrepen

Vervaardiging uit materialen van post 7001

7010

Flessen, flacons, bokalen, potten, buisjes, ampullen en andere bergingsmiddelen, van glas, voor vervoer of voor verpakking; weckglazen; stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld

of

Slijpen van flessen of flacons, op voorwaarde dat de waarde van het niet geslepen glas niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

7013

Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik, ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld

of

Slijpen van glaswerk, op voorwaarde dat de waarde van het niet geslepen glaswerk niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

of

Versieren met de hand (met uitzondering van zijdezeefdruk) van met de hand geblazen glaswerk, op voorwaarde dat de waarde van het met de hand geblazen glaswerk niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 7019

Werken (andere dan garen) van glasvezels

Vervaardiging uit:

  • ongekleurde lonten, rovings en garens, of

-glaswol

ex 7102,

ex7103

en

ex7104

Bewerkte natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen

Vervaardiging uit onbewerkte edelstenen of halfedelstenen

7106,

7108

en

7110

Edele metalen:

-onbewerkt

Vervaardiging uit materialen die niet zijn ingedeeld onder post 7106, 7108 of 7110

of

de elektrolytische, thermische of chemische scheiding van edele metalen bedoeld bij post 7106, 7108 of 7110

of

de legering van edele metalen bedoeld bij post 7106, 7108 of 7110 onderling of met onedele metalen

-halfbewerkt of in poedervorm

Vervaardiging uit onbewerkte edele metalen

ex 7107,

ex7109

en

ex7111

Metalen geplateerd met edele metalen, halfbewerkt

Vervaardiging uit metalen geplateerd met edele metalen, onbewerkt

7116

Werken van echte of gekweekte parels, van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

7117

Fancybijouterieën

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld

of

Vervaardiging uit delen van onedel metaal, niet verguld, verzilverd of geplatineerd, op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

(1)

(2)

(3)

7207

Halffabrikaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit materialen van post 7201, 7202, 7203, 7204 of 7205

7208

t/m

7216

Gewalste platte produkten, walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit ijzer of niet-gelegeerd staal, in ingots of in andere primaire vormen, bedoeld bij post 7206

7217

Draad van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit halffabrikaten bedoeld bij post 7207

ex7218,

7219

t/m

7222

Halffabrikaten, gewalste platte produkten, staven en profielen, van roestvrij staal

Vervaardiging uit roestvrij staal, in ingots of in andere primaire vormen, bedoeld bij post 7218

7223

Draad van roestvrij staal

Vervaardiging uit halffabrikaten van roestvrij staal, bedoeld bij post 7218

ex7224,

7225

t/m

7227

Halffabrikaten, gewalste platte produkten, walsdraad, van ander gelegeerd staal

Vervaardiging uit ander gelegeerd staal, in ingots of in andere primaire vormen, bedoeld bij post 7224

7228

Staven en profielen van ander gelegeerd staal; holle staven voor boringen van gelegeerd of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit gelegeerd of niet-gelegeerd staal, in ingots of in andere primaire vormen, bedoeld bij post 7206,7218 of 7224

7229

Draad van ander gelegeerd staal

Vervaardiging uit halffabrikaten van ander gelegeerd staal bedoeld bij post 7224

ex 7301

Damwandprofielen van ijzer of van staal

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7203

7302

Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal: spoorstaven (rails), contrarails en heugels voor tandradbanen, wisseltongen, puntstukken, wisselstangen en andere bestanddelen van kruisingen en wissels, dwarsliggers, lasplaten, spoorstoelen, wiggen, onderlegplaten, klemplaten, dwarsplaten en dwarsstangen en andere bestanddelen, voor het leggen, het verbinden of het bevestigen van rails

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7206

7304,

7305

en

7306

Buizen, pijpen en holle profielen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal

Vervaardiging uit materialen van post 7206, 7207, 7218 of 7224

7308

Constructiewerken en delen van constructiewerken (bij voorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustraden), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Gelaste profielen bedoeld bij post 7301 mogen evenwel niet worden gebruikt

ex 7315

Sneeuwkettingen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 7315 niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex7322

Radiatoren voor centrale verwarming, niet-elektrisch verwarmd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 7322 niet meer bedraagt dan 5 % van de prijs af fabriek van het produkt

(1)

(2)

(3)

ex hoofdstuk 74

Koper en werken van koper, met uitzondering van de posten 7401 tot en met 7405; de regel voor post ex 7403 wordt hierna uiteengezet

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 7403

Koperlegeringen, ruw

Vervaardiging uit geraffineerd koper, ruw of uit resten en afval

ex hoofdstuk 75

Nikkel en werken van nikkel, met uitzondering van de posten 7501 tot en met 7503

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 76

Aluminium en werken van aluminium, met uitzondering van de posten 7601 en 7602; de regel voor post ex 7601 wordt hierna uiteengezet

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 7601

-Aluminiumlegeringen, ruw

Vervaardiging uit niet-gelegeerd aluminium of resten en afval

-,,Extra zuiver" aluminium (ISO nr. Al 99,99)

Vervaardiging uit niet-gelegeerd aluminium (ISO nr. Al 99,8)

ex hoofdstuk 78

Lood en werken van lood, met uitzondering van de posten 7801 en 7802; de regel voor post 7801 wordt hierna uiteengezet

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

7801

Ruw lood:

  • geraffineerd lood

Vervaardiging uit werklood

  • ander

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Resten en afval bedoeld bij post 7802 mogen evenwel niet worden gebruikt

ex hoofdstuk 79

Zink en werken van zink, met uitzondering van de posten 7901 en 7902; de regel voor post 7901 wordt hierna uiteengezet

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

7901

Ruw zink

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Resten en afval bedoeld bij post 7902 mogen evenwel niet worden gebruikt

(1)

(2)

(3)

ex hoofdstuk 80

Tin en werken van tin, met uitzondering van de posten 8001, 8002 en 8007; de regel voor post 8001 wordt hierna uiteengezet

Vervaardiging waarbij:

-alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

8001

Ruw tin

Vervaardiging waarbij alle materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Resten en afval bedoeld bij post 8002 mogen evenwel niet worden gebruikt

ex hoofdstuk 81

Andere onedele metalen, bewerkt; werken van deze stoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle materialen die zijn ingedeeld onder dezelfde post als het gebruikte produkt niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

8206

Stellen, bestaande uit gereedschap van twee of meer van de posten 8202 tot en met 8205, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan de posten 8202 tot en met 8205 worden ingedeeld. Gereedschap bedoeld bij de posten 8202 tot en met 8205 kan opgenomen worden in het stel, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel

8207

Verwisselbaar gereedschap voor al dan niet mechanisch handgereedschap of voor gereedschapswerktuigen (bij voorbeeld voor het stampen, stansen, draadtappen, draadsnijden, boren, ruimen, kotteren, frezen, draaien, vastschroeven), daaronder begrepen trekstenen of trekmatrijzen en pers- of extrusiematrijzen voor het bewerken van metalen, alsmede grond- en gesteenteboren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld en de waarde van de gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8208

Messen en snijbladen, voor machines en voor mechanische toestellen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld en de waarde van de gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 8211

Messen (andere dan die bedoeld bij post 8208), ook indien getand, zaksnoeimessen daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Lemmeten en handvatten van onedel metaal mogen evenwel worden gebruikt

8214

Ander messenmakerswerk (bij voorbeeld tondeuses, hakmessen en dergelijke slagers- en keukenmessen, briefopeners); gereedschap (nagelvijltjes daaronder begrepen) voor manicure of voor pedicure, ook indien in stellen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Handvatten van onedel metaal mogen evenwel worden gebruikt

8215

Lepels, vorken, pollepels, schuimspanen, taartscheppen, vismessen en botermesjes, suikertangen en dergelijke artikelen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Handvatten van onedel metaal mogen evenwel worden gebruikt

  • (1) 
    (2) (3) ex 8306

Beeldjes en andere versieringsvoorwerpen van onedel metaal

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. De andere materialen van post 8306 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 30 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex hoofdstuk 84

Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan, met uitzondering van die welke vallen onder de volgende posten of delen van posten, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet: 8403, ex 8404, 8406 tot en met 8409, 8412, 8415, 8418, ex 8419, 8420, 8425 tot en met 8430, ex 8431, 8439, 8441, 8444 tot en met 8447, ex 8448, 8452, 8456 tot en met 8466, 8469 tot en met 8472, 8480, 8484 en 8485

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8403 en

ex8404

Ketels voor centrale verwarming, andere dan die bedoeld bij post 8402 en hulptoestellen voor deze ketels voor centrale verwarming

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan post 8403 of 8404 worden ingedeeld. Materialen die worden ingedeeld onder post 8403 of 8404 mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan, samen genomen, niet meer bedraagt dan 10 % van de prijs af fabriek van het produkt

8406

Stoomturbines en andere dampturbines

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8407

Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8408

Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semi-dieselmotoren)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8409

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor motoren bedoeld bij post 8407 of 8408

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8412

Andere motoren en andere krachtmachines

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8415

Machines en apparaten voor de regeling van het klimaat in besloten ruimten, bestaande uit een door een motor aangedreven ventilator en elementen voor het wijzigen van de temperatuur en de vochtigheid van de lucht, die waarmee de vochtigheid van de lucht niet afzonderlijk kan worden geregeld daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8418

Koelkasten, vrieskasten en andere machines, apparaten en toestellen voor de koeltechniek, al dan niet elektrisch werkend; warmtepompen, andere dan klimaatregelingstoestellen bedoeld bij post 8415

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt,

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn niet meer bedraagt dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong

ex 8419

Machines voor de hout-, papierstof- en kartonindustrieën

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 25 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8420

Kalanders en walsmachines, andere dan voor metalen of voor glas, alsmede cilinders daarvoor

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 25 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8425

t/m

8428

Hef-, hijs-, laad- en losmachines en toestellen, alsmede toestellen voor het hanteren van goederen

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-materialen van post 8431 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8429

Bulldozers, angledozers, egaliseermachines, schrapers, mechanische schoppen, excavateurs (emmergravers), laadschoppen, schapepootwalsen en andere bodemverdichtingsmachines, met eigen beweegkracht:

  • wegwalsen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-materialen van post 8431 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8430

Andere machines en toestellen voor het afgraven, egaliseren, schrapen, delven, aanstampen of boren van of in grond, mineralen of ertsen, heimachines en machines voor het uittrekken van heipalen; sneeuwruimers

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-materialen van post 8431 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

ex 8431

Delen van wegwalsen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8439

Machines en toestellen voor het vervaardigen van pulp van cellulosehoudende vezelstoffen of voor het vervaardigen of afwerken van papier of van karton

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 25 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8441

Andere machines en toestellen voor de bewerking van papierstof, van papier of van karton, snijmachines van alle soorten daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 25 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8444

t/m

8447

Machines van deze posten, bestemd om te worden gebruikt in de textielindustrie

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex8448

Hulpmachines en hulptoestellen voor de machines bedoeld bij de posten 8444 en 8445

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8452

Naaimachines, andere dan de naaimachines voor het boekbindersbedrijf bedoeld bij post 8440; meubelen, onderstellen en kappen, speciaal ontworpen voor naaimachines; naalden voor naaimachines:

-naaimachines die uitsluitend stiksteken kunnen vormen, waarvan de kop zonder de motor niet meer dan 16 kg of met de motor niet meer dan 17 kg weegt

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt,

-de waarde van alle niet van oorsprong zijnde materialen die zijn gebruikt bij het monteren van de kop (zonder motor), niet meer bedraagt dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong, en

-de draadspannings-, haak- en zigzagmechanismen reeds van oorsprong zijn

  • andere

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8456

t/m

8466

Gereedschapswerktuigen en machines en hun delen en toebehoren, bedoeld bij de posten 8456 tot en met 8466

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8469

t/m

8472

Kantoormachines en -toestellen (bij voorbeeld schrijfmachines, rekenmachines, automatische gegevensverwerkende machines, duplicators, hechtmachines)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8480

Vormkasten voor gieterijen; modelplaten voor gietvormen; modellen voor gietvormen; gietvormen en andere vormen voor metalen (andere dan gietvormen voor ingots), voor metaalcarbiden, voor glas, voor minerale stoffen, voor rubber of voor kunststof

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

8484

Metalloplastische pakking; stellen of assortimenten van pakkingringen en andere pakkingstukken, van verschillende samenstelling, in zakjes, in enveloppen of in dergelijke bergingsmiddelen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8485

Delen van machines of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk en niet voorzien van elektrische verbindingsstukken, van elektrisch geïsoleerde delen, van spoelen, van contacten of van andere elektrotechnische delen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

exhoofdstuk 85

Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen; met uitzondering van die welke vallen onder de volgende posten of delen van posten, waarvoor de regels hierna worden uiteengezet: 8501, 8502, ex 8522, 8523 tot en met 8529, 8535 tot en met 8537, ex 8541, 8542, 8544 tot en met 8548

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8501

Elektromotoren en elektrische generatoren, andere dan generatoraggregaten

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder post 8503 zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8502

Elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder de posten 8501 en 8503 zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

ex8522

Delen en toebehoren van filmtoestellen voor het opnemen of voor het weergeven van geluid, voor film van 16 mm of meer

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8523

Dragers, geprepareerd voor het opnemen van geluid of voor dergelijke doeleinden, doch waarop niet is opgenomen, andere dan de goederen bedoeld bij hoofdstuk 37

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8524

Grammofoonplaten, banden en andere dragers voor het opnemen van geluid of voor dergelijke doeleinden, waarop is opgenomen, galvanische vormen en matrijzen voor het maken van platen daaronder begrepen, andere dan de goederen bedoeld bij hoofdstuk 37:

  • galvanische vormen en matrijzen voor het maken van platen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

  • andere

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-materialen van post 8523 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8525

Zendtoestellen voor radiotelefonie, radiotelegrafie, radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera's

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8526

Radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn niet meer bedraagt dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong

8527

Ontvangtoestellen voor radiotelefonie, radiotelegrafie of radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn niet meer bedraagt dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong

8528

Ontvangtoestellen voor televisie (videomonitors en videoprojectietoestellen daaronder begrepen), ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een ontvangtoestel voor radio-omroep of een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of van beelden

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn niet meer bedraagt dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong

8529

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn niet meer bedraagt dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong

8535

en

8536

Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, de materialen van post 8538 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8537

Borden, panelen, kasten en dergelijke (die voor numerieke besturing daaronder begrepen), voorzien van twee of meer toestellen bedoeld bij post 8535 of 8536, voor elektrische bediening of voor het verdelen van elektrische stroom, ook indien voorzien van instrumenten of toestellen bedoeld bij hoofdstuk 90, andere dan de schakelapparaten bedoeld bij post 8517

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, de materialen van post 8538 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

ex 8541

Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen, met uitzondering van nog niet tot chips gesneden wafers

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8542

Elektronische geïntegreerde schakelingen en micro-assemblages

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, de materialen bedoeld bij de posten 8541 en 8542 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8544

Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt - zogenaamd emaildraad - of anodisch geoxydeerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optische-vezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8545

Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, ook indien verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8546

Isolatoren voor elektriciteit, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8547

Isolerende werkstukken, geheel van isolerend materiaal dan wel voorzien van daarin bij het gieten, persen, enz. aangebrachte eenvoudige metalen verbindingsstukken (bij voorbeeld nippels met schroefdraad), voor elektrische machines, toestellen of installaties, andere dan isolatoren bedoeld bij post 8546; isolatiebuizen en verbindingsstukken daarvoor, van onedel metaal, inwendig geïsoleerd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8548

Elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8601

t/m

8607

Locomotieven en rollend materieel, voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8608

Vast materieel voor spoor- en tramwegen; mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal-, veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen voor spoor- en tramwegen, voor verkeers- en waterwegen, voor parkeerterreinen, voor havens en voor vliegvelden; delen daarvan

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8609

Containers en dergelijke laadkisten (tankcontainers daaronder begrepen), ingericht en uitgerust voor het vervoer met ongeacht welk vervoermiddel

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

exhoofdstuk 87

Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van die welke vallen onder de volgende posten of delen van posten waarvoor de regels hierna worden uiteengezet: 8709 tot en met 8711, ex 8712, 8715 en 8716

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

8709

Transportwagens met eigen beweegkracht, niet voorzien van een hefsysteem, van de soort gebruikt in fabrieken, in opslagplaatsen, op haventerreinen of op vliegvelden, voor het vervoer van goederen over korte afstanden; trekkers van de soort gebruikt voor het trekken van perronwagentjes; delen daarvan

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8710

Gevechtswagens en pantserauto's, ook indien met bewapening; delen en onderdelen daarvan

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8711

Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, ook indien met zijspan; zijspanwagens

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn niet meer bedraagt dan de waarde van alle gebruikte materialen van oorsprong

ex8712

Tweewielige fietsen zonder kogellagers

Vervaardiging uit materialen die niet zijn ingedeeld onder post 8714

8715

Kinderwagens en delen daarvan

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8716

Aanhangwagens en opleggers; andere voertuigen zonder eigen beweegkracht; delen daarvan

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

8803

Delen van toestellen bedoeld bij de posten 8801 en 8802

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 8803 niet meer bedraagt dan 5 % van de prijs af fabriek van het produkt

8804

Valschermen (bestuurbare valschermen daaronder begrepen) en rotochutes; delen en toebehoren daarvan:

  • rotochutes

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 8804

  • andere

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 8804 niet meer bedraagt dan 10 % van de prijs af fabriek van het produkt

8805

Lanceertoestellen voor luchtvaartuigen; deklandingstoestellen en dergelijke; toestellen voor vliegoefeningen op de grond; delen daarvan

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 8805 niet meer bedraagt dan 5 % van de prijs af fabriek van het produkt

hoofdstuk 89

Scheepvaart

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Scheepsrompen bedoeld bij post 8906 mogen evenwel niet worden gebruikt

ex hoofdstuk 90

Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; delen en toebehoren van deze instrumenten, apparaten en toestellen, met uitzondering van die welke vallen onder de volgende posten of delen van posten waarvoor de regels hierna worden uiteengezet: 9001, 9002, 9004, ex 9006, ex 9014, 9015 tot en met ex 9018 en 9024 tot en met 9033

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

9001

Optische vezels en optische-vezelbundels; optische-vezelkabels, andere dan die bedoeld bij post 8544; platen of bladen van polariserende stoffen; lenzen (contactlenzen daaronder begrepen), prisma's, spiegels en andere optische elementen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, niet gemonteerd, andere dan die van niet-optisch bewerkt glas

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9002

Lenzen, prisma's, spiegels en andere optische elementen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, gemonteerd, voor instrumenten, apparaten en toestellen, andere dan die van niet-optisch bewerkt glas

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9004

Brillen (voor de verbetering van de gezichtsscherpte, voor het beschermen van de ogen en andere) en dergelijke artikelen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex9006

Fototoestellen, met uitzondering van de volgende toestellen:

Vervaardiging waarbij:

  • fototoestellen van de soort gebruikt voor het vervaardigen van clichés of van drukcilinders

-fototoestellen van de soort gebruikt voor het opnemen van documenten op microformaat (bij voorbeeld microfilm, microkaart)

-fototoestellen speciaal ontworpen voor onderwaterfotografie, voor luchtfotografie, voor medisch onderzoek van inwendige organen of voor gerechtelijke en criminologische laboratoria

-fototoestellen voor ,,direct-klaar"-fotografie

-andere fototoestellen:

  • eenogige spiegelreflexcamara's voor rolfilm met een breedte van niet meer dan 35 mm

-andere, voor rolfilm met een breedte van minder dan 35 mm

-andere, voor rolfilm met een breedte van 35 mm

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 45 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

ex9014

Andere instrumenten, apparaten en toestellen voor de navigatie

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9015

Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geodesie, voor de topografie, voor het landmeten, voor de fotogrammetrie, voor de hydrografie, voor de oceanografie, voor de hydrologie, voor de meteorologie of voor de geofysica, andere dan kompassen; afstandmeters

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9016

Precisiebalansen met een gewichtsgevoeligheid van 5 centigram of beter, ook indien met gewichten

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9017

Tekeninstrumenten, aftekeninstrumenten en rekeninstrumenten (bij voorbeeld tekenmachines, pantografen, gradenbogen, passerdozen, rekenlinialen, rekenschijven); handinstrumenten voor lengtemeting (bij voorbeeld maatstokken, micrometers, schuifmaten, kalibers), niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 90

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex9018

Tandartsstoelen met ingebouwde tandheelkundige apparatuur of spuwbakken

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 9018

9024

Machines, apparaten en toestellen voor onderzoek van de hardheid, de trekvastheid, de samendrukbaarheid, de rekbaarheid of andere mechanische eigenschappen van materialen (bij voorbeeld metaal, hout, textiel, papier, kunststof)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9025

