Verordening 2012/388 - Wijziging van Verordening 428/2009 tot instelling van een gemeenschappelijke regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik - Hoofdinhoud
16.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 129/12 |
VERORDENING (EU) Nr. 388/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 19 april 2012
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 428/2009 (2) moeten producten voor tweeërlei gebruik (met inbegrip van programmatuur en technologie) aan een doeltreffende controle worden onderworpen bij uitvoer uit of doorvoer door de Unie, of bij aflevering aan een derde land als gevolg van tussenhandeldiensten welke worden verleend door een tussenhandelaar die een ingezetene van de Unie is, of die in de Unie is gevestigd. |
(2) |
Om de lidstaten en de Unie in staat te stellen aan hun internationale verplichtingen te voldoen, is in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 de gemeenschappelijke lijst van producten voor tweeërlei gebruik vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 3 van die verordening, welke internationaal overeengekomen controles op goederen voor tweeërlei gebruik ten uitvoer legt. Deze verplichtingen zijn aangegaan in het kader van deelname aan de Australiëgroep, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen (Missile Technology Control Regime — MTCR), de Groep van nucleaire exportlanden (NSG), het Wassenaar Arrangement en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC). |
(3) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 bepaalt dat de lijst in bijlage I wordt bijgewerkt overeenkomstig de desbetreffende verplichtingen en verbintenissen, en alle wijzigingen daarin, waarmee de lidstaten hebben ingestemd als partij bij internationale regelingen inzake non-proliferatie en uitvoercontrole of door de bekrachtiging van desbetreffende internationale verdragen. |
(4) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 moet worden gewijzigd om rekening te houden met wijzigingen die na de vaststelling van die verordening zijn overeengekomen in de Australiëgroep, de Groep van nucleaire exportlanden, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen en het Wassenaar Arrangement. |
(5) |
Om raadpleging door instanties voor uitvoercontrole en door ondernemingen te vergemakkelijken, dient een bijgewerkte en geconsolideerde versie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 te worden gepubliceerd. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 428/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 19 april 2012.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.BØDSKOV
-
Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2011 (PB C 7 E van 10.1.2012, blz. 28) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 21 februari 2012 (PB C 107 E van 13.4.2012, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 29 maart 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
BIJLAGE
„BIJLAGE I
Lijst bedoeld in artikel 3 van deze verordening
LIJST VAN PRODUCTEN VOOR TWEEËRLEI GEBRUIK
Deze lijst is een technische implementatie van internationaal overeengekomen vergunningsregelingen voor producten voor tweeërlei gebruik, waaronder het Wassenaar Arrangement, het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie en -onderdelen (Missile Technology Control Regime — MTCR), de Groep van nucleaire exportlanden, de Australiëgroep en het Verdrag inzake chemische wapens (Chemical Weapons Convention — CWC).
INHOUD
Noten
Acroniemen en afkortingen
Definities
Categorie 0 |
Nucleaire goederen |
Categorie 1 |
Speciale materialen en aanverwante apparatuur |
Categorie 2 |
Materiaalbewerking |
Categorie 3 |
Elektronica |
Categorie 4 |
Computers |
Categorie 5 |
Telecommunicatie en „informatiebeveiliging” |
Categorie 6 |
Sensoren en lasers |
Categorie 7 |
Navigatie en vliegtuigelektronica |
Categorie 8 |
Zeewezen en schepen |
Categorie 9 |
Ruimtevaart en voortstuwing |
ALGEMENE NOTEN BIJ BIJLAGE I
1. |
Voor de controle op de uitvoer van goederen die zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik zij verwezen naar de desbetreffende lijst(en) van aan vergunningsplicht onderworpen militaire goederen van de afzonderlijke lidstaten. Verwijzingen in deze bijlage naar de lijst van militaire goederen hebben betrekking op deze lijst. |
2. |
De doelstelling van de controle op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.
|
3. |
Met goederen worden in deze bijlage zowel nieuwe als gebruikte goederen bedoeld. |
4. |
In sommige gevallen zijn stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers worden gebruikt, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben. |
NUCLEAIRETECHNOLOGIENOOT (NTN)
(Te lezen in samenhang met sectie E van categorie 0.)
De „technologie” die rechtstreeks samenhangt met goederen die in categorie 0 vallen, valt onder de bepalingen van categorie 0.
„Technologie” voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.
Het verlenen van een uitvoervergunning voor goederen houdt tevens in dat de uitvoer naar dezelfde eindgebruiker van de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van de goederen is toegestaan.
Vergunningsregelingen voor overdracht van „technologie” zijn niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, en op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek”.
ALGEMENE TECHNOLOGIENOOT (ATN)
(Te lezen als onderdeel van sectie E van de categorieën 1 tot en met 9.)
De uitvoer van „technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, „productie” of het „gebruik” van in de categorieën 1 tot en met 9 bedoelde goederen is onderworpen aan de op de categorieën 1 tot en met 9 van toepassing zijnde bepalingen.
„Technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van aan vergunningsplicht onderworpen goederen is ook aan vergunningsplicht onderworpen als deze technologie wordt toegepast op niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen.
De vergunningsplicht geldt niet voor de minimaal noodzakelijke „technologie” voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van niet onder de vergunningsplicht vallende goederen of op de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan.
: |
Deze bepaling laat de embargostatus van de in 1E002 e), 1E002 f), 8E002 a) en 8E002 b) bedoelde „technologie” onverlet. |
Vergunningsregelingen voor overdracht van „technologie” zijn niet van toepassing op informatie die „voor iedereen beschikbaar” is, op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” en op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie.
ALGEMENE PROGRAMMATUURNOOT (APN)
(Deze noot heeft voorrang boven het bepaalde in sectie D van de categorieën 0 tot en met.9.)
De categorieën 0 tot en met 9 van deze lijst zijn niet van toepassing op „programmatuur” die:
a) |
algemeen voor het publiek verkrijgbaar is doordat de „programmatuur”:
|
b) |
„voor iedereen beschikbaar” is. |
IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN
Een acroniem of afkorting, gebruikt als gedefinieerde term, is te vinden in „Definities van in deze bijlage gebruikte termen”.
Acroniem of betekenis |
Afkorting |
ABEC |
Annular Bearing Engineers Committee |
AGMA |
American Gear Manufacturers’ Association |
AHRS |
attitude and heading reference systems |
AISI |
American Iron and Steel Institute |
ALU |
arithmetic logic unit (logische rekeneenheid) |
ANSI |
American National Standards Institute |
ASTM |
American Society for Testing and Materials |
ATC |
air traffic control (luchtverkeersleiding) |
AVLIS |
isotopenscheidingsinstallaties werkend met atomaire-damplasers |
CAD |
computer-aided-design (computerondersteund ontwerpen) |
CAS |
Chemical Abstracts Service |
CCITT |
Comité consultatif international télégraphique et téléphonique (Internationale Raadgevende Commissie inzake telegrafie en telefonie) |
CDU |
control and display unit (besturings- en beeldeenheid) |
CEP |
circular error probability (50 %-trefkanscirkel) |
CNTD |
controlled nucleation thermal deposition (thermische ontleding met beheerste nucleatie) |
CRISLA |
chemische reactie door selectieve laseractivering van één of meer isotopen |
CVD |
chemical vapour deposition (chemische afzetting uit de dampfase) |
CW |
chemical warfare (chemische oorlogsvoering) |
CW (voor lasers) |
continuous wave (continugolf) |
DME |
distance measuring equipment |
DS |
directionally solidified |
EB-PVD |
electron beam physical vapour deposition (elektronenstraalverdampen) |
EBU |
European Broadcasting Union |
ECM |
electro-chemical machining |
ECR |
electron cyclotron resonance |
EDM |
electrical discharge machines (vonkmachines) |
EEPROMS |
electrically erasable programmable read only memory |
EIA |
Electronic Industries Association |
EMC |
elektromagnetische compatibiliteit |
ETSI |
European Telecommunications Standards Institute (Europees Instituut voor telecommunicatienormen) |
FFT |
Fast Fourier Transform (snelle Fourier-transformatie) |
GLONASS |
global navigation satellite system (wereldwijd satellietnavigatiesysteem) |
GPS |
global positioning system |
HBT |
heterobipolaire transistors |
HDDR |
high density digital recording (digitale registratie met hoge dichtheid) |
HEMT |
high electron mobility transistors (tansistors met hoge elektronenmobiliteit) |
ICAO |
International Civil Aviation Organization (Internationale Burgerluchtvaartorganisatie) |
IEC |
International Electrotechnical Commission (CEI - Internationale Elektrotechnische Commissie) |
IEEE |
Institute of Electrical and Electronic Engineers |
IFOV |
Instantaneous field of view (momenteel gezichtsveld) |
ILS |
instrument landing system |
IRIG |
inter-range instrumentation group |
ISA |
international standard atmosphere |
ISAR |
inverse synthetic aperture radar (radarmodus met omgekeerde kunstmatig ingestelde apertuur) |
ISO |
International Organization for Standardization (Internationale organisatie voor normalisatie) |
ITU |
International Telecommunication Union (Internationale Telecommunicatie Unie) |
JIS |
Japanse Industriestandaard |
JT |
Joule-Thomson |
LIDAR |
light detection and ranging (lichtdetectie- en afstandsbepaling) |
LRU |
line replaceable unit |
MAC |
message authentication code |
Mach |
verhouding van de snelheid van een voorwerp tot de geluidssnelheid (naar Ernst Mach) |
MLIS |
isotopenscheidingsinstallaties werkend met moleculaire lasers”. |
MLS |
microwave landing systems (microgolf-landingssystemen) |
MOCVD |
metal organic chemical vapour deposition (chemisch neerslaan van organometaaldamp) |
MRI |
magnetic resonance imaging (beeldvorming door middel van magnetische resonantie) |
MTBF |
mean-time-between-failures (gemiddeld storingsvrij interval) |
Mtops |
miljoenen technische bewerkingen per seconde |
MTTF |
mean-time-to-failure (gemiddeld interval vóór storing) |
NBC |
nucleair, biologisch en chemisch |
NDT |
non-destructive test (niet-destructief onderzoek) |
PAR |
precision approach radar (landingsradarapparatuur) |
PIN |
persoonlijk identificatienummer |
ppm |
parts per million (delen per miljoen) |
PSD |
power spectral density (constante spectrale vermogensdichtheid) |
QAM |
quadratureamplitude-modulation (kwadratuuramplitudemodulatie) |
RF |
radiofrequentie |
SACMA |
Suppliers of Advanced Composite Materials Association |
SAR |
synthetic aperture radar (radarmodus met kunstmatig ingestelde apertuur) |
SC |
single crystal (eenkristal) |
SLAR |
sidelooking airborne radar (zijwaarts stralende radarmodus in vliegtuigen) |
SMPTE |
Society of Motion Picture and Television Engineers |
SRA |
shop replaceable assembly (in de werkplaats vervangbare module) |
SRAM |
static random access memory |
SRM |
SACMA Recommended Methods |
SSB |
single sideband (enkele zijband) |
SSR |
secondary surveillance radar |
TCSEC |
trusted computer system evaluation criteria |
TIR |
total indicated reading (totale meetklokuitslag) |
UV |
ultraviolet |
UTS |
ultimate tensile strength (eindtreksterkte) |
VOR |
very high frequency omni-directional range |
YAG |
yttrium/aluminum garnet |
DEFINITIES VAN IN DEZE BIJLAGE GEBRUIKTE TERMEN
De definitie van termen tussen ‚enkele aanhalingstekens’ wordt gegeven in een technische noot bij de betrokken post.
De definitie van de termen tussen „dubbele aanhalingstekens” luidt als volgt (1):
: |
Na elke gedefinieerde term wordt tussen haakjes verwezen naar de betrokken categorie(ën). |
„Aangepast piekvermogen” (4): een aangepaste pieksnelheid waarbij „digitale computers” drijvendekommaoptellingen en -vermenigvuldigingen van 64 bit of meer uitvoeren, die wordt uitgedrukt in gewogen teraFLOPS (‹Weighted TeraFLOPS (WT)›), in eenheden van 1012 aangepaste drijvendekommabewerkingen per seconde.
: |
Zie categorie 4, Technische noot. |
„Aangepast voor gebruik in oorlogssituaties” (1): iedere aanpassing of selectie (zoals een wijziging van de zuiverheid, houdbaarheid, virulentie, verspreidingskenmerken, of weerstand tegen uv-straling) die tot doel heeft de werkzaamheid te verhogen ten aanzien van menselijke of dierlijke slachtoffers, schade aan uitrusting of aan gewassen, en aantasting van het milieu.
„Actieve pixel” (6 8): het kleinste (afzonderlijke) element van de halfgeleider-‹array› dat nog een foto-elektrische overdrachtsfunctie vervult bij blootstelling aan elektromagnetische straling (licht).
„Actieve vluchtregelsystemen” (7): actieve vluchtregelsystemen werken zodanig dat ongewenste bewegingen of structurele belastingen van „vliegtuig” of raket kunnen worden voorkomen door de onafhankelijke verwerking van signalen van meerdere sensoren waarna preventieve commando’s voor automatische regeling worden gegeven.
„Aerodynamische vlakken met variabel profiel” (7): deze worden verkregen door flappen aan de achterrand of aan de voorrand of door een naar beneden knikkende voorrand, welke tijdens de vlucht bestuurd kunnen worden.
„Afstembaar” (6): het vermogen van een „laser” om binnen een gebied van verschillende „laser”-overgangen bij elke golflengte een continu-vermogen op te wekken. Een laser die slechts kan werken op een beperkt aantal vaste golflengten ‹line selectable› wekt discrete golflengten op binnen één „laser”-overgang en wordt niet beschouwd als „afstembaar”.
„‹Angle random walk›” (7): de foutenontwikkeling bij hoekversnellingsmeting in tijd door witte ruis in de snelheid van de hoekbeweging (IEEE-standaard 528-2001).
„APP” (4): („Adjusted Peak Performance”) „Aangepast piekvermogen”.
„Asymmetrisch algoritme” (5): cryptografisch algoritme waarin voor encryptie een andere wiskundige sleutel wordt gebruikt dan voor decryptie.
: |
Voor sleutelbeheer worden gewoonlijk „asymmetrische algoritmen” gebruikt. |
„Automatisch volgen van het doel” (6): een verwerkingstechniek waarbij automatisch en tijdgebonden een geëxtrapoleerde waarde van de meest waarschijnlijke positie van het doel wordt bepaald en als uitgangssignaal afgegeven.
„Axiale slag” (2): axiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil, gemeten in een vlak loodrecht op de stelplaat van de spil aan een punt dat grenst aan de omtrek van de stelplaat van de spil (referentie: ISO 230, deel 1-1986, paragraaf 5.63).
„Band” (1): een materiaal dat bestaat uit in elkaar gevlochten of in één richting liggende „monofilamenten”, ‚strengen’, „‹rovings›”, „linten” of „garens” enz., gewoonlijk geïmpregneerd met hars.
: |
‚Streng’: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen. |
„Beeldverbetering” (4): het verwerken van elders verkregen informatiedragende beelden met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bijvoorbeeld de snelle Fourier-transformatie (‹fast Fourier transform›) of de Walsh-transformatie (‹Walsh transform›)). Hieronder zijn niet begrepen algoritmen die slechts lineaire of draaiende omzettingen op een enkel beeld toepassen, zoals verschuivingen, extractie van specifieke kenmerken, registratie of het vals kleuren.
„Bias” (versnellingsmeters) (7): het gemiddelde uitgangssignaal van een versnellingsmeter over een bepaalde tijd, gemeten onder gespecificeerde werkingsomstandigheden, zonder correlatie met een aanzetversnelling of rotatie. „Bias” wordt uitgedrukt in g of in meter per secondekwadraat (g of m/s2) (IEEE-standaard 528-2001) (micro g = 1 × 10–6 g).
„Bias” (gyroscoop) (7): het gemiddelde uitgangssignaal van een gyroscoop over een bepaalde tijd, gemeten onder gespecificeerde werkingsomstandigheden, zonder correlatie met een aanzetrotatie of versnelling. „Bias” wordt typisch uitgedrukt in graden per uur (g/h) (IEEE-standaard 528-2001).
„Binnenbekleding” (9): de hechtlaag tussen de vaste stuwstof en de omhulling of isolerende bekleding. Doorgaans een op vloeibare polymeren gebaseerde dispersie van hittebestendige of isolerende materialen, bijvoorbeeld polybutadieen met hydroxy-eindgroep (HTPB) met koolstof als vulmateriaal of een andere polymeer waaraan hardingsmiddelen zijn toegevoegd, waarmee het inwendige van een omhulling wordt gespoten of bestreken.
„Brandstofcel” (8): een elektrochemische inrichting die chemische energie rechtstreeks in gelijkstroom (DC) omzet door van een externe bron afkomstige brandstof te verbruiken.
„Broncode” (of brontaal) (6 7 9): een geschikte expressie van één of meer processen, die door een programmeersysteem kan worden omgezet in een door apparatuur uitvoerbare vorm („objectcode” (of doeltaal)).
„CEP” (‹circle of equal probability› — 50 %-trefkanscirkel) (7): een maat voor de nauwkeurigheid; de straal van de cirkel met het doel in het middelpunt bij een bepaald bereik waarbinnen 50 % van de nuttige ladingen terechtkomen.
„Chemische laser” (6): een „laser” waarin de geëxciteerde stof wordt geproduceerd door de door een chemische reactie voortgebrachte energie.
„Chemisch mengsel” (1): een vast, vloeibaar of gasvormig product dat bestaat uit twee of meer bestanddelen die niet samen reageren onder de omstandigheden waarin het mengsel is opgeslagen.
„Civiele vliegtuigen” (1 3 4 7): die types „vliegtuigen” die als zodanig zijn aangeduid in gepubliceerde overzichten van luchtwaardigheidsbewijzen van de civiele luchtvaartautoriteiten voor het vliegen van commerciële binnenlandse en buitenlandse lijnen of voor wettig civiel, privé- of zakelijk gebruik.
: |
Zie ook „vliegtuigen”. |
„Communicatiekanaalbesturingseenheid” (4): de fysieke verbinding die de stroom synchrone of asynchrone digitale informatie bestuurt. Deze bestaat uit een samenstelling die in de computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd teneinde toegang tot de communicatie te verschaffen.
„Compensatiesystemen” (6): bestaan uit de primaire scalaire sensor, één of meer referentiesensoren (bv. vectormagnetometers), alsmede programmatuur, waardoor het reduceren van starlichaamrotatieruis van het platform mogelijk wordt.
„Composiet” (1 2 6 8 9): een „matrix” en één of meer toegevoegde fasen bestaande uit deeltjes, whiskers, vezels of iedere combinatie daarvan, aanwezig voor een specifiek doel of voor specifieke doelen.
„Contourbesturen” (2): twee of meer „numeriek bestuurde” bewegingen volgens instructies die de eerstvolgende vereiste positie en de vereiste voedingssnelheden naar die positie specificeren. Deze snelheden worden in afhankelijkheid van elkaar gevarieerd, zodat een gewenste contour wordt verkregen (referentie: ISO/DIS 2806-1980).
„Cryptografische activatie” (5): een techniek om cryptografisch vermogen te activeren of mogelijk te maken, via een beveiligd mechanisme dat door de fabrikant van het product wordt toegepast en uniek is voor het product waarvoor, of de klant voor wie het cryptografisch vermogen geactiveerd of mogelijk gemaakt wordt (bv. een vergunningssleutel op basis van een serienummer of een authentificatie-instrument zoals een digitaal ondertekend certificaat)
:
Technieken en mechanismen voor „cryptografische activatie” kunnen de vorm aannemen van apparatuur, „programmatuur” of „technologie”.
„Cryptografie” (5): de tak van wetenschap die zich bezighoudt met de grondbeginselen, instrumenten en methoden voor het omzetten van gegevens teneinde de inhoud daarvan te verbergen, te voorkomen dat deze inhoud ongemerkt wordt gewijzigd of zonder toestemming wordt gebruikt. „Cryptografie” is beperkt tot het omzetten van gegevens met gebruikmaking van één of meer ‚geheime parameters’ (bv. cryptovariabelen) of aanverwante sleutels.
: |
Een ‚geheime parameter’ is een constante of sleutel die voor anderen geheim wordt gehouden of slechts binnen een groep wordt bekendgemaakt. |
„CW-laser” (6): een „laser” die langer dan 0,25 seconden een nominaal constante energie voortbrengt.
„DBRN” staat voor „navigatie met als referentie een gegevensbestand” („Data-Based Referenced Navigation”) (zie aldaar).
„Deelnemende staat” (7 9): een staat die deelneemt aan het „Wassenaar Arrangement”.
„Diffusielassen” (1 2 9): het in de vaste fase (‹solid-state›) moleculair met elkaar verbinden van tenminste twee aparte metalen tot één stuk met een bindingssterkte tenminste gelijk aan die van het zwakste materiaal.
„Digitale computer” (4 5): een apparaat dat, in de vorm van één of meer discrete variabelen, alle volgende functies kan verrichten:
a) |
gegevens opnemen; |
b) |
gegevens of opdrachten in onuitwisbare of wijzigbare (beschrijfbare) geheugens opslaan; |
c) |
gegevens met behulp van een opgeslagen veranderbare reeks opdrachten kan verwerken, en |
d) |
gegevens afgeven. |
: |
Onder veranderen van een opgeslagen reeks opdrachten wordt mede verstaan het vervangen van onuitwisbare geheugenelementen, doch hieronder valt niet het in fysieke zin wijzigen van bedrading of onderlinge verbindingen. |
„Digitale elektronische motorregelsystemen welke volledig zelfstandig in de motorregeling kunnen ingrijpen” („FADEC-systemen”) (7 9) (‹Full Authority Digital Engine Control Systems›): digitale elektronische regelsystemen voor gasturbinemotoren die autonoom kunnen ingrijpen in de motorregeling over het hele werkbereik van de motor vanaf de gevraagde motorstart tot het gevraagde stilleggen van de motor, zowel in normale omstandigheden als in het geval van storingen.
„Digitale overbrengsnelheid” (def): de totale bitsnelheid van de informatie die direct wordt overgebracht op ieder type medium.
: |
Zie ook „totale digitale overbrengsnelheid”. |
„Direct hydraulisch persen” (2): een vervormingsproces waarbij gebruik wordt gemaakt van een flexibele, met vloeistof gevulde blaas die in direct contact staat met het werkstuk.
„Door de ITU toegewezen” (3 5): toewijzing van de frequentiebanden overeenkomstig de huidige uitgave van het Radioreglement van de ITU voor primaire, toegelaten en secundaire diensten.
: |
Extra en alternatieve toewijzingen vallen hier niet onder. |
„Door opwerking verkregen” (0 1): het toepassen van ieder procedé dat tot doel heeft het gehalte van het betrokken isotoop te doen toenemen.
„Drukomzetters” (2): inrichtingen die de gemeten druk omzetten in een elektrisch signaal.
„Dynamische signaalanalysatoren” (3): „Signaalanalysatoren” waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale bemonsterings- en omzettingstechnieken ter verkrijging van een Fourier-spectrumafbeelding van een gegeven golfvorm met inbegrip van gegevens betreffende amplitude en fase.
: |
Zie ook „signaalanalysatoren”. |
„Eenkanaalsignalering” (‹common channel signalling›) (5): een methode van signalering waarbij met behulp van berichten met label via een enkel kanaal signaleringsinformatie die betrekking heeft op een veelheid van lijnen of oproepen alsmede andere informatie, bv. informatie gebruikt bij het beheer van netwerken, tussen schakelcentrales wordt overgebracht.
„Effectieve gram” (0 1). Onder een „effectieve gram” (0 1) van „speciale splijtstoffen” wordt verstaan:
a) |
voor plutoniumisotopen en uraan-233: het gewicht van de isotoop in gram; |
b) |
voor uraan dat 1 % of meer verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met het kwadraat van de verrijking, uitgedrukt in decimalen als gewichtsverhouding; |
c) |
voor uraan dat minder dan 1 % verrijkt is in de isotoop uraan-235: het gewicht van het element in gram, vermenigvuldigd met 0,0001. |
„Eindeffectors” (2): grijpers, ‚actieve gereedschapseenheden’ en alle andere gereedschappen die zijn verbonden met de grondplaat aan het uiteinde van de manipulatiearmen van een „robot”.
: |
Een ‚actieve gereedschapseenheid’ is een voorziening die beweegkracht of procesenergie op het werkstuk overbrengt of waarnemingen daarvan verzorgt. |
„Elektronisch bestuurbare fasegestuurde antennesystemen, opgebouwd uit een groot aantal identieke antennes” (‹phased array antenna›) (5 6): een antenne waarbij de bundel wordt gevormd door middel van fasekoppeling, d.w.z. de bundelrichting wordt gestuurd door de complexe opwekkingscoëfficiënten van de uitstralende elementen en de richting van die bundel kan in azimut of hellingshoek worden gewijzigd door toepassing van een elektrisch signaal bij zowel uitzending als ontvangst.
„Energetische materialen” (1): stoffen of mengsels die chemisch reageren waarbij energie vrijkomt die noodzakelijk is voor de beoogde toepassing ervan. „Springstoffen”, „pyrotechnische middelen” en „stuwstoffen” zijn subklassen van energetische materialen.
„Equivalente dichtheid” (6): de massa van een optisch element per optische oppervlakte-eenheid, geprojecteerd op het optisch oppervlak.
„Expert systemen” (7): systemen die hun resultaten verkrijgen door het toepassen van regels op onafhankelijk van het „programma” opgeslagen gegevens en die één of meer van de volgende functies kunnen vervullen:
a) |
automatisch wijzigen van de door de gebruiker ingevoerde „broncode”; |
b) |
verschaffen van kennis betreffende een categorie problemen in een quasinatuurlijke taal, of |
c) |
verwerven van de kennis die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het systeem (symbolische training). |
„‹Focal plane array›” (6 8): een lineaire of tweedimensionale vlakke laag of combinatie van vlakke lagen met afzonderlijke detectorelementen, met of zonder uitleeselektronica, die in het brandvlak worden geplaatst.
: |
Stapels afzonderlijke detectorelementen of detectoren met twee, drie of vier elementen vallen hier niet onder, op voorwaarde dat in het element geen tijdvertraging en integratie plaatsvindt. |
„Fractionele bandbreedte” (3 5): de momentele bandbreedte gedeeld door de centrale frequentie, uitgedrukt in procenten.
„‹Frequency hopping›” (5): een vorm van „spread spectrum” waarbij de zendfrequentie van één enkel communicatiekanaal wordt verschoven in een willekeurige of pseudowillekeurige reeks discrete stappen.
„Frequentiesynthesizer” (3): elke soort frequentiebron, ongeacht de feitelijk daarin toegepaste techniek, die een veelheid aan uitgangsfrequenties afgeeft, gelijktijdig of naar keuze, aan één of meer uitgangen, en die worden bepaald door, afgeleid van of beheerst door een geringer aantal standaard- (of basis-)frequenties.
„Frequentiewisseltijd” (3 5): de tijd (d.w.z. vertraging) welke benodigd is om van de oorspronkelijke gespecificeerde uitgangsfrequentie over te schakelen naar of te komen binnen ± 0,05 % van de uiteindelijke gespecificeerde uitgangsfrequentie. Producten met een gespecificeerd frequentiebereik van minder dan ± 0,05 % ten opzichte van hun centrumfrequentie worden aangemerkt als producten waarmee geen frequentiewissel mogelijk is.
„Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” (ATN NTN): experimenteel of theoretisch werk dat hoofdzakelijk wordt gedaan om nieuwe kennis te verkrijgen over de fundamentele beginselen van verschijnselen of waarneembare feiten, en dat in eerste instantie niet is gericht op een bepaald praktisch doel of oogmerk.
„Garen” (1): een bundel getwijnde „strengen”.
: |
„streng”: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen. |
„Gebruik” (ATN NTN Alle): bediening, installatie (met inbegrip van installatie ter plaatse), onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen.
„Geïnstrumenteerd bereik” (6): het gespecificeerde ondubbelzinnige beeldbereik van een radar.
„Geïntegreerde schakeling van het filmtype” (3): een reeks ‚schakelelementen’ en metallieke doorverbindingen, die gevormd zijn door afzetting van een dikke of dunne laag op een isolerend „substraat”.
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
„Geïsoleerde levende culturen” (1): hieronder vallen levende culturen waarvan de organismen zich in een ruststadium bevinden en levende culturen in gedroogde preparaten.
„Gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” (3 6 8): producten die zijn ontworpen, vervaardigd en getest volgens speciale elektrische, mechanische en omgevingseisen voor gebruik bij het lanceren en opstellen van satellieten of vluchtsystemen die opereren op hoogten van 100 km of meer.
„Geleidingssysteem” (7): systemen waarin de meting en berekening van de positie en snelheid van een voertuig (navigatie) worden gecombineerd met de berekening en verzending van opdrachten naar de vluchtregelsystemen van het voertuig om de baan te corrigeren.
„Gemiddeld uitgangsvermogen” (6): de totale uitgangsenergie van een „laser” in joules, gedeeld door de „laserduur” in seconden.
„Geografisch gespreid” (6): sensoren worden geacht „geografisch gespreid” te zijn wanneer elke sensor zich in alle richtingen op een afstand van meer dan 1 500 m van iedere andere sensor bevindt. Mobiele sensoren worden altijd beschouwd als „geografisch gespreid”.
„Gepulseerde laser” (6): een „laser” met een „pulsduur” korter dan of gelijk aan 0,25 seconden.
„Halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels” (1): een geordende verzameling vezels, met of zonder deklaag, bestemd om een raamwerk van een deel te vormen alvorens de „matrix” wordt ingebracht, teneinde een „composiet” te vormen;
„Heet isostatisch verdichten” (2): een proces waarbij op een gietstuk bij een temperatuur van meer dan 375 K (102 °C) in een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes enz.) in alle richtingen gelijke druk wordt uitgeoefend, waardoor holten in het gietstuk worden verminderd of geëlimineerd.
„Herhaalbaarheid” (7): de nauwkeurigheid van overeenstemming tussen herhaalde metingen van dezelfde variabele onder dezelfde gebruiksomstandigheden wanneer zich tussen metingen veranderingen in de omstandigheden of perioden zonder gebruik voordoen (referentie: IEEE-standaard 528-2001 (standaardafwijking van 1 sigma)).
„Hoekafwijking” (2): het maximale verschil tussen de aangegeven hoekpositie en de feitelijke, zeer nauwkeurig gemeten hoekpositie nadat de houder van het werkstuk op de tafel uit zijn oorspronkelijke positie is weggedraaid (referentie: VDI/VDE 2617, concept „Draaitafels op coördinaten-meetmachines”).
„Hybride geïntegreerde schakeling” (3): elke willekeurige combinatie van geïntegreerde schakelingen, ‚schakelelementen’ of ‚discrete onderdelen’ die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en met alle volgende kenmerken:
a) |
met tenminste één niet-omhuld element; |
b) |
onderling verbonden met gebruikmaking van kenmerkende productiemethoden voor geïntegreerde schakelingen; |
c) |
als eenheid vervangbaar, en |
d) |
gewoonlijk niet demonteerbaar. |
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
: |
Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen. |
„Immunotoxine” (1): een samenvoeging van een celspecifieke monoklonale antistof en een „toxine” of een „subeenheid van een toxine” die zieke cellen selectief aantast.
„Impulscompressie” (6): codering en verwerking van een radarsignaalimpuls met een lange duur tot een kortstondige impuls, met behoud van de voordelen van een hoge impulsenergie.
„Inclusief alle compensaties” (2): nadat alle uitvoerbare maatregelen waarover de fabrikant beschikt om alle systematische instelfouten voor het betrokken werktuigmachinemodel of alle meetfouten voor de betrokken coördinaten-meetmachine tot een minimum te beperken, bekeken zijn.
„Informatiebeveiliging” (4 5): alle middelen en functies ter verzekering van de toegankelijkheid, geheimhouding of integriteit van gegevens of communicaties, zonder inbegrip van de middelen en functies die zijn bedoeld als beveiliging tegen storingen. Het begrip omvat o.a. „cryptografie”, „cryptografische activatie”, ‚cryptanalyse’, bescherming tegen confidentiële uitstralingen en computerbeveiliging.
: |
‚Cryptanalyse’: de analyse van een cryptografisch systeem of de in- en uitvoer daarvan om daaraan vertrouwelijke variabelen of gevoelige gegevens te ontlenen, met inbegrip van niet-gecodeerde tekst. |
„Intrinsieke magnetische gradiëntmeter” (6): één enkel waarnemingselement voor de gradiënt van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.
: |
Zie ook „magnetische gradiëntmeter”. |
„Isolatie” (9): de isolatie van de onderdelen van een raketmotor, d.w.z. omhulling, straalpijp, inlaten en afdichtingen van de omhulling, waaronder gevulkaniseerd of halfgevulkaniseerd samengesteld rubber plaatmateriaal dat een isolerend of hittebestendig materiaal omvat. Isolatie kan ook zijn aangebracht in de vorm van moffen of flappen om spanningen te ontlasten.
„Isostatische persen” (2): apparatuur, geschikt voor het onder druk brengen van een gesloten holte door middel van een bepaalde stof (een gas, een vloeistof, vaste deeltjes enz.) teneinde te bereiken dat binnen de holte op een werkstuk of materiaal gelijke druk in alle richtingen wordt uitgeoefend.
„Kantelspil” (2): een spil met gereedschap die gedurende het bewerkingsproces de hoek van zijn hartlijn ten opzichte van een andere as kan wijzigen.
„Kernreactor” (0): een volledige reactor die in staat is om een beheerste zichzelf onderhoudende kettingreactie van kernsplijting te handhaven. Een „kernreactor” omvat de delen in of rechtstreeks bevestigd aan het reactorvat, de uitrusting die het vermogensniveau in de kern regelt, alsmede de onderdelen die gewoonlijk het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten, daarmee in rechtstreeks contact komen of dit reguleren.
„Kritische temperatuur” (1 3 5): de „kritische temperatuur” (ook wel overgangstemperatuur genoemd) van een bepaald „supergeleidend” materiaal is de temperatuur waarbij de gelijkstroomweerstand van het materiaal nul wordt.
„Kwantumcryptografie”: (5) een groep technieken voor het opstellen van een gemeenschappelijke encryptiesleutel door meting van de kwantummechanische eigenschappen van een fysisch systeem (met inbegrip van de fysische eigenschappen die expliciet beheerst worden door kwantumoptica, de kwantumveldtheorie en de kwantumelektrodynamica)
„Laser” (0 2 3 5 6 9): een samenstelling van componenten welke zowel in de ruimte als in de tijd coherent licht produceert dat is versterkt door de gestimuleerde emissie van straling.
: |
Zie ook: „chemische laser”, „Super High Power Laser”, „transferlaser”. |
„Laserduur” (def): de tijd gedurende welke een „laser”„laser”-straling afgeeft, die voor „gepulseerde lasers” overeenstemt met de tijd gedurende welke één enkele puls of een reeks opeenvolgende pulsen wordt uitgezonden.
„Lichter-dan–luchttoestellen” (9): ballons of luchtschepen die voor het creëren van lift gebruikmaken van hete lucht of andere gassen die lichter zijn dan lucht, bijvoorbeeld helium of waterstof.
„Lineariteit” (2) (gewoonlijk gemeten als niet-lineariteit): dit is de maximale positieve of negatieve afwijking van het feitelijke kenmerk (gemiddelde van naar boven en naar beneden gemeten waarden) van een rechte lijn die zo is geplaatst dat de maximale afwijkingen gelijk worden gemaakt en geminimaliseerd.
„Lint” (1): een bundel „monofilamenten”, die gewoonlijk ongeveer parallel lopen.
„Lokaal netwerk” (4 5): een datacommunicatiesysteem dat alle onderstaande kenmerken combineert:
a) |
het stelt een willekeurig aantal onafhankelijke ‚datatoestellen’ in staat, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan, en |
b) |
het is beperkt tot een geografisch betrekkelijk klein gebied (bijvoorbeeld een kantoorgebouw, een fabriek, een universiteitscomplex of een magazijn). |
: |
Een ‚datatoestel’ is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie. |
„Luchtstroom-beheerste antitorsie of richtingsregelsystemen” (7): systemen die gebruikmaken van lucht die over aerodynamische vlakken wordt geblazen om de door deze oppervlakken gegenereerde krachten te verhogen en te beheersen.
„Magnetische gradiëntmeters” (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van de ruimtelijke variaties van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit verscheidene „magnetometers” en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van de gradiënt van het magnetisch veld.
: |
Zie ook „intrinsieke magnetische gradiëntmeter”. |
„Magnetometers” (6): deze zijn ontworpen voor het opsporen van magnetische velden van bronnen buiten het instrument. Zij bestaan uit één enkel sensorelement voor het waarnemen van magnetische velden en bijbehorende elektronica waarvan de afleeswaarde een maat is van het magnetisch veld.
„Materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6” (O): koper, roestvrij staal, aluminium, aluminiumoxide, aluminiumlegeringen, nikkel of een legering met 60 of meer gewichtspercenten nikkel en UF6-bestendige gefluoreerde koolwaterstofpolymeren, naargelang van het soort scheidingsproces.
„Matrix” (1 2 8 9): een in hoofdzaak continue fase die de ruimte tussen deeltjes, whiskers of vezels vult.
„Mechanisch legeren” (1): een legeringsproces door middel van het binden, breken en opnieuw binden van elementaire of moederlegeringspoeders met behulp van mechanische krachten. Niet-metaaldeeltjes kunnen in de legering worden opgenomen door toevoeging van de geschikte poeders.
„Meetonzekerheid” (2): de kenmerkende parameter die specificeert binnen welk bereik rond de uitvoerwaarde de juiste waarde van de te meten variabele ligt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. Deze omvat de ongecorrigeerde systematische afwijkingen, de ongecorrigeerde speling en de willekeurige afwijkingen (referentie: ISO 10360-2, of VDI/VDE 2617).
„Microcomputer-microschakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „multichip geïntegreerde schakeling” met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een intern geheugen algemene opdrachten uit te voeren op basis van gegevens opgeslagen in het interne geheugen.
: |
Het interne geheugen kan worden uitgebreid met een extra geheugen. |
„Micro-organismen” (1 2): bacteriën, virussen, mycoplasma’s, rickettsiae, chlamydiae of schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet.
„Microprocessor-microschakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „multichip geïntegreerde schakeling” met een logische rekeneenheid (ALU), die in staat is om vanuit een extern geheugen een reeks algemene opdrachten uit te voeren.
: |
De „microprocessor-microschakeling” bevat gewoonlijk geen toegankelijkheid van het interne geheugen voor de gebruiker, hoewel op de chip aanwezig geheugen kan worden gebruikt voor uitvoering van de logische functie. |
: |
Hieronder vallen tevens chipsets die zijn ontworpen om samen de functie van een „microprocessor microschakeling” te leveren. |
„Momentele bandbreedte” (3 5 7): de bandbreedte waarover het uitgangsvermogen binnen 3 dB constant blijft zonder bijstelling van andere werkparameters.
„Monofilament” (1) of filament: de kleinste maat vezel, gewoonlijk enkele μms in diameter.
„Monolithische geïntegreerde schakeling” (3): een combinatie van passieve en/of actieve ‚schakelelementen’ welke:
a) |
wordt gevormd door middel van diffusie, implanteren of opdampen in of op één enkel halfgeleidend stukje materiaal, een zogenaamde ‹chip›; |
b) |
wordt beschouwd als een ondeelbaar iets, en |
c) |
de functie(s) uitvoer(t)(en) van een schakeling. |
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
„Monospectrale beeldsensoren” (6): deze zijn geschikt voor het vergaren van beeldgegevens van één afzonderlijke spectrumband.
„Multichip geïntegreerde schakeling” (3): twee of meer „monolithische geïntegreerde schakelingen”, verbonden op een gemeenschappelijk „substraat”.
„Multispectrale beeldsensoren” (6): deze zijn geschikt voor het gelijktijdig of serieel vergaren van beeldgegevens van twee of meer afzonderlijke spectrumbanden. Sensoren met meer dan twintig afzonderlijke spectrumbanden worden ook wel hyperspectrale beeldsensoren genoemd.
„Natuurlijk uraan” (0): uraan met dezelfde isotopensamenstelling als in de natuur voorkomt.
„Navigatiesystemen met als referentie een gegevensbestand” („DBRN-systemen”): systemen die gebruikmaken van verschillende bronnen van eerder gemeten gegevens die aan een geografische referentie zijn toegewezen, welke zijn geïntegreerd om onder dynamische omstandigheden accurate navigatie-informatie te verstrekken. De gegevensbronnen omvatten bathymetrische kaarten, sterrenkaarten, zwaartekrachtkaarten, magnetische kaarten of 3-D digitale terreinkaarten.
„Nauwkeurigheid” (6) (gewoonlijk uitgedrukt in mate van onnauwkeurigheid): de maximale positieve of negatieve afwijking van een aangegeven waarde ten opzichte van een erkende norm of zuivere waarde.
„Netwerktoegangsbesturingseenheid” (4): een fysieke verbinding met een gedistribueerd schakelnetwerk. Deze verbinding maakt gebruik van een gemeenschappelijk medium dat steeds met dezelfde „digitale overbrengsnelheid” werkt en voor de transmissie gebruiktmaakt van ‹arbitration› (bijvoorbeeld ‹token› of ‹carrier sense›). (Dit houdt in dat het systeem zelf zorg draagt voor de toegang tot het medium, zodanig dat de apparaten elkaar niet hinderen, bv. door onderlinge toewijzing van toegang of door aftasten of het kanaal vrij is). Geheel onafhankelijk selecteert de eenheid aan haar geadresseerde gegevenspakketten of gegevensgroepen (bv. IEEE-standaard 802). Het is een samenstelling die in computer- of telecommunicatieapparatuur kan worden geïntegreerd om toegang tot de communicatie te verschaffen.
„Neurale computer” (4): een rekentoestel dat is ontworpen of aangepast voor nabootsing van het gedrag van een neuron of een verzameling neuronen, d.w.z. een rekentoestel dat zich onderscheidt door het vermogen van zijn apparatuur om aan de hand van eerdere gegevens het gewicht en aantal van de onderlinge verbindingen van een grote hoeveelheid rekencomponenten te wijzigen.
„Noodzakelijk” (ATN 1-9): met betrekking tot „technologie” wordt hieronder verstaan uitsluitend dat deel van de „technologie” dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor het bereiken of te boven gaan van de onder embargo vallende prestatieniveaus, kenmerken of functies. Verschillende producten kunnen dergelijke „noodzakelijke”„technologie” gemeen hebben.
„Numerieke besturing” (2): de automatische besturing van een proces, uitgevoerd door een apparaat dat gebruikmaakt van numerieke gegevens die gewoonlijk worden ingevoerd tijdens de voortgang van het proces (referentie: ISO 2382).
„Objectcode” (9): een door apparatuur uitvoerbare vorm van een geschikte expressie van één of meer processen („broncode” (brontaal) die door een programmeersysteem is gecompileerd).
„Onafgewerkte substraten” (6): monolithische verbindingen met afmetingen die geschikt zijn voor de productie van optische elementen zoals spiegels of optische vensters.
„Onbemande luchtvaartuigen” („UAV”) (9): luchtvaartuigen zonder menselijke aanwezigheid aan boord die kunnen opstijgen en zonder onderbreking gecontroleerde vluchten kunnen uitvoeren en navigatie kunnen aanhouden.
„Ontwikkeling” (ATN NTN Alle): dit bestrijkt alle fasen voorafgaand aan serieproductie, zoals ontwerp, ontwerponderzoek, ontwerpanalyse, ontwerpideeën, assemblage en testen van prototypen, proefproductieplannen, ontwerpgegevens, het vertalen van ontwerpgegevens in een product, ontwerp van configuraties, integratieontwerp, opmaak.
„Onvertraagde verwerking” (‹real time processing›) (2 6 7): het verwerken van gegevens door een computersysteem dat afhankelijk van de beschikbare middelen een bepaalde prestatie levert binnen een gewaarborgde responsietijd als reactie op een externe gebeurtenis, ongeacht de belasting van het systeem.
„Optimalisering van de vliegroute” (7): een procedure waarmee afwijkingen van een vierdimensionale gewenste vliegroute (tijd en ruimte), gebaseerd op de maximalisering van de prestaties of doeltreffendheid van de taken van een missie, zo klein mogelijk worden gehouden.
„Optisch sensor-‹array› voor vluchtregeling” (7): met elkaar verbonden optische sensoren waarbij „laser”-bundels worden gebruikt om realtime vluchtregelingsgegevens te verkrijgen, die aan boord worden verwerkt.
„Optische computer” (4): een computer, ontworpen of aangepast voor het gebruik van licht voor de weergave van gegevens en waarvan de logische rekenelementen zijn gebaseerd op direct gekoppelde optische elementen.
„Optische geïntegreerde schakeling” (3): een „monolithische geïntegreerde schakeling” of „hybride geïntegreerde schakeling” die één of meer delen bevat die zijn ontworpen om als een fotosensor of foto-emitter te werken of om één of meer optische of elektro-optische functies te vervullen.
„Optische versterking” (5): een bij optische communicatie gebruikte versterkingstechniek die een versterking bewerkstelligt van optische signalen die zijn voortgebracht door een afzonderlijke optische bron, zonder omzetting in elektrische signalen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van optische halfgeleiderversterkers, of luminescerende versterkers van glasvezels.
„Optisch schakelen” (5): bepaling van de route of schakelen van optische signalen zonder omzetting in elektrische signalen.
„Persoonlijk lokaal netwerk” (5): een datacommunicatiesysteem dat alle onderstaande kenmerken combineert:
a) |
het stelt een willekeurig aantal onafhankelijke ‚datatoestellen’ in staat, rechtstreeks met elkaar in verbinding te staan, en |
b) |
het is beperkt tot communicatie tussen toestellen in de onmiddellijke nabijheid van een persoon of toestelbeheerder (één kamer, een kantoor of voertuig). |
:
Een ‚datatoestel’ is een apparaat voor het zenden of ontvangen van reeksen digitale informatie.
„Piekvermogen” (6): het hoogste vermogensniveau dat tijdens de „laserduur” wordt bereikt.
„Primaire vluchtregeling” (7): een voorziening voor het regelen van de stabiliteit of de besturing van een „vliegtuig” waarbij gebruik wordt gemaakt van kracht-/moment-generatoren, d.w.z. aerodynamische stuurvlakken of koersbepaling door middel van stuwkrachtregeling.
„Productie” (ATN NTN Alle): hieronder vallen alle productiestadia, zoals bouw, productie, engineering, fabricage, integratie, assemblage (monteren), inspectie, testen, kwaliteitsborging.
„Productieapparatuur” (1 7 9): gereedschap, mallen, kalibers, mandrellen, matrijzen, bevestigingsmiddelen, uitlijnmiddelen, testapparatuur, andere apparatuur en componenten daarvoor, beperkt tot datgene dat speciaal is ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” of voor één of meer fasen van de „productie”.
„Productiefaciliteiten” (7 9): „productieapparatuur” en speciaal ontworpen „programmatuur”, samengesteld tot installaties voor de „ontwikkeling” of voor één of meer fasen van de „productie”.
„Programma” (2 6): een reeks opdrachten voor het volbrengen van een handeling in een vorm, of om om te zetten in een vorm, die voor de uitvoering door een elektronische computer geschikt is.
„Programmatuur” (APN Alle): een verzameling van één of meer „programma’s” of ‚microprogramma’s’, vastgelegd op enig tastbaar medium.
: |
‚Microprogramma’: een reeks elementaire instructies die in een speciaal geheugen wordt bewaard en waarvan de uitvoering wordt gestart door de invoer van de bijbehorende verwijsopdracht in het instructieregister. |
„Pulsduur” (6): duur van een „laser”-impuls, gemeten over volle breedte bij halve intensiteit (‹Full Width Half Intensity› — FWHI).
„Radar ‹frequency agility›” (6): iedere techniek waarbij de draaggolffrequentie van een gepulseerde radarzender in een pseudowillekeurige volgorde van impuls tot impuls of van de ene groep impulsen tot de volgende groep kan veranderen met een hoeveelheid gelijk aan of groter dan de bandbreedte van de impuls.
„Radar ‹spread spectrum›” (6): iedere modulatietechniek voor het spreiden van energie afkomstig van een signaal met een relatief smalle frequentieband over een veel bredere frequentieband, met gebruikmaking van willekeurige of pseudowillekeurige codering.
„Raketten” (1 3 6 7 9): complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een nuttige last van ten minste 500 kg kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.
„Reactietijdconstante” (6): de tijd vanaf het toepassen van een lichtprikkel totdat de stroomtoename een waarde heeft bereikt van 1-1/e maal de eindwaarde (d.w.z. 63 % van de eindwaarde).
„Resolutie” (2): de kleinste stap van een meettoestel; op digitale instrumenten het minst significante bit (referentie: ANSI B-89.1.12).
„Robot” (2 8): een manipulatiemechanisme, dat kan zijn van een type dat een continu pad aflegt of van een type dat van punt naar punt gaat, eventueel voorzien van „sensoren”, en dat alle volgende kenmerken heeft:
a) |
multifunctioneel; |
b) |
geschikt voor het positioneren of oriënteren van materialen, onderdelen, gereedschappen of speciale elementen door middel van regelbare bewegingen in de driedimensionale ruimte; |
c) |
met drie of meer servomechanismen met open of gesloten lus waarbij inbegrepen kunnen zijn stappenmotoren, en |
d) |
met „toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker” door middel van de leer-en-terugspeelmethode (teach/playback) of door middel van een elektronische computer die een programmeerbare logische regeleenheid kan zijn (PLC), d.w.z. zonder mechanische interventie. |
: |
Bovenstaande definitie slaat niet op de volgende toestellen:
|
„Rondloopnauwkeurigheid” (‹run-out›) (2): radiale verplaatsing tijdens één omwenteling van de hoofdspil gemeten in een vlak loodrecht op de hartlijn van de spil aan een punt op het te testen uitwendige of inwendige omwentelingsoppervlak (referentie: ISO 230, deel 1-1986, paragraaf 5.61).
„Roterend verstuiven” (1): een proces voor het verdelen van een stroom of een plas gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van centrifugale kracht.
„Roving” (1): een bundel (normaal 12-120) van ongeveer evenwijdige ‚strengen’.
: |
‚Streng’: een bundel „monofilamenten” (normaal meer dan 200) die ongeveer parallel lopen. |
„Ruimtevaartuig” (7 9): actieve en passieve satellieten en ruimtesondes.
„Samengestelde draaitafel” (2): een tafel waarop het werkstuk kan draaien en kantelen rond twee niet parallelle assen, die tegelijkertijd kunnen samenwerken voor „contourbesturen”.
„Samenstelling” (2 3 4 5): een aantal elektronische componenten (bijvoorbeeld ‚schakelelementen’, ‚discrete onderdelen’, geïntegreerde schakelingen enz.) die onderling verbonden zijn om één of meer specifieke functies te vervullen en die als een eenheid vervangbaar en gewoonlijk demonteerbaar is.
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bv. één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
: |
Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen. |
„Schaalfactor” (gyroscoop of versnellingsmeter) (7): de verhouding tussen de uitvoerverandering en de te meten invoerverandering. De schaalfactor wordt gewoonlijk gegeven als de hellingshoek van de rechte lijn die volgens de kleinstekwadratenmethode past bij de invoer-uitvoergegevens, verkregen door cyclische variatie van de invoer over het ingangstraject.
„Schoepuiteindeversterking” (9): een stationaire ring (vast of gesegmenteerd) aan de binnenkant van het turbinehuis van een motor of een onderdeel aan het buitenste schoepuiteinde van het turbineblad dat in hoofdzaak dient als gasafdichting tussen stationaire en roterende onderdelen.
„SHPL” staat voor „Super High Power Laser”.
„Signaalanalysatoren” (3): instrumenten, geschikt voor het meten en afbeelden van de basiseigenschappen van de individuele frequentiecomponenten van meervoudigefrequentiesignalen.
„Signaalverwerking” (3 4 5 6): het verwerken van elders verkregen informatiedragende signalen met behulp van algoritmen, zoals tijdcompressie, filteren, extractie, selectie, correlatie, convolutie of transformatie tussen domeinen (bv. de snelle Fourier-transformatie (‹fast Fourier transform›) of de Walsh-transformatie (‹Walsh transform›)).
„Smeltbaar” (1): in staat zijn om door verhitting, straling, catalyse enz., te vernetten of verder te polymeriseren, dan wel zonder pyrolyse te smelten (verkolen).
„Smeltextractie” (1): een proces voor het ‚snel stollen’ en extraheren van een lintvormig legeringsproduct door een kort segment van een ronddraaiend gekoeld blok in een bad met een gesmolten metaallegering te brengen.
: |
‚Snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s. |
„Speciale splijtstoffen” (0): plutonium-239, uraan-233, „uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233”, en elk materiaal dat het voorgaande bevat.
„Specifieke modulus” (0 1 9): Youngs modulus in pascal, gelijk aan N/m2 gedeeld door het soortgelijke gewicht in N/m3, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.
„Specifieke treksterkte” (0 1 9): de breeksterkte in pascal, gelijk aan N/m2 gedeeld door het soortgelijk gewicht in N/m3, gemeten bij een temperatuur van 296 ± 2 K (23 ± 2 °C) en een relatieve vochtigheid van 50 ± 5 %.
„Spinnen uit de smelt” (1): een proces voor het ‚snel stollen’ van een stroom gesmolten metaal die botst op een ronddraaiend gekoeld blok, waardoor een schilfer-, lint- of staafvormig product ontstaat.
: |
‚snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s. |
„Spread spectrum” (5): de techniek waarbij de energie in een communicatiekanaal met een relatief smalle band wordt gespreid over een veel breder energiespectrum.
„Spread spectrum radar” (6): zie „Radar ‹spread spectrum›”.
„Springstoffen” (1): stoffen in vaste, vloeibare of gasvorm of mengsels van stoffen die moeten detoneren als primaire, aanjaag- of hoofdlading in koppen, bij sloopwerkzaamheden of bij andere toepassingen.
„Stabilisatietijd” (‹settling time›) (3): de tijd die nodig is om binnen een halve bit van de uitgangseindwaarde te komen bij het schakelen tussen twee willekeurige niveaus van de omzetter.
„Stabiliteit” (7): standaardafwijking (1 sigma) van de miswijzing van een bepaalde parameter van de ijkwaarde, gemeten bij stabiele temperatuuromstandigheden. Deze kan worden uitgedrukt als een functie van de tijd.
„Stapel- en continuvezelmateriaal” (0 1 8).
Dit omvat:
a) |
continue „monofilamenten”; |
b) |
continugarens en „‹rovings›”; |
c) |
banden, weefsels en onregelmatig gelaagde matten en gevlochten banden; |
d) |
op lengte gesneden vezels, stapelvezels en samenhangende vezeldekens; |
e) |
whiskers, hetzij monokristallijn hetzij polykristallijn, ongeacht hun lengte; |
f) |
aromatische polyamidepulp. |
„Staten die (geen) partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens”: staten waarvoor het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens (niet) in werking is getreden.
„Stoffen voor oproerbeheersing”: stoffen die, onder de verwachte gebruiksomstandigheden van het gebruik voor oproerbeheersing, bij mensen snel sensoriële irritatie of fysiek onvermogen veroorzaken, welke effecten echter korte tijd na beëindiging van de blootstelling verdwijnen.
:
Traangas is een subklasse van „stoffen voor oproerbeheersing”.
„Storingstolerantie” (4): het vermogen van een computersysteem om, na een storing in een onderdeel van zijn apparatuur of „programmatuur”, zonder ingrijpen van de mens te blijven functioneren op een bepaald niveau waardoor de ononderbroken werking, gegevensintegriteit en herstel van alle functies binnen een bepaalde tijd worden gegarandeerd.
„Stralingsgevoeligheid” (6): stralingsgevoeligheid (mA/W) = 0,807 × (golflengte in nm) × quantumefficiëntie (QE).
:
QE wordt meestal in procenten uitgedrukt; voor deze formule wordt de QE uitgedrukt als een decimaal cijfer kleiner dan één, bv. 78 % is 0,78.
„Substraat” (3): een laag basismateriaal met of zonder een onderlinge verbindingsstructuur waarop of waarin ‚discrete onderdelen’ of geïntegreerde schakelingen of beide aanwezig kunnen zijn.
: |
Een ‚discreet onderdeel’ is een afzonderlijk omhuld ‚schakelelement’ met eigen uitwendige aansluitingen. |
: |
Een ‚schakelelement’ is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronisch circuit, bv. één diode, één transistor, één weerstand, één condensator enz. |
„Subeenheid van toxine” (1): een structureel en functioneel losstaand bestanddeel van een hele „toxine”.
„Supergeleidend” (1 3 5 6 8): materialen, d.w.z. metalen, legeringen of verbindingen waarvan de elektrische weerstand nul kan worden, d.w.z. dat zij een oneindige elektrische geleidbaarheid kunnen bereiken en zeer grote stromen kunnen geleiden zonder joule-opwarming.
: |
De „supergeleidende” toestand van elk afzonderlijk materiaal wordt gekenmerkt door een „kritische temperatuur”, een kritisch magnetisch veld, dat een functie is van de temperatuur, en een kritische stroomdichtheid, die echter een functie is van zowel het magnetisch veld als de temperatuur. |
„Super High Power Laser” (SHPL) (6): een „laser” die geschikt is voor het afgeven van (het totaal of een gedeelte van) de uitgangsenergie van meer dan 1 kJ binnen 50 ms of met een gemiddeld of CW- (continugolf) vermogen van meer dan 20 kW.
„Superlegeringen” (2 9): legeringen op basis van nikkel, kobalt of ijzer, met sterkten hoger dan de standaardwaarden volgens de AISI 300 bij temperaturen boven 922 K (649 °C) onder zware omgevings- en gebruiksomstandigheden.
„Superplastisch vormen” (1 2): een vervormingsproces waarbij warmte wordt gebruikt om voor metalen die gewoonlijk weinig rek (minder dan 20 %) hebben bij de breeksterktegrens als bepaald bij kamertemperatuur door middel van een conventionele trekproef, tijdens het verwerken minstens tweemaal hogere rekwaarden te bereiken dan genoemde waarden.
„Symmetrisch algoritme” (5): cryptografisch algoritme waarin voor encryptie dezelfde sleutel gebruikt wordt als voor decryptie.
: |
„Symmetrische algoritmen” worden vaak voor vertrouwelijke gegevens gebruikt. |
„Systeemsporen” (6): verwerkt, gecorreleerd (samenvoeging van radardoelgegevens en vliegplanpositie) en met de laatste informatie bijgewerkt rapport dat ter beschikking staat van de verkeersleiders van het luchtverkeersleidingscentrum.
„‹Systolic array›-computer” (4): een computer waarbij de gegevensstroom en wijziging van de gegevens dynamisch kan worden bestuurd door de gebruiker op het niveau van de logische poort.
„Technologie” (ATN NTN Alle): specifieke informatie die nodig is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van een product. De informatie is in de vorm van ‚technische gegevens’ of ‚technische bijstand’.
: |
‚Technische bijstand’ kan zijn in de vorm van instructie, vaardigheden, opleiding, praktijkkennis, advies e.d. en kan gepaard gaan met de overdracht van ‚technische gegevens’. |
: |
‚Technische gegevens’ kunnen o.m. bestaan uit blauwdrukken, tekeningen, schema’s, modellen, formules, tabellen, technische ontwerpen en specificaties, handboeken en instructies, in geschreven vorm of vastgelegd op andere media of apparaten zoals schijf, magneetband, leesgeheugens (ROM’s). |
„Tijdgebonden bandbreedte” (real time bandwidth) (3): voor „dynamische signaalanalysatoren” is dit het grootste frequentiebereik dat de analysator kan uitvoeren naar beeldscherm of massageheugen zonder dat daardoor de analyse van de invoergegevens wordt onderbroken. Bij analysatoren met meer dan één kanaal dient bij de berekening die kanaalconfiguratie te worden gehanteerd die de breedste „tijdgebonden bandbreedte” oplevert.
„Toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker” (6): de mogelijkheid voor de gebruiker om „programma’s” in te voegen, te veranderen of te vervangen anders dan door middel van:
a) |
een fysieke wijziging in de bedrading of andere onderlinge verbindingen, of |
b) |
het instellen van functiekeuzen, het inbrengen van parameters daarbij inbegrepen. |
„Totale digitale overbrengsnelheid” (5): het aantal bits, met inbegrip van regelcodering, organisatorische bits enz., dat per tijdseenheid wordt overgebracht tussen overeenkomstige apparatuur in een digitaal transmissiesysteem.
: |
Zie ook „digitale overbrengsnelheid”. |
„Totale stroomdichtheid” (3): het totale aantal ampèrewikkelingen in de spoel (d.w.z. de som van het aantal wikkelingen vermenigvuldigd met de maximale stroom die door elke wikkeling wordt gevoerd), gedeeld door de totale doorsnede van de spoel (met inbegrip van de supergeleidende draden, de metalen matrix waarin de supergeleidende draden zijn ingebed, het omgevende materiaal, eventuele koelkanalen enz.).
„Totale vluchtregeling” (7): een geautomatiseerde regeling van de toestandsvariabelen en de vliegbaan van een „vliegtuig” om te voldoen aan de doelstellingen van een missie, waarbij wordt gereageerd op realtime veranderingen in de gegevens betreffende doelstellingen, gevaren en andere „vliegtuigen”.
„Toxinen” (1 2): toxinen in de vorm van opzettelijk geïsoleerde preparaten of mengsels, ongeacht de wijze van bereiding, anders dan toxinen die als contaminant aanwezig zijn in andere materialen zoals pathologische monsters, gewassen, levensmiddelen of culturen van „micro-organismen”.
„Transferlaser” (6): een „laser” waarbij het lasermedium wordt geëxciteerd door de overdracht van energie door middel van botsing van een niet-stralend atoom of molecuul op een atoom of molecuul dat laserstraling uitzendt.
„Uraan verrijkt in de isotopen 235 of 233” (0): uraan dat de isotopen 235 of 233 of beide bevat in een zodanige hoeveelheid dat de verhouding tussen de som van de hoeveelheden van deze isotopen en de hoeveelheid van de isotoop 238 groter is dan de verhouding tussen de hoeveelheden van de isotoop 235 en de isotoop 238 in natuurlijk uraan (isotoopverhouding: 0,71 %).
„Vaccin” (1): een medisch preparaat volgens een chemische formule waarvoor een vergunning is afgegeven of waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen of voor klinische proeven is afgegeven door de regelgevende instanties van hetzij het land waar het wordt gefabriceerd, hetzij het land waar het wordt gebruikt, en dat strekt tot stimulering van een beschermende immunorespons ter voorkoming van ziekten in de mens of het dier aan wie of waaraan het wordt toegediend.
„Vast” (5): het coderings- of comprimeringsalgoritme kan geen parameters van buitenaf ontvangen (bv. cryptografische of sleutelvariabelen) noch gewijzigd worden door de gebruiker.
„Verarmd uraan” (0): uraan met een gehalte aan het uraan-235-isotoop dat lager is dan in de natuur voorkomt.
„III/V-verbindingen”: polykristallijne, binaire of complexe monokristallijne producten bestaande uit elementen uit de groepen IIIA en VA van het periodieke systeem van Mendelejev (galliumarsenide, gallium aluminiumarsenide, indiumfosfide enz.).
„Vergruizing” (1): een procedé voor het tot deeltjes verdelen van materiaal door stampen of malen.
„Verloopsnelheid” (gyroscopen) (7): de component van de gyroscoopuitvoer die functioneel onafhankelijk is van de invoerrotatie. Wordt uitgedrukt als snelheid van hoekbeweging (IEEE-standaard 528-2001).
„Vermengd” (commingled) (1): het mengen van filamenten van thermoplastische vezels en versterkingsvezels voor de productie van een vezelversterking/-„matrix”-mengsel in totaalvezelvorm.
„Vermogensaanpassing” (7): een zodanige aanpassing van het uitgezonden vermogen van het hoogtemetersignaal dat het ontvangen signaal op „vliegtuig”-hoogte altijd het minimale vermogen heeft dat nodig is om de hoogte te bepalen.
„Versplintering door snelle afkoeling” (‹splat quenching›) (1): een proces voor het ‚snel stollen’ van een gesmolten stroom metaal die botst op een gekoeld blok, waardoor ‚flakes’ worden gevormd.
: |
‚Snel stollen’ is het stollen van gesmolten materiaal bij een koelsnelheid van meer dan 1 000 K/s. |
„Verstuiving in gas” (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaallegering tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van een onder hoge druk staande gasstroom.
„Verstuiving in vacuüm” (1): een proces voor het verdelen van een stroom gesmolten metaal tot druppeltjes met een diameter van 500 μm of minder door middel van de snelle uiteenzetting van een opgelost gas bij blootstelling aan een vacuüm.
„Vervormbare spiegels” (6): (ook bekend als adaptieve optische spiegels).
Spiegels met:
a) |
één enkel continu optisch reflecterend oppervlak dat dynamisch wordt vervormd door afzonderlijke momenten of krachten uit te oefenen om de vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren, of |
b) |
verscheidene optische reflecterende elementen die afzonderlijk dynamisch kunnen worden verplaatst door momenten of krachten uit te oefenen om vervormingen van de op de spiegel invallende optische golfvorm te compenseren. |
„Vliegtuigen” (1 7 9): luchtvaartuigen met vaste, draaibare of roterende (hefschroefvliegtuig) vleugel en verticaal opstijgende luchtvaartuigen (met kantelende rotor of vleugel).
: |
Zie ook „civiele vliegtuigen”. |
„Voortplantingsvertragingstijd van de basispoort” (3): de waarde van de voortplantingsvertragingstijd die overeenkomt met die van de basispoort binnen een „monolitische geïntegreerde schakeling”. Deze kan voor een bepaalde ‚familie’ van „monolithische geïntegreerde schakelingen” gespecificeerd zijn als de voortplantingsvertragingstijd per typerende poort binnen die ‚familie’ of als de typerende voortplantingsvertragingstijd per poort binnen die ‚familie’.
: |
De „voortplantingsvertragingstijd van de basispoort” moet niet worden verward met de in/uitgangsvertragingstijd van een complexe „monolithische geïntegreerde schakeling”. |
: |
Een ‚familie’ bestaat uit alle geïntegreerde schakelingen waarop alle onderstaande elementen zijn toegepast als fabricagemethoden en -specificaties, met uitzondering van hun respectieve functies: |
a) |
de gebruikelijke hardware- en programmatuurarchitectuur; |
b) |
de gebruikelijke ontwerp- en verwerkingstechnologie, en |
c) |
de gebruikelijke basiskenmerken. |
„Voor iedereen beschikbaar” (ATN NTN APN). „Technologie” of „programmatuur” die zonder beperkingen aan de verdere verspreiding daarvan beschikbaar zijn gesteld. (Auteursrechtelijke beperkingen hebben niet tot gevolg dat „technologie” of „programmatuur” niet langer „voor iedereen beschikbaar” is.)
„Voornaamste deel” (4): een deel is een „voornaamste deel” wanneer de vervangingswaarde hoger is dan 35 % van de totale waarde van het systeem waarvan het deel uitmaakt. De waarde van een deel is de prijs die door de fabrikant of door degene die het systeem heeft geïntroduceerd voor het deel is betaald. De totale waarde is de normale internationale verkoopprijs bij verkoop aan een niet-gelieerde partij af fabriek of bij bevestiging van de verzending.
„Werkgeheugen” (4): het primaire geheugen voor gegevens of opdrachten, dat voor de centrale verwerkingseenheid snel toegankelijk is. Het bestaat uit het interne geheugen van een „digitale computer” en elke hiërarchische uitbreiding daarvan, zoals ‹cache›-geheugens of niet-sequentieel toegankelijke geheugenuitbreidingen.
CATEGORIE 0
NUCLEAIRE GOEDEREN
0A
Systemen, apparatuur en onderdelen
0A001
„Kernreactoren” en speciaal ontworpen en gebouwde uitrusting en onderdelen ervan, als hieronder:
a) |
„kernreactoren”; |
b) |
metalen vaten, of belangrijke speciaal vervaardigde onderdelen ervan, met inbegrip van het deksel van een reactordrukvat, die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd als omhulsel van de kern van een „kernreactor”; |
c) |
bedieningsapparatuur, speciaal ontworpen of vervaardigd om splijtstof in een „kernreactor” aan- of af te voeren; |
d) |
regelstaven, d.w.z. staven die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor de beheersing van het splijtingsproces in een „kernreactor”, de draag- of ophangconstructies daarvoor, mechanismen voor het besturen van de regelstaven en buizen voor het geleiden van de regelstaven; |
e) |
drukpijpen, d.w.z. buizen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd om dienst te doen als houder van de splijtstofelementen en het primaire koelmiddel in een „kernreactor” bij een werkdruk van meer dan 5,1 MPa; |
f) |
zirkoniummetaal en legeringen in de vorm van buizen of samenstellen van buizen waarin de gewichtsverhouding tussen hafnium en zirkonium minder is dan 1:500, speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in een „kernreactor”; |
g) |
koelpompen, d.w.z. pompen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor het doen circuleren van het primaire koelmiddel van „kernreactoren”; |
h) |
‚inwendige delen van kernreactoren’ die speciaal ontworpen of vervaardigd zijn voor gebruik in een „kernreactor”, met inbegrip van draagconstructies voor de reactorkern, brandstofkanalen, hitteschilden, keerschotten, roosterplaten van de reactorkern en diffusorplaten;
|
i) |
warmtewisselaars (stoomgeneratoren), speciaal ontworpen of vervaardigd voor gebruik in het primaire koelmiddelcircuit van een „kernreactor”; |
j) |
instrumenten voor neutronenwaarneming en -meting, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bepalen van de niveaus van de neutronenflux in de kern van een „kernreactor”. |
0B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
0B001
Fabrieken voor de scheiding van isotopen van „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan”, en „speciale splijtstoffen” en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
a) |
installaties, speciaal ontworpen voor de scheiding van isotopen van „natuurlijk uraan”, „verarmd uraan” en „speciale splijtstoffen” als hieronder:
|
b) |
gascentrifuges en samenstellingen en onderdelen, speciaal ontworpen voor gebruik in gascentrifuges, als hieronder:
|
c) |
speciaal voor gasdiffusiescheidingsinstallaties ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
d) |
speciaal voor aerodynamische scheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
e) |
speciaal voor scheidingsprocessen met behulp van chemische uitwisselaars ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
f) |
speciaal voor scheidingsprocessen met behulp van ionenwisselaars ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
g) |
speciaal voor isotopenscheidingsprocessen met atomaire-damp-„lasers” (AVLIS) ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
h) |
speciaal voor isotopenscheidingsprocessen met moleculaire lasers (MLIS) of met chemische reacties door selectieve laseractivering van één of meer isotopen (CRISLA) ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
i) |
speciaal voor plasmascheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
j) |
speciaal voor elektromagnetische scheidingsprocessen ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
0B002
Speciaal voor isotoopscheidingsinstallaties als bedoeld in 0B001 ontworpen of vervaardigde hulpsystemen, uitrusting en onderdelen, als hieronder, vervaardigd van of beschermd door „materiaal dat bestand is tegen corrosie door UF6”:
a) |
voedingsautoclaven, ovens of systemen voor het doorvoeren van UF6 naar het verrijkingsproces; |
b) |
desublimatoren of koelvallen die gebruikt worden om het UF6 uit het verrijkingsproces te verwijderen voor verder transport na verhitting; |
c) |
opvangsystemen voor verarmd en verrijkt uraan om UF6 in containers op te slaan; |
d) |
liquefactors of stollingsstations die worden gebruikt om UF6 uit het verrijkingsproces te verwijderen door UF6 samen te persen, af te koelen en om te zetten in vloeibare of vaste vorm; |
e) |
speciaal ontworpen stelsels van pijpen en ‹headers› om het UF6 te hanteren binnen de gasdiffusie-, centrifuge- of aerodynamische cascades; |
f) |
|
g) |
UF6-massaspectrometers/ionenbronnen, speciaal ontworpen of vervaardigd om online monsters te kunnen nemen van de UF6-voedingsstroom, van verarmde en van verrijkte UF6-gasstromen en die alle onderstaande eigenschappen hebben:
|
0B003
Fabrieken voor de omzetting van uraan en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:
a) |
systemen voor de omzetting van uraanertsconcentraten in UO3; |
b) |
systemen voor de omzetting van UO3 in UF6; |
c) |
systemen voor de omzetting van UO3 in UO2; |
d) |
systemen voor de omzetting van UO2 in UF4; |
e) |
systemen voor de omzetting van UF4 in UF6; |
f) |
systemen voor de omzetting van UF4 in uraanmetaal; |
g) |
systemen voor de omzetting van UF6 in UO2; |
h) |
systemen voor de omzetting van UF6 in UF4; |
i) |
systemen voor de omzetting van UO2 in UCl4. |
0B004
Fabrieken voor de productie of concentratie van zwaar water, deuterium en deuteriumverbindingen en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen, als hieronder:
a) |
installaties voor de productie van zwaar water, deuterium of deuteriumverbindingen, als hieronder:
|
b) |
uitrusting en onderdelen, als hieronder:
|
0B005
Fabrieken, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor „kernreactoren” en speciaal ontworpen of vervaardigde uitrusting daarvoor.
: |
Een fabriek voor de vervaardiging van splijtstofelementen voor „kernreactoren” omvat uitrusting die:
|
0B006
Fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstofelementen en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting en onderdelen.
: |
0B006 omvat:
|
0B007
Fabrieken voor de omzetting van plutonium en speciaal daarvoor ontworpen of vervaardigde uitrusting, als hieronder:
a) |
systemen voor de omzetting van plutoniumnitraat in plutoniumoxide; |
b) |
systemen voor de productie van plutoniummetaal. |
0C
Materialen
0C001
„Natuurlijk uraan” of „verarmd uraan” of thorium in de vorm van metaal, legering, chemische verbinding of concentraat en elk materiaal dat het voorgaande bevat;
: |
In 0C001 zijn niet bedoeld:
|
0C002
„Speciale splijtstoffen”.
: |
In 0C002 is niet bedoeld vier „effectieve gram” of minder, indien in een afgesloten gedeelte van een meetelement in instrumenten. |
0C003
Deuterium, zwaar water (deuteriumoxide) en andere deuteriumverbindingen, en mengsels en oplossingen die deuterium bevatten, waarin de isotoopverhouding van deuterium tot waterstof groter is dan 1:5 000.
0C004
Grafiet, geschikt voor toepassing in kernreactoren, d.w.z. met een zuiverheidsgraad beter dan 5 delen per miljoen (ppm) ‚boorequivalent’, en met een dichtheid groter dan 1,5 g/cm3.
NB: |
ZIE OOK 1C107. |
: |
0C004 is niet van toepassing op:
|
: |
In 0C004 wordt ‚boorequivalent’ (BE) gedefinieerd als de som van BEZ voor onzuiverheden (met uitzondering van BEkoolstof aangezien koolstof niet wordt beschouwd als een onzuiverheid), met inbegrip van boor, waarbij geldt: BEZ (ppm) = CF × concentratie van element Z in ppm; en zijn σB en σZ de doorsneden voor de vangst van thermische neutronen (in barn) voor respectievelijk natuurlijk voorkomend boor en element Z; en zijn AB en AZ de atoommassa’s van respectievelijk natuurlijk voorkomend boor en element Z. |
0C005
Speciaal vervaardigde verbindingen of poeders voor de fabricage van membranen voor gasdiffusie die bestand zijn tegen corrosie door UF6 (bv. nikkel of een legering met 60 gewichtspercent of meer aan nikkel, aluminiumoxide en volledig gefluoreerde koolwaterstofpolymeren), met een zuiverheidsgraad van 99,9 gewichtspercent of meer, met een gemiddelde korrelgrootte, kleiner dan 10 μm, gemeten volgens de ASTM B-330-standaard (American Society for Testing and Materials) en met een zeer uniforme deeltjesgrootte.
0D
Programmatuur
0D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie.
0E
Technologie
0E001
„Technologie” overeenkomstig de nucleairetechnologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in deze categorie.
CATEGORIE 1
SPECIALE MATERIALEN EN AANVERWANTE APPARATUUR
1A
Systemen, apparatuur en onderdelen
1A001
Onderdelen vervaardigd van gefluoreerde verbindingen, als hieronder:
a) |
afdichtingen, pakkingen, afdichtingsmiddelen of flexibele brandstoftanks (‹fuel bladders›), welke voor meer dan 50 gewichtspercenten bestaan uit enig materiaal als bedoeld in 1C009 b) of 1C009 c), speciaal ontworpen voor gebruik in de ruimte of in vliegtuigen; |
b) |
piëzo-elektrische polymeren en copolymeren, gemaakt van vinylideenfluoride (CAS 75-38-7), als bedoeld in 1C009 a), met de volgende eigenschappen:
|
c) |
afdichtingen, pakkingen, klepzittingen, flexibele brandstoftanks (‹fuel bladders›) of membranen, met elk van de onderstaande eigenschappen:
|
1A002
„Composieten” of laminaten, met één of meer van de volgende eigenschappen:
NB: |
ZIE OOK 1A202, 9A010 EN 9A110. |
a) |
bestaande uit een organische „matrix” en materialen als bedoeld in 1C010 c), 1C010 d) of 1C010 e), of |
b) |
bestaande uit een metaal-„matrix” of koolstof-„matrix” en één of meer van de volgende materialen:
|
1A003
Producten vervaardigd van onsmeltbare aromatische polyimiden in de vorm van film, vellen, band of lint, met één of meer van de onderstaande eigenschappen:
a) |
een dikte groter dan 0,254 mm, of |
b) |
bekleed of gelamineerd met koolstof, grafiet, metalen of magnetische substanties. |
: |
1A003 is niet van toepassing op producten bekleed of gelamineerd met koper die zijn ontworpen voor de productie van elektronische gedrukte schakelingen. |
: |
Voor „smeltbare” aromatische polyimiden in eender welk vorm, zie 1C008 a)3. |
1A004
Beschermings- en detectieapparatuur en onderdelen daarvan die niet onder de lijst van militaire goederen vallen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 2B351 EN 2B352. |
a) |
gasmaskers, filterbussen en decontaminatieapparatuur daarvoor die zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
b) |
beschermingspakken, -handschoenen en -schoenen die speciaal zijn ontworpen of aangepast met het oog op bescherming tegen één of meer van de onderstaande stoffen:
|
c) |
detectieapparatuur die speciaal is ontworpen of aangepast voor de detectie of identificatie van één of meer van de onderstaande stoffen, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
d) |
elektronische apparatuur die ontworpen is voor de automatische opsporing van springstoffenresten dan wel het vaststellen van hun aanwezigheid, waarbij ‚sporendetectie’-technieken worden gebruikt (bv. akoestische oppervlaktegolven, ionenmobiliteitspectrometrie, ‹differential mobility spectrometry›, massaspectrometrie). |
:
Onder ‚sporendetectie’ wordt verstaan het vermogen om minder dan 1 ppm gas of 1 mg vaste of vloeibare stof te detecteren.
: |
1A004 d) is niet van toepassing op speciaal voor laboratoria ontworpen controleapparatuur. |
: |
1A004 d) is niet van toepassing op doorloopveiligheidspoorten zonder lichamelijk contact. |
: |
1A004 is niet van toepassing op:
|
:
1. |
1A004 omvat uitrusting en bestanddelen die zijn geïdentificeerd, met succes zijn getoetst aan nationale normen of waarvan op een andere manier de doeltreffendheid is bewezen, wat betreft de detectie van of de bescherming tegen radioactief materiaal „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, biologische stoffen „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”, stoffen voor chemische oorlogvoering, ‚simulanten’ of „stoffen voor oproerbeheersing”, zelfs wanneer die uitrusting of bestanddelen gebruikt worden in civiele industriesectoren, zoals mijnbouw, steengroeven, landbouw, de farmaceutische, medische, diergeneeskundige, milieu-, afvalbeheer- en voedingsindustrie. |
2. |
‚Simulanten’ zijn stoffen of materialen die bij opleiding, onderzoek, tests of evaluaties worden gebruikt in de plaats van toxische (chemische of biologische) stoffen. |
1A005
Kogelvrije kleding, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, anders dan vervaardigd volgens militaire normen of specificaties of gelijkwaardige prestatienormen.
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
: |
Voor „stapel- en continuvezelmateriaal” dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van kogelvrije kleding, zie 1C010. |
: |
1A005 is niet van toepassing op kogelvrije kleding en beschermende kleding die de gebruiker bij zich heeft voor zijn eigen bescherming |
: |
1A005 is niet van toepassing op kogelvrije kleding die bestemd is om uitsluitend frontale bescherming te bieden tegen door niet-militaire explosieven veroorzaakte luchtverplaatsingen of scherven. |
1A006
Apparatuur als hieronder, die speciaal is ontworpen of aangepast voor het demonteren van geïmproviseerde explosiemiddelen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
a) |
op afstand bediende voertuigen; |
b) |
‚disruptoren’. |
:
‚Disruptoren’ zijn toestellen die speciaal zijn ontworpen om de ontploffing van een explosiemiddel te voorkomen door het afschieten van een vloeibaar, vast of versplinterend projectiel.
: |
1A006 is niet van toepassing op apparatuur die door de operator wordt meegevoerd. |
1A007
Apparatuur en toestellen als hieronder, die speciaal zijn ontworpen om explosieve ladingen en middelen die „energetische materialen” bevatten, op elektrische wijze tot ontploffing te brengen:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN, 3A229 EN 3A232. |
a) |
ontstekingsmechanismen met explosieve detonator die zijn ontworpen voor het starten van explosieve detonatoren als bedoeld in 1A007 b); |
b) |
elektrisch gestarte explosieve detonatoren, als hieronder:
|
:
1. |
De woorden „initiator” en „ontsteker” worden soms gebruikt in de plaats van het woord „detonator”. |
2. |
Voor de toepassing van 1A007 b) maken alle bedoelde detonatoren gebruik van een kleine elektrische geleider (‹bridge›, ‹bridge wire› of ‹foil›) die explosief verdampt wanneer er een snelle, elektrische hogestroomstoot doorheen wordt geleid. Bij het „non-slapper”-type brengt de exploderende geleider een chemische ontploffing op gang in een daarmee in aanraking zijnd brisant materiaal, bijvoorbeeld PETN (pentaerytritoltetranitraat). Bij ‹slapper›-detonatoren wordt een ‹flyer› of ‹slapper› door de explosieve verdamping van de elektrische geleider over een spleet gedreven en de schok van de ‹slapper› op een springstof brengt een chemische ontploffing op gang. Bij sommige constructies wordt de ‹slapper› door een magnetisch veld gestart. Met de uitdrukking ‹exploding foil›-detonator worden zowel EB-detonatoren als ‹slapper›-detonatoren bedoeld. |
1A008
Explosieve ladingen, middelen en componenten, waaronder:
a) |
‚gevormde ladingen’ met alle hiernavolgende kenmerken:
|
b) |
ladingen voor directionele explosies met alle hiernavolgende kenmerken, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
c) |
slagsnoer met sprinstoflading van meer dan 64 g/m; |
d) |
cutters, en andere ladingen voor directionele explosies dan die bedoeld 1A008 b), alsmede snij-explosieven met een netto equivalente hoeveelheid (NEH) van meer dan 3,5 kg. |
:
Onder ‚gevormde ladingen’ wordt verstaan explosieve ladingen die zodanig zijn gevormd dat zij het effect van een explosie kunnen sturen.
1A102
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofcomponenten bestemd voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
1A202
Composieten, met uitzondering van de in 1A002 bedoelde composieten, in buisvorm, met beide volgende kenmerken:
NB: |
ZIE OOK 9A010 EN 9A110. |
a) |
een binnendiameter van 75-400 mm, en |
b) |
vervaardigd van „stapel- en continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010 a) of b) of 1C210 a) of met koolstof-‹prepreg›-materiaal als bedoeld in 1C210 c). |
1A225
Geplatineerde katalysatoren, speciaal ontworpen of vervaardigd voor het bevorderen van de waterstofisotoopuitwisseling tussen waterstof en water voor het terugwinnen van tritium uit zwaar water of voor de productie van zwaar water.
1A226
Specifieke pakkingen die kunnen worden gebruikt voor de scheiding van zwaar water van gewoon water, met beide volgende kenmerken:
a) |
vervaardigd van plaatgaas van fosforbrons (chemisch behandeld ter verbetering van de bevochtigingsraad), en |
b) |
ontworpen voor gebruik in vacuüm-distillatietorens. |
1A227
Stralingafschermende ramen (van loodglas of ander materiaal) met alle hiernavolgende kenmerken en speciaal ontworpen kozijnen daarvoor:
a) |
een ‚koude zone’ groter dan 0,09 m2; |
b) |
een dichtheid groter dan 3 g/cm3, en |
c) |
een dikte van 100 mm of meer. |
:
In 1A227 wordt onder ‚koude zone’ verstaan de kijkzone van het raam die is blootgesteld aan het laagste stralingsniveau in de constructietoepassing.
1B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
1B001
Apparatuur voor de vervaardiging of de inspectie van „composieten” of laminaten als bedoeld in 1A002 of „stapel- of continuvezelmateriaal” als bedoeld in 1C010, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
NB: |
ZIE OOK 1B101 EN 1B201. |
a) |
draadwindmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal ‚in het primaire vlak’ in drie of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”; |
b) |
bandlegmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van banden of vellen ‚in het primaire vlak’ in vijf of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor vliegtuigen en ‚raketten’;
|
c) |
weef- en vlechtmachines welke in verscheidene richtingen en dimensies kunnen werken met inbegrip van aanpassings- of wijzigingsuitrustingen, speciaal ontworpen of aangepast voor het weven, dooreenvlechten of omvlechten van vezelmateriaal voor „composieten”; : Voor de toepassing van punt 1B001 c) houdt de techniek van het dooreenvlechten tevens breien in. |
d) |
apparatuur speciaal ontworpen of aangepast voor de vervaardiging van versterkingsvezels, als hieronder:
|
e) |
apparatuur voor het door middel van de heetsmeltmethode vervaardigen van de ‹prepregs› bedoeld in 1C010 e); |
f) |
inspectieapparatuur welke gebruikmaakt van niet destructieve technieken (NDT), welke speciaal is ontworpen voor „composieten”, als hieronder:
|
g) |
lintlegmachines waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van linten ‚in het primaire vlak’ in twee of meer ‚servogestuurde’ richtingen zijn gecoördineerd en geprogrammeerd, speciaal ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor vliegtuigen en ‚raketten’. |
:
Voor de toepassing van 1B001 moet onder ‚in het primiare vlak servogestuurde’ richting worden verstaan de computergestuurde ruimtelijke positie van de eindeffector (d.w.z. het uiteinde) ten opzichte van het werkstuk, nodig om bij een correcte oriëntatie en richting de beoogde werking te verkrijgen.
1B002
Apparatuur voor het vervaardigen van metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, speciaal ontworpen om contaminatie te voorkomen en speciaal ontworpen voor gebruik in één van de in 1C002 c)2 bedoelde procedés.
NB: |
ZIE OOK 1B102. |
1B003
Gereedschap, matrijzen, stempels of klemmen voor het „superplastisch vormen” of „diffusielassen” van titaan of aluminium of legeringen daarvan, speciaal ontworpen voor het vervaardigen van één of meer:
a) |
constructies voor lucht- of ruimtevaart, |
b) |
motoren voor „vliegtuigen” of ruimtevaartuigen, of |
c) |
speciaal ontworpen onderdelen voor de in 1B003 a) bedoelde constructies of de in 1B003 b) bedoelde motoren. |
1B101
Apparatuur, met uitzondering van de onder 1B001 bedoelde apparatuur voor de vervaardiging van composieten, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
NB: |
ZIE OOK 1B201. |
: |
De in 1B101 bedoelde onderdelen en toebehoren omvatten onder meer matrijzen, doornen, stempels, klemmen en gereedschappen voor het persen van voorvormstukken, of het harden, gieten, sinteren of binden van composieten, laminaten en producten daarvan. |
a) |
draadwindmachines of vezelpositioneringsmachines (‹fibre placement machines›), waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen, wikkelen en winden van vezelmateriaal in drie of meer richtingen kunnen worden gecoördineerd en geprogrammeerd, ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” of laminaten uit „stapel- of continuvezelmateriaal”, alsmede besturingseenheden voor het coördineren en het programmeren daarvan; |
b) |
bandlegmachines, waarvan de bewegingen voor het gericht opbrengen en leggen van banden en vellen in twee of meer richtingen kunnen worden gecoördineerd en geprogrammeerd, ontworpen voor de vervaardiging van „composieten” voor casco’s en andere delen van vliegtuigen en „raketten”; |
c) |
apparatuur, als hieronder, ontworpen of aangepast voor de „productie” van „stapel- of continuvezelmateriaal”:
|
d) |
apparatuur, ontworpen of aangepast voor speciale oppervlaktebehandeling van vezels of voor het vervaardigen van de ‹prepregs› en ‹preforms›, bedoeld in 9C110.
|
1B102
Andere metaalpoeder-„productieapparatuur” dan die bedoeld in 1B002 en onderdelen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1B115 b). |
a) |
metaalpoeder-„productieapparatuur”, bruikbaar voor de „productie” in een gecontroleerde omgeving van sferische of vernevelde materialen als bedoeld in 1CO11 a), 1CO11 b), 1C111 a)1, 1C111 a)2 of in de lijst van militaire goederen; |
b) |
speciaal ontworpen onderdelen van „productieapparatuur” als bedoeld in 1B002 of 1B102 a). |
: |
1B102 omvat:
|
1B115
Andere apparatuur dan die bedoeld in 1B002 en 1B102, voor de productie van stuwstoffen en bestanddelen daarvan, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
a) |
„productieapparatuur” voor de „productie”, het hanteren of het keuren van vloeibare stuwstoffen of bestanddelen daarvan, als bedoeld in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen; |
b) |
„productieapparatuur” voor de „productie”, het hanteren, mengen, harden, gieten, persen, machinaal bewerken, spuitgieten of keuren van vaste stuwstoffen of bestanddelen daarvan, als bedoeld in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen.
|
: |
Zie de lijst van militaire goederen voor apparatuur speciaal ontworpen voor de „productie” van militaire goederen. |
: |
In 1B115 is niet bedoeld apparatuur voor de „productie”, het hanteren en keuren van boorcarbide. |
1B116
Speciaal ontworpen spuitmonden voor de „productie” van pyrolytisch gevormde materialen op een as, mal of ander substraat van voorlopergassen die ontleden bij temperaturen van 1 573 K (1 300 °C) tot 3 173 K (2 900 °C) en een druk van 130 Pa tot 20 kPa.
1B117
Niet-continumengers welke geschikt zijn voor het mengen onder vacuüm bij een druk van nul tot 13,326 kPa, met de mogelijkheid om de temperatuur van de mengkamer te regelen en met alle navolgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) |
een totale inhoud van 110 liter of meer, en |
b) |
ten minste één excentrisch geplaatste meng- of kneedas. |
1B118
Continumengers welke geschikt zijn voor het mengen onder vacuüm bij een druk van nul tot 13,326 kPa, met de mogelijkheid om de temperatuur van de mengkamer te regelen en met een van de volgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) |
twee of meer meng- of kneedassen, of |
b) |
één roterende en oscillerende as met mengtanden/-pennen op de as en de mengkamerwand. |
1B119
Luchtstraalmolens die gebruikt kunnen worden om de stoffen, genoemd in 1C011 a), 1C011 b), 1C111 of in de lijst van militaire goederen, te malen of te stampen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.
1B201
Draadwindmachines, uitgezonderd machines als bedoeld in 1B001 of 1B101, en bijbehorende apparatuur, als hieronder:
a) |
draadwindmachines met alle volgende kenmerken:
|
b) |
besturingseenheden voor het coördineren en programmeren van de in 1B201 a) bedoelde draadwindmachines; |
c) |
zeer nauwkeurige spillen voor de in 1B201 a) bedoelde draadwindmachines. |
1B225
Elektrolytische cellen voor de productie van fluor met een capaciteit van meer dan 250 g fluor per uur.
1B226
Elektromagnetische isotopenscheiders, ontworpen voor of uitgerust met enkelvoudige of meervoudige ionenbronnen die een totale ionenbundelstroom van 50 mA of meer kunnen leveren.
: |
1B226 omvat tevens scheiders:
|
1B227
Converters voor ammoniaksynthese of ammoniaksynthese-eenheden waarin het synthesegas (stikstof en waterstof) wordt onttrokken uit een hogedrukkolom voor de uitwisseling van ammoniak en waterstof en de gevormde ammoniak naar deze kolom wordt teruggevoerd.
1B228
Kolommen voor de cryogene distillatie van waterstof met alle volgende kenmerken:
a) |
ontworpen om te werken bij een interne temperatuur van 35 K (– 238 °C) of lager; |
b) |
ontworpen om te werken bij een interne druk van 0,5-5 MPa; |
c) |
vervaardigd van
|
d) |
met een binnendiameter van 1 m of meer en een nuttige lengte van 5 m of meer. |
1B229
Schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling en de interne contactorganen daarvoor, als hieronder:
: |
Voor kolommen die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd voor de productie van zwaar water, zie 0B004. |
a) |
schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling, met alle volgende kenmerken:
|
b) |
de in 1B229 a) bedoelde ‚interne contactgroepen’ voor de schotelkolommen voor de water-zwavelwaterstofuitwisseling. : De ‚interne contactgroepen’ van de kolommen bestaan uit gesegmenteerde schotels met een effectieve gezamenlijke diameter van 1,8 m of meer, zijn ontworpen voor het in tegenstroom met elkaar in contact brengen, en vervaardigd van roestvrij staal met een koolstofgehalte van 0,03 % of minder. Zij kunnen de vorm hebben van zeefschotels, klepschotels, borrelklokjesschotels en turboroosterschotels. |
1B230
Pompen, geschikt voor de circulatie van geconcentreerde of verdunde oplossingen van de katalysator kaliumamide in vloeibare ammoniak (KNH2/NH3), met alle volgende kenmerken:
a) |
luchtdicht (d.w.z. hermetisch afgesloten); |
b) |
met een capaciteit van meer dan 8,5 m3/h, en |
c) |
een van de volgende kenmerken:
|
1B231
Tritiuminstallaties of -fabrieken, en apparatuur daarvoor, als hieronder:
a) |
installaties of fabrieken voor het produceren, terugwinnen, extraheren, concentreren of behandelen van tritium; |
b) |
apparatuur voor titriuminstallaties of -fabrieken, als hieronder:
|
1B232
‹Turbo expanders› of turbo-expansie/compressiesets met beide volgende kenmerken:
a) |
ontworpen om te werken met een uitstroomtemperatuur van 35 K (– 238 °C) of lager, en |
b) |
ontworpen voor een doorvoer van waterstofgas van 1 000 kg/h of meer. |
1B233
Installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen en apparatuur daarvoor, als hieronder:
a) |
installaties of fabrieken voor het scheiden van lithiumisotopen; |
b) |
apparatuur voor de scheiding van lithiumisotopen, als hieronder:
|
1C
Materialen
:
Metalen en legeringen:
behoudens andersluidende bepalingen wordt in 1C001 tot en met 1C012 onder ‚metalen’ en ‚legeringen’ verstaan ruwe of onbewerkte vormen en halffabricaten, als hieronder:
Ruwe of onbewerkte vormen: anoden, kogels, staven (met inbegrip van gekerfde proefstaven en draadmetaal), knuppels, blokken, blooms, briketten, uitgangsblokken, kathoden, kristallen, kubussen, blokjes, korrels, granules, walsblokken, bobbels, pastilles, gietelingen, poeder, rondellen, schroot, plakken, brokken, sponsen, stiften; |
Halffabricaten (al dan niet bekleed, beplaat, geboord of gestanst):
|
De doelstellingen van de controle mogen niet worden omzeild door de uitvoer van niet gespecificeerde vormen waarvan wordt beweerd dat het om afgewerkte producten gaat, maar die in feite onbewerkte vormen of halffabricaten zijn.
1C001
Materialen, speciaal ontworpen om te worden gebruikt voor het absorberen van elektromagnetische golven, of intrinsiek geleidende polymeren, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C101. |
a) |
materialen voor het absorberen van frequenties hoger dan 2 × 108 Hz doch lager dan 3 × 1012 Hz;
|
b) |
materialen voor het absorberen van frequenties hoger dan 1,5 × 1014 Hz doch lager dan 3,7 × 1014 Hz welke geen zichtbaar licht doorlaten; |
c) |
intrinsiek geleidende polymere materialen met een ‚specifieke elektrische volumegeleidbaarheid’ groter dan 10 000 S/m (siemens per meter) of een ‚specifieke oppervlakteweerstand’ kleiner dan 100 ohm/vierkant, op basis van één of meer van de volgende polymeren:
: De ‚specifieke elektrische volumegeleidbaarheid’ en de ‚specifieke oppervlakteweerstand’ dienen te worden bepaald met behulp van ASTM D-257 of nationale gelijkwaardige methoden. |
1C002
Metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C202. |
: |
In 1C002 worden niet bedoeld: metaallegeringen, metaallegeringspoeder of gelegeerde materialen, voor het bekleden van substraten. |
:
1. |
De metaallegeringen bedoeld in 1C002, zijn legeringen waarin het genoemde metaal een hoger gewichtspercentage heeft dan enig ander element. |
2. |
De ‚levensduur voordat spanningsbreuk optreedt’ dient te worden gemeten volgens ASTM-standaard E-139 of gelijkwaardige nationale methoden. |
3. |
De ‚levensduur bij laagfrequente vermoeidheidsbelasting’ dient te worden gemeten volgens ASTM-standaard E-606 „Recommended practice for constant-amplitude low-cycle fatigue testing” of gelijkwaardige nationale equivalenten. Het testen dient axiaal te geschieden met een gemiddelde belastingsverhouding gelijk aan 1 en een krachten-concentratiefactor (Kt) gelijk aan 1. De gemiddelde belastingsverhouding wordt gedefinieerd als de maximale belasting min de minimale belasting gedeeld door de maximale belasting. |
a) |
aluminiden, als hieronder:
|
b) |
metaallegeringen, als hieronder, gemaakt van poeder of uit deeltjes bestaand materiaal als bedoeld in 1C002 c):
|
c) |
metaallegeringspoeder of uit deeltjes bestaand materiaal, met alle volgende kenmerken:
|
d) |
gelegeerde materialen met alle volgende kenmerken:
|
1C003
Magnetische metalen van alle soorten, ongeacht de vorm, met één of meer van de volgende kenmerken:
a) |
een relatieve beginpermeabiliteit van 120 000 of meer en een dikte van 0,05 mm of minder; : De relatieve beginpermeabiliteit wordt gemeten aan het gespecificeerde materiaal dat volledig ontlaten is. |
b) |
magnetostrictieve legeringen met:
|
c) |
strips van amorfe of ‚nanokristallijne’ legeringen met de volgende eigenschappen:
: ‚Nanokristallijne’ materialen in 1C003 c) zijn materialen met een kristalkorrelgrootte van hoogstens 50 nm, bepaald door middel van röntgendiffractie. |
1C004
Uraan-titaanlegeringen of wolfraamlegeringen met een „matrix” op basis van ijzer, nikkel of koper, met de volgende eigenschappen:
a) |
een dichtheid groter dan 17,5 g/cm3; |
b) |
een elastische rekgrens groter dan 880 MPa; |
c) |
een breukspanning groter dan 1 270 MPa, en |
d) |
een rek groter dan 8 %. |
1C005
„Supergeleidende”„composiet”-geleiders in lengten groter dan 100 m of met een massa groter dan 100 g, als hieronder:
a) |
„supergeleidende”„composiet”-geleiders welke één of meer niobium-titaan-‚filamenten’ bevatten, met beide volgende eigenschappen:
|
b) |
„supergeleidende”„composiet”-geleiders, bestaande uit één of meer „supergeleidende”‚filamenten’, anders dan van niobium-titaan, met de volgende eigenschappen:
|
c) |
„supergeleidende”„composiet”-geleiders, bestaande uit één of meer „supergeleidende”‚filamenten’, die „supergeleidend” blijven boven 115 K (– 158,16 °C). : Voor de toepassing van 1C005 kunnen de ‚filamenten’ de vorm van een draad, cilinder, film, band of lint hebben. |
1C006
Vloeistoffen en smeermiddelen, als hieronder:
a) |
hydraulische vloeistoffen met als voornaamste bestanddeel één of meer van de onderstaande stoffen:
|
b) |
smeermiddelen met als voornaamste bestanddeel één of meer van de volgende stoffen:
|
c) |
dempingsvloeistoffen en flotatievloeistoffen met alle volgende kenmerken:
|
d) |
fluorkoolstoffen in koelvloeistoffen voor elektronische systemen met de volgende eigenschappen:
|
:
Voor de toepassing van 1C006:
1. |
wordt het ‚vlampunt’ bepaald door gebruik te maken van de Cleveland Open Cup Methode volgens ASTM D-92 of nationale equivalenten; |
2. |
wordt het ‚vloeipunt’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM D-97, of nationale equivalenten; |
3. |
wordt de ‚viscositeitsindex’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM D-2270, of nationale equivalenten; |
4. |
wordt de ‚thermische stabiliteit’ bepaald volgens onderstaande testprocedure of nationale equivalenten: 20 ml van de te testen vloeistof wordt gebracht in een roestvrij stalen kamer (type 317) van 46 ml, die de volgende kogels met een (nominale) diameter van 12,5 mm bevat: één van M-10 gereedschapsstaal, één van 52100-staal en één van bronstobin (60 % Cu, 39 % Zn, 0,75 % Sn). De kamer wordt gespoeld met stikstofgas, bij atmosferische druk luchtdicht afgesloten en verhit tot 644 ± 6 K (371 ± 6 °C) en gedurende 6 uur op deze temperatuur gehouden. Het monster wordt geacht thermisch stabiel te zijn indien bij het beëindigen van bovengenoemde procedure aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
5. |
wordt de ‚autogene ontbrandingstemperatuur’ bepaald volgens de methode beschreven in ASTM E-659, of nationale equivalenten daarvan. |
1C007
Keramische basismaterialen, keramische materialen die geen „composieten” zijn, „composieten” met een keramische „matrix”, en voorlopermaterialen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C107. |
a) |
basismaterialen bestaande uit enkelvoudige of meervoudige boriden van titaan met een totale hoeveelheid aan metallische verontreiniging, exclusief opzettelijke toevoegingen, van minder dan 5 000 ppm, met een gemiddelde deeltjesgrootte minder dan of gelijk aan 5 μm, terwijl niet meer dan 10 % van de deeltjes groter is dan 10 μm; |
b) |
keramische materialen die geen „composieten” zijn in ruwe vorm of als halffabricaat samengesteld uit boriden van titaan met een dichtheid van 98 % van de theoretische dichtheid of hoger;
|
c) |
keramisch-keramische „composieten” met een glas- of oxide-„matrix” en versterkt met vezels, met alle volgende kenmerken:
|
d) |
keramisch-keramische „composieten”, met of zonder continue metallische fase, die fijn verdeelde deeltjes of fasen bevatten van enig materiaal met vezel- of whiskerstructuur, en waarbij carbiden of nitriden van silicium, zirkoon of boor de „matrix” vormen; |
e) |
voorlopermaterialen (d.w.z. voor speciale doeleinden bestemde polymere of organometaalverbindingen) voor het vervaardigen van welke fase of fasen dan ook van de materialen, bedoeld in 1C007 c), als hieronder:
|
f) |
keramisch-keramische „composieten” met een oxide- of glas-„matrix”, versterkt met continuvezels van een van de volgende systemen:
|
1C008
Niet-gefluoreerde polymeren, als hieronder:
a) |
imiden, als hieronder:
|
b) |
thermoplastische vloeibare kristalcopolymeren met een warmtevervormingstemperatuur hoger dan 523 K (250 °C), gemeten volgens ISO-norm 75-2 (2004), methode A, of nationale equivalenten, bij een belasting van 1,80 N/mm2 en samengesteld uit:
|
c) |
niet gebruikt; |
d) |
polyaryleenketonen; |
e) |
polyaryleensulfiden, waarbij de arylgroep bestaat uit bifenyleen, trifenyleen of combinaties daarvan; |
f) |
polybifenyleenethersulfonen met een ‚glastemperatuur (Tg)’ van meer dan 513 K (240 °C). |
:
De ‚glastemperatuur (Tg)’ voor de in 1C008 bedoelde materialen wordt bepaald volgens de methode, beschreven in ISO-norm 11357-2 (1999) of nationale equivalenten. Wat de 1C008 a)2-materialen betreft, wordt de ‚glastemperatuur (Tg)’ bepaald aan de hand van een PAI-staal dat eerst gedurende ten minste 15 minuten is gevulkaniseerd op een minimumtemperatuur van 310 °C.
1C009
Onbewerkte fluorverbindingen, als hieronder:
a) |
copolymeren van vinylideenfluoride met 75 % of meer bèta kristallijnstructuur zonder strekken; |
b) |
gefluoreerde polyimiden die 10 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten; |
c) |
gefluoreerde fosfazeen elastomeren die 30 of meer gewichtspercenten gebonden fluor bevatten. |
1C010
„Stapel- en continuvezelmateriaal”, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1C210 EN 9C110. |
a) |
organisch „stapel- en continuvezelmateriaal” met beide volgende eigenschappen:
|
b) |
„stapel- en continuvezelmateriaal” van koolstof met beide volgende eigenschappen:
: De eigenschappen van materialen als bedoeld in 1C010 b) dienen te worden bepaald met gebruik van aanbevolen methoden SRM 12 tot en met 17 van Suppliers of Advanced Composite Materials Association (SACMA), ISO-norm 10618 (2004) 10.2.1 methode A, of gelijkwaardige nationale trektests, en dienen te zijn gebaseerd op de gemiddelde waarden van een partij. |
c) |
anorganisch „stapel- en continuvezelmateriaal” met beide volgende eigenschappen:
|
d) |
„stapel- of continuvezelmateriaal” met één of meer van de onderstaande eigenschappen:
|
e) |
geheel of gedeeltelijk met hars of asfaltbitumen geïmpregneerd „stapel- en continuvezelmateriaal” (‹prepregs›), met metaal of koolstof bekleed „stapel- en continuvezelmateriaal” (‹preforms›) of „halffabricaten (‹preforms›) voor koolstofvezels”, met de volgende eigenschappen:
|
1C011
Metalen en verbindingen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN en 1C111. |
a) |
metalen met een deeltjesgrootte van minder dan 60 μm, hetzij bolvormig, verstoven, sferoïdisch, in vlokkenvorm of gemalen, vervaardigd uit materiaal dat voor 99 % of meer bestaat uit zirkonium, magnesium en legeringen daarvan; : Het natuurlijke hafniumgehalte van het zirkonium (normaal 2 % tot 7 %) wordt bij het zirkonium gerekend.
|
b) |
boor of boorlegeringen met een deeltjesgrootte van hoogstens 60 μm, als hieronder:
|
c) |
guanidinenitraat (CAS 506-93-4); |
d) |
nitroguanidine (NQ) (CAS 556-88-7).
|
1C012
Materialen, als hieronder:
:
Deze materialen worden doorgaans voor nucleaire warmtebronnen gebruikt.
a) |
plutonium in iedere vorm met een plutonium-isotoopgehalte aan plutonium-238 van meer dan 50 gewichtspercent;
|
b) |
„door opwerking verkregen” neptunium-237 in iedere vorm.
|
1C101
Materialen voor het beperken van de zichtbaarheid zoals de radarreflectie, het ultraviolet/infrarood of akoestisch beeld, anders dan de materialen bedoeld in 1C001, geschikt voor gebruik in ‚raketten’, subsystemen van „raketten” of onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in 9A012.
: |
1C101 omvat:
|
: |
1C101 omvat niet deklagen die speciaal bedoeld zijn om de thermische stabiliteit van satellieten te regelen. |
:
In 1C101 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een last kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.
1C102
Opnieuw verzadigde, door pyrolyse verkregen koolstof-koolstofmaterialen bestemd voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
1C107
Niet in 1C007 beschreven grafiet en keramische materialen, als hieronder:
a) |
grafiet met een kleine korrelgrootte en met een volumedichtheid van ten minste 1,72 g/cm3 gemeten bij 288 K (15 °C), met een korrelgrootte van 100 μm of minder, geschikt voor raketstraalpijpen of neuskegels van terugkeervoertuigen, dat gebruikt kan worden bij de productie van:
|
b) |
pyrolytisch of vezelversterkt grafiet, geschikt voor „raket”-straalpijpen of neuskegels van terugkeervoertuigen voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104;
|
c) |
keramische composieten (diëlektrische constante kleiner dan 6 bij een frequentie van 100 MHz tot 100 GHz), geschikt voor radarkoepels voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
d) |
zgn. groene, bewerkbare, met siliciumcarbide versterkte keramiek, geschikt voor neuskegels voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
e) |
composieten van met siliciumcarbide versterkte keramiek, geschikt voor neuskegels, terugkeervoertuigen en straalpijpen, bruikbaar voor „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104. |
1C111
Niet in 1C011 beschreven stuwstoffen en chemicaliën voor de vervaardiging van stuwstoffen, als hieronder:
a) |
stoffen die stuwkracht leveren:
|
b) |
polymeren:
|
c) |
andere additieven en hulpstoffen voor stuwstoffen:
|
1C116
Maragingstaal met een eindtreksterkte (UTS) van 1 500 MPa of meer bij 293 K (20 °C) in de vorm van een plaat of buis met een wand- of plaatdikte van 5 mm of minder.
NB: |
ZIE OOK 1C216. |
:
Maragingstaal is een ijzerlegering die gewoonlijk door een hoog nikkelgehalte, een zeer laag koolstofgehalte en het gebruik van vervangende elementen of precipitaten voor het versterken en tijdharden van de legering wordt gekenmerkt.
1C117
Materiaal voor de productie van onderdelen van ‚raketten’, als volgt:
a) |
wolfraam en legeringen in deeltjesvorm bevattende 97 of meer gewichtspercenten wolfraam en waarvan de grootte van de deeltjes 50 × 10–6 m (50 μm) is of minder; |
b) |
molybdeen en legeringen in deeltjesvorm bevattende 97 of meer gewichtspercenten molybdeen en waarvan de grootte van de deeltjes 50 × 10–6 m (50 μm) is of minder; |
c) |
wolfraammateriaal in vaste vorm, met de volgende eigenschappen:
|
:
In 1C117 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van méér dan 300 km kunnen overbruggen.
1C118
Duplex roestvast staal met titaanstabilisatie (Ti-DSS), met de volgende eigenschappen:
a) |
met alle navolgende kenmerken:
|
b) |
in een van de volgende vormen:
|
1C202
Legeringen, anders dan bedoeld in 1C002 b)3 of 1C002 b)4, als hieronder:
a) |
aluminiumlegeringen met beide volgende kenmerken:
|
b) |
titaanlegeringen met beide volgende kenmerken:
|
:
De zinsnede legeringen ‚geschikt voor’ omvat legeringen zowel voor als na warmtebehandeling.
1C210
‚Stapel- en continuvezelmateriaal’ of ‹prepregs›, anders dan bedoeld in 1C010 a), 1C010 b) of 1C010 e), als hieronder:
a) |
‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van koolstof of aramide met een van de volgende kenmerken:
|
b) |
‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van glas met beide volgende kenmerken:
|
c) |
thermogeharde met hars geïmpregneerde continu-„garens”, -„‹rovings›”, -„linten” of -„banden” met een breedte van 15 mm of minder (‹prepregs›), vervaardigd uit ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ van koolstof of glas als bedoeld in 1C210 a) of 1C210 b). : Het hars vormt de matrix van de composiet. |
: |
In 1C210 is ‚stapel- en continuvezelmateriaal’ beperkt tot continue „monofilamenten”„garens”, „‹rovings›”, „linten” of „banden”. |
1C216
Maragingstaal, anders dan bedoeld in 1C116, ‚geschikt voor’ een treksterkte van 2 050 MPa of meer bij 293 K (20 °C).
: |
1C216 is niet van toepassing op maragingstaal in een vorm waarin geen enkele lineaire maat groter is dan 75 mm. |
:
De zinsnede maragingstaal ‚geschikt voor’ omvat maragingstaal zowel voor als na warmtebehandeling.
1C225
Boor, verrijkt in de boor-10-isotoop (10B) tot meer dan de natuurlijke abundantie, in de hiernavolgende vormen: elementair boor, boorverbindingen, boorhoudende mengsels, fabricaten daarvan, afval en schroot van deze stoffen.
: |
De in 1C225 bedoelde boorhoudende mengsels omvatten met boor beladen materialen. |
:
De natuurlijke abundantie van boor-10 is ongeveer 18,5 gewichtspercenten (20 procent op atomaire basis).
1C226
Wolfraam, wolfraamcarbide en legeringen die meer dan 90 gewichtspercenten wolfraam bevatten, anders dan bedoeld in 1C117, met beide volgende kenmerken:
a) |
in vormen met holle cilindersymmetrie (daaronder mede begrepen cilindersegmenten) met een binnendiameter tussen 100 mm en 300 mm, en |
b) |
met een massa groter dan 20 kg. |
: |
1C226 is niet van toepassing op fabricaten die speciaal ontworpen zijn als gewicht of collimator voor gammastralen. |
1C227
Calcium met beide volgende kenmerken:
a) |
bevat minder dan 1 000 gewichtsdelen per miljoen aan metallische verontreiniging anders dan magnesium, en |
b) |
bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen boor. |
1C228
Magnesium met beide volgende kenmerken:
a) |
bevat minder dan 200 gewichtsdelen per miljoen aan metallische verontreiniging anders dan calcium, en |
b) |
bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen boor. |
1C229
Bismut met beide volgende kenmerken:
a) |
een zuiverheid van 99,99 gewichtspercenten of meer, en |
b) |
bevat minder dan 10 gewichtsdelen per miljoen zilver. |
1C230
Beryllium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 50 gewichtspercenten beryllium bevatten, berylliumverbindingen, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen, anders dan vermeld in de lijst van militaire goederen.
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
: |
1C230 is niet van toepassing op:
|
1C231
Hafnium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 60 gewichtspercenten hafnium bevatten, verbindingen van hafnium die meer dan 60 gewichtspercenten hafnium bevatten, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen.
1C232
Helium-3 (3He), mengsels die helium-3 bevatten, en producten of toestellen die een van deze stoffen bevatten.
: |
1C232 is niet van toepassing op een product of apparaat dat minder dan 1 g helium-3 bevat. |
1C233
Lithium, verrijkt in de lithium-6-isotoop (6Li) tot meer dan de natuurlijke abundantie, of producten of toestellen die verrijkt lithium bevatten, als hierna: elementair lithium, legeringen, lithiumverbindingen, mengsels die lithium bevatten, fabricaten daarvan en afval of schroot van deze stoffen.
: |
1C233 is niet van toepassing op thermoluminescentie-stralingsmeters. |
:
De natuurlijke abundantie van de lithium-6-isotoop is ongeveer 6,5 gewichtspercenten (7,5 % op atomaire basis).
1C234
Zirkonium met een hafniumgehalte van minder dan 1 gewichtsdeel hafnium op 500 gewichtsdelen zirkonium, als hierna: metaal, legeringen die meer dan 50 gewichtspercenten zirkonium bevatten, verbindingen, fabricaten daarvan, afval of schroot van deze stoffen.
: |
1C234 is niet van toepassing op zirkonium in de vorm van folie met een dikte van 0,10 mm of minder. |
1C235
Tritium, tritiumverbindingen en mengsels welke tritium bevatten, waarin de verhouding van het aantal tritiumatomen tot het aantal waterstofatomen groter is dan 1:1 000, en producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten,
: |
1C235 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan 1,48 × 103 GBq (40 Ci) tritium in welke vorm dan ook bevat. |
1C236
Alfastralers met een alfahalveringstijd van tien dagen of langer doch korter dan 200 jaar, in de volgende vormen:
a) |
de elementaire vorm; |
b) |
verbindingen met een totale alfa-activiteit van 37 GBq/kg (1 Ci/kg) of hoger; |
c) |
mengsels met een totale alfa-activiteit van 37 GBq/kg (1 Ci/kg) of hoger; |
d) |
producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten. |
: |
1C236 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan 3,7 GBq (100 millicurie) alfa-activiteit bevat. |
1C237
Radium-226 (226Ra), radium-226-legeringen, radium-226-verbindingen, mengsels die radium-226 bevatten, fabricaten daarvan, en producten of toestellen die een van deze stoffen bevatten.
: |
1C237 is niet van toepassing op:
|
1C238
Chloortrifluoride (ClF3)
1C239
Brisante springstoffen, anders dan bedoeld in de lijst van militaire goederen, of stoffen of mengsels met een gehalte van meer dan 2 gewichtspercenten aan deze springstoffen, met een kristaldichtheid groter dan 1,8 g/cm3 en een detonatiesnelheid groter dan 8 000 m/s.
1C240
Nikkelpoeder en poreus nikkelmetaal, anders dan bedoeld in 0C005, als hieronder:
a) |
nikkelpoeder met beide volgende kenmerken:
|
b) |
poreus nikkelmetaal, gemaakt van materiaal, bedoeld in 1C240 a). |
: |
1C240 is niet van toepassing op:
|
:
1C240 b) heeft betrekking op poreus metaal dat gevormd is door samenpersing en sintering van de materialen in 1C240 a), om een materiaal van metaal te vormen met fijne poriën die door de gehele structuur heen onderling verbonden zijn.
1C350
Chemische stoffen, geschikt voor het vervaardigen van toxische stoffen, als hieronder, en „chemische mengsels” die één of meer van deze stoffen bevatten:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN EN 1C450. |
1. |
thiodiglycol (111-48-8); |
2. |
fosforoxychloride (10025-87-3); |
3. |
dimethylmethylfosfonaat (756-79-6); |
4. |
ZIE DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR methylfosfonyldifluoride (676-99-3); |
5. |
methylfosfonyldichloride (676-97-1); |
6. |
dimethylfosfiet (DMP) (868-85-9); |
7. |
fosfortrichloride (7719-12-2); |
8. |
trimethylfosfiet (TMP) (121-45-9); |
9. |
thionylchloride (7719-09-7); |
10. |
3-hydroxy-1-methylpiperidine (3554-74-3); |
11. |
2-diisopropylaminoethylchloride (96-79-7); |
12. |
2-diisopropylaminoethaanthiol (5842-07-9); |
13. |
chinuclidine-3-ol (1619-34-7); |
14. |
kaliumfluoride (7789-23-3); |
15. |
2-chloorethanol (107-07-3); |
16. |
dimethylamine (124-40-3); |
17. |
diethylethylfosfonaat (78-38-6); |
18. |
diethyl-N, N-dimethylfosforamidaat (2404-03-07); |
19. |
diethylfosfiet (762-04-9); |
20. |
dimethylamine hydrochloride (506-59-2); |
21. |
dichloorethylfosfine (1498-40-4); |
22. |
ethylfosfonyldichloride (1066-50-8); |
23. |
ZIE DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR ethylfosfonyldifluoride (753-98-0); |
24. |
waterstoffluoride (7664-39-3); |
25. |
methylbenzilaat (76-89-1); |
26. |
dichloormethylfosfine (676-83-5); |
27. |
2-diisopropylaminoethanol (96-80-0); |
28. |
pinacolylalcohol (464-07-3); |
29. |
ZIE DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN VOOR O-ethyl-2-diisopropylaminoethyl-methylfosfoniet (QL) (57856-11-8); |
30. |
triethylfosfiet (122-52-1); |
31. |
arseentrichloride (7784-34-1); |
32. |
benzilzuur (76-93-7); |
33. |
diethylmethylfosfoniet (15715-41-0); |
34. |
dimethylethylfosfonaat (6163-75-3); |
35. |
difluorethylfosfine (430-78-4); |
36. |
difluormethylfosfine (753-59-3); |
37. |
chinuclidine-3-on (3731-38-2); |
38. |
fosforpentachloride (10026-13-8); |
39. |
pinacolon (75-97-8); |
40. |
kaliumcyanide (151-50-8); |
41. |
kaliumbifluoride (7789-29-9); |
42. |
ammoniumbifluoride (1341-49-7); |
43. |
natriumfluoride (7681-49-4); |
44. |
natriumbifluoride (1333-83-1); |
45. |
natriumcyanide (143-33-9); |
46. |
triethanolamine (102-71-6); |
47. |
fosforpentasulfide (1314-80-3); |
48. |
diisopropylamine (108-18-9); |
49. |
2-diethylaminoethanol (100-37-8); |
50. |
natriumsulfide (1313-82-2); |
51. |
zwavelmonochloride (10025-67-9); |
52. |
zwaveldichloride (10545-99-0); |
53. |
triethanolamine hydrochloride (637-39-8); |
54. |
2-chloorethyldiisopropyl-ammoniumchloride (4261-68-1); |
55. |
methylfosfonzuur (993-13-5); |
56. |
diethylethylfosfonaat (683-08-9); |
57. |
N,N-dimethylaminofosforyldichloride (677-43-0); |
58. |
tri-isopropylfosfiet (116-17-6); |
59. |
ethyldiethanolamine (139-87-7); |
60. |
O,O-diethylfosforothioaat (2465-65-8); |
61. |
O,O-diethylfosforodithioaat (298-06-6); |
62. |
natriumhexafluorosilicaat (16893-85-9); |
63. |
methylfosfonthiodichloride (676-98-2). |
: |
Voor uitvoer naar „staten die geen partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C350 niet bedoeld „chemische mengsels” die één of meer van de in de punten 1C350 1, 3, 5, 11, 12, 13, 17, 18, 21, 22, 26, 27, 28, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 54, 55, 56, 57 en 63 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 10 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt. |
: |
Voor uitvoer naar „staten die partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C350 niet bedoeld „chemische mengsels” die één of meer van de in de punten 1C350 1, 3, 5, 11, 12, 13, 17, 18, 21, 22, 26, 27, 28, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 54, 55, 56, 57 en 63 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt. |
: |
In 1C350 worden niet bedoeld „chemische mengsels” die één of meer van de in de punten 1C350 2, 6, 7, 8, 9, 10, 14, 15, 16, 19, 20, 24, 25, 30, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 58, 59, 60, 61 en 62 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt. |
: |
In 1C350 worden niet bedoeld producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om verpakte consumptiegoederen voor de detailhandelsverkoop voor persoonlijk gebruik of verpakte consumptiegoederen voor individueel gebruik. |
1C351
Humane pathogenen, zoönosen en „toxinen”, als hieronder:
a) |
virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
b) |
rickettsiën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
c) |
bacteriën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
d) |
„toxinen”, als hieronder, alsmede „subeenheden van toxinen” daarvan:
|
e) |
schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
: |
1C351 is niet van toepassing op „vaccins” of „immunotoxinen”. |
1C352
Dierpathogenen, als hieronder:
a) |
virussen, natuurlijk versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
b) |
mycoplasma’s, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
: |
1C352 is niet van toepassing op „vaccins”. |
1C353
Genetische elementen en genetisch gemodificeerde organismen, als hieronder:
a) |
genetisch gemodificeerde organismen, of genetische elementen die de nucleïnezuursequenties bevatten die de pathogeniteit bepalen van de organismen, bedoeld in 1C351 a), 1C351 b), 1C351 c), 1C351 e), 1C352 of 1C354; |
b) |
genetisch gemodificeerde organismen, of genetische elementen die nucleïnezuursequenties bevatten die coderen voor een van de „toxinen” bedoeld in 1C351 d) of „subeenheden van toxinen” daarvan. |
:
1. |
Genetische elementen omvatten, onder andere, chromosomen, genomen, plasmiden, transposons en vectoren, al dan niet genetisch gemodificeerd. |
2. |
Onder nucleïnezuursequenties die de pathogeniteit bepalen van de micro-organismen bedoeld in 1C351 a), 1C351 b), 1C351 c), 1C351 e), 1C352 of 1C354 wordt verstaan een voor het gespecificeerd micro-organisme specifieke sequentie:
|
: |
1C353 is niet van toepassing op nucleïnezuursequenties die de pathogeniteit bepalen van enterohemorragische Escherichia coli serotype O157 en andere verotoxine-producerende stammen dan die welke coderen voor verotoxine of subeenheden daarvan. |
1C354
Plantpathogenen, als hieronder:
a) |
virussen, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van geïsoleerde levende culturen of als materiaal met inbegrip van levend materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
b) |
bacteriën, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
c) |
schimmels, natuurlijk, versterkt of gemodificeerd, in de vorm van „geïsoleerde levende culturen” of als materiaal dat opzettelijk met dergelijke culturen is geïnoculeerd of besmet, als hieronder:
|
1C450
Giftige chemische stoffen en voorlopers van giftige chemische stoffen, als hieronder, en „chemische mengsels” die één of meer van deze stoffen bevatten:
NB: |
ZIE OOK 1C350, 1C351 d) EN DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
a) |
giftige chemische stoffen, als hieronder:
|
b) |
voorlopers van giftige chemische stoffen, als hieronder:
|
: |
Voor uitvoer naar „staten die geen partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C450 niet bedoeld „chemische mengsels” die één of meer van de in de punten 1C450 b)1, b)2, b)3, b)4, b)5 en b)6 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 10 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt. |
: |
Voor uitvoer naar „staten die partij zijn bij het Verdrag inzake chemische wapens” worden in 1C450 niet bedoeld „chemische mengsels” die één of meer van de in de 1C450 b)1, b)2, b)3, b)4, b)5 en b)6 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt. |
: |
In 1C450 worden niet bedoeld „chemische mengsels” die één of meer van de in punt 1C450 b)8 vermelde chemische stoffen bevatten en waarin geen van de afzonderlijk vermelde stoffen meer dan 30 gewichtspercent van het mengsel vertegenwoordigt. |
: |
In 1C450 worden niet bedoeld producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om verpakte consumptiegoederen voor de detailhandelsverkoop voor persoonlijk gebruik of verpakte consumptiegoederen voor individueel gebruik. |
1D
Programmatuur
1D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen, bedoeld in 1B001, 1B002 en 1B003.
1D002
„Programmatuur” voor de „ontwikkeling” van laminaten of „composieten” met een organische „matrix”, een metaal-„matrix” of een koolstof-„matrix”.
1D003
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast om apparatuur de mogelijkheid te bieden de functies uit te oefenen van apparatuur bedoeld in 1A004 c) of 1A004 d).
1D101
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het „gebruik” van de in 1B101, 1B102, 1B115, 1B117, 1B118 of 1B119 bedoelde goederen.
1D103
„Programmatuur”, speciaal ontwikkeld voor de analyse van de beperking van de zichtbaarheid zoals de radarreflectie, het ultraviolet/infrarood of akoestisch beeld.
1D201
„Programmatuur”, speciaal ontwikkeld voor het „gebruik” van de in 1B201 bedoelde goederen.
1E
Technologie
1E001
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of „productie” van apparatuur of materialen, bedoeld in 1A001 b), 1A001 c), 1A002 tot en met 1A005, 1A006 b), 1A007, 1B en 1C.
1E002
Andere „technologie”, als hieronder:
a) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” of „productie” van polybenzothiazolen of polybenzoxazolen; |
b) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” of „productie” van fluorelastomeerverbindingen die ten minste één vinylethermonomeer bevatten; |
c) |
„technologie” voor het ontwerpen of de „productie” van de volgende basismaterialen of keramische materialen, niet zijnde „composieten”:
|
d) |
„technologie” voor de „productie” van aromatische polyamidevezels; |
e) |
„technologie” voor het installeren, onderhouden en repareren van materialen, bedoeld in 1C001; |
f) |
„technologie” voor het repareren van „composieten”, laminaten of materialen, bedoeld in 1A002, 1C007 c) of d);
|
g) |
‚bibliotheekprogramma’s (parametrische technische gegevensbestanden)’, speciaal ontworpen of aangepast om apparatuur de mogelijkheid te bieden de functies uit te oefenen van apparatuur bedoeld in 1A004 c) of 1A004 d). : Voor de toepassing van 1E002 g) wordt onder ‚bibliotheekprogramma’s (parametrische technische gegevensbestanden)’ verstaan een verzameling technische gegevens, welker raadpleging de prestaties van relevante apparatuur of systemen kan verhogen. |
1E101
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot betreffende het „gebruik” van goederen, bedoeld in 1A102, 1B001, 1B101, 1B102, 1B115 tot en met 1B119, 1C001, 1C101, 1C107, 1C111 tot en met 1C118, 1D101 of 1D103.
1E102
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot betreffende de „ontwikkeling” van „programmatuur”, bedoeld in 1D001, 1D101 of 1D103.
1E103
„Technologie” voor het regelen van de temperatuur, druk of atmosfeer in autoclaven of hydroclaven indien gebruikt voor de „productie” van composieten of halffabricaten van composieten.
1E104
„Technologie” voor de „productie” van pyrolytisch gevormde materialen op een mal, doorn of ander substraat van gassen die ontleden bij temperaturen van 1 573 K (1 300 °C) tot 3 173 K (2 900 °C) en druk van 130 Pa tot 20 kPa.
: |
1E104 omvat tevens „technologie” voor het samenstellen van voorlopergassen, schema’s en gegevens in verband met stroomsnelheden en procesregeling. |
1E201
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot betreffende het „gebruik” van goederen, bedoeld in 1A002, 1A007, 1A202, 1A225, 1A226, 1A227, 1B201, 1B225 tot en met 1B233, 1C002 b)3 of b)4, 1C010 b), 1C202, 1C210, 1C216, 1C225 tot en met 1C240 of 1D201.
1E202
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot betreffende de „ontwikkeling” of „productie” van goederen, bedoeld in 1A007, 1A202, 1A225 tot en met 1A227.
1E203
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot betreffende de „ontwikkeling” van „programmatuur”, bedoeld in 1D201.
CATEGORIE 2
MATERIAALBEWERKING
2A
Systemen, apparatuur en onderdelen
: |
Voor stillopende rollagers, zie de lijst van militaire goederen. |
2A001
Wrijvingsloze rollagers of rollagersystemen, als hieronder, en onderdelen daarvan:
NB: |
ZIE OOK 2A101. |
: |
2A001 is niet van toepassing op kogels met toleranties volgens opgave van de fabrikant volgens ISO-norm 3290, klasse 5 of slechter. |
a) |
kogellagers of lagers met rollers uit één stuk, met alle toleranties volgens opgave van de fabrikant volgens ISO-norm 492, tolerantieklasse 4 (of nationale equivalenten), of beter, en met zowel ringen als rolelementen (ISO 5593), gemaakt van monel of beryllium;
|
b) |
niet gebruikt; |
c) |
actieve magnetische lagersystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van:
|
2A101
Andere dan onder 2A001 vermelde radiale kogellagers, met alle toleranties volgens ISO-norm 492, tolerantieklasse 2 (of ANSI/ABMA Std 20 tolerantieklasse ABEC-9 of RBEC-9, of andere nationale equivalenten), of beter en met alle hierna volgende kenmerken:
a) |
een diameter boorgat binnenring tussen 12 en 50 mm; |
b) |
een diameter boorgat buitenring tussen 25 en 100 mm, en |
c) |
een dikte tussen 10 en 20 mm. |
2A225
Kroezen vervaardigd van metalen die bestand zijn tegen vloeibare actinidemetalen, als hieronder:
a) |
kroezen met beide hiernavolgende kenmerken:
|
b) |
kroezen met beide hiernavolgende kenmerken:
|
c) |
kroezen met alle hiernavolgende kenmerken:
|
2A226
Afsluiters met alle volgende kenmerken:
a) |
een ‚nominale afmeting’ van 5 mm of groter; |
b) |
met balgafdichting, en |
c) |
geheel vervaardigd van of gevoerd met aluminium, aluminiumlegering, nikkel of een nikkellegering die 60 gewichtspercenten of meer nikkel bevat. |
:
Voor afsluiters met verschillende inlaat- en uitlaatopeningen heeft de in 2A226 bedoelde ‚nominale afmeting’ betrekking op de kleinste diameter.
2B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
:
1. |
Parallelle hulpcontourassen, bijvoorbeeld de w-as op horizontale kotterbanken of een tweede roterende hulpas waarvan de hartlijn parallel loopt met de roterende hoofdas, worden niet bij het totale aantal contourassen gerekend. Roterende assen hoeven niet over 360 ° draaibaar te zijn. Een roterende as kan worden aangedreven door een lineair mechanisme (bijvoorbeeld een draadspil of een tandheugel met rondsel). |
2. |
Voor de toepassing van 2B is het aantal assen dat gelijktijdig kan samenwerken voor „contourbesturen” het aantal assen waarlangs of waarrond tijdens de bewerking van het werkstuk gelijktijdige en samenhangende bewegingen worden verricht tussen het werkstuk en een gereedschap. Dit omvat niet eventuele extra assen waarlangs of waarrond andere relatieve bewegingen in de machine worden verricht zoals:
|
3. |
De benaming van de assen dient in overeenstemming te zijn met de internationale ISO-norm 841 — Machines met numerieke besturing — benamingen van assen en bewegingen. |
4. |
Voor de toepassing van 2B001 tot en met 2B009 wordt een „kantelspil” beschouwd als een roterende as. |
5. |
Een ‚aangegeven instelnauwkeurigheid’ op grond van metingen overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988) (2) of nationale equivalenten mag voor elk model werktuigmachine worden gebruikt als alternatief voor individuele machinetests. ‚Aangegeven instelnauwkeurigheid’ betekent de nauwkeurigheidswaarde die wordt meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de exporteur is gevestigd als representatieve waarde voor de nauwkeurigheid van een specifiek machinemodel. Bepaling van de ‚aangegeven instelnauwkeurigheid’:
|
2B001
Werktuigmachines en combinaties daarvan, voor het verspanen (of snijden) van metalen, keramische materialen of „composieten”, die, volgens de technische specificaties van de fabrikant kunnen worden uitgerust met elektronische toestellen voor „numerieke besturing” en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 2B201. |
: |
In 2B001 zijn niet bedoeld werktuigmachines voor speciale toepassingen die alleen dienen voor het vervaardigen van tandwielen. Zie voor dergelijke machines 2B003. |
: |
In 2B001 zijn niet bedoeld werktuigmachines voor speciale toepassingen die alleen dienen voor het vervaardigen van een van de volgende onderdelen:
|
: |
Werktuigmachines met ten minste twee van de drie volgende gebruiksmogelijkheden: draaien, frezen of slijpen (bv. een machine voor draaien waarmee ook kan worden gefreesd) moeten op basis van iedere toepasselijke rubriek 2B001 a), b), of c) worden beoordeeld. |
: |
Voor werktuigmachines voor optische afwerking, zie 2B002. |
a) |
werktuigmachines voor draaien met de volgende eigenschappen:
|
b) |
werktuigmachines voor frezen met één of meer van de volgende eigenschappen:
|
c) |
werktuigmachines voor slijpen met één of meer van de volgende eigenschappen:
|
d) |
vonkmachines (EDM) met twee of meer roterende assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor „contourbesturen”, waarbij de electrode niet bestaat uit een bewegende draad; |
e) |
werktuigmachines voor het verspanen van metalen, keramische materialen of „composieten”, met de volgende eigenschappen:
|
f) |
langgatboormachines of machines voor draaien die zijn aangepast voor langgatboren, met een maximum boordiepte van meer dan 5 m, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen. |
2B002
Numeriek bestuurde werktuigmachines voor optische afwerking, die zijn uitgerust voor selectieve materiaalverwijdering met het oog op de productie van niet-sferische optische oppervlakken, met alle volgende eigenschappen:
a) |
afwerking van de vorm tot op minder (d.w.z. beter) dan 1,0 μm nauwkeurig; |
b) |
afwerking tot een ruwheid van minder (d.w.z. beter) dan 100 nm rms; |
c) |
vier of meer assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor „contourbesturen”, en die |
d) |
één of meer van de navolgende procedés gebruiken:
|
:
Voor de toepassing van 2B002 is:
1. |
‚MRF’ is een materiaalverwijderingsprocedé waarbij gebruik wordt gemaakt van een abrasieve magnetische vloeistof waarvan de viscositeit via een magnetisch veld wordt gecontroleerd. |
2. |
‚ERF’ is een verwijderingsprocedé waarbij gebruik wordt gemaakt van een abrasieve vloeistof waarvan de viscositeit via een elektrisch veld wordt gecontroleerd. |
3. |
Bij ‚afwerking met behulp van een energetische deeltjesbundel’ wordt gebruikgemaakt van Reactive Atom Plasma-technologie (RAP) (reactief atomair plasma) of ionenbundels om op selectieve manier materiaal te verwijderen. |
4. |
‚Afwerking met behulp van een opblaasbaar membraan’ is een procedé waarbij gebruik wordt gemaakt van een onder druk gezet membraan dat aldus wordt vervormd zodat het in contact komt met een klein oppervlak van het werkstuk. |
5. |
Bij ‚afwerking met behulp van een vloeistofstraal’ wordt voor de materiaalverwijdering gebruikgemaakt van een vloeistofstroom. |
2B003
„Numeriek bestuurde” en handgestuurde werktuigmachines en speciaal ontworpen onderdelen, regelapparatuur en toebehoren daarvoor, speciaal ontworpen voor het snijden, afwerken, slijpen of wetten van geharde (Rc = 40 of meer) rechte, schroef- en dubbelgeschroefde tandwielen met een steekdiameter groter dan 1 250 mm en een kopbreedte gelijk aan of groter dan 15 % van de steekdiameter, afgewerkt tot een kwaliteit gelijk aan of beter dan AGMA 14 (gelijkwaardig aan ISO-norm 1328, klasse 3).
2B004
Hete „isostatische persen”, met alle hieronder vermelde kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
NB: |
ZIE OOK 2B104 EN 2B204. |
a) |
met de mogelijkheid de temperatuur in de afgesloten ruimte te beheersen, terwijl de drukkamerholte een binnendiameter heeft van 406 mm of meer, en |
b) |
met een van de onderstaande eigenschappen:
|
:
De binnenmaat betreft de kamer waarin zowel de werktemperatuur als de werkdruk tot stand komt en omvat geen spanstukken. Deze maat is gelijk aan de kleinste van ofwel de binnendiameter van de drukkamer ofwel de binnendiameter van de geïsoleerde ovenkamer, afhankelijk van het feit welke van de twee kamers zich in de andere bevindt.
: |
Voor speciaal ontworpen matrijzen, mallen en gereedschappen, zie 1B003, 9B009 en de lijst van militaire goederen. |
2B005
Speciaal ontworpen apparatuur voor de afzetting, verwerking en procesbesturing van anorganische deklagen, bekledingen en oppervlakmodificaties, als hieronder, voor niet-elektronische substraten door middel van de in de tabel en bijbehorende noten na 2E003 f) omschreven procedés en speciaal daarvoor ontworpen geautomatiseerde onderdelen voor de hantering, positionering, manipulatie en besturing:
a) |
productieapparatuur voor chemische afzetting uit de dampfase (CVD) met alle onderstaande mogelijkheden:
|
b) |
productieapparatuur voor ionenimplantatie met een bundelstroomsterkte van 5 mA of hoger; |
c) |
productieapparatuur voor elektronenstraalverdampen (EB-PVD) welke een voedingssysteem gespecificeerd voor meer dan 80 kW omvat, met een van de volgende kenmerken:
|
d) |
productieapparatuur voor plasmaspuiten met een van de volgende kenmerken:
|
e) |
productieapparatuur voor sputteren, geschikt voor een stroomdichtheid van 0,1 mA/mm2 of hoger bij een afzettingssnelheid van 15 μm/h of meer; |
f) |
productieapparatuur voor boogverdampen welke een net van gekoppelde elektromagneten omvat voor de besturing van de punt van de boogontlading op de kathode; |
g) |
productieapparatuur voor ‹ion-plating› voor het in situ meten van ofwel:
|
: |
2B005 is niet van toepassing op apparatuur voor chemische afzetting uit de dampfase, voor boogverdamping, sputteren, ‹ion-plating›, of ionenimplantatie die speciaal is ontworpen voor snij- of werktuigmachines. |
2B006
Maatinspectie-, meetsystemen, meetapparatuur en samenstellingen, als hieronder:
a) |
computergestuurde of „numeriek bestuurde” coördinatenmeetmachines (CMM), met een driedimensionale (volumetrische) maximaal toelaatbare lengtemeetfout (E0, MPE) op enig punt in het werkbereik van de machine (d.w.z. binnen de aslengte) gelijk aan of minder (d.w.z. nauwkeuriger) dan (1,7 + L/1 000) μm (L is de gemeten lengte in mm), overeenkomstig ISO-norm 10360-2 (2009); : De E0, MPE van de door de fabrikant opgegeven meest accurate configuratie van de CMM (bv. beste van de volgende: tastkop, lengte tastnaald, bewegingsparameters, omgeving) en „inclusief alle compensaties” moet worden vergeleken met de drempel van 1,7 + L/1 000 μm.
|
b) |
meetinstrumenten voor lineaire en hoekverplaatsingen, als hieronder:
|
c) |
apparatuur voor het meten van ongelijkmatigheden in oppervlakken met een gevoeligheid van 0,5 nm of minder (d.w.z. nauwkeuriger), door het meten van optische verstrooiing als een functie van de hoek. |
: |
2B006 omvat andere dan onder 2B001 omschreven werktuigmachines die als meettoestel kunnen worden gebruikt indien hun prestaties gelijk zijn aan of beter dan de criteria neergelegd voor de meettoestelfunctie. |
2B007
„Robots”, met één of meer van de hieronder vermelde kenmerken, en speciaal ontworpen besturingsapparatuur en „eindeffectoren” daarvoor:
NB: |
ZIE OOK 2B207. |
a) |
geschikt voor tijdgebonden (‹in real time›), volledig driedimensionale beeldverwerking of volledig driedimensionale ‚beeldanalyse’ voor het maken of wijzigen van „programma’s” of voor het maken of wijzigen van numerieke programmagegevens; : Deze beperking van de ‚beeldanalyse’ sluit een bepaling van de derde dimensie door middel van beschouwing vanuit een vaste hoek niet uit, noch een beperkte interpretatie van grijstinten voor de waarneming van diepte of structuur voor de toegestane taken (2 ½ D). |
b) |
speciaal ontworpen volgens nationale veiligheidsnormen voor gebruik in ruimten met mogelijk explosieve munitie;
|
c) |
speciaal ontworpen of gekwalificeerd als bestand zijnde tegen een totale stralingsdosis van een stralingsniveau hoger dan 5 × 103 gray (silicium) zonder verslechtering van de werking, of : De term gray (silicium) verwijst naar de energie in Joules per kilogram die wordt geabsorbeerd door een onbeschermd siliciummonster dat aan ioniserende straling wordt blootgesteld. |
d) |
speciaal ontworpen voor gebruik op een hoogte van meer dan 30 000 m. |
2B008
Samenstellingen of eenheden, speciaal ontworpen voor werktuigmachines, maatinspectie-, meetsystemen of -apparatuur, als hieronder:
a) |
lineaire plaatsbepalers, bv. plaatsbepalers van het inductieve type, gekalibreerde schalen, infraroodsystemen of „laser”-systemen, voor terugkoppeling van een lineaire verplaatsing die een totale „nauwkeurigheid” hebben kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) dan (800 + (600 × L × 10–3)) nm (waarbij L de effectieve lengte is in mm);
|
b) |
roterende plaatsbepalers, bv. van het inductieve type, gekalibreerde schalen, infraroodsystemen, of „laser”-systemen, voor terugkoppeling van een hoekverdraaiing die een „nauwkeurigheid” hebben kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) dan 0,00025°;
|
c) |
„samengestelde draaitafels” of „kantelspillen” die volgens de technische specificaties van de fabrikant de mogelijkheden van werktuigmachines kunnen vergroten tot aan of boven de niveaus bedoeld in 2B. |
2B009
Forceer- (‹spin-forming›) of vloei-(‹flow-forming›) draaibanken die, volgens de technische specificaties van de fabrikant, kunnen worden uitgerust met „numerieke besturings”-eenheden of computerbesturing, en die beide volgende eigenschappen bezitten:
NB: |
ZIE OOK 2B109 EN 2B209. |
a) |
twee of meer bestuurde assen waarvan er minstens twee gelijktijdig kunnen samenwerken voor „contourbesturen”, en |
b) |
een walskracht van meer dan 60 kN. |
:
Voor de toepassing van 2B009 worden machines die de functies van forceren en vloeidraaien combineren, beschouwd als vloeidraaibanken.
2B104
„Isostatische persen”, anders dan bedoeld in 2B004, met alle volgende eigenschappen:
NB: |
ZIE OOK 2B204. |
a) |
een maximale werkdruk van 69 MPa of meer; |
b) |
ontworpen om een beheerste temperatuur van 873 K (600 °C) of meer te handhaven, en |
c) |
met een binnenkamerdiameter van 254 mm of meer. |
2B105
Ovens voor chemische afzetting uit de dampfase (CVD), anders dan bedoeld in 2B005 a), ontworpen of aangepast voor het verdichten van koolstof-koolstofcomposieten.
2B109
Vloeidraaibanken (‹flow-forming machines›) die niet onder 2B009 vallen, en speciaal ontworpen onderdelen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 2B209. |
a) |
vloeidraaibanken die beide volgende eigenschappen bezitten:
|
b) |
speciaal ontworpen onderdelen van in 2B009 of 2B109 a) bedoelde vloeidraaibanken. |
: |
In 2B109 worden niet bedoeld machines die niet kunnen worden gebruikt voor de productie van onderdelen en uitrusting (bv. motorhuizen) voor voortstuwingssystemen als bedoeld in 9A005, 9A007 a) of 9A105 a). |
:
Voor de toepassing van 2B109 worden machines die de functies van forceren en vloeidraaien combineren, beschouwd als vloeidraaibanken.
2B116
Systemen en apparatuur voor het beproeven door middel van trillingen en componenten daarvoor, als hieronder:
a) |
systemen voor het beproeven door middel van trillingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van terugkoppel- of gesloten-kringtechnieken en welke een digitale besturing bevatten, die geschikt zijn om een systeem te laten trillen met een versnelling gelijk aan of groter dan 10 g rms tussen 20 Hz en 2 kHz en die krachten gelijk aan of groter dan 50 kN, met ‚onbelaste tafel’ gemeten, kunnen overbrengen; |
b) |
digitale besturingseenheden, in combinatie met speciaal ontworpen programmatuur voor het testen door middel van trillingen, met een ‚realtime regelbandbreedte’ van meer dan 5 kHz en ontworpen voor gebruik met de systemen, bedoeld in 2B116 a); : In 2B116 b) wordt onder ‚realtime regelbandbreedte’ verstaan de maximumsnelheid waarmee een besturingseenheid een volledige cyclus van bemonstering, gegevensverwerking en verzending van controlesignalen kan uitvoeren. |
c) |
trillingsopwekkers, met of zonder bijbehorende versterkers, geschikt om een kracht gelijk aan of groter dan 50 kN uit te oefenen, met ‚onbelaste tafel’ gemeten, en geschikt voor de systemen, bedoeld in 2B116 a); |
d) |
beproevingsopstellingen en elektronische eenheden ontworpen om verscheidene trillingsopwekkers in een geheel trillingssysteem te combineren, geschikt om een totale effectieve kracht gelijk aan of groter dan 50 kN uit te oefenen, met een ‚onbelaste tafel’ gemeten, en geschikt voor de systemen, bedoeld in 2B116 a). |
:
In 2B116 betekent ‚onbelaste tafel’ een vlakke tafel, of een vlak oppervlak, zonder klemmen of hulpstukken.
2B117
Apparatuur en procesregeleenheden, met uitzondering van die bedoeld in 2B004, 2B005 a), 2B104 of 2B105, ontworpen of aangepast voor de verdichting en pyrolyse van composiet raketstraalpijpen en neuskegels voor terugkeervoertuigen (‹reentry›).
2B119
Balanceermachines en aanverwante uitrusting, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 2B219. |
a) |
balanceermachines die alle navolgende eigenschappen bezitten:
|
b) |
indicatorkoppen die zijn ontworpen of aangepast voor gebruik met de in 2B119 a) aangegeven machines. : Indicatorkoppen worden soms ook balanceerinstrumenten genoemd. |
2B120
Bewegingssimulatoren of kwalificatietafels die alle navolgende kenmerken hebben:
a) |
twee of meer assen; |
b) |
ontworpen of aangepast om sleepringen of geïntegreerde onderbrekingsvoorzieningen te bevatten die geschikt zijn om elektrisch vermogen, signaalinformatie dan wel beiden, over te brengen, en |
c) |
één of meer van de navolgende kenmerken hebben:
|
2B121
Andere dan de in 2B120 aangegeven insteltafels (apparatuur, geschikt voor precieze roterende instelling in elke as), die alle navolgende kenmerken hebben:
a) |
twee of meer assen, en |
b) |
een instel-„nauwkeurigheid” gelijk aan of minder (beter) dan 5 boogseconden. |
: |
2B121 is niet van toepassing op draaitafels die zijn ontworpen of aangepast voor werktuigmachines of medische uitrusting. Voor de controle op draaitafels voor werktuigmachines, zie 2B008. |
2B122
Centrifuges die versnellingen van meer dan 100 g kunnen overbrengen en die ontworpen of aangepast zijn om sleepringen of geïntegreerde onderbrekingsvoorzieningen te bevatten die geschikt zijn om elektrisch vermogen, signaalinformatie dan wel beiden, over te brengen.
: |
Centrifuges als bedoeld in 2B122 blijven onder de regeling vallen, ongeacht of de sleepringen dan wel de geïntegreerde onderbrekingsvoorzieningen worden aangebracht op het ogenblik van uitvoer. |
2B201
Werktuigmachines en iedere andere combinatie daarvan, anders dan bedoeld in 2B001, voor het verspanen of snijden van metalen, keramische materialen of „composieten”, die volgens de technische specificaties van de fabrikant kunnen worden uitgerust met elektronische toestellen voor gelijktijdig „contourbesturen” in twee of meer assen, als hieronder:
a) |
werktuigmachines voor frezen met één of meer van de volgende eigenschappen:
|
b) |
werktuigmachines voor slijpen, met een van de volgende kenmerken:
|
2B204
„Isostatische persen”, anders dan bedoeld in 2B004 of 2B104 en bijbehorende apparatuur, als hieronder:
a) |
„isostatische persen” met beide volgende kenmerken:
|
b) |
matrijzen, mallen en regelapparatuur, speciaal ontworpen voor „isostatische persen”, bedoeld in 2B204 a). |
:
In 2B204 betreft de binnenmaat de kamer waarin zowel de werktemperatuur als de werkdruk tot stand komen en zij omvat geen spanstukken. Deze maat is gelijk aan de kleinste van ofwel de binnendiameter van de drukkamer ofwel de binnendiameter van de geïsoleerde ovenkamer, afhankelijk van het feit welke van de twee kamers zich in de andere bevindt.
2B206
Niet onder 2B006 opgenomen meetmachines, -instrumenten of -systemen, als hieronder:
a) |
computergestuurde of numeriek bestuurde coördinatenmeetmachines met beide volgende kenmerken:
|
b) |
systemen voor het gelijktijdig testen van lineaire en hoekverplaatsingen van halve bolmantels, met beide volgende kenmerken:
|
: |
Werktuigmachines, geschikt voor gebruik als meettoestel, worden bedoeld indien hun prestaties gelijk zijn aan of beter zijn dan de criteria neergelegd voor de werktuigmachinefunctie of de meettoestelfunctie. |
: |
Indien een machine als omschreven in 2B206 op enig punt in haar werkbereik de limieten overschrijdt, wordt de machine bedoeld. |
:
Alle parameters van meetwaarden in 2B206 vertegenwoordigen plus/minus-waarden, niet het totale meetbereik.
2B207
„Robots”, „eindeffectoren” en besturingseenheden, anders dan bedoeld in 2B007, als hierna vermeld:
a) |
„robots” of „eindeffectoren”, speciaal ontworpen volgens nationale veiligheidsnormen die gelden voor het hanteren van brisante springstoffen (bv. volgens elektrische normen voor brisante springstoffen); |
b) |
besturingseenheden, speciaal ontworpen voor de in 2B207 a) vermelde „robots” of „eindeffectoren”. |
2B209
Vloei- (‹flow-forming›) draaibanken, forceer- (‹spin-forming›) draaibanken die vloeidraaifuncties kunnen verrichten, anders dan bedoeld in 2B009 of 2B109, en spillen, als hieronder:
a) |
machines met beide volgende kenmerken:
|
b) |
spillen voor het precisievormgeven van rotoren, ontworpen voor het vormen van cilindrische rotoren met een binnendiameter van 75 mm-400 mm. |
: |
2B209 a) omvat machines die slechts één enkele rol hebben die ontworpen is om metaal te vervormen, plus twee hulprollen ter ondersteuning van de spil, die echter niet rechtstreeks deelnemen aan het vervormingsproces. |
2B219
Centrifugale balanceermachines voor het uitbalanceren in verscheidene vlakken, vast of draagbaar, horizontaal of verticaal, als hieronder:
a) |
centrifugale balanceermachines ontworpen voor het uitbalanceren van flexibele rotors met een lengte van 600 mm of meer en met alle volgende kenmerken:
|
b) |
centrifugale balanceermachines ontworpen voor het uitbalanceren van holle cilindrische rotoronderdelen en met alle volgende kenmerken:
|
2B225
Op afstand bediende manipulatoren die kunnen worden aangewend voor het doen verrichten van handelingen op afstand bij radiochemische scheidingswerkingen of in hete cellen, met een van de volgende kenmerken:
a) |
geschikt om te werken bij een hetecelwand met een dikte van 0,6 m of meer (opereren door de wand heen), of |
b) |
geschikt om de afstand over de bovenkant van een hetecelwand met een dikte van 0,6 m of meer te overbruggen (opereren over de wand heen). |
:
Op afstand bediende manipulatoren zorgen voor het mechanisch overbrengen van handelingen van een bediener naar een bedieningsarm en eindklem. Deze kunnen van het zgn. meester/slaaf-type zijn of worden bediend via een joystick of een toetsenbord.
2B226
Inductieovens, werkend met beheerste atmosfeer (vacuüm of inert gas) en stroombronnen daarvoor, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 3B. |
a) |
ovens met alle volgende kenmerken:
|
b) |
speciaal voor in 2B226 a) omschreven inductieovens ontworpen stroombronnen met een opgegeven vermogen van 5 kW of meer. |
: |
Ovens, ontworpen voor het bewerken van halfgeleiderplakken (‹wafers›) zijn niet bedoeld in 2B226 a). |
2B227
Metallurgische smelt- en gietovens met vacuüm of op een andere wijze beheerste atmosfeer en bijbehorende apparatuur, als hieronder:
a) |
vlamboogovens voor hersmelten en gieten met beide volgende kenmerken:
|
b) |
ovens voor het smelten met elektronenstralen en ovens voor het verstuiven en smelten met een plasma met beide volgende kenmerken:
|
c) |
computersystemen voor besturing en controle, speciaal geconfigureerd voor de in 2B227 a) en 2B227 b) bedoelde ovens. |
2B228
Apparatuur voor de vervaardiging of assemblage van rotoren, rotorrichtapparatuur, spillen en matrijzen voor het vormen van balgen, als hieronder:
a) |
rotorassemblageapparatuur voor de assemblage van rotorbuisdelen, schijven en deksels van gascentrifuges;
|
b) |
rotorrichtapparatuur voor het richten van de rotorbuisdelen van een gascentrifuge ten opzichte van een gemeenschappelijke as; : Gewoonlijk bestaat de apparatuur in 2B228 b) uit zeer nauwkeurige meetsondes gekoppeld aan een computer die vervolgens de werking van bijvoorbeeld de voor het richten van de rotorbuisdelen gebruikte pneumatische plunjers bestuurt. |
c) |
balgvormende spillen en matrijzen voor de productie van balgen met een enkele winding. : De in 2B228 c) bedoelde balgen hebben alle volgende kenmerken:
|
2B230
„Drukomzetters”, geschikt voor het meten van de absolute druk op elk punt in het traject van 0 tot en met 13 kPa, met beide hiernavolgende kenmerken:
a) |
drukopneemelementen vervaardigd van of beschermd door aluminium, aluminiumlegeringen, nikkel of nikkellegeringen met meer dan 60 gewichtspercenten nikkel, en |
b) |
een van de twee hiernavolgende kenmerken:
|
:
Voor de toepassing van 2B230 houdt ‚nauwkeurigheid’ in non-lineariteit, hysteresis en herhaalbaarheid bij omgevingstemperatuur.
2B231
Vacuümpompen met alle volgende kenmerken:
a) |
een toevoerhals van 380 mm of groter; |
b. |
een pompsnelheid van 15000 m3/s of meer, en |
c) |
geschikt voor het bereiken van een maximale onderdruk beter dan 13 MPa. |
:
1. |
De pompsnelheid wordt bepaald op het meetpunt met stikstofgas of lucht. |
2. |
De maximale onderdruk wordt berekend aan de invoerzijde van de pomp terwijl de invoer van de pomp is afgesloten. |
2B232
Meertrapskanonnen voor lichte gassen of andere kanonsystemen voor hoge snelheden (spoel-, elektromagnetische en thermo-elektrische types en andere geavanceerde systemen) die projectielen kunnen versnellen tot een snelheid van 2 km per seconde of meer.
2B350
Chemische productieapparatuur en onderdelen daarvan, als hieronder:
a) |
reactorvaten of reactors, met of zonder roerwerk, met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter) en minder dan 20 m3 (20 000 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
b) |
roerwerken voor gebruik in reactorvaten of reactors als aangegeven in 2B350 a), en voor gebruik in dergelijke roerwerken ontworpen schoepen, bladen en assen, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
c) |
opslagtanks en vaten met een totaal inwendig (geometrisch) volume van meer dan 0,1 m3 (100 liter), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
d) |
warmtewisselaars of condensors met een warmte-uitwisseloppervlak van meer dan 0,15 m2 en minder dan 20 m2, en voor gebruik in dergelijke warmtewisselaars of condensors ontworpen buizen, platen, spoelen of blokken (kernen), waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
e) |
distillatiekolommen of absorptiekolommen met een inwendige diameter van meer dan 0,1 m, en voor gebruik in dergelijke distillatiekolommen of absorptiekolommen ontworpen vloeistofverdelers, dampverdelers of vloeistofcollectoren, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
f) |
op afstand bedienbare vulapparatuur waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
g) |
kleppen met een ‚nominale afmeting’ van meer dan 10 mm en de voor die kleppen ontworpen omhulsels (klephuizen) of voorgevormde binnenbekledingen, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
: Onder ‚nominale afmeting’ wordt verstaan de kleinste diameter van de inlaat- en uitlaatopeningen. |
h) |
meerwandige buizen met een lektestaansluiting, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt of zijn opgeslagen, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
i) |
pompen met meervoudige afdichting en pompen zonder afdichting, met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 0,6 m3 per uur, of vacuümpompen met door de fabrikant opgegeven maximale pompsnelheid van meer dan 5 m3 per uur bij standaardtemperatuur (273 K (0 °C)) en druk (101,3 kPa), en voor gebruik in dergelijke pompen ontworpen omhulsels (pomphuizen), voorgevormde binnenbekledingen, schoepen, vleugelraderen of straalpompverdeelstukken, waarvan alle oppervlakken die in direct contact komen met de chemicaliën die worden verwerkt, gemaakt zijn van één of meer van de volgende materialen:
|
j) |
verbrandingsovens ontworpen om chemicaliën bedoeld in 1C350 te vernietigen, met speciaal ontworpen afvaltoevoersystemen en speciale transportfaciliteiten en een gemiddelde verbrandingskamertemperatuur van meer dan 1 273 K (1 000 °C), waarvan alle oppervlakken van het afvaltoevoersysteem die in direct contact komen met de afvalproducten, gemaakt zijn van of bekleed zijn met één of meer van de volgende materialen:
|
:
1. |
‚Koolstofgrafiet’ is een composiet bestaande uit amorf koolstof en grafiet, met 8 of meer gewichtspercenten grafiet. |
2. |
Voor de hierboven opgesomde materialen wordt onder ‚legeringen’ — voor zover de term niet vergezeld gaat van een specifieke concentratie van een chemisch element — verstaan legeringen waarin het geïdentificeerde metaal in een hoger gewichtspercent dan enig ander element aanwezig is. |
2B351
Andere dan in 1A004 bedoelde controleapparatuur voor giftige gassen en de speciaal daarvoor ontworpen detectieonderdelen ervan, als hieronder; en detectoren; sensoren; en vervangbare sensorpatronen daarvoor:
a) |
geschikt om in continubedrijf chemische strijdgassen of chemische stoffen als bedoeld in 1C350 waar te nemen bij concentraties van minder dan 0,3 milligram per m3 lucht, of |
b) |
geschikt om cholinesteraseremmende werking waar te nemen. |
2B352
Uitrusting, geschikt voor het manipuleren van biologische stoffen, als hieronder:
a) |
complete installaties met fysische inperking van de klassen P3 en P4; : P3- en P4- (BL3, BL4, L3, L4) inperkingsniveaus zijn gespecificeerd in de WHO Laboratory Biosafety Manual (3e editie, Genève 2004). |
b) |
fermentoren, geschikt voor het kweken van pathogene „micro-organismen” of virussen of de productie van „toxinen”, zonder aerosolvorming, met een totale capaciteit van 20 liter of meer; : Fermentoren omvatten bioreactoren, chemostaten en continustroomsystemen. |
c) |
centrifuges, geschikt voor continu scheiden zonder aerosolvorming, met alle volgende kenmerken:
: Met centrifuges zijn ook bedoeld decanteerflessen. |
d) |
dwars- (tangentiële) stroomfiltratieapparatuur en onderdelen, als hieronder:
|
e) |
vriesdroogapparatuur, geschikt voor stoomsterilisatie en met een condensorcapaciteit van meer dan 10 kg ijs per 24 uur en minder dan 1 000 kg ijs per 24 uur; |
f) |
beschermings- of insluitingsmiddelen, als hieronder:
|
g) |
aerosol-inhalatiekamers ontworpen voor immuniteitsonderzoek met „micro-organismen”, virussen of „toxinen” met een capaciteit van 1 m3 of meer. |
2C
Materialen
Geen.
2D
Programmatuur
2D001
„Programmatuur” die verschilt van de in 2D002 bedoelde programmatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 2A001 of 2B001 tot en met 2B009.
2D002
„Programmatuur” voor elektronische toestellen, ook wanneer geïntegreerd in een elektronisch toestel of systeem, waardoor dergelijke toestellen of systemen kunnen functioneren als „numerieke besturings”-eenheid, en geschikt om meer dan vier assen gelijktijdig te laten samenwerken voor „contourbesturen”.
: |
2D002 is niet van toepassing op „programmatuur” die speciaal is ontworpen of aangepast voor de bediening van werktuigmachines die niet zijn vermeld in categorie 2. |
: |
2D002 is niet van toepassing op „programmatuur” voor goederen die zijn vermeld in 2B002. Zie 2D001 voor „programmatuur” voor goederen vermeld in 2B002. |
2D101
„Programmatuur” speciaal ontworpen of aangepast voor het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 2B104, 2B105, 2B109, 2B116, 2B117 of 2B119 tot en met 2B122.
NB: |
ZIE OOK 9D004. |
2D201
„Programmatuur” speciaal ontworpen voor het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 2B204, 2B206, 2B207, 2B209, 2B219 of 2B227.
2D202
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 2B201.
2D351
Andere „programmatuur” dan die als bedoeld in 1D003, speciaal ontworpen voor het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 2B351.
2E
Technologie
2E001
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 2A, 2B of 2D.
2E002
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 2A of 2B.
2E003
Andere „technologie”, als hieronder:
a) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” van interactieve grafische modellen als geïntegreerd onderdeel in „numerieke besturings”-eenheden voor het maken of wijzigen van werkstukprogramma’s; |
b) |
„technologie” voor fabricageprocessen door middel van metaalbewerking, als hieronder:
|
c) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” of „productie” van machines voor hydraulisch strekvormen en matrijzen daarvoor, voor de fabricage van vliegtuigconstructies; |
d) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” van generatoren van instructies voor werktuigmachines (bv. werkstukprogramma’s) op basis van ontwerpgegevens welke aanwezig zijn in „numerieke besturings”-eenheden; |
e) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” van integratie-„programmatuur” voor het inbouwen van expertsystemen in „numerieke besturings”-eenheden ten behoeve van geavanceerde beslissingsondersteuning voor verrichtingen op de werkvloer; |
f) |
„technologie” voor het aanbrengen van anorganische deklagen of deklagen door anorganische modificatie van het oppervlak, omschreven in kolom 3 van onderstaande tabel, op niet elektronische substraten, gespecificeerd in kolom 2 van onderstaande tabel, door middel van procedés als omschreven in kolom 1 van onderstaande tabel en als gedefinieerd in de technische noten.
|
2E101
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 2B004, 2B009, 2B104, 2B109, 2B116, 2B119 tot en met 2B122 of 2D101.
2E201
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 2A225, 2A226, 2B001, 2B006, 2B007 b), 2B007 c), 2B008, 2B009, 2B201, 2B204, 2B206, 2B207, 2B209, 2B225 tot en met 2B232, 2D201 of 2D202.
2E301
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van goederen, bedoeld in 2B350 tot en met 2B352.
Tabel
Afzettingstechnieken
|
|
|
||||||
|
„superlegeringen” |
aluminiden voor inwendige kanalen |
||||||
keramische materialen (19) en glazen met een lage uitzettingscoëfficiënt (14) |
siliciden carbiden diëlektrische lagen (15) diamant diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
siliciden carbiden vuurvaste metalen mengsels daarvan (4) diëlektrische lagen (15) aluminiden gelegeerde aluminiden (2) boriumnitride |
|||||||
gecementeerde wolfraamcarbide (16) siliciumcarbide (18) |
carbiden wolfraam mengsels daarvan (4) diëlektrische lagen (15) |
|||||||
molybdeen en molybdeenlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
beryllium en berylliumlegeringen |
diëlektrische lagen (15) diamant diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
sensorvenstermaterialen (9) |
diëlektrische lagen (15) diamant diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
|
||||||||
|
„superlegeringen” |
gelegeerde siliciden gelegeerde aluminiden (2) McrAlX (5) Gemodificeerd zirkoniumoxide (12) siliciden aluminiden mengsels daarvan (4) |
||||||
keramische materialen (19) en glazen met een lage uitzettingscoëfficiënt (14) |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
roestwerend staal (7) |
McrAlX (5) gemodificeerd zirkoniumoxide (12) mengsels daarvan (4) |
|||||||
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
siliciden carbiden vuurvaste metalen mengsels daarvan (4) diëlektrische lagen (15) boriumnitride |
|||||||
gecementeerde wolfraamcarbide (16) siliciumcarbide (18) |
carbiden wolfraam mengsels daarvan (4) diëlektrische lagen (15) |
|||||||
molybdeen en molybdeenlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
beryllium en berylliumlegeringen |
diëlektrