Richtlijn 2008/72 - In de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad - Hoofdinhoud
1.8.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 205/28 |
RICHTLIJN 2008/72/EG VAN DE RAAD
van 15 juli 2008
betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad
(Voor de EER relevante tekst)
(Gecodificeerde versie)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan. |
(2) |
In de agrarische productie van de Gemeenschap neemt de teelt van groentegewassen een belangrijke plaats in. |
(3) |
Bevredigende resultaten bij de teelt van groentegewassen hangen in ruime mate af van de kwaliteit en de fytosanitaire staat, niet alleen van het zaad dat reeds valt onder Richtlijn 2002/55/EG van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (4), maar ook van het plantgoed en het teeltmateriaal van groentegewassen dat voor de vermeerdering ervan wordt gebruikt. |
(4) |
Het uiteenlopende beleid van de lidstaten ten aanzien van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen kan handelsbelemmeringen veroorzaken en kan zo voor het vrije verkeer van deze goederen binnen de Gemeenschap een hinderpaal zijn. |
(5) |
Door middel van geharmoniseerde voorschriften op communautair niveau moet worden gegarandeerd dat de kopers in de gehele Gemeenschap teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen ontvangen die fytosanitair in orde en van goede kwaliteit zijn. |
(6) |
Wat het fytosanitaire aspect betreft, moeten de geharmoniseerde voorschriften coherent zijn met het bepaalde in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen (5). |
(7) |
Onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 2000/29/EG, is het niet dienstig de communautaire voorschriften voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen toe te passen wanneer wordt aangetoond dat deze producten voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, aangezien de in die landen geldende voorschriften kunnen afwijken van de voorschriften van de onderhavige richtlijn. |
(8) |
Voor de vaststelling van fytosanitaire eisen en kwaliteitsnormen is voor elk geslacht en elke soort groente uitvoerig en gedetailleerd technisch en wetenschappelijk onderzoek vereist. Daartoe moet derhalve worden voorzien in een procedure. |
(9) |
Het is in de eerste plaats de taak van de leveranciers van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen om ervoor te zorgen dat hun producten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen. |
(10) |
De bevoegde instanties van de lidstaten moeten er via controles en keuringen op toezien dat deze leveranciers deze voorschriften naleven. |
(11) |
Communautaire controlemaatregelen moeten worden vastgesteld om te garanderen dat de normen van deze richtlijn in alle lidstaten op gelijke wijze worden toegepast. |
(12) |
Het is in het belang van de koper van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen dat de benaming van het ras bekend is en dat de identiteit wordt gevrijwaard. |
(13) |
Daartoe moet, voor zover mogelijk, worden bepaald dat de voorschriften inzake het rasaspect, zoals die ten aanzien van het in de handel brengen van groentezaad zijn vastgesteld, van toepassing zijn. |
(14) |
Met het oog op een correcte identificatie en een geordende afzet van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen moeten communautaire voorschriften worden vastgesteld met regels betreffende het apart houden van de partijen en de waarmerking. Op de gebruikte etiketten moeten alle gegevens worden vermeld die voor de officiële controle en de informatie van de gebruiker nodig zijn. |
(15) |
Er moeten regels worden vastgesteld op grond waarvan bij tijdelijke moeilijkheden op het gebied van de voorziening, teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in de handel mogen worden gebracht die aan minder strenge eisen voldoen dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld. |
(16) |
De lidstaten moet een verbod worden opgelegd om voor de in bijlage II bedoelde geslachten en soorten waarvoor een schema zal worden opgesteld nog andere eisen of beperkingen voor het in de handel brengen vast te stellen dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld. |
(17) |
Er moet worden bepaald dat in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in de Gemeenschap in de handel mogen worden gebracht, op voorwaarde dat voor deze producten in alle gevallen dezelfde garanties worden gegeven als voor het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen die in de Gemeenschap worden geproduceerd en die aan de communautaire voorschriften voldoen. |
(18) |
Om de verschillende, in de lidstaten toegepaste technische controlemethoden te harmoniseren en het in de Gemeenschap geproduceerde teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen te kunnen vergelijken met de producten uit derde landen, moeten vergelijkingsproeven worden uitgevoerd om na te gaan of deze producten aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen. |
(19) |
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6). |
(20) |
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.Deze richtlijn is van toepassing op het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad.