Densimeters, areometers, vochtwegers en dergelijke drijvende instrumenten, thermometers, pyrometers, barometers, hygrometers en psychrometers, ook indien zelfregistrerend; combinaties van deze instrumenten

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9026

Instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van de doorstroming, het peil, de druk of andere variabele karakteristieken van vloeistoffen of van gassen (bij voorbeeld doorstromingsmeters, peiltoestellen, manometers, warmteverbruiksmeters), andere dan instrumenten, apparaten en toestellen, bedoeld bij de posten 9014, 9015, 9028 en 9032

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9027

Instrumenten, apparaten en toestellen voor natuurkundige of scheikundige analyse (bij voorbeeld polarimeters, refractometers, spectrometers, analysetoestellen voor gassen of voor rook); instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van de viscositeit, de poreusheid, de uitzetting, de oppervlaktespanning en dergelijke; instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van hoeveelheden warmte, geluid of licht (belichtingsmeters daaronder begrepen); microtomen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9028

Verbruiksmeters en produktiemeters voor gassen, voor vloeistoffen of voor elektriciteit, standaardmeters daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9029

Toerentellers, produktietellers, taximeters, kilometertellers, schredentellers en dergelijke; snelheidsmeters en tachometers, andere dan die bedoeld bij de posten 9014 en 9015; stroboscopen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9030

Oscilloscopen, spectrumanalysetoestellen en andere instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van elektrische grootheden; meet- en detectietoestellen en -instrumenten voor alfa-, beta- en gammastralen, roentgenstralen, kosmische stralen en andere ioniserende stralen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9031

Meet- of verificatie-instrumenten, -apparaten, -toestellen en -machines, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 90; profielprojectietoestellen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9032

Automatische regelaars

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9033

Delen en toebehoren (niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk) van machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

exhoofdstuk 91

Uurwerken, met uitzondering van die welke vallen onder de volgende posten waarvoor de regels hierna worden uiteengezet: 9101 tot en met 9105 en 9110 tot en met 9113

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

9101

t/m

9105

Horloges en klokken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 45 % van de prijs af fabriek van het produkt

9110

Complete uurwerken, niet gemonteerd of gedeeltelijk gemonteerd (stellen onderdelen); niet-complete uurwerken, gemonteerd; onvolledige, onafgewerkte uurwerken (,,ébauches")

Vervaardiging waarbij:

  • de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen van post 9114 slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

9111

Kasten voor horloges, alsmede delen daarvan

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

9112

Kasten voor klokken, voor pendules, enz., alsmede delen daarvan

Vervaardiging waarbij:

-de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt, en

-binnen de hierboven gestelde beperking, materialen die onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld slechts tot maximaal 10 % van de prijs af fabriek van het produkt worden gebruikt

9113

Horlogebanden en delen daarvan:

-van onedel metaal, ook indien verguld of verzilverd, of van onedel metaal geplateerd met edel metaal

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt - andere

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

hoofdstuk 92

Muziekinstrumenten; delen en toebehoren van muziekinstrumenten

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt

hoofdstuk 93

Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex9401

en

ex9403

Meubelen van onedele metalen met delen van niet-opgevulde katoenstof met een gewicht van niet meer dan 300 gram per m²

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld

of

Vervaardiging uit reeds in een gebruiksklare vorm geconfectioneerde katoenstof bedoeld bij post 9401 of 9403, op voorwaarde dat:

  • de waarde ervan niet meer bedraagt dan 25 % van het produkt, en

-alle andere gebruikte materialen reeds van oorsprong zijn en onder een andere post dan post 9401 of 9403 worden ingedeeld

9405

Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

9406

Geprefabriceerde bouwwerken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

9503

Ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 9506

Golfclubs

Vervaardiging uit ruw gevormde blokken

ex9507

Hengelstokken, vishaken en andere hengelbenodigdheden; schepnetjes voor alle doeleinden; lokvogels (andere dan die bedoeld bij post 9208 of 9705) en dergelijke jachtbenodigdheden:

-vishaken gemonteerd met kunstaas, gemonteerde vissnoeren, simmen daaronder begrepen

Vervaardiging uit materialen die niet onder dezelfde post als het produkt zijn ingedeeld. Materialen die onder dezelfde post zijn ingedeeld mogen evenwel worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 25 % van de prijsaf fabriek van het produkt

ex 9601

en

ex9602

Werken van dierlijke, plantaardige of minerale stoffen, geschikt om te worden gesneden

Vervaardiging uit ,,bewerkte" materialen van dezelfde post

ex 9603

Bezems en borstels (met uitzondering van bezems, heiboenders en dergelijk borstelwerk bestaande uit samengebonden materialen, ook indien met steel, alsmede borstels vervaardigd van marter- of eekhoornhaar), met de hand bediende mechanische vegers zonder motor, penselen, kwasten en plumeaus, verfkussens en verfrollen, wissers van rubber of van andere soepele stoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

9605

Reisassortimenten voor de lichaamsverzorging van personen, voor het schoonmaken van schoeisel of van kleding en reisnaaigarnituren

Elk artikel in het assortiment moet beantwoorden aan de regel die erop van toepassing zou zijn indien het geen deel uitmaakte van het assortiment; niet van oorsprong zijnde artikelen mogen er evenwel in worden opgenomen, op voorwaarde dat de totale waarde ervan niet meer bedraagt dan 15 % van de prijs af fabriek van het assortiment

9606

Knopen en drukknopen; knoopvormen en andere delen van knopen of van drukknopen; knopen in voorwerpsvorm

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex9608

Kogelpennen; vilt- en merkstiften, alsmede andere pennen met poreuze punt; vulpennen; doorschrijfpennen; vulpotloden; penhouders, potloodhouders en dergelijke artikelen; delen (puntbeschermers en klemmen daaronder begrepen) van deze artikelen, andere dan die bedoeld bij post 9609:

  • vulpennen en andere pennen met schrijfpennen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld. Schrijfpennen of punten voor schrijfpennen van post 9608 mogen evenwel worden gebruikt en de andere, onder dezelfde post ingedeelde materialen mogen ook worden gebruikt, op voorwaarde dat de waarde ervan niet meer bedraagt dan 10 % van de prijs af fabriek van het produkt

9612

Inktlinten voor schrijfmachines en dergelijke inktlinten, geïnkt of op andere wijze geprepareerd voor het maken van afdrukken, ook indien op spoelen of in cassettes; stempelkussens, ook indien geïnkt, met of zonder doos

Vervaardiging waarbij:

  • alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld, en

-op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 50 % van de prijs af fabriek van het produkt

ex 9614

Tabakspijpen, pijpekoppen daaronder begrepen

Vervaardiging uit ébauchons

Bijlage 3 bij bijlage II

Onder "ACS-Staten" in de zin van deze bijlage worden verstaan de volgende Staten die partij zijn bij de Vierde ACS-EEG-Overeenkomst die op 15 december 1989 te Lomé werd ondertekend:

(Onverminderd eventuele wijzigingen van of toevoegingen aan deze lijst)

Angola

Antigua en Barbuda

Bahama's

Barbados

Belize

Benin

Boeroendi

Botswana

Burkina Faso

Centraalafrikaanse Republiek

Comoren

Djibouti

Dominica

Dominicaanse Republiek

Equatoriaal-Guinee

Ethiopië

Fidji

Gabon

Gambia

Ghana

Grenada

Guinee

Guinee-Bissau

Guyana

Haïti

Ivoorkust

Jamaica

Kaapverdië

Kameroen

Kenia

Kiribati

Kongo

Lesotho

Liberia

Madagascar

Malawi

Mali

Mauritanië

Mauritius

Mozambique

Niger

Nigeria

Oeganda

Papoea-Nieuw-Guinea

Rwanda

Salomonseilanden

Santa Lucia

Sao Tomé en Príncipe

Senegal

Seychellen

Sierra Leone

Sint-Christoffer en Nevis

Sint-Vincent en de Grenadinen

Soedan

Somalië

Suriname

Swaziland

Tanzania

Toevaloe

Togo

Tonga

Trinidad en Tobago

Tsjaad

Vanuatu

West-Samoa

Zaïre

Zambia

Zimbabwe

Bijlage 4 bij bijlage II

FORMULIEREN VOOR DE CERTIFICATEN INZAKE GOEDERENVERKEER

  • 1. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 worden opgemaakt op het formulier waarvan het model in deze bijlage voorkomt. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de officiële talen van de Gemeenschap. De certificaten worden in een van deze talen opgemaakt overeenkomstig het nationale recht van de Lid-Staat of het LGO van uitvoer; indien een certificaat met de hand wordt opgemaakt, moet het met inkt en in blokletters worden ingevuld.

2.Het formaat van de certificaten is 210 × 297 mm, waarbij voor de lengte een maximumtolerantie van 5 mm minder en 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier moet wit en houtvrij zijn, zodanig gelijmd zijn dat het goed te beschrijven is en ten minste 65 gram per m² wegen. Het papier moet voorzien zijn van een groenkleurige geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

3.De Staten en de bevoegde instanties van de LGO van uitvoer kunnen het drukken van de certificaten zelf uitvoeren, dan wel overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning hebben verleend. In het laatste geval dient op ieder certificaat naar deze vergunning te worden verwezen. Op elk certificaat moeten naam en adres van de drukker worden vermeld of een teken waardoor deze kan worden geïdentificeerd. Voorts moeten alle certificaten van een al dan niet gedrukt serienummer worden voorzien, ten einde hen onderling te kunnen onderscheiden.

4.De formulieren waarvan het model voorkomt in bijlage 5 bij bijlage II van Besluit 86/283/EEG, mogen worden gebruikt zolang de voorraad strekt, maar uiterlijk tot 31 december 1992.

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

  • 1. 
    Exporteur (naam, volledig adres, land)
  • 3. 
    Geadresseerde (naam, volledig adres, land) (facultatief)

EUR.1 Nr. A 000.000

Raadpleeg de aantekeningen op de keerzijde alvorens het

formulier in te vullen

  • 2. 
    Certificaat gebruikt in het preferentiële handelsverkeer

tussen

en

(de betrokken landen, groepen van landen of gebieden vermelden)

  • 4. 
    Land, groep van landen of

gebied waaruit de produkten

geacht worden van

oorsprong te zijn

5.Land, groep van landen of

gebied van bestemming

  • 6. 
    Gegevens in verband met het vervoer (facultatief)
  • 7. 
    Opmerkingen
  • 8. 
    Volgnummer; merken, nummers, aantal en soort der colli (1); omschrijving van de goederen
  • 9. 
    Bruto-

massa (kg)

of andere

maatstaf

(l, m³, enz.)

