Besluit 2005/211 - Invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme

1.

Wettekst

15.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/44

 

BESLUIT 2005/211/JBZ VAN DE RAAD

van 24 februari 2005

betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder a) en b), artikel 31, onder a) en b), en artikel 34, lid 2, onder c),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk Spanje (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Schengeninformatiesysteem (hierna „SIS” genoemd), dat is ingesteld op grond van de bepalingen van titel IV van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (3), hierna „Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990” genoemd, is een essentieel instrument voor de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie.

 

(2)

Erkend wordt dat een nieuw Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (hierna „SIS II” genoemd) moet worden ontwikkeld, met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie en om de invoering van nieuwe functies mogelijk te maken en tevens van de laatste ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie te profiteren; de eerste maatregelen zijn genomen om dit nieuwe systeem te ontwikkelen.

 

(3)

Bepaalde aanpassingen van bestaande bepalingen en de invoering van enkele nieuwe functies kunnen reeds met betrekking tot de huidige versie van het SIS plaatsvinden, met name waar het gaat om het bieden van toegang tot sommige soorten in het SIS opgenomen gegevens aan autoriteiten, waaronder Europol en de nationale leden van Eurojust, voor wie de mogelijkheid om deze gegevens te raadplegen de correcte uitvoering van hun taken zou vergemakkelijken, het uitbreiden van de categorieën vermiste voorwerpen waarvoor signaleringen kunnen worden opgenomen en het vastleggen van verstrekkingen van persoonsgegevens. De voor dit doel vereiste technische faciliteiten dienen eerst in elke lidstaat tot stand te worden gebracht.

 

(4)

In de conclusies van de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001, met name de conclusies 17 (samenwerking tussen gespecialiseerde diensten voor bestrijding van terrorisme), 43 (Eurojust en politiële samenwerking met betrekking tot Europol), en in het Actieplan van 21 september 2001 ter bestrijding van terrorisme wordt melding gemaakt van de noodzaak het SIS te versterken en de mogelijkheden ervan te verbeteren.

 

(5)

Voorts is het zinvol bepalingen vast te stellen met betrekking tot de uitwisseling van alle aanvullende informatie via de voor dat doel aangewezen autoriteiten in de lidstaten (Supplementary Information REquest at the National Entry: verzoek om aanvullende informatie bij binnenkomst op het nationaal grondgebied), zodat die autoriteiten een gemeenschappelijke rechtsgrond binnen het bestek van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990 wordt geboden en voorschriften kunnen worden vastgesteld inzake de verwijdering van door deze autoriteiten bewaarde gegevens.

 

(6)

De in dit besluit opgenomen bepalingen betreffende Europol creëren slechts het wettelijk kader voor de toegang tot het Schengeninformatiesysteem en laat de toekomstige aanneming van de noodzakelijke maatregelen tot vaststelling van de technische oplossing en de financiële gevolgen daarvan, onverlet.

 

(7)

De in dit besluit opgenomen bepalingen betreffende de nationale leden van Eurojust en hun assistenten creëren slechts het wettelijk kader voor de toegang tot het Schengeninformatiesysteem en laat de toekomstige aanneming van de noodzakelijke maatregelen tot vaststelling van de technische oplossing en de financiële gevolgen daarvan, onverlet.

 

(8)

De bepalingen betreffende de toegang tot het SIS door Europol en door de nationale leden van Eurojust en hun assistenten vormen slechts een eerste fase, en lopen niet vooruit op toekomstige besprekingen over de uitbreiding van deze toegangsmogelijkheid uit hoofde van andere bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990.

 

(9)

De hiertoe in de bepalingen van het Schengenaquis betreffende het Schengeninformatiesysteem aan te brengen wijzigingen bestaan uit twee delen: het onderhavige besluit en een verordening van de Raad, gebaseerd op artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De reden hiervoor is dat, zoals gesteld in artikel 93 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990, het Schengeninformatiesysteem tot doel heeft om, in overeenstemming met het bepaalde in de overeenkomst, binnen het grondgebied van de lidstaten met behulp van de via het SIS verstrekte informatie de openbare orde en veiligheid, met inbegrip van de veiligheid van de staat, en de toepassing van de bepalingen inzake het personenverkeer van die overeenkomst, te doen handhaven. Aangezien enkele van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990 tegelijkertijd voor beide doeleinden moeten worden toegepast, moeten die bepalingen in identieke bewoordingen door middel van op elk van de Verdragen gebaseerde parallelle instrumenten worden gewijzigd.