-
2.De voorschriften van de artikelen 2 tot en met 20 en van artikel 23 zijn van toepassing op de in bijlage II genoemde geslachten en soorten, alsmede op hybriden daarvan.
Die artikelen zijn ook van toepassing op onderstammen en andere plantendelen van geslachten of soorten of op hybriden daarvan, wanneer een van deze geslachten of soorten of hybriden daarvan daarop wordt of moet worden geënt.
-
3.Wijzigingen in de lijst van de in bijlage II genoemde geslachten en soorten worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 3, bedoelde procedure.
Artikel 2
Onverminderd de gezondheidsvoorschriften van Richtlijn 2000/29/EG is deze richtlijn niet van toepassing op teeltmateriaal en plantgoed waarvan wordt aangetoond dat zij voor uitvoer naar derde landen bestemd zijn, mits zij duidelijk als zodanig zijn geïdentificeerd en in voldoende mate apart worden gehouden.
De uitvoeringsmaatregelen van de eerste alinea, met name wat betreft de identificatie en het apart houden, worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 3
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) |
teeltmateriaal: plantendelen en alle plantmateriaal met inbegrip van onderstammen, bestemd voor de vermeerdering en de productie van groentegewassen; |
b) |
plantgoed: volledige planten en plantendelen, waaronder voor geënte planten de enten inbegrepen die bestemd zijn om te worden uitgeplant voor de productie van groentegewassen; |
c) |
leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste één van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen: vermeerderen, produceren, beschermen en/of behandelen en in de handel brengen; |
d) |
in de handel brengen: het ter beschikking of in voorraad houden, tentoonstellen of te koop aanbieden, verkopen en/of leveren aan een andere persoon, in gelijk welke vorm, van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen; |
e) |
verantwoordelijke officiële instantie:
De onder i) en ii) bedoelde instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, hun in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen. De lidstaten zorgen voor een nauwe samenwerking van de in punt i) bedoelde instanties met de in punt ii) bedoelde instanties. Bovendien kan, overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure, een andere namens een onder i) of ii) bedoelde instantie ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere lidstaten; |
f) |
officiële maatregelen: door de verantwoordelijke officiële instantie genomen maatregelen; |
g) |
officiële inspectie: door de verantwoordelijke officiële instantie verrichte inspectie; |
h) |
officiële verklaring: door de verantwoordelijke officiële instantie of onder haar verantwoordelijkheid afgegeven verklaring; |
i) |
partij: een aantal eenheden van één product, identificeerbaar door zijn homogene samenstelling en oorsprong; |
j) |
laboratorium: een publiek- of privaatrechtelijke dienst die analyses uitvoert en adequate diagnoses stelt aan de hand waarvan de producent de kwaliteit van de productie kan controleren. |
Artikel 4
Voor elk geslacht of elke soort vermeld in bijlage II of voor onderstammen van andere geslachten en soorten, wanneer materiaal van het geslacht en/of de soort daarop geënt wordt of moet worden, wordt volgens de in artikel 21, lid 3, bedoelde procedure in bijlage I een schema opgesteld waarin wordt verwezen naar de fytosanitaire eisen van Richtlijn 2000/29/EG die op het betrokken geslacht en/of de betrokken soort van toepassing zijn; dat schema bevat:
a) |
de voorwaarden waaraan het plantgoed van groentegewassen moet voldoen, met name de voorwaarden inzake de kwaliteit van het gewas, de zuiverheid van het gewas en indien van toepassing de raskenmerken. Deze voorwaarden zullen worden opgenomen in deel A van bijlage I; |
b) |
de voorwaarden waaraan het teeltmateriaal moet voldoen, met name met betrekking tot het toegepaste vermeerderingsprocédé, de zuiverheid van het staand gewas en, indien van toepassing, de raskenmerken. Deze voorwaarden zullen worden opgenomen in deel B van bijlage I. |
Artikel 5
-
1.De lidstaten zien erop toe dat de leveranciers alle noodzakelijke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat in alle fasen van de productie en het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan.
-
2.Voor de toepassing van lid 1 moeten de leveranciers controles op de volgende grondslagen uitvoeren dan wel laten uitvoeren door een erkende leverancier of de verantwoordelijke officiële instantie:
— |
identificatie van de kritische punten in hun productieproces op basis van de toegepaste productiemethoden; |
— |
uitwerking en toepassing van methoden voor toezicht op en controle van de in het eerste streepje bedoelde kritische punten; |
— |
nemen van monsters voor analyse in een door de verantwoordelijke officiële instantie erkend laboratorium om te controleren of aan de normen van deze richtlijn is voldaan; |
— |
registratie, hetzij schriftelijk hetzij op een andere op bestendiging gerichte wijze, van de in het eerste, tweede en derde streepje bedoelde gegevens, alsmede bijhouden van een register betreffende de productie en het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed, welke registers ter beschikking moeten worden gehouden van de verantwoordelijke officiële instantie. Deze documenten en registers dienen ten minste één jaar te worden bewaard. |
Leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot enkel distributie van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen die niet op hun eigen bedrijf zijn geproduceerd en verpakt, hoeven echter alleen een register of een onuitwisbaar bewijs bij te houden van de aan- en verkoop en/of levering van deze producten.
De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing op leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot het leveren van kleine hoeveelheden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen aan niet-professionele eindverbruikers.
-
3.Indien uit hun eigen controles of uit de informatie waarover de in lid 1 bedoelde leveranciers beschikken blijkt dat één of meer van de in Richtlijn 2000/29/EG bedoelde schadelijke organismen of — in een grotere hoeveelheid dan gewoonlijk is toegestaan om aan de normen te voldoen — van de in de overeenkomstig artikel 4 van deze richtlijn opgestelde schema’s genoemde schadelijke organismen voorkomen, dienen de leveranciers dit onmiddellijk aan de verantwoordelijke officiële instantie te melden en dienen zij de door deze instantie opgelegde maatregelen uit te voeren. Leveranciers dienen een register bij te houden van alle gevallen waarin schadelijke organismen op hun bedrijf zijn voorgekomen en van alle maatregelen die in verband met die gevallen zijn genomen.
-
4.De uitvoeringsbepalingen van lid 2, tweede alinea, worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
Artikel 6
-
1.De verantwoordelijke officiële instantie erkent leveranciers wanneer zij heeft vastgesteld dat hun productiemethoden en bedrijf voldoen aan de eisen van deze richtlijn met betrekking tot de aard van hun activiteiten. Wanneer een leverancier besluit andere activiteiten te verrichten dan die waarvoor hij is erkend, is een nieuwe erkenning nodig.
-
2.De verantwoordelijke officiële instantie erkent laboratoria wanneer zij heeft vastgesteld dat het laboratorium, de procedés en de bedrijfsvoorzieningen voldoen aan de volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure gepreciseerde eisen van deze richtlijn met betrekking tot hun controlewerkzaamheden. Wanneer een laboratorium besluit andere activiteiten te verrichten dan die waarvoor het is erkend, is er een nieuwe erkenning nodig.
-
3.De verantwoordelijke officiële instanties nemen de nodige maatregelen wanneer niet meer aan de in de leden 1 en 2 bedoelde eisen wordt voldaan. Daartoe houden zij in het bijzonder rekening met de conclusies van de overeenkomstig artikel 7 uitgevoerde controles.
-
4.Op gezette tijden worden de leveranciers, bedrijven en laboratoria onderworpen aan toezicht en controle door of onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke officiële instantie, die te allen tijde vrije toegang dient te hebben tot alle delen van de bedrijven, teneinde zich ervan te vergewissen dat aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan. Volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure kunnen zo nodig uitvoeringsbepalingen betreffende het toezicht en de controle worden vastgesteld.
Indien bij het toezicht en de controles blijkt dat niet aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan, neemt de verantwoordelijke officiële instantie passende maatregelen.
Artikel 7
-
1.Deskundigen van de Commissie kunnen, in samenwerking met de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten, zo nodig controles ter plaatse verrichten om een uniforme toepassing van deze richtlijn te waarborgen, in het bijzonder om na te gaan of de leveranciers de voorschriften van deze richtlijn daadwerkelijk in acht nemen. De lidstaat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, dient de deskundigen alle nodige bijstand te verlenen bij de uitvoering van hun taken. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van het resultaat van het uitgevoerde onderzoek.