  • 10. 
    Facturen

(facultatief)

  • 11. 
    VISUM VAN DE DOUANE

Verklaring juist bevonden

Uitvoerdocument (2)

formulier nr. ....................

d.d.

Douanekantoor

Land of gebied van afgifte

Te , de ....................

Stempel

12.VERKLARING VAN DE EXPORTEUR

Ondergetekende verklaart dat de hierboven omschreven goederen aan de voor het verkrijgen van dit certificaat gestelde voorwaarden voldoen.

Te , de ............................

(Handtekening)

(Handtekening)

  • 13. 
    VERZOEK OM CONTROLE, te zenden aan:
  • 14. 
    UITSLAG VAN DE CONTROLE

Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat dit certificaat (1)

O

door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn.

O

niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie bijgaande opmerkingen).

Er wordt verzocht de echtheid en de juistheid van dit certificaat te controleren.

Te , de .................................

Te , de ..................................

Stempel

Stempel

(Handtekening)

(Handtekening)

AANTEKENINGEN

  • 1. 
    In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste vermelding en, in voorkomend geval, door toevoeging van de juiste vermelding. Elke aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die het certificaat heeft opgesteld en te worden geviseerd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.
  • 2. 
    Tussen de in het certificaat vermelde artikelen mag geen ruimte gelaten worden en deze artikelen dienen doorlopend genummerd te worden. Onmiddellijk onder het laatste artikel dient een horizontale lijn getrokken te worden. Onbeschreven gedeelten dienen te worden doorgehaald, zodat elke latere toevoeging onmogelijk wordt.

3.De goederen worden met hun gebruikelijke handelsbenaming aangeduid onder opgave van de bijzonderheden, nodig voor de vaststelling van hun identiteit.

AANVRAAG TOT AFGIFTE VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

  • 1. 
    Exporteur (naam, volledig adres, land)
  • 3. 
    Geadresseerde (naam, volledig adres, land) (facultatief)

EUR.1 Nr. A 000.000

Raadpleeg de aantekeningen op de keerzijde alvorens het

formulier in te vullen

  • 2. 
    Aanvraag tot afgifte van een certificaat voor gebruik in

het preferentiële handelsverkeer tussen

en

(de betrokken landen, groepen van landen of gebieden vermelden)

  • 4. 
    Land, groep van landen of

gebied waaruit de produkten

geacht worden van

oorsprong te zijn

5.Land, groep van landen of

gebied van bestemming

  • 6. 
    Gegevens in verband met het vervoer (facultatief)
  • 7. 
    Opmerkingen
  • 8. 
    Volgnummer; merken, nummers, aantal en soort der colli (1); omschrijving van de goederen
  • 9. 
    Bruto-

massa (kg)

of andere

maatstaf

(l, m³, enz.)

  • 10. 
    Facturen

(facultatief)

VERKLARING VAN DE EXPORTEUR

Ondergetekende, exporteur van de op de voorzijde omschreven goederen,

VERKLAART dat deze goederen aan de voor het verkrijgen van het hierbij gevoegde certificaat gestelde voorwaarden voldoen;

GEEFT de onderstaande toelichting inzake de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze voorwaarden voldoen:

LEGTde volgende bewijsstukken OVER (1):

VERPLICHT ZICH ERTOE om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze voor de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat nodig achten, en toe te staan dat deze autoriteiten in voorkomend geval zijn boekhouding aan een onderzoek onderwerpen en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van bovenbedoelde goederen heeft plaatsgevonden;

VERZOEKT voor deze goederen de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat.

Te

, de

(Handtekening)

Bijlage 5 bij bijlage II

FORMULIER EUR. 2

  • 1. 
    Formulier EUR. 2, waarvan het model in deze bijlage voorkomt, wordt ingevuld door de exporteur. Het wordt opgemaakt in een der officiële talen van de Gemeenschap en in overeenstemming met het nationale recht van het LGO van uitvoer. Indien het formulier met de hand wordt opgemaakt, moet het met inkt en in blokletters worden ingevuld.

2.Formulier EUR. 2 bestaat uit een enkel deel met een formaat van 210 × 148 mm. Het te gebruiken papier moet wit en houtvrij zijn, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en ten minste 65 gram per m² wegen.

3.De Staten en de verantwoordelijke instanties van de LGO van uitvoer kunnen het drukken van de formulieren zelf verrichten dan wel overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning hebben verleend. In dit laatste geval dient op ieder formulier naar deze vergunning te worden verwezen. Alle formulieren worden voorzien van het onderscheidingsteken dat aan de erkende drukkerij is toegekend, alsmede van een al dan niet gedrukt serienummer, waardoor zij onderling kunnen worden onderscheiden.

4.De formulieren waarvan het model voorkomt in bijlage 6 bij bijlage II van Besluit 86/283/EEG, mogen worden gebruikt zolang de voorraad strekt, maar uiterlijk tot 31 december 1992.

FORMULIER EUR.2 Nr.

1

Formulier gebruikt in het preferentiële handelsverkeer

tussen en ............................. (1)

2

Exporteur (naam, volledig adres, land)

3

Verklaring van de exporteur:

ONDERGETEKENDE, exporteur van de hieronder omschreven goederen, verklaart dat deze goederen aan de voor het opmaken van dit formulier gestelde voorwaarden voldoen en dat zij het karakter van produkten van oorsprong hebben verkregen onder de voorwaarden die voor het in vak 1 vermelde handelsverkeer gelden.

4

Geadresseerde (naam, volledig adres, land)

5

Plaats en datum

6

Handtekening van de exporteur

7

Opmerkingen (2)

8

Land van oorsprong (3)

9

Land van bestemming (4)

10

Brutomassa (kg)

11

Merken, nummers van de zending en omschrijving van de goederen

12

Administratie of dienst van het land van

uitvoer (4), belast met de controle a posteriori van de verklaring van de exporteur

(RECTO)

Aandachtig de aanwijzingen aan ommezijde lezen alvorens dit formulier in te vullen.

13

Verzoek om controle

14

Resultaat van de controle

Er wordt verzocht de op voorzijde van dit formulier vermelde verklaring van de exporteur te controleren (5)()

Uit de ingestelde controle is gebleken (1)

O

dat de gegevens en vermeldingen op het onderhavige formulier juist zijn.

O

dat het onderhavige formulier niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en regelmatigheid (zie bij

gevoegde opmerkingen).

Te

, de

Stempel

19

Te

, de

Stempel

19

(Handtekening)

(Handtekening)

Aanwijzingen voor het opmaken van het formulier EUR. 2

  • 1. 
    Voor het opmaken van een formulier EUR. 2 komen alleen in aanmerking de goederen die in het land van uitvoer voldoen aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld in de bepalingen die voor het in vak 1 van het formulier vermelde handelsverkeer gelden. Deze bepalingen moeten zorgvuldig worden bestudeerd alvorens het formulier in te vullen.

2.De exporteur hecht het formulier aan het verzendformulier wanneer het een postcollo betreft of sluit het formulier in het collo in wanneer het een brievenpostzending betreft. Bovendien brengt hij op het groene etiket C 1 of op de douaneverklaring C 2/CP 3 de vermelding ,,EUR. 2" aan, gevolgd door het serienummer van het formulier.

3.Deze aanwijzingen ontslaan de exporteur niet van het vervullen van alle overige formaliteiten volgens de douane- of postvoorschriften.

4.Het gebruik van dit formulier houdt voor de exporteur de verplichting in aan de bevoegde autoriteiten alle bewijsstukken over te leggen die deze nodig achten en toe te staan dat deze autoriteiten zijn boekhouding aan een onderzoek onderwerpen en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van de in vak 11 omschreven goederen heeft plaatsgevonden.

(VERSO)

Bijlage 6 A bij bijlage II

VERKLARING VOOR PRODUKTEN VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG

Ondergetekende verklaart dat de op deze factuur vermelde (1) goederen

in (2)

werden verkregen en voldoen aan de regels betreffende de oorsprong die gelden voor het preferentiële handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en de LGO.

Hij verbindt zich ertoe de douaneautoriteiten desgewenst bewijsstukken tot staving van deze verklaring over te leggen.

(3)

(4)

(6)

Opmerking:

De in het bovenstaande vak naar behoren, overeenkomstig de onderstaande voetnoten aangevulde tekst vormt een leveranciersverklaring. De voetnoten moeten niet worden overgenomen.

Bijlage 6 B bij bijlage II

VERKLARING VOOR PRODUKTEN WELKE NIET VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG ZIJN

Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur vermelde ................................................ goederen (1) in (2) werden verkregen en de volgende onderdelen of materialen bevatten die niet het karakter van produkt van oorsprong uit de Gemeenschap voor het preferentiële handelsverkeer bezitten:

(3)

(4)

(6)

(7)

Hij verbindt zich ertoe de douaneautoriteiten desgewenst bewijsmateriaal ter staving van deze verklaring over te leggen.

(8)

(9)

(10)

Opmerking:

De in het bovenstaande vak naar behoren, overeenkomstig de onderstaande voetnoten aangevulde tekst vormt een leveranciersverklaring. De voetnoten moeten niet worden overgenomen.

Bijlage 7 bij bijlage II

INLICHTINGENBLAD

  • 1. 
    Er moet gebruik worden gemaakt van de formulieren ,,inlichtingenblad", waarvan het model in deze bijlage voorkomt; deze formulieren worden gedrukt in een of meer van de officiële talen van de Gemeenschap en in overeenstemming met het nationale recht van de Staat van uitvoer. De inlichtingenbladen worden in een van deze talen ingevuld; worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden. Zij moeten, ter individualisering, van een al dan niet gedrukt volgnummer zijn voorzien.

2.Het inlichtingenblad is van het formaat A4 (210 × 297 mm), waarbij voor de lengte een maximumtolerantie van 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit en houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 65 gram per m².

3.De nationale administraties kunnen het drukken van de formulieren zelf uitvoeren of dit overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning hebben verleend. In het laatste geval dient op ieder inlichtingenblad naar deze vergunning te worden verwezen. Op de formulieren moeten naam en adres van de drukker zijn vermeld of dient een teken te zijn aangebracht waardoor deze kan worden geïdentificeerd.

EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

  • 1. 
    Expediteur (1)

INLICHTINGENBLAD

ter verkrijging van een

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

voorgeschreven in het kader van de bepalingen die

gelden voor het handelsverkeer tussen

  • 2. 
    Geadresseerde (1)

DE EUROPESE ECONOMISCHE

GEMEENSCHAP

en de

LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE (LGO)

  • 3. 
    Be- of verwerker (1)
  • 4. 
    Staat waar de be- of verwerkingen hebben plaatsgevonden
  • 6. 
    Douanekantoor van invoer (2)
  • 5. 
    Voor ambtelijk gebruik
  • 7. 
    Invoerdocument (2)

model nr. ............

serie

van

GOEDEREN OP HET OGENBLIK VAN DE VERZENDING NAAR DE STAAT VAN BESTEMMING

  • 8. 
    Merken, nummers, aantal

en soort der colli

  • 9. 
    Nummer tariefpost NVB en omschrijving van de goederen
  • 10. 
    Hoeveelheid (3)
  • 11. 
    Waarde (4)

INGEVOERDE BE- OF VERWERKTE GOEDEREN

  • 12. 
    Nummer tariefpost NVB en omschrijving der goederen
  • 13. 
    Land van

oorsprong

14.Hoeveel-

heid (3)

15.Waarde

  • (2) 
    (6)
  • 16. 
    Aard van de be- of verwerkingen die hebben plaatsgevonden
  • 17. 
    Opmerkingen
  • 18. 
    VISUM VAN DE DOUANE

Juist bevonden verklaring:

Document:

model nr. ...........................

19.VERKLARING VAN DE EXPEDITEUR

Ondergetekende verklaart dat de op dit inlichtingen-

blad vermelde gegevens juist zijn

Te , de

Douanekantoor:

Datum:

(Handtekening)

Dienststempel

(Handtekening)

VERZOEK OM CONTROLE

UITSLAG VAN DE CONTROLE

Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verzoekt de echtheid en de juistheid van dit inlichtingenblad te controleren

Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verklaart op grond van de door hem ingestelde controle dat dit inlichtingenblad (5)()

  • a) 
    door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn.

b)niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie de bijgaande opmerkingen).

Te , de ...................

Te , de ...................

Dienststempel

Dienststempel

(Handtekening van de ambtenaar)

(Handtekening van de ambtenaar)

VERWIJZINGEN VAN DE VOORZIJDE

Bijlage 8 bij bijlage II

LIJST VAN PRODUKTEN WAARNAAR IN ARTIKEL 33 WORDT VERWEZEN, DIE TIJDELIJK VAN DE WERKINGSSFEER VAN DEZE BIJLAGE ZIJN UITGESLOTEN

GS-post

Omschrijving

ex 2707

Oliën waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke produkten als oliën uit mineralen en andere produkten verkregen bij het distilleren van hoge-temperatuur-steenkoolteer, die voor meer dan 65 % van hun volume overdistilleren bij 250 °C of lager (mengsels van benzol en van benzine daaronder begrepen), bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

2709 t/m 2715

Aardolie en distillatieprodukten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was

ex 2901

Acyclische koolwaterstoffen bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

ex 2902

Cycloalkanen en cycloalkenen (andere dan azulenen), benzeen, tolueen en xylenen, bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof

ex 3403

Smeermiddelen bevattende minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen

ex 3404

Kunstwas en bereide was op basis van paraffine, van was uit aardolie of uit bitumineuze mineralen, van paraffinehoudende residuen

ex 3811

Bereide additieven voor smeerolie, die aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten

Bijlage 9 bij bijlage II

FORMULIER VOOR HET VERZOEK OM EEN AFWIJKING

  • 1. 
    Handelsbenaming van het eindprodukt

1.1.Indeling douanetarief (GS-post)

  • 2. 
    Verwachte jaarlijkse omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap (gewicht, aantal, meters of andere eenheid)

3.Handelsbenaming van de gebruikte materialen van oorsprong uit derde landen

Indeling douanetarief (GS-post)

4.Verwachte jaarlijkse omvang van gebruikte materialen van oorsprong uit derde landen

5.Waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit derde landen

6.Waarde af fabriek van het eindprodukt

7.Oorsprong van de materialen uit derde landen

8.Redenen waarom voor het eindprodukt niet voldaan kan worden aan de oorsprongsregel

9.Handelsbenaming van de te gebruiken materialen van oorsprong uit ACS-Staten, de EEG of LGO

10.Verwachte jaarlijkse omvang van gebruikte materialen van oorsprong uit ACS-Staten, de EEG of LGO

11.Waarde van de te gebruiken materialen van oorsprong uit ACS-Staten, de EEG of LGO

13.Duur van de gevraagde afwijking:

van .......................................... t/m ..........................................

12.Be- of verwerkingen (die niet het karakter van oorsprong verlenen) in de EEG of in LGO van de materialen uit derde landen

14.Nauwkeurige omschrijving van de in ACS-Staten uitgevoerde be- of verwerkingen

15.Structuur van het maatschappelijk kapitaal van de betrokken onderneming

16.Waarde van de gerealiseerde/overwogen investeringen

17.Aantal/verwacht aantal werknemers

18.Toegevoegde waarde door de in ACS-Staten uitgevoerde be- of verwerkingen

18.1.Loonkosten

18.2.Algemene kosten

18.3.Andere

20.Oplossingen die worden overwogen om ervoor te zorgen dat een afwijking in de toekomst niet meer nodig is

19.Andere mogelijke voorzieningsbronnen voor de gebruikte materialen

21.Opmerkingen

AANTEKENINGEN

  • 1. 
    Wanneer de vakken op het formulier te weinig ruimte bieden voor alle relevante gegevens, kunnen extra bladen worden toegevoegd. In dat geval in het betrokken vak ,,zie bijlage" vermelden.

2.Voor zover mogelijk dienen bij het formulier monsters of afbeeldingen (foto's, tekeningen, plannen, catalogi, enz.) van het eindprodukt en van de gebruikte materialen te worden gevoegd.

3.Voor elk produkt waarvoor een verzoek wordt ingediend moet een formulier worden ingevuld.

Vakken 3, 4, 5, 7: ,,Derde land" betekent elk land dat geen deel uitmaakt van de ACS-Staten, de Gemeenschap of de LGO.

Vak 12:Indien materialen uit derde landen in de Gemeenschap of de LGO zijn be- of verwerkt zonder het karakter van oorsprong te verkrijgen, voordat zij opnieuw be- of verwerkt worden in de ACS-Staat die om de afwijking verzoekt, de aard van de in de Gemeenschap of de LGO uitgevoerde be- of verwerking aangeven.

Vak 13:Als data vermelden het begin en einde van de periode waarin certificaten EUR. 1 kunnen worden afgegeven in het kader van de afwijking.

Vak 18:Vermelden hetzij het percentage van de toegevoegde waarde ten opzichte van de prijs af fabriek van het produkt, hetzij het bedrag in geld van de toegevoegde waarde per eenheid.

Vak 19:Indien er andere voorzieningsbronnen voor materialen zijn, aangeven welke met opgave, voor zover mogelijk, van de redenen (kosten of andere) waarom die bronnen niet gebruikt worden.

Vak 20:De investeringen of diversificatie van de voorzieningsbronnen vermelden die worden overwogen om ervoor te zorgen dat de afwijking slechts tijdelijk hoeft te zijn.

  • (1) 
    PB nr. L 175 van 1. 7. 1986, blz. 1.(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 1.(1) PB nr. L 290 van 23. 10. 1990, blz. 33.(1) Volgens aantekening 3 op hoofdstuk 32 behoren deze preparaten tot de soorten die gebruikt worden voor het kleuren van om het even welk materiaal of die als bestanddeel worden gebruikt bij het vervaardigen van kleurpreparaten, op voorwaarde dat zij niet onder een andere post van hoofdstuk 32 worden ingedeeld.

(2)Als een ,,groep" wordt beschouwd ieder deel van de omschrijving van de post, van de rest gescheiden door een puntkomma.(1) In het geval van produkten samengesteld uit materialen die zijn ingedeeld onder de posten 3901 tot en met 3906 enerzijds en de posten 3907 tot en met 3911 anderzijds, is deze beperking alleen van toepassing op die groep materialen die qua gewicht in het produkt overheerst. (1) Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen. (1) Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen.(1) Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen. (1) Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen.(1) Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen.

  • (1) 
    Zie inleidende aantekening 7 voor de behandeling van garnituren en toebehoren van textielstoffen.
  • (2) 
    Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen. (1) Zie inleidende aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen.
  • (2) 
    Zie inleidende aantekening 7 voor de behandeling van garnituren en toebehoren.(1) Voor onverpakte goederen te vermelden het aantal voorwerpen of ,,gestort".
  • (2) 
    Slechts in te vullen indien de nationale bepalingen van het land of gebied van uitvoer zulks vereisen.(1) De toepasselijke vermelding aankruisen.(1) Voor onverpakte goederen te vermelden het aantal voorwerpen of ,,gestort".(1) Bij voorbeeld: invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, verklaringen van de fabrikant enz., ter zake van de be- of verwerkte produkten of de in ongewijzigde staat wederuitgevoerde goederen.(1) Aangeven landen, groepen van landen of betrokken gebieden. (2) Verwijzen naar de eventueel reeds door de bevoegde administratie of dienst ingestelde controle. (3) Onder ,,land van oorsprong" wordt verstaan het land, de groep landen of het gebied waaruit de produkten geacht worden van oorsprong te zijn. (4) Onder ,,land" wordt verstaan een land, een groep landen of een gebied.(1) Met een X aanduiden hetgeen van toepassing is.(5)() De controle a posteriori van de formulieren EUR. 2 wordt bij wijze van steekproef verricht, of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde twijfel koesteren over de echtheid van het formulier en de juistheid van de inlichtingen aangaande de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen.(1) - Indien de verklaring slechts betrekking heeft op een gedeelte van de op de factuur voorkomende goederen, moeten deze duidelijk worden vermeld of aangemerkt, hetgeen in de verklaring als volgt dient te worden aangegeven: ,,. . . de op deze factuur vermelde en met een . . . gemerkte goederen in . . . werden verkregen en . . .".
  • Indien een ander document dan de handelsfactuur of een bijlage bij de handelsfactuur wordt gebruikt, dient in plaats van het woord ,,factuur" de benaming van dit document te worden vermeld.
  • (2) 
    De Gemeenschap, de Lid-Staat, de ACS-Staat of het LGO vermelden. Bij vermelding van een ACS-Staat of een LGO moet het douanekantoor in de Gemeenschap worden opgegeven waar de betrokken EUR. 1-certificaten of EUR. 2-formulieren bewaard worden alsmede het nummer van de betrokken certificaten of formulieren en, indien mogelijk, het nummer van de desbetreffende aangifte tot invoer.
  • (3) 
    Plaats en datum.
  • (4) 
    Naam en functie in het bedrijf.
  • (6) 
    Handtekening.(1) - Indien de verklaring slechts betrekking heeft op een gedeelte van de op de factuur voorkomende goederen, moeten deze duidelijk worden vermeld of aangemerkt, hetgeen in de verklaring als volgt dient te worden aangegeven: ,,. . . de op deze factuur vermelde en met een . . . gemerkte goederen in . . . werden verkregen en . . .".

