Verordening 2009/160 - Wijziging van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EG

1.

Wettekst

27.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 55/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 160/2009 VAN DE RAAD

van 23 februari 2009

houdende wijziging van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 283,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en met name op artikel 13,

Gezien het voorstel van de Commissie, dat na overleg met het Comité voor het Statuut is ingediend,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Hof van Justitie,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 21 van Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (2) hebben de leden recht op assistentie door persoonlijke medewerkers die door hen vrijelijk worden aangewezen.

 

(2)

Momenteel nemen de leden al hun personeel rechtstreeks in dienst op grond van aan nationaal recht onderworpen overeenkomsten, en vergoedt het Europees Parlement de kosten van deze medewerkers tot een bepaald plafond.

 

(3)

Het Bureau van het Europees Parlement heeft op 9 juli 2008 de Bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement aangenomen. Ingevolge artikel 34 van deze bepalingen maken leden gebruik van:

 

a)

„geaccrediteerde parlementaire medewerkers”, die in een van de drie vergaderplaatsen van het Europees Parlement werken in het kader van de op grond van artikel 283 van het Verdrag aangenomen specifieke juridische regeling en wier contracten rechtstreeks door het Europees Parlement worden gesloten en beheerd, en

 

b)

natuurlijke personen die de leden in de lidstaat waar zij zijn verkozen, moeten assisteren en die in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht en de voorwaarden in voornoemde uitvoeringsbepalingen een arbeids- of dienst-overeenkomst met hen hebben gesloten, hierna „plaatselijke medewerkers” te noemen.

 

(4)

In tegenstelling tot plaatselijke medewerkers zijn geaccrediteerde parlementaire medewerkers in het algemeen ontheemden. Zij zijn werkzaam binnen de gebouwen van het Europees Parlement in een Europese, meertalige en multiculturele omgeving en verrichten taken die rechtstreeks verband houden met de werkzaamheden die een of meer leden van het Europees Parlement in het kader van de uitoefening van hun functies verrichten.

 

(5)

Om die redenen en om door de toepassing van gemeenschappelijke regels transparantie en rechtszekerheid te garanderen, dient ervoor te worden gezorgd dat geaccrediteerde parlementaire medewerkers werkzaam zijn op basis van rechtstreekse overeenkomsten met het Europees Parlement. Plaatselijke medewerkers daarentegen, met inbegrip van degenen die werken voor parlementsleden die zijn verkozen in een van de lidstaten die vergaderplaats zijn van het Europees Parlement, moeten overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europese Parlement blijven werken voor de leden van het Europees Parlement op basis van overeenkomsten die zijn gesloten op grond van het toepasselijke nationale recht in de lidstaat waar de betrokken leden zijn verkozen.

 

(6)

Op geaccrediteerde parlementaire medewerkers dient dan ook de in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (3) vervatte Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen te worden toegepast, teneinde rekening te houden met hun bijzondere situatie, de van hen gevraagde arbeidsprestaties en de taken en plichten die zij moeten vervullen voor de leden van het Europees Parlement voor wie zij opdracht krijgen te werken.

 

(7)

De invoering van deze specifieke categorie van personeelsleden heeft geen invloed op artikel 29 van het in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 vervatte Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, hierna „Statuut” genoemd, dat bepaalt dat interne vergelijkende onderzoeken alleen openstaan voor ambtenaren en tijdelijke functionarissen, en geen bepaling van deze verordening kan zo worden uitgelegd dat zij geaccrediteerde parlementaire medewerkers bevoorrechte of rechtstreekse toegang geeft tot een post als ambtenaar of ander personeelslid van de Europese Gemeenschappen of tot interne vergelijkende onderzoeken voor een dergelijke post.

 

(8)

Zoals in het geval van contractanten gelden de artikelen 27 tot en met 34 van het ambtenarenstatuut niet voor geaccrediteerde parlementaire medewerkers.

 

(9)

Geaccrediteerde parlementaire medewerkers zouden dus een categorie andere personeelsleden die eigen is aan het Europees Parlement moeten vormen, met name gelet op het feit dat zij onder leiding en gezag van een of meer leden van het Europees Parlement en in een relatie van wederzijds vertrouwen rechtstreekse assistentie verlenen aan dat lid of die leden in de uitoefening van zijn/hun functie als lid/leden van het Europees Parlement.

 

(10)

Een wijziging van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen is bijgevolg noodzakelijk om er deze nieuwe categorie van andere personeelsleden in op te nemen, rekening houdend met, enerzijds, de specifieke aard van de taken, functies en verantwoordelijkheden van geaccrediteerde parlementaire medewerkers die hen in staat moeten stellen, rechtstreeks, onder de leiding en het gezag van de leden van het Europees Parlement assistentie te verlenen aan die leden in de uitoefening van hun functies als lid van het Europees Parlement.