-
2.De uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden vastgesteld volgens de in artikel 21,lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 8
-
1.Teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen mogen alleen door erkende leveranciers in de handel worden gebracht, mits zij daarenboven voldoen aan de eisen die in het in artikel 4 bedoelde schema staan.
-
2.Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 2000/29/EG is lid 1 niet van toepassing op:
a) |
teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen bestemd voor proeven of voor wetenschappelijke doeleinden; |
b) |
teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen bestemd voor selectie; |
c) |
maatregelen tot instandhouding van de genetische diversiteit. |
-
3.De uitvoeringsbepalingen van lid 2, onder a), b) en c), worden, zo nodig, vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 9
-
1.Onverminderd artikel 2 worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die behoren tot de in bijlage II genoemde geslachten en/of soorten en tevens onder Richtlijn 2002/55/EG vallen, binnen de Gemeenschap alleen in de handel gebracht wanneer zij behoren tot een ras dat overeenkomstig die richtlijn is toegelaten.
-
2.Onverminderd artikel 2 en lid 3 van het onderhavige artikel worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die behoren tot de in bijlage II genoemde geslachten en/of soorten, maar niet onder Richtlijn 2002/55/EG vallen, binnen de Gemeenschap alleen in de handel gebracht wanneer zij behoren tot een ras dat in ten minste één lidstaat officieel is toegelaten.
Wat de toelatingsvoorwaarden betreft, zijn de artikelen 4 en 5 en artikel 9, lid 3, van Richtlijn 2002/55/EG van toepassing.
Wat de procedures en formaliteiten voor de toelating en de op instandhouding gerichte selectie betreft, zijn artikel 3, leden 2 en 4, de artikelen 6, 7 en 8 en artikel 9, leden 1, 2 en 4 en de artikelen 10 tot en met 15 van die richtlijn van overeenkomstige toepassing.
Resultaten van onofficiële onderzoeken en praktische informatie die bij het kweken is verkregen, kunnen in alle gevallen in aanmerking worden genomen.
-
3.De overeenkomstig lid 2 officieel toegelaten rassen worden opgenomen in de in artikel 17 van Richtlijn 2002/55/EG bedoelde „Gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen”. Artikel 16, lid 2, en de artikelen 17, 18 en 19 van die richtlijn zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10
-
1.Tijdens de groei, tijdens het rooien of tijdens het wegnemen van enten bij het uitgangsmateriaal worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in afzonderlijke partijen gehouden.
-
2.Wanneer teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen van verschillende oorsprong bij verpakking, opslag, vervoer of levering worden samengevoegd of gemengd, houdt de leverancier een register bij met de volgende gegevens: samenstelling van de partij en oorsprong van de samenstellende delen.
-
3.De lidstaten vergewissen zich er door middel van officiële inspecties van dat de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften in acht worden genomen.
Artikel 11
-
1.Onverminderd artikel 10, lid 2, worden teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen slechts in voldoende homogene partijen in de handel gebracht en nadat is vastgesteld dat zij voldoen aan de bepalingen van de onderhavige richtlijn en indien zij vergezeld gaan van een document dat door de leverancier is opgemaakt in overeenstemming met de voorwaarden als opgenomen in het in artikel 4 bedoelde schema. Wanneer op dit document een officiële verklaring voorkomt, moet deze duidelijk van de rest van de inhoud van het document gescheiden zijn.
De voorschriften inzake het etiketteren en/of plomberen en verpakken van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen worden opgenomen in het in artikel 4 bedoelde schema.
-
2.Bij levering van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen door een kleinhandelaar aan niet-professionele eindverbruikers, kunnen de etiketteringsvoorschriften worden beperkt tot de noodzakelijke informatie betreffende het product.
Artikel 12
-
1.De lidstaten kunnen ontheffing verlenen
a) |
van de toepassing van artikel 11, aan kleine producenten waarvan de volledige productie en verkoop van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen bestemd is voor uiteindelijk gebruik door personen op de lokale markt die niet beroepshalve betrokken zijn bij de productie van gewassen („lokaal verkeer”); |
b) |
van de in artikel 18 bedoelde controles en officiële inspectie, voor lokaal verkeer van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, geproduceerd door aldus vrijgestelde personen. |
-
2.Overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld betreffende andere eisen inzake de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontheffingen, in het bijzonder voor de begrippen „kleine producenten” en „lokale markt” en betreffende de procedures dienaangaande.