-Indien een ander document dan de handelsfactuur of een bijlage bij de handelsfactuur wordt gebruikt, dient in plaats van het woord ,,factuur" de benaming van dit document te worden vermeld.

(2)De Gemeenschap of de naam van de Lid-Staat, de ACS-Staat of het LGO vermelden.

(3)In alle gevallen een omschrijving geven. De omschrijving moet nauwkeurig zijn en voldoende bijzonderheden bevatten om de tariefindeling van de betrokken goederen mogelijk te maken.

(4)De douanewaarde alleen opgeven indien erom gevraagd wordt.

(6)Het land van oorsprong alleen opgeven indien erom gevraagd wordt. De opgegeven oorsprong moet een preferentiële oorsprong zijn; in alle andere gevallen moet als oorsprong ,,derde land" worden ingevuld.

(7)De tekst ,,en hebben in (de Gemeenschap) (Lid-Staat) (ACS-Staat) (LGO) de volgende bewerkingen ondergaan . . ." dient op deze plaats te worden ingevoegd samen met een omschrijving van de uitgevoerde bewerkingen indien om deze informatie wordt verzocht.

(8)Plaats en datum.

(9)Naam en functie in het bedrijf.

(10)Handtekening.(1) (2) (3) (4) (6) Zie noten aan ommezijde.(5)() Doorhalen wat niet van toepassing is.(1) Naam of firmanaam en volledig adres.

  • (2) 
    Niet verplichte vermelding.
  • (3) 
    kg, hl, m³ of andere maat.

(4)De verpakkingsmiddelen worden met de goederen die daarin zijn verpakt als een geheel beschouwd. Deze bepaling is echter niet van toepassing op verpakkingsmiddelen die niet de gebruikelijke verpakking van de goederen zijn en anders dan als verpakkingsmiddel een blijvende zelfstandige gebruikswaarde hebben.

(6)De waarde moet worden vermeld overeenkomstig de bepalingen betreffende de regels inzake de oorsprong.

BIJLAGE III

betreffende de voorwaarden voor toelating in de Gemeenschap van produkten die niet van oorsprong uit de LGO zijn en zich daar in het vrije verkeer bevinden en betreffende de methoden van administratieve samenwerking Artikel 1

Rechtstreeks vervoer

  • 1. 
    De preferentiële regeling, als vastgesteld in artikel 101, lid 2, van het besluit, geldt uitsluitend voor produkten en materialen die tussen het grondgebied van de Gemeenschap of de LGO worden vervoerd zonder gebruikmaking van enig ander grondgebied. Het vervoer van goederen die één enkele zending vormen, kan echter plaatsvinden met gebruikmaking van andere grondgebieden dan die van de LGO, eventueel met overlading of tijdelijke opslag op die grondgebieden, mits de goederen onder toezicht blijven van de douaneautoriteiten van het land van doorvoer of opslag en er geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opnieuw laden, of andere behandelingen ter verzekering van hun bewaring in ongewijzigde staat.
  • 2. 
    Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende documenten aan de bevoegde douaneautoriteiten van de Gemeenschap:
  • a) 
    hetzij een doorvoerconnossement dat is opgemaakt in het begunstigde land van uitvoer en onder dekking waarvan het vervoer over het grondgebied van het doorvoerland heeft plaatsgevonden;

b)hetzij een door de douaneautoriteiten van het doorvoerland afgegeven verklaring die de volgende gegevens bevat:

  • een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

-de data van lossen of opnieuw laden van de goederen, eventueel met vermelding van de specificaties van de gebruikte schepen;

-een verklaring betreffende de omstandigheden waaronder het verblijf van de goederen heeft plaatsgevonden;

c)hetzij, bij gebreke van bovenstaande documenten, elk stuk dat tot bewijs kan dienen. Artikel 2

Uitvoercertificaat EXP

  • 1. 
    Als bewijs van het in acht nemen van artikel 101, lid 2, van het besluit geldt een uitvoercertificaat EXP, waarvan het model in bijlage 1 van deze bijlage voorkomt.
  • 2. 
    Uitvoercertificaten EXP mogen slechts worden afgegeven wanneer zij als bewijsstuk kunnen dienen voor de toepassing van het besluit.
  • 3. 
    Uitvoercertificaten EXP worden slechts afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, die daartoe een formulier van het in bijlage 1 voorkomende model op de in deze bijlage voorgeschreven wijze invult.
  • 4. 
    Verzoeken om uitvoercertificaten EXP moeten door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer gedurende ten minste drie jaar worden bewaard.
  • 5. 
    De exporteur of zijn vertegenwoordiger voegt bij zijn aanvraag elk dienstig bewijsstuk waarmee kan worden aangetoond dat de uit te voeren goederen in aanmerking kunnen komen voor de afgifte van een uitvoercertificaat EXP.

Hij is verplicht om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze nodig achten om de juistheid van zijn verzoek te kunnen vaststellen, alsmede iedere controle door voornoemde autoriteiten van zijn administratie en van de omstandigheden waaronder deze goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, te aanvaarden.

De exporteur dient de in lid 1 bedoelde bewijsstukken gedurende ten minste twee jaar te bewaren.

  • 6. 
    Uitvoercertificaten EXP worden door de douaneautoriteiten van de LGO van uitvoer afgegeven indien de goederen kunnen worden beschouwd als produkten die zich in het vrije verkeer bevinden in de zin van artikel 101, lid 2, van het besluit.
  • 7. 
    Ten einde na te gaan of aan de in lid 6 bedoelde voorwaarden is voldaan, kunnen de douaneautoriteiten alle bewijsstukken eisen en iedere controle uitoefenen die zij dienstig achten.
  • 8. 
    De douaneautoriteiten van de Staat van uitvoer moeten erop toezien dat de formulieren, bedoeld in lid 1, op de juiste wijze zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het vak dat voor de omschrijving van de goederen is bestemd, zodanig is ingevuld dat elke mogelijkheid van frauduleuze toevoegingen is uitgesloten. Daartoe mag bij de omschrijving van de goederen, alsmede bij alle andere in dit vak verlangde inlichtingen geen ruimte tussen de regels worden opengelaten. Wanneer het vak niet geheel is ingevuld, dient onder de laatste regel een horizontale streep te worden getrokken en het niet ingevulde gedeelte te worden doorgestreept.
  • 9. 
    De datum van afgifte van het certificaat dient te worden vermeld op het gedeelte van het uitvoercertificaat dat voor de douane is bestemd.
  • 10. 
    Uitvoercertificaten EXP worden bij uitvoer van de goederen waarop zij betrekking hebben, door de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer afgegeven. Zij worden ter beschikking van de exporteur gehouden, zodra de werkelijke uitvoer plaatsvindt of is verzekerd. Artikel 3

Afgifte van een duplicaat van het uitvoercertificaat EXP

In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een uitvoercertificaat EXP, kan de exporteur aan de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, om een duplicaat verzoeken, dat wordt opgesteld aan de hand van de uitvoerdocumenten die in het bezit van deze autoriteiten zijn.

Op het aldus afgegeven duplicaat dient een van de volgende vermeldingen te worden aangebracht: "DUPLICADO", "DUPLIKAT", "DUPLIKAT", "ÁÍÔÉÃÑÁOEÏ", "DUPLICATE", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "SEGUNDA VIA". Artikel 4

Geldigheid van de uitvoercertificaten EXP

  • 1. 
    Uitvoercertificaten EXP moeten binnen tien maanden na de datum van afgifte door de douane van het LGO van uitvoer worden overgelegd op het douanekantoor van de Staat van invoer waar de goederen worden aangeboden.
  • 2. 
    Uitvoercertificaten EXP die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde indieningstermijn bij de douaneautoriteiten van de Staat van invoer worden overgelegd, kunnen worden aanvaard met het oog op de toepassing van de regeling, wanneer men zich ten gevolge van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet aan de termijn heeft kunnen houden.
  • 3. 
    Behalve in bovengenoemde gevallen kunnen de douaneautoriteiten van de Staat van invoer de certificaten aanvaarden, wanneer de goederen vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangeboden. Artikel 5

Overlegging van de certificaten

In de Staat van invoer worden uitvoercertificaten EXP aan de douaneautoriteiten overgelegd volgens de voorschriften van dat land. Deze autoriteiten hebben het recht daarvan een vertaling te eisen. Zij kunnen bovendien eisen dat de invoeraangifte wordt aangevuld met een verklaring van de importeur dat de goederen voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van het besluit.

METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 6

Toezending van de stempels

De gebruikte stempelafdrukken met de adressen van de douanediensten die bevoegd zijn voor de afgifte van uitvoercertificaten EXP en voor de controle a posteriori van uitvoercertificaten EXP moeten aan de Commissie worden toegezonden, indien zij verschillen van die welke zijn aangegeven in artikel 25 van bijlage II bij dit besluit.

De uitvoercertificaten EXP worden voor de toepassing van preferentiële behandeling aanvaard met ingang van de datum waarop de informatie door de Commissie is ontvangen.

De Commissie deelt deze inlichtingen aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten mede.