 

(11)

In gevallen waarin bepalingen van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen rechtstreeks of analoog van toepassing zijn op geaccrediteerde parlementaire medewerkers, dient met deze factoren rekening te worden gehouden, met strikte inachtneming van met name het wederzijdse vertrouwen dat kenmerkend dient te zijn voor de beroepsrelatie tussen de geaccrediteerde parlementaire medewerkers en het lid of de leden van het Europees Parlement dat/die zij assisteren.

 

(12)

Gezien de aard van de taken van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers dient slechts te worden voorzien in één enkele categorie geaccrediteerde parlementaire medewerkers, evenwel verdeeld over verschillende rangen, waarin die medewerkers worden ingedeeld op aanwijzing van de betrokken leden overeenkomstig de specifieke uitvoeringsbepalingen die bij intern besluit van het Europees Parlement worden vastgesteld.

 

(13)

De tussen het Europees Parlement en de geaccrediteerde parlementaire medewerkers gesloten overeenkomsten dienen te steunen op het wederzijdse vertrouwen tussen de geaccrediteerde parlementaire medewerker en het lid/de leden dat hij assisteert. De looptijd van dergelijke overeenkomsten moet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de duur van het mandaat van de betrokken leden.

 

(14)

Geaccrediteerde parlementaire medewerkers moeten statutair vertegenwoordigd zijn buiten het stelsel dat van toepassing is op ambtenaren en andere personeelsleden. Hun vertegenwoordigers moeten als gesprekspartner tegenover het bevoegde gezag van het Europees Parlement fungeren, met dien verstande dat er een formele koppeling wordt gelegd tussen de statutaire personeelsvertegenwoordiging en de autonome vertegenwoordiging van de medewerkers.

 

(15)

Ten aanzien van de invoering van deze nieuwe personeelscategorie dient het beginsel van begrotingsneutraliteit te worden nageleefd.

 

(16)

De in het interne besluit van het Europees Parlement vastgelegde uitvoeringsbepalingen moeten verdere regels omvatten voor de uitvoering van deze verordening, op basis van het beginsel van een goed financieel beheer overeenkomstig Titel II van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4).

 

(17)

Deze nieuwe bepalingen dienen in werking te treden op het ogenblik van de inwerkingtreding van het Statuut van de leden van het Europees Parlement,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage.

Artikel 2

De in de afdeling van het Europees Parlement van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen kredieten voor het assisteren van parlementsleden, waarvan de jaarlijkse bedragen zullen worden vastgesteld in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure, bestrijken alle kosten die rechtstreeks verband houden met de plaatselijke medewerkers of de geaccrediteerde parlementaire medewerkers van de afgevaardigden.

Artikel 3

Uiterlijk 31 december 2011 zal het Europees Parlement een verslag overleggen over de uitvoering van deze verordening teneinde vast te stellen of het noodzakelijk is de regels die op parlementaire medewerkers van toepassing zijn, aan te passen.

Op basis van dit verslag kan de Commissie enig voorstel voorleggen dat zij daartoe passend acht.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de zittingsperiode van het Europees Parlement die in 2009 begint.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    VONDRA
 

  • (1) 
    Advies van 16 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

BIJLAGE

De Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 1 wordt na „— bijzonder adviseur,” het volgende streepje ingevoegd:

 

„—

geaccrediteerd parlementair medewerker.”.

 

2)

Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Met het oog op de onderhavige regeling wordt onder „geaccrediteerde parlementaire medewerkers” verstaan door een of meerdere leden gekozen personen die door het Europees Parlement worden aangeworven op grond van een rechtstreekse overeenkomst, teneinde in de gebouwen van het Europees Parlement in een van zijn drie vergaderplaatsen rechtstreekse assistentie te verlenen aan het lid of de leden in de uitoefening van hun functies als lid van het Europees Parlement onder hun leiding en gezag en in een relatie van wederzijds vertrouwen, in de zin van artikel 21 van Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (1).

 

3)

De titels VII en VIII met de artikelen 125 tot en met 127 worden de titels VIII en IX met de artikelen 140 tot en met 142. Een nieuwe titel VII wordt ingevoegd:

„TITEL VII

PARLEMENTAIRE MEDEWERKERS

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 125

  • 1. 
    Het Europees Parlement stelt bij intern besluit uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van deze titel vast.
  • 2. 
    Geaccrediteerde parlementaire medewerkers worden niet aangesteld in een ambt dat is opgenomen in de lijst van ambten gevoegd bij de afdeling van de begroting die op het Europees Parlement betrekking heeft. Hun bezoldiging wordt opgevoerd onder de desbetreffende begrotingslijn en zij worden bezoldigd uit de daarvoor bestemde kredieten die zijn toegewezen aan de afdeling van de begroting die op het Europees Parlement betrekking heeft.