 

(10)

Dit besluit doet geen afbreuk aan de toekomstige aanneming van de noodzakelijke wetgeving waarin de juridische structuur, doelstellingen, werking en gebruik van SIS II in detail worden beschreven, zoals — maar niet uitsluitend — regels tot nadere bepaling van de in het systeem op te nemen categorieën gegevens, het doel van en de criteria voor de opneming ervan, regels betreffende de inhoud van SIS-bestanden, de koppeling en de verenigbaarheid van signaleringen en verdere regels inzake de toegang tot SIS-gegevens en de bescherming van persoonsgegevens en de controle daarop.

 

(11)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis die vallen onder artikel 1, punt G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten Overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4).

 

(12)

Het Verenigd Koninkrijk neemt aan dit besluit deel, overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (5).

 

(13)

Ierland neemt aan dit besluit deel, overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (6).

 

(14)

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regelingen voor de gedeeltelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan het Schengenacquis, als bepaald in respectievelijk Besluit 2000/365/EG en Besluit 2002/192/EG.

 

(15)

Dit besluit is een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of daarmee anderszins verband houdt als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte,

BESLUIT:

Artikel 1

De bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1990 worden als volgt gewijzigd:

 

1)

Aan artikel 92 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   De lidstaten wisselen, overeenkomstig de nationale wetgeving, via de voor dat doel aangewezen autoriteiten (Sirene) alle aanvullende informatie uit die noodzakelijk is in verband met de opneming van signaleringen en voor het nemen van passende maatregelen in gevallen waarin personen van wie en voorwerpen waarvan gegevens in het Schengeninformatiesysteem zijn opgenomen, worden aangetroffen als gevolg van opvragingen in dit systeem. Deze informatie wordt alleen gebruikt voor het doel waarvoor zij verstrekt is.”.

 

2)

Artikel 94, lid 2, punt b), wordt vervangen door:

 

„b)

de in de artikelen 99 en 100 genoemde voorwerpen.”.

 

3)

De eerste alinea van artikel 94, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Voor personen worden hooguit onderstaande gegevens opgenomen:

 

a)

naam en voornamen, aliassen in voorkomend geval afzonderlijk;

 

b)

bijzondere onveranderlijke en objectieve fysieke kenmerken;

 

c)

(…);

 

d)

geboorteplaats en -datum;

 

e)

geslacht;

 

f)

nationaliteit;

 

g)

bejegeningsgegevens „gewapend”, „gewelddadig” of „ontsnapt”;

 

h)

reden van signalering;

 

i)

de te ondernemen actie;

 

j)

in het geval van signaleringen op grond van artikel 95: het soort strafbaar feit/strafbare feiten”.

 

4)

Artikel 99, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Gegevens over personen of voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen en containers worden met inachtneming van het nationale recht van de signalerende lidstaat, hetzij ter fine van onopvallende, hetzij ter fine van gerichte controle overeenkomstig het bepaalde in lid 5 opgenomen.”.

 

5)

Artikel 99, lid 3, laatste zin, wordt vervangen door:

„De uit hoofde van dit lid signalerende lidstaat is verplicht de overige lidstaten te informeren.”.

 

6)

Artikel 99, lid 5, eerste zin, wordt vervangen door:

„5.   Bij de in lid 1 genoemde gerichte controles kunnen met inachtneming van de nationale wetgeving voor het bereiken van de in de leden 2 en 3 genoemde doelstellingen de personen, voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen, containers of meegenomen voorwerpen worden onderzocht.”.

 

7)

Artikel 100, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Onderstaande categorieën van gemakkelijk identificeerbare voorwerpen worden opgenomen:

 

a)

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc, vaartuigen en luchtvaartuigen;

 

b)

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste aanhangers met een ledig gewicht van meer dan 750 kg, caravans, industriële uitrusting, buitenboordmotoren en containers;

 

c)

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste vuurwapens;

 

d)

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste blanco documenten;

 

e)

gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte, op naam gestelde identiteitspapieren zoals paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen, verblijfstitels en reisdocumenten;

 

f)

gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte voertuigregistratiebewijzen en voertuigkentekenplaten;

 

g)

bankbiljetten (geregistreerde biljetten);

 

h)

gestolen, verduisterde of anderszins vermiste waardepapieren en betaalmiddelen zoals cheques, creditcards, obligaties, effecten en aandelen.”.