De vóór die datum aan de douaneautoriteiten van de Staat van invoer overgelegde uitvoercertificaten EXP worden aanvaard overeenkomstig de communautaire wetgeving. Artikel 7

Controle van de uitvoercertificaten EXP

  • 1. 
    De controle a posteriori van de uitvoercertificaten EXP geschiedt door middel van steekproeven en telkens wanneer de douaneautoriteiten van de Staat van invoer gegronde twijfel koesteren over de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens betreffende de werkelijke oorsprong van het betrokken goed.
  • 2. 
    Om de juiste toepassing van deze bijlage te verzekeren, verlenen de Lid-Staten en de LGO elkaar, via hun respectieve douanediensten, bijstand ten aanzien van de controle van de echtheid van de uitvoercertificaten EXP en de juistheid van de inlichtingen op deze certificaten.
  • 3. 
    Indien zij besluiten de toepassing van het besluit in afwachting van de resultaten van de controle op te schorten, stellen de douaneautoriteiten van de Staat van invoer de importeur voor, de goederen vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
  • 4. 
    Voor de toepassing van lid 1 zenden de autoriteiten van de Staat van invoer het uitvoercertificaat EXP dan wel een fotokopie van dit certificaat of dit formulier terug aan de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer, onder eventuele vermelding van de materiële of formele redenen die een onderzoek rechtvaardigen. Zij voegen bij het uitvoercertificaat EXP de relevante handelsdocumenten of een afschrift daarvan en verstrekken alle ver kregen inlichtingen die doen vermoeden dat de op dit certificaat vermelde gegevens onjuist zijn.
  • 5. 
    De resultaten van de controle a posteriori worden binnen uiterlijk zes maanden ter kennis van de douaneautoriteiten van de Staat van invoer gebracht. Aan de hand daarvan moet kunnen worden vastgesteld of het betwiste uitvoercertificaat EXP geldt voor de werkelijk ingevoerde goederen en of de voorziene regeling inderdaad daarop kan worden toegepast.
  • 6. 
    Indien de controleprocedure of enige andere beschikbare informatie schending van de bepalingen van deze bijlage doet vermoeden, verricht de LGO, op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie, het nodige onderzoek of treft hij maatregelen om dit onderzoek met de gewenste spoed te doen verrichten, ten einde dergelijke schendingen vast te stellen en te voorkomen. De Commissie kan aan het onderzoek deelnemen.

Indien de controleprocedure of enige andere beschikbare informatie schending van de bepalingen van deze bijlage doet vermoeden, moeten de eventueel ingeleide procedures voor administratieve samenwerking, als bedoeld in deze bijlage, beëindigd zijn voordat de goederen als produkten die zich in het vrije verkeer bevinden krachtens het besluit kunnen worden aanvaard.

  • 7. 
    Geschillen die niet tussen de douaneautoriteiten van de Staat van invoer en die van het LGO van uitvoer kunnen worden geregeld, of waarbij zich een probleem betreffende de interpretatie van deze bijlage voordoet, worden voorgelegd aan het Comité voor douanewetgeving.
  • 8. 
    In alle gevallen is de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de Staat van invoer onderworpen aan de wetgeving van deze Staat. Artikel 8

Sancties

Tegen een ieder die, ten einde een goed onder de voorziene regeling te doen vallen, een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen om een uitvoercertificaat EXP te verkrijgen, worden sancties getroffen. Artikel 9

Vrije zones

De Lid-Staten en de ter zake bevoegde autoriteiten van de LGO treffen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat de goederen die onder dekking van een uitvoercertificaat EXP worden verhandeld en tijdens hun vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, aldaar worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die ter verzekering van hun bewaring in ongewijzigde staat. Artikel 10

Bijlagen

De bij deze bijlage gevoegde bijlage 1 maakt daarvan een integrerend deel uit. Bijlage 1 bij bijlage III

FORMULIER VOOR HET UITVOERCERTIFICAAT

  • 1. 
    Uitvoercertificaten EXP worden opgemaakt op het formulier waarvan het model in deze bijlage voorkomt. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de officiële talen van de Gemeenschap. De certificaten worden in een van deze talen opgemaakt overeenkomstig het nationale recht van het LGO van uitvoer; indien een certificaat met de hand wordt opgemaakt, moet het met inkt en in blokletters worden ingevuld.

2.Het formaat van de certificaten is 210×297 mm, waarbij voor de lengte een maximumtolerantie van 5 mm minder en 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier moet wit en houtvrij zijn, zodanig gelijmd zijn dat het goed te beschrijven is en ten minste 65 gram per m2 wegen. Het papier moet voorzien zijn van een groenkleurige geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

3.De bevoegde instanties van de LGO van uitvoer kunnen het drukken van de certificaten zelf uitvoeren, dan wel overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning hebben verleend. In het laatste geval dient op ieder certificaat naar deze vergunning te worden verwezen. Op elk certificaat moeten naam en adres van de drukker worden vermeld of een teken waardoor deze kan worden geïdentificeerd. Voorts moeten alle certificaten van een al dan niet gedrukt serienummer worden voorzien, ten einde hen onderling te kunnen onderscheiden.

UITVOERCERTIFICAAT

  • 1. 
    Exporteur (naam, volledig adres, land)
  • 3. 
    Geadresseerde (naam, volledig adres, land) (facultatief)

EXP Nr. A

Raadpleeg de aantekeningen op de keerzijde alvorens het

formulier in te vullen

  • 2. 
    Certificaat gebruikt in het preferentiële handelsverkeer

tussen

en

(de betrokken landen, groepen van landen of gebieden vermelden)

  • 4. 
    Land, groep van landen of

gebied waaruit de produkten

geacht worden van

oorsprong te zijn

5.Land, groep van landen of

gebied van bestemming

  • 6. 
    Gegevens in verband met het vervoer (facultatief)
  • 7. 
    Opmerkingen
  • 8. 
    Volgnummer; merken, nummers, aantal en soort der colli (1); omschrijving van de goederen; hoogte van de douanerechten of heffingen van gelijke werking, die bij invoer in het uitvoerende LGO zijn geheven; inlichtingen betreffende de douaneaangifte (nummer, datum, plaats)
  • 9. 
    Bruto-

massa (kg)

of andere

maatstaf

(l, m3, enz.)

  • 10. 
    Facturen

(facultatief)

  • 11. 
    VISUM VAN DE DOUANE

Verklaring juist bevonden

Er wordt verklaard dat bovenbedoelde goederen na in het vrije verkeer te zijn gebracht, geen be- of verwerking hebben ondergaan.

12.VERKLARING VAN DE EXPORTEUR

Ondergetekende verklaart dat de hierboven omschreven goederen aan de voor het verkrijgen van dit certificaat gestelde voorwaarden voldoen.

Douanekantoor

Land of gebied van afgifte

Te , de ....................

Stempel

Te , de ............................

(Handtekening)

(Handtekening)

  • 13. 
    VERZOEK OM CONTROLE, te zenden aan:
  • 14. 
    UITSLAG VAN DE CONTROLE

Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat dit certificaat (1)

O

door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn.

O

niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie bijgaande opmerkingen).

Er wordt verzocht de echtheid en de juistheid van dit certificaat te controleren.

Te , de .................................

Te , de ..................................

Stempel

Stempel

(Handtekening)

(Handtekening)

AANTEKENINGEN

  • 1. 
    In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste vermelding en, in voorkomend geval, door toevoeging van de juiste vermelding. Elke aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die het certificaat heeft opgesteld en te worden geviseerd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.
  • 2. 
    Tussen de in het certificaat vermelde artikelen mag geen ruimte gelaten worden en deze artikelen dienen doorlopend genummerd te worden. Onmiddellijk onder het laatste artikel dient een horizontale lijn getrokken te worden. Onbeschreven gedeelten dienen te worden doorgehaald, zodat elke latere toevoeging onmogelijk wordt.

3.De goederen worden met hun gebruikelijke handelsbenaming aangeduid onder opgave van de bijzonderheden, nodig voor de vaststelling van hun identiteit.

AANVRAAG TOT AFGIFTE VAN EEN UITVOERCERTIFICAAT

  • 1. 
    Exporteur (naam, volledig adres, land)
  • 3. 
    Geadresseerde (naam, volledig adres, land) (facultatief)

EXP Nr. A

Raadpleeg de aantekeningen op de keerzijde alvorens het

formulier in te vullen

  • 2. 
    Aanvraag tot afgifte van een certificaat voor gebruik in

het preferentiële handelsverkeer tussen

en

(de betrokken landen, groepen van landen of gebieden vermelden)

  • 4. 
    Land, groep van landen of

gebied waaruit de produkten

geacht worden van

oorsprong te zijn

5.Land, groep van landen of

gebied van bestemming

  • 6. 
    Gegevens in verband met het vervoer (facultatief)
  • 7. 
    Opmerkingen
  • 8. 
    Volgnummer; merken, nummers, aantal en soort der colli (1); omschrijving van de goederen; hoogte van de douanerechten of heffingen van gelijke werking, die bij invoer in het uitvoerende LGO zijn geheven; inlichtingen betreffende de douaneaangifte (nummer,datum, plaats)
  • 9. 
    Bruto-

massa (kg)

of andere

maatstaf

(l, m3, enz.)

  • 10. 
    Facturen

(facultatief)

VERKLARING VAN DE EXPORTEUR

Ondergetekende, exporteur van de op de voorzijde omschreven goederen,

VERKLAART dat deze goederen aan de voor het verkrijgen van het hierbij gevoegde certificaat gestelde voorwaarden voldoen;

GEEFT de onderstaande toelichting inzake de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze voorwaarden voldoen:

LEGTde volgende bewijsstukken OVER (1):

VERPLICHT ZICH ERTOE om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze voor de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat nodig achten, en toe te staan dat deze autoriteiten in voorkomend geval zijn boekhouding aan een onderzoek onderwerpen en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van bovenbedoelde goederen heeft plaatsgevonden;

VERZOEKT voor deze goederen de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat.

Te

, de

(Handtekening)

  • (1) 
    Voor onverpakte goederen te vermelden het aantal voorwerpen of ,,gestort".(1) De toepasselijke vermelding aankruisen.(1) Voor onverpakte goederen te vermelden het aantal voorwerpen of ,,gestort".(1) Bij voorbeeld: invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, verklaringen van de fabrikant enz., ter zake van de be- of verwerkte produkten of de in ongewijzigde staat wederuitgevoerde goederen.

BIJLAGE IV

vrijwaringsmaatregelen Artikel 109 van het besluit wordt als volgt uitgevoerd. Artikel 1

  • 1. 
    Wanneer een Lid-Staat de Commissie verzoekt om toepassing van vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 109 van het besluit en indien de Commissie besluit geen vrijwaringsmaatregelen toe te passen, stelt zij de Raad, de Lid-Staten en de bevoegde autoriteiten van de LGO binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek van de Lid-Staat daarvan in kennis.

De Lid-Staten verstrekken de Commissie de nodige inlichtingen om hun verzoeken om toepassing van vrijwaringsmaatregelen te staven.