Artikel 126

  • 1. 
    De geaccrediteerde parlementaire medewerker wordt naar rang ingedeeld op aanwijzing van het lid of de leden dat/die de medewerker assisteert overeenkomstig de in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen. Voor de indeling in rangen 14 t/m 19 als bedoeld in artikel 133 dienen geaccrediteerde parlementaire medewerkers op zijn minst over een academische graad en/of over een gelijkwaardige beroepservaring te beschikken.
  • 2. 
    De bepalingen van artikel 1 sexies van het Statuut, betreffende sociale maatregelen en arbeidsomstandigheden, zijn van overeenkomstige toepassing, indien deze maatregelen verenigbaar zijn met de bijzondere aard van de taken en verantwoordelijkheden van geaccrediteerde parlementaire medewerkers.

In afwijking van artikel 7 worden de regels inzake de zelfstandige vertegenwoordiging van geaccrediteerde parlementaire medewerkers vastgesteld middels de in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat er een formele koppeling moet worden gelegd tussen de statutaire personeelsvertegenwoordiging en de autonome vertegenwoordiging van de medewerkers.

HOOFDSTUK 2

Rechten en verplichtingen

Artikel 127

De artikelen 11 tot en met 26 bis van het Statuut zijn van overeenkomstige toepassing, waarbij in het bijzonder nauwgezet rekening gehouden moet worden met de eigen aard van de functies en taken van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers en het wederzijdse vertrouwen dat de beroepsrelatie tussen hen en het lid of de leden van het Europees Parlement die zij assisteren moet kenmerken. In de op grond van artikel 125, lid 1, vastgestelde uitvoeringsbepalingen voor dit gebied wordt rekening gehouden met de bijzondere aard van de beroepsrelatie tussen het lid en de geaccrediteerde parlementaire medewerker.

HOOFDSTUK 3

Aanwerving

Artikel 128

  • 1. 
    De bepalingen van artikel 1 quinquies van het Statuut zijn van overeenkomstige toepassing, rekening houdend met de vertrouwensrelatie tussen het lid van het Europees Parlement en de geaccrediteerde parlementaire medewerker(s), met dien verstande dat de leden van het Europees Parlement bij hun keuze van geaccrediteerde parlementaire medewerkers ook kunnen uitgaan van onderlinge politieke verwantschap.
  • 2. 
    De geaccrediteerde parlementaire medewerker wordt gekozen door het lid (de leden) van het Europees Parlement aan wie hij assistentie zal moeten verlenen. Onverminderd de aanvullende criteria die kunnen worden opgelegd uit hoofde van de in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen kan de medewerker slechts worden aangeworven indien hij:
 

a)

onderdaan is van een der lidstaten van de Gemeenschappen, behoudens andersluidende beslissing van het gezag bedoeld in artikel 6, eerste alinea, en zijn rechten als staatsburger bezit;

 

b)

heeft voldaan aan de verplichtingen welke voor hem voortvloeien uit de wettelijke voorschriften inzake de militaire dienstplicht;

 

c)

in zedelijk opzicht de waarborgen biedt die voor de uitoefening van zijn functie vereist zijn;

 

d)

voldoet aan de voor de uitoefening van zijn functie gestelde eisen van lichamelijke geschiktheid;

 

e)

een grondige kennis van één van de talen van de Gemeenschappen en voldoende kennis van een andere taal van de Gemeenschappen heeft om zijn taken uit te voeren; en

 

f)

een van de volgende kwalificaties bezit:

 

i)

een diploma van hoger onderwijs;

 

ii)

een diploma van middelbaar onderwijs dat toegang geeft tot het hoger onderwijs, en relevante beroepservaring van ten minste drie jaar, of

 

iii)

wanneer het in het belang van de dienst is, een beroepsopleiding of een gelijkwaardige beroepservaring.