 

8)

Aan het einde van artikel 101, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

„De toegang tot de in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens en het recht tot directe bevraging daarvan komen evenwel ook toe aan de nationale justitiële autoriteiten, onder meer die welke verantwoordelijk zijn voor het instellen van openbare strafvervolging en van gerechtelijk onderzoek voorafgaand aan tenlastelegging, met het oog op de uitvoering van hun taken, zoals vastgesteld in de nationale wetgeving.”.

 

9)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 101 bis

  • 1. 
    De Europese Politiedienst (Europol) heeft binnen de beperkingen van zijn mandaat en op eigen kosten recht op toegang tot en directe bevraging van in overeenstemming met artikel 95, 99 en 100 in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens.
  • 2. 
    Europol mag alleen de voor de uitvoering van haar taken benodigde gegevens bevragen.
  • 3. 
    Indien Europol bij een bevraging van het Schengeninformatiesysteem een signalering aantreft, stelt Europol langs de in de Europol-overeenkomst vastgestelde kanalen de signalerende lidstaat daarvan in kennis.
  • 4. 
    Door een bevraging van het Schengeninformatiesysteem verkregen informatie mag alleen worden gebruikt indien de betrokken lidstaat daarvoor toestemming geeft. Indien de betrokken lidstaat het gebruik van dergelijke informatie toestaat, wordt deze volgens de bepalingen van de Europol-overeenkomst behandeld. Europol mag die informatie alleen met de toestemming van de betrokken lidstaat aan andere landen en organen meedelen.
  • 5. 
    Europol mag de betrokken lidstaat om aanvullende informatie verzoeken overeenkomstig de bepalingen van de Europol-overeenkomst.
  • 6. 
    Europol is ertoe gehouden:
 

a)

alle door hem verrichte bevragingen vast te leggen overeenkomstig het bepaalde in artikel 103;

 

b)

onverminderd de leden 4 en 5, de delen van het Schengeninformatiesysteem waartoe hij toegang heeft, niet te verbinden met een computersysteem voor gegevensverzameling en -verwerking dat door of bij Europol wordt gebruikt, noch de in die delen opgenomen gegevens over te dragen, en evenmin delen van het Schengeninformatiesysteem te downloaden of anderszins te kopiëren;

 

c)

de toegang tot in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens te beperken tot personeel van Europol waaraan specifiek toestemming daarvoor is verleend;

 

d)

maatregelen als bedoeld in artikel 118 te nemen en toe te passen;

 

e)

de uit hoofde van artikel 24 van de Europol-overeenkomst opgerichte Gemeenschappelijke Controleautoriteit gelegenheid te geven de activiteiten van Europol bij de uitoefening van zijn recht op toegang tot en bevraging van in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens te evalueren.

Artikel 101 ter

  • 1. 
    De nationale leden van Eurojust en hun assistenten hebben recht op toegang tot en bevraging van in overeenstemming met de artikelen 95 en 98 in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens.
  • 2. 
    De nationale leden van Eurojust en hun assistenten mogen alleen de voor de uitvoering van hun taken benodigde gegevens opvragen.
  • 3. 
    Indien een nationaal lid van Eurojust bij een bevraging van het Schengeninformatiesysteem een signalering aantreft, stelt dat lid de signalerende lidstaat daarvan in kennis. Mededeling van uit deze bevraging verkregen informatie aan andere landen en organen is slechts mogelijk met toestemming van de signalerende lidstaat.
  • 4. 
    Niets in dit artikel wordt uitgelegd als een inbreuk op de bepalingen van het besluit van de Raad betreffende de oprichting van Eurojust inzake gegevensbescherming en de aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of incorrecte verwerking van deze gegevens door de nationale leden van Eurojust of hun assistenten of als een inbreuk op de bevoegdheden van het krachtens artikel 23 van voornoemd besluit opgerichte gemeenschappelijke controleorgaan.
  • 5. 
    Elke door een nationaal lid van Eurojust of zijn assistent verrichte bevraging wordt vastgelegd overeenkomstig artikel 103, en elk gebruik door dat lid of zijn assistent van gegevens waartoe zij toegang hebben gekregen, wordt geregistreerd.
  • 6. 
    De delen van het Schengeninformatiesysteem mogen niet worden verbonden met, en de daarin opgenomen gegevens waartoe de nationale leden of hun assistenten toegang hebben, mogen niet worden overgedragen naar een computersysteem voor gegevensverzameling en -verwerking dat door of bij Eurojust wordt gebruikt; de delen van het Schengeninformatiesysteem mogen niet gedownload worden.
  • 7. 
    De toegang tot de in het Schengeninformatiesysteem opgenomen gegevens wordt beperkt tot de nationale leden en hun assistenten, en strekt zich niet uit tot het personeel van Eurojust.
  • 8. 
    De in artikel 118 bedoelde maatregelen worden genomen en toegepast.”.
 