Artikel 13
Onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 2000/29/EG kunnen in geval van tijdelijke moeilijkheden bij de levering van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die voldoen aan de eisen van deze richtlijn, volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure maatregelen worden aangenomen die ertoe strekken het in de handel brengen van deze producten aan minder stringente eisen te onderwerpen.
Artikel 14
-
1.Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die voldoen aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, mogen geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden wat de leverancier, de fytosanitaire aspecten, het substraat en de inspectievoorschriften betreft.
-
2.Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen waarvan het ras is opgenomen in de „Gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen”, mogen ten aanzien van het ras geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden.
Artikel 15
Voor het in de handel brengen van de in bijlage II bedoelde producten leggen de lidstaten geen stringentere voorwaarden of andere beperkingen op dan die van de in artikel 4 bedoelde schema’s of, bij ontstentenis daarvan, dan die welke op 28 april 1992 bestaan.
Artikel 16
-
1.Volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure wordt besloten of teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in een derde land zijn geproduceerd en dezelfde garanties bieden inzake verplichtingen van de leverancier, identiteit, kenmerken, fytosanitaire aspecten, substraat, verpakking, voorschriften met betrekking tot inspectie, waarmerking en plombering, in al deze opzichten gelijkwaardig zijn aan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoen.
-
2.In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kunnen de lidstaten tot en met 31 december 2012 en onverminderd Richtlijn 2000/29/EG op de invoer van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen uit derde landen voorwaarden toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorwaarden die op tijdelijke of permanente basis zijn opgenomen in de in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde schema’s. Indien in deze schema’s niet in dergelijke voorwaarden is voorzien, dienen de voorwaarden voor de invoer ten minste gelijkwaardig te zijn aan de voorwaarden die gelden voor de productie in de betrokken lidstaat.
In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit kan bovengenoemde termijn volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure voor de onderscheiden derde landen verlengd worden.
Voor teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die door een lidstaat worden ingevoerd overeenkomstig een besluit dat die lidstaat overeenkomstig de eerste alinea van dit lid heeft genomen, mogen ten aanzien van de in lid 1 van dit artikel vermelde punten in andere lidstaten geen beperkingen voor het in de handel brengen gelden.
Artikel 17
De lidstaten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen tijdens de productie en het in de handel brengen steekproefsgewijs officieel worden geïnspecteerd, ten einde na te gaan of de eisen en voorwaarden van deze richtlijn in acht zijn genomen.
Artikel 18
Volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure worden, zo nodig, uitvoeringsbepalingen betreffende de in artikel 5 bedoelde controles en de in de artikelen 10 en 17 bedoelde officiële inspectie, inclusief bemonsteringsmethoden, vastgesteld.
Artikel 19
-
1.Wanneer bij het toezicht en de controle als bedoeld in artikel 6, lid 4, de officiële inspectie bedoeld in artikel 17 of de proeven bedoeld in artikel 20 blijkt dat teelmateriaal of plantgoed van groentegewassen niet aan de eisen van deze richtlijn voldoen, neemt de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat passende maatregelen om te bewerkstelligen dat deze producten aan deze bepalingen voldoen of, indien zulks niet mogelijk is, om het in de handel brengen van teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen dat daar niet aan voldoet, in de Gemeenschap te verbieden.
-
2.Wanneer blijkt dat teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die door een bepaalde leverancier in de handel worden gebracht, niet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn voldoen, draagt de betrokken lidstaat er zorg voor dat tegen deze leverancier passende maatregelen worden genomen. Wanneer deze leverancier geen teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen in de handel mag brengen, stelt de lidstaat de Commissie en de bevoegde nationale instanties in de lidstaten in kennis van dit verbod.
-
3.Krachtens lid 2 genomen maatregelen worden ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het teeltmateriaal en het plantgoed van groentegewassen die bestemd zijn om door de leverancier in de handel te worden gebracht, voortaan aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn zullen voldoen.
Artikel 20
-
1.Er worden in de lidstaten proeven of zo nodig tests op monsters uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen voldoet aan de voorschriften en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie laten inspecteren.
-
2.Er kunnen in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven worden verricht voor een nacontrole door middel van monsters van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:
— |
in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, |
— |
voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, |
— |
teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die in de handel worden gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit. |
-
3.Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische methoden voor het onderzoek van het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het materiaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
-
4.Volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure worden de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven getroffen. De Commissie stelt het in artikel 21, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van die tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.
-
5.De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 2 en 3 bedoelde vergelijkende tests en proeven.
De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.
-
6.De vergelijkende tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure.
-
7.De in de leden 2 en 3 bedoelde vergelijkende tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.
Artikel 21
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, hierna „het comité” genoemd.
-
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.
-
3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
Artikel 22
Wijzigingen van de overeenkomstig artikel 4 opgestelde schema’s en van de voorwaarden en bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 23
-
1.De lidstaten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen die op hun grondgebied worden geproduceerd om in de handel te worden gebracht, voldoen aan de eisen van deze richtlijn.
-
2.Wanneer bij officiële inspectie blijkt dat teeltmateriaal of plantgoed van groentegewassen niet in de handel mogen worden gebracht omdat niet aan een fytosanitaire eis is voldaan, neemt de betrokken lidstaat passende officiële maatregelen om de daaraan verbonden fytosanitaire gevaren weg te nemen.
Artikel 24
Wat de artikelen 5 tot en met 11, 14, 15, 17, 19 en 23 betreft, wordt de toepassingsdatum voor elk geslacht of elke soort, bedoeld in bijlage II, volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld bij de opstelling van het in artikel 4 bedoelde schema.
Artikel 25
Richtlijn 92/33/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.
Artikel 26
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 27
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 15 juli 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.BARNIER
-
Advies uitgebracht op 11 maart 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
PB L 157 van 10.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/699/EG van de Commissie (PB L 284 van 30.10.2007, blz. 33).
-
Zie bijlage III, deel A.
-
PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/124/EG van de Commissie (PB L 339 van 6.12.2006, blz. 12).
-
PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/64/EG van de Commissie (PB L 168 van 28.6.2008, blz. 31).
-
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
BIJLAGE I
Overeenkomstig artikel 4 vast te stellen voorwaarden
DEEL A
Voorwaarden waaraan het plantgoed van groentegewassen moet voldoen.
DEEL B
Schema’s voor niet in Richtlijn 2002/55/EG genoemde geslachten en soorten, met de voorwaarden waaraan het teeltmateriaal moet voldoen.
BIJLAGE II
Lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde geslachten en soorten
Allium cepa L. |
|||
|
Ui Echalion |
||
|
Sjalot |
||
Allium fistulosum L. |
Stengelui |
||
Allium porrum L. |
Prei |
||
Allium sativum L. |
Knoflook |
||
Allium schoenoprasum L. |
Bieslook |
||
Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm. |
Kervel |
||
Apium graveolens L. |
Bleekselderij Knolselderij |
||
Asparagus officinalis L. |
Asperge |
||
Beta vulgaris L. |
Rode biet, inclusief Cheltenham beet Snijbiet |