Artikel 129

  • 1. 
    De geaccrediteerde parlementaire medewerker dient zijn lichamelijke geschiktheid te bewijzen door zich te onderwerpen aan een medisch onderzoek bij de medische dienst van het Europees Parlement, zodat het Europees Parlement kan nagaan of hij aan de in artikel 128, lid 2, onder d), gestelde voorwaarden voldoet.
  • 2. 
    Indien het in het eerste lid bedoelde medisch onderzoek heeft geleid tot een negatief medisch advies, kan de kandidaat, binnen 20 dagen nadat de instelling hem daarvan in kennis heeft gesteld, verzoeken om zijn geval te onderwerpen aan het oordeel van een medische commissie, samengesteld uit drie door het in artikel 6, eerste alinea, bedoelde gezagsorgaan uit de raadgevende artsen van de instellingen gekozen artsen. De raadgevend arts die het eerste negatieve advies heeft uitgebracht, wordt door de medische commissie gehoord. De kandidaat kan aan de medische commissie het advies van een door hem zelf gekozen arts overleggen. Wanneer het advies van de medische commissie de conclusies van het in het eerste lid bedoelde medisch onderzoek bevestigt, komen de honoraria en bijkomende kosten voor de helft ten laste van de kandidaat.

Artikel 130

  • 1. 
    De overeenkomsten van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers worden gesloten voor een bepaalde tijd en vermelden de rang waarin de medewerker is ingedeeld. Een vast contract wordt tijdens een parlementaire zittingsperiode niet meer dan twee keer verlengd. Tenzij anders is gespecificeerd in het contract zelf en onverminderd de bepalingen van artikel 139, lid 1, onder c), loopt het contract af aan het eind van de zittingsperiode waarin het is gesloten.
  • 2. 
    De in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen bevatten een transparant kader voor de indeling in rangen, met inachtneming van artikel 128, lid 2, septies.
  • 3. 
    Wanneer een geaccrediteerd parlementair medewerker een nieuwe overeenkomst sluit, dient een nieuw besluit over zijn indeling in een rang te worden genomen.

HOOFDSTUK 4

Arbeidsvoorwaarden

Artikel 131

  • 1. 
    Geaccrediteerde parlementaire medewerkers worden aangeworven om deeltijds of voltijds taken uit te voeren.
  • 2. 
    Het lid stelt de wekelijkse werktijd van een geaccrediteerd parlementair medewerker vast, die evenwel in normale omstandigheden niet meer dan 42 uur mag bedragen.
  • 3. 
    De geaccrediteerde parlementaire medewerker kan slechts in dringende gevallen of bij buitengewone toevloed van werk worden verplicht tot het verrichten van overuren. Artikel 56, eerste alinea, van het Statuut is van overeenkomstige toepassing. In de in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen kunnen hiervoor regels worden vastgesteld.
  • 4. 
    Overuren die door geaccrediteerde parlementaire medewerkers worden verricht, geven evenwel geen recht op compensatie of beloning.
  • 5. 
    De artikelen 42 bis, 42 ter, 55 bis, en 57 tot en met 61 van het Statuut betreffende verloven, arbeidsduur en feestdagen, alsmede artikel 16, alinea′s 2 tot en met 4, en artikel 18 van de onderhavige regeling zijn van overeenkomstige toepassing. Buitengewoon verlof, ouderschapsverlof en verlof om gezinsredenen kunnen niet na het einde van de overeenkomst worden voortgezet.

HOOFDSTUK 5

Bezoldiging en vergoeding van kosten

Artikel 132

Behoudens andersluidende bepalingen in de artikelen 133 en 134, zijn artikel 19, artikel 20, leden 1 tot en met 3, en artikel 21 van de onderhavige regeling, en artikel 16 van bijlage VII bij het Statuut, inzake de nadere bepalingen betreffende bezoldiging en vergoeding, van overeenkomstige toepassing. De voor de vergoeding van de kosten van dienstreizen geldende regels zijn vervat in de in artikel 125, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen.

Artikel 133

De basissalarissen worden overeenkomstig onderstaande tabel vastgesteld:

 

Rang

1

2

3

4

5

6

7

Basissalaris bij volledige werktijd

1 619,17

1 886,33

2 045,18

2 217,41

2 404,14

2 606,59

2 826,09

Rang

8

9

10

11

12

13

14

Basissalaris bij volledige werktijd

3 064,08

3 322,11

3 601,87

3 905,18

4 234,04

4 590,59

4 977,17

Rang

15

16

17

18

19

   

Basissalaris bij volledige werktijd

5 396,30

5 850,73

6 343,42

6 877,61

7 456,78

   

Artikel 134

In afwijking van de laatste alinea van artikel 4, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut, kan de ontheemdingstoelage niet lager zijn dan 350 EUR.