Elke Lid-Staat kan de door de Commissie genomen beslissing binnen tien werkdagen na de mededeling van die beslissing aan de Raad voorleggen.

De Raad kan binnen een termijn van 20 werkdagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andere beslissing nemen.

  • 2. 
    Wanneer de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of uit eigen beweging constateert dat er vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 109 van het besluit moeten worden genomen:
  • stelt zij de Lid-Staten daarvan onmiddellijk of, indien zij op verzoek van een Lid-Staat handelt, binnen drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek in kennis;

-raadpleegt zij een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. 3. De Commissie kan, na raadpleging van het in lid 2 bedoelde comité, voor de tenuitvoerlegging van artikel 109 van het besluit maatregelen treffen.

  • 4. 
    De in lid 3 bedoelde beslissing wordt onverwijld aan de Raad, aan de Lid-Staten en aan de bevoegde autoriteiten van de LGO meegedeeld.

Deze beslissing is onmiddellijk van toepassing.

  • 5. 
    Elke Lid-Staat kan de in lid 3 bedoelde beslissing van de Commissie aan de Raad voorleggen binnen tien werkdagen nadat die beslissing is meegedeeld.
  • 6. 
    Neemt de Commissie binnen 21 werkdagen geen beslissing, dan kan elke Lid-Staat die een verzoek overeenkomstig lid 2 bij de Commissie heeft ingediend, de aangelegenheid aan de Raad voorleggen.
  • 7. 
    In de gevallen genoemd in de leden 5 en 6 kan de Raad binnen 20 werkdagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andere beslissing nemen. Artikel 2
  • 1. 
    De Commissie kan zelf onmiddellijke vrijwaringsmaatregelen treffen of een Lid-Staat machtigen onmiddellijke vrijwaringsmaatregelen te treffen.
  • 2. 
    Indien een Lid-Staat aan de Commissie een verzoek voorlegt, beslist deze hierover binnen drie werkdagen volgende op de ontvangst van het verzoek.

De Raad, de Lid-Staten en de bevoegde autoriteiten van de LGO worden van de beslissing van de Commissie in kennis gesteld.

  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de beslissing van de Commissie volgens de in artikel 1, lid 5, omschreven procedure aan de Raad voorleggen.

De in artikel 1, lid 7, omschreven procedure is van toepassing.

Indien de Commissie geen beslissing neemt binnen de in lid 2 genoemde termijn, kan elke Lid-Staat die een verzoek aan de Commissie heeft voorgelegd, dit verzoek aan de Raad voorleggen volgens de in de eerste en tweede alinea omschreven procedure.

Artikel 3

Deze bijlage vormt geen beletsel voor de toepassing van de regelingen houdende gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, van de daaruit voortvloeiende communautaire of nationale bestuursrechtelijke bepalingen noch van de specifieke regelingen die krachtens artikel 235 van het Verdrag zijn getroffen en van toepassing zijn op de goederen welke door de verwerking van landbouwprodukten zijn verkregen.

BIJLAGE V

betreffende rum Artikel 1

Tot de inwerkingtreding van een gemeenschappelijke marktordening voor alcohol worden de produkten van de GN-codes 2208 40 10, 2208 40 90, 2208 90 11 en 2208 90 19, van oorsprong uit de LGO, in de Gemeenschap met vrijdom van douanerechten overeenkomstig het hieronder bepaalde toegelaten. Artikel 2

  • a) 
    Voor de toepassing van artikel 101, lid 1, van het besluit stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, jaarlijks, tot en met 31 december 1995, de hoeveelheden vast die met vrijdom van douanerechten mogen worden ingevoerd.

Deze hoeveelheden worden als volgt vastgesteld:

  • Tot en met 31 december 1993, op basis van de grootste jaarlijkse hoeveelheden die uit de LGO in de Gemeenschap zijn ingevoerd in de laatste drie jaren waarover statistieken beschikbaar zijn, vermeerderd, tijdens de periode tot en met 31 december 1992, met een jaarlijks stijgingspercentage van 27.

De Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie bovengenoemd percentage naar boven of naar beneden aanpassen in het licht van het verbruik en de produktie in de Gemeenschap en de ontwikkeling van de handelsstromen in de Gemeenschap en tussen de Gemeenschap, de LGO en de ACS-Staten.

De jaarlijkse hoeveelheid zal echter in geen geval minder zijn dan 15 000 hectoliter zuivere alcohol;

-Voor de jaren 1994 en 1995 zal het totale contingent telkens gelijk zijn aan dat van het voorgaande jaar, vermeerderd met 1 740 hectoliter zuivere alcohol.

b)Wat de vanaf 1996 van toepassing zijnde regeling betreft, zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie vóór 1 februari 1995, op basis van een door de Commissie vóór 1 februari 1994 aan de Raad toe te zenden verslag, de regels vaststellen voor de reeds overwogen afschaffing van het communautaire tariefcontingent, daarbij rekening houdend met de situatie van en de vooruitzichten voor de communautaire markt voor rum en met de uitvoer van de LGO en de ACS-Staten. Artikel 3

De in artikel 1 bedoelde produkten worden onderworpen aan communautaire controle waarvan de uitvoeringswijzen door de Raad bij de vaststelling van het in artikel 2, onder a), bepaalde worden vastgesteld. Artikel 4

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de LGO verleent de Gemeenschap in het kader van het derde deel, titel I, hoofdstuk 2, van het besluit traditionele en niet traditionele steun bij de bevordering en ontwikkeling van hun afzet van rum op de markten van de Gemeenschap.

BIJLAGE VI

betreffende de overbrenging van gevaarlijke en radioactieve afvalstoffen De Lid-Staten en de bevoegde autoriteiten van de LGO zijn zich terdege bewust van de specifieke risico's die aan radioactieve afvalstoffen zijn verbonden, en onthouden zich dan ook van praktijken inzake het lozen van zulke afvalstoffen waardoor de soevereiniteit van Staten zou worden aangetast, dan wel het milieu of de volksgezondheid in andere landen zou worden bedreigd. Zij hechten een zeer groot belang aan de ontwikkeling van de internationale samenwerking met het oog op de bescherming van milieu en volksgezondheid tegen dit soort risico's. In die geest bevestigen zij dat zij vastbesloten zijn om een actieve bijdrage te leveren aan de lopende IAEA-besprekingen met het oog op een internationaal goedgekeurde gedragscode.

In afwachting van een in dat kader opgestelde nauwkeurigere definitie, worden onder "radioactieve afvalstoffen" verstaan de stoffen waarvoor geen verder gebruik wordt overwogen, bevattende of besmet met radionucliden met hogere radioactiviteitsniveaus of in hogere concentraties dan de grenswaarden die de Gemeenschap zich voor de bescherming van haar bevolking heeft opgelegd bij artikel 4, onder a) en b), van Richtlijn 80/836/Euratom (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 84/467/Euratom (2). Bedoelde radioactiviteitslimieten variëren van 5 × 103 becquerel voor nucliden met een zeer hoge radiotoxiciteit tot 5 × 106 becquerel voor die met een lage radiotoxiciteit. De limietwaarden voor concentraties bedragen 100 becquerel per gram en 500 becquerel per gram voor vaste natuurlijke radioactieve stoffen.

  • (1) 
    PB nr. L 246 van 17. 9. 1980, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 265 van 5. 10. 1984, blz. 4.

BIJLAGE VII

betreffende de oorsprong van visserijprodukten Met betrekking tot de verwerking van visserijprodukten in de LGO is de Gemeenschap nu reeds bereid de verzoeken om afwijkingen van oorsprongsregels voor verwerkte produkten in deze sector in verband met de verplichte lossing van vangsten krachtens visserijovereenkomsten met derde landen, onbevooroordeeld te onderzoeken. Bij dit onderzoek zal met name rekening worden gehouden met het feit dat de betrokken derde landen ervoor dienen te zorgen dat deze produkten na de be- of verwerking ervan onder normale omstandigheden op de markt kunnen worden gebracht, voor zover zij niet voor plaatselijk of regionaal verbruik bestemd zijn.

Met betrekking tot tonijnconserven zal de Gemeenschap de verzoeken van de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden overzee elk afzonderlijk in positieve zin onderzoeken, voor zover uit het bij elk verzoek gevoegde economische dossier duidelijk blijkt dat er inderdaad sprake is van één van de gevallen bedoeld in de eerste alinea. In het besluit, dat binnen de in artikel 30, lid 8, van bijlage II vastgestelde termijnen wordt genomen, worden de betrokken hoeveelheden en de toepassingsduur vastgesteld, met inachtneming van artikel 30, lid 9, van die bijlage.

De overeenkomstig deze bijlage verleende afwijkingen laten het recht van de bevoegde autoriteiten van de LGO onverlet om te verzoeken om afwijkingen op grond van artikel 30 van bijlage II en die te verkrijgen.

BIJLAGE VIII

Verklaring van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden vestigt de aandacht op de grondwettelijke structuur van het Koninkrijk, voortvloeiende uit het Statuut van 29 december 1954, en inzonderheid op de autonomie van de landen van het Koninkrijk ten opzichte van de bepalingen van het besluit en op het feit dat dit besluit derhalve is genomen met medewerking van de Regering van de Nederlandse Antillen en de Regering van Aruba, krachtens de in het Koninkrijk geldende grondwettelijke procedures.

Zij verklaart dat, dientengevolge en onverminderd de voor haar uit het Verdrag en het besluit voortvloeiende rechten en verplichtingen, de Regering van de Nederlandse Antillen en de Regering van Aruba de uit dit besluit voortvloeiende verplichtingen zullen nakomen.

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden vestigt voorts de aandacht op het feit dat de Regering van de Nederlandse Antillen en de Regering van Aruba te kennen hebben gegeven dat zij, gelet op het Verdrag, inzonderheid artikel 132, lid 5, daarvan, alsmede de artikelen 232, 233 en 234 van het besluit het wenselijk achten om tot nadere regelingen te komen inzake de voorwaarden waaronder in de betrekkingen tussen Lid-Staten en de Nederlandse Antillen en Aruba het recht van vrije vestiging en dienstverlening van natuurlijke personen en rechtspersonen wordt uitgeoefend.

Zij verklaart dat er, dientengevolge en met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, dit besluit en het Statuut voornoemd, stappen zullen worden ondernomen om tot dergelijke regelingen te komen, welke regelingen omkleed zullen dienen te zijn met de nodige waarborgen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.