||
Brassica oleracea L. |
Boerenkool Bloemkool Broccoli Spruitkool Savooiekool Wittekool Rodekool Koolrabi |
||
Brassica rapa L. |
Chinese kool Meiraap/stoppelknol |
||
Capsicum annuum L. |
Paprika of Spaanse peper |
||
Chicorium endivia L. |
Krulandijvie Andijvie |
||
Chicorium intybus L. |
Witlof Bladcichorei Cichorei voor de industrie |
||
Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai |
Watermeloen |
||
Cucumis melo L. |
Meloen |
||
Cucumis sativus L. |
Komkommer Augurk |
||
Cucurbita maxima Duchesne |
Pompoen |
||
Cucurbita pepo L. |
Courgette |
||
Cynara cardunculus L. |
Artisjok Kardoen |
||
Daucus carota L. |
Wortel Voederwortel |
||
Foeniculum vulgare Mill. |
Knolvenkel |
||
Lactuca sativa L. |
Sla |
||
Lycopersicon esculentum Mill. |
Tomaat |
||
Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill |
Peterselie |
||
Phaseolus coccineus L. |
Pronkboon |
||
Phaseolus vulgaris L. |
Stamboon Stokboon |
||
Pisum sativum L. (partim) |
Kreukzadige doperwt Rondzadige doperwt Peul |
||
Raphanus sativus L. |
Radijs Rammenas |
||
Rheum rhabarbarum L. |
Rabarber |
||
Scorzonera hispanica L. |
Schorseneer |
||
Solanum melongena L. |
Aubergine |
||
Spinacia oleracea L. |
Spinazie |
||
Valerianelle locusta (L.) Laterr. |
Veldsla |
||
Vicia faba L. (partim) |
Tuinboon |
||
Zea mays L. (partim) |
Suikermais Pofmais |
BIJLAGE III
DEEL A
Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 25)
Richtlijn 92/33/EEG van de Raad |
|
Beschikking 93/400/EEG van de Commissie |
|
Beschikking 94/152/EG van de Commissie |
|
Beschikking 95/25/EG van de Commissie |
|
Beschikking 97/109/EG van de Commissie |
|
Beschikking 1999/29/EG van de Commissie |
|
Beschikking 2002/111/EG van de Commissie |
|
Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad |
Uitsluitend bijlage II, punt 6, en bijlage III, punt 27 |
Richtlijn 2003/61/EG van de Raad |
Uitsluitend artikel 1, punt 4 |
Beschikking 2005/55/EG van de Commissie |
|
Richtlijn 2006/124/EG van de Commissie |
Uitsluitend artikel 1 en bijlage |
Beschikking 2007/699/EG van de Commissie |
DEEL B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing
(bedoeld in artikel 25)
Richtlijn |
Omzettingstermijn |
Toepassingsdatum |
92/33/EEG |
31 december 1992 |
— |
2003/61/EG |
10 oktober 2003 |
— |
2006/124/EG |
30 juni 2007 |
1 juli 2007 (1) |
-
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2006/124/EG: „Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2007. Zij kunnen echter de toepassing van de bepalingen in verband met de officiële aanvaarding van de rassen behorende tot Allium cepa L. (Aggregatum-groep), Allium fistulosum L., Allium sativum L., Allium schoenoprasum L., Rheum rhabarbarum L. en Zea mays L. tot 31 december 2009 uitstellen.”.
BIJLAGE IV
CONCORDANTIETABEL
Richtlijn 92/33/EEG |
De onderhavige richtlijn |
Artikelen 1, 2 en 3 |
Artikelen 1, 2 en 3 |
Artikel 4, aanhef |
Artikel 4, aanhef |
Artikel 4, onder i) en ii) |
Artikel 4, onder a) en b) |
Artikelen 5, 6 en 7 |
Artikelen 5, 6 en 7 |
Artikel 8, lid 1 |
Artikel 8, lid 1 |
Artikel 8, lid 2, eerste alinea |
Artikel 8, lid 2 |
Artikel 8, lid 2, tweede alinea |
Artikel 8, lid 3 |
Artikel 9, leden 1 en 2 |
Artikel 9, leden 1 en 2 |
Artikel 9, lid 3 |
— |
Artikel 9, lid 4, eerste alinea |
Artikel 9, lid 3 |
Artikel 9, lid 4, tweede alinea |
— |
Artikelen 10 en 11 |
Artikelen 10 en 11 |
Artikel 12, eerste alinea, aanhef |
Artikel 12, lid 1, aanhef |
Artikel 12, eerste alinea, eerste en tweede streepje |
Artikel 12, lid 1, onder a) en b) |
Artikel 12, tweede alinea |
Artikel 12, lid 2 |
Artikelen 13 tot en met 20 |
Artikelen 13 tot en met 20 |
Artikel 21, leden 1 en 2 |
Artikel 21, leden 1 en 2 |
Artikel 21, lid 3 |
Artikel 21, lid 4 |
Artikel 22, lid 1 |
— |
Artikel 22, lid 2 |
Artikel 21, lid 3 |
Artikel 23 |
Artikel 22 |
Artikel 24 |
Artikel 23 |
Artikel 25, lid 1 |
— |
Artikel 25, lid 2 |
Artikel 24 |
— |
Artikel 25 |
— |
Artikel 26 |
Artikel 26 |
Artikel 27 |
Bijlagen I en II |
Bijlagen I en II |
— |
Bijlagen III en IV |
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.