10)

Artikel 103 wordt vervangen door:

„Artikel 103

Elke lidstaat waarborgt dat elke verstrekking van persoonsgegevens door de bewerker in het nationale deel van het Schengeninformatiesysteem wordt vastgelegd met het oog op controle op de toelaatbaarheid van de bevraging. Vastlegging mag alleen voor dit doel geschieden en wordt ten vroegste na één jaar en uiterlijk na drie jaar verwijderd.”.

 

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 112 bis

  • 1. 
    Persoonsgegevens die door de in artikel 92, lid 4, bedoelde autoriteiten naar aanleiding van de informatie-uitwisseling uit hoofde van dat lid in bestanden zijn opgeslagen, worden niet langer bewaard dan de periode die nodig is om het doel waarvoor zij werden verstrekt te verwezenlijken. Zij worden in ieder geval geschrapt uiterlijk één jaar nadat de signalering of signaleringen betreffende de betrokken persoon of het betreffende voorwerp uit het Schengeninformatiesysteem zijn verwijderd.
  • 2. 
    Lid 1 laat het recht van een lidstaat onverlet om in nationale bestanden gegevens te bewaren over een specifieke signalering die door die lidstaat is verricht of over een signalering in verband waarmee vervolging is ingesteld op zijn grondgebied. De periode gedurende welke dergelijke gegevens in die bestanden mogen worden bewaard, wordt geregeld door de nationale wetgeving.”.
 

12)

Artikel 113, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Andere gegevens dan die bedoeld in artikel 112 worden niet langer dan tien jaar bewaard, en gegevens over voorwerpen als bedoeld in artikel 99, lid 1, niet langer dan vijf jaar.”.

 

13)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 113 bis

  • 1. 
    Andere gegevens dan persoonsgegevens die door de in artikel 92, lid 4, bedoelde autoriteiten naar aanleiding van de informatie-uitwisseling uit hoofde van dat lid in bestanden zijn opgeslagen, worden niet langer bewaard dan de periode die nodig is om het doel waarvoor zij zijn verstrekt te verwezenlijken. Zij worden in ieder geval geschrapt uiterlijk één jaar nadat de signalering of signaleringen betreffende de betrokken persoon of het betreffende voorwerp uit het Schengeninformatiesysteem zijn verwijderd.
  • 2. 
    Lid 1 laat het recht van een lidstaat onverlet om in nationale bestanden gegevens te bewaren betreffende een specifieke signalering die door de betrokken lidstaat is uitgegeven of een signalering in verband waarmee op zijn grondgebied actie is ondernomen. De periode gedurende welke dergelijke gegevens in die bestanden mogen worden bewaard, wordt geregeld door de nationale wetgeving.”.

Artikel 2

  • 1. 
    De punten 1, 5 en 8 van artikel 1, van dit besluit worden van kracht 90 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    De punten 11 en 13 van artikel 1 van dit besluit worden van kracht 180 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 3. 
    De punten 1, 5, 8, 11 en 3 van artikel 1 van dit besluit worden voor IJsland en Noorwegen van kracht 270 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 4. 
    De punten 2, 3, 4, 6, 7 en 9, 10 en 12 van artikel 1 van dit besluit worden van kracht met ingang van een datum die de Raad met eenparigheid van stemmen zal bepalen zodra aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan.

De Raad kan besluiten verschillende data vast te stellen voor de toepassing van:

 

artikel 1, punten 2, 4 en 6,

 

artikel 1, punt 3,

 

artikel 1, punt 7,

 

artikel 1, punt 9, nieuw artikel 101 bis,

 

artikel 1, punt 9, nieuw artikel 101 ter,

 

artikel 1, punt 12.

  • 5. 
    Het in overeenstemming met lid 4 door de Raad genomen besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

  • N. 
    SCHMIT
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.