HOOFDSTUK 6

Sociale zekerheid

Artikel 135

Behoudens andersluidende bepalingen in artikel 136, zijn de artikelen 95 tot en met 115 betreffende de sociale zekerheid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 136

  • 1. 
    In afwijking van de tweede alinea van artikel 96, lid 3, en onverminderd de andere bepalingen van dat artikel, mogen de uit hoofde van dat artikel berekende bedragen niet lager zijn dan 850 EUR en niet hoger dan 2 000 EUR.
  • 2. 
    In afwijking van de artikelen 77 en 80 van het Statuut en de artikelen 101 en 105 van de onderhavige regeling is het minimumbedrag op basis waarvan de pensioenen en de invaliditeitsuitkeringen worden berekend, het basissalaris van een geaccrediteerde parlementaire medewerker die is ingedeeld in rang 1.
  • 3. 
    Artikel 112 is alleen van toepassing op overeenkomsten die worden gesloten voor een looptijd van maximaal een jaar.

HOOFDSTUK 7

Terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald

Artikel 137

Het bepaalde in artikel 85 van het Statuut betreffende de terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald, is op overeenkomstige wijze van toepassing.

HOOFDSTUK 8

Verzoeken en beroep

Artikel 138

Het bepaalde in titel VII van het Statuut betreffende verzoeken en beroep is van overeenkomstige toepassing. In de in artikel 125, lid 1, genoemde uitvoeringsbepalingen kunnen specifieke bepalingen inzake de interne procedures worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 9

Beëindiging van de dienst

Artikel 139

  • 1. 
    Behalve door overlijden eindigt de dienst van geaccrediteerd parlementair medewerker:
 

a)

op het in de overeenkomst aangegeven tijdstip, zoals bepaald in artikel 130, lid 1;

 

b)

aan het einde van de maand waarin de geaccrediteerde parlementaire medewerker de leeftijd van 65 jaar bereikt;

 

c)

in het geval van een medewerker die is aangeworven om één enkel lid van het Europees Parlement assistentie te verlenen, overeenkomstig artikel 128, lid 2, aan het einde van de maand waarin het mandaat van het lid afloopt wegens overlijden of ontslag, of om welke andere reden ook;

 

d)

rekening houdend met het feit dat vertrouwen de basis vormt van de beroepsrelatie tussen het lid en zijn geaccrediteerde parlementaire medewerker, na afloop van de opzeggingstermijn die is vastgesteld in de overeenkomst en op grond waarvan de geaccrediteerde parlementaire medewerker of het Europees Parlement, handelend op verzoek van het lid of de leden van het Europees Parlement ter assistering van wie de geaccrediteerde parlementaire medewerker is aangeworven, het recht heeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur ervan is verstreken. Deze opzeggingstermijn moet ten minste één maand per volbracht dienstjaar bedragen, met een minimum van één maand en een maximum van drie maanden. De opzeggingstermijn mag evenwel niet ingaan tijdens een moederschapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voor zover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt de opzeggingstermijn gedurende deze verloven binnen bovengenoemde grens opgeschort;

 

e)

wanneer de geaccrediteerde parlementaire medewerker niet meer voldoet aan de in artikel 128, lid 2, onder a), vastgestelde voorwaarden, onverminderd de eventuele toepassing van de in dat artikel bedoelde uitzondering. Als een dergelijke uitzondering niet wordt toegestaan, is de onder d) bedoelde opzeggingstermijn van toepassing.

  • 2. 
    Wanneer de overeenkomst afloopt overeenkomstig lid 1, onder c), heeft de geaccrediteerde parlementaire medewerker recht op een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris voor de periode tussen het tijdstip waarop zijn dienst eindigt en het tijdstip waarop zijn overeenkomst afloopt. De vergoeding mag evenwel niet meer bedragen dan drie maanden basissalaris.
  • 3. 
    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 48 en 50 die van overeenkomstige toepassing zijn, kan de aanstelling zonder opzeggingstermijn worden beëindigd indien de geaccrediteerde parlementaire medewerker opzettelijk of uit nalatigheid ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen. Het in artikel 6, eerste alinea, bedoelde gezagsorgaan neemt daartoe een met redenen omkleed besluit nadat de parlementaire medewerker in staat is gesteld zich te verdedigen.

Specifieke bepalingen inzake de tuchtprocedure worden opgenomen in de in artikel 125, lid 1, genoemde uitvoeringsbepalingen.

  • 4. 
    De perioden waarin geaccrediteerde parlementaire medewerkers werkzaam zijn, worden niet beschouwd als „dienstjaren” in de zin van artikel 29, leden 3 en 4, van het Statuut van de ambtenaren.”.
 

4)

In artikel 126 wordt de zinsnede „onverminderd het in artikel 127 bepaalde” vervangen door de zinsnede „onverminderd het in artikel 142 bepaalde”.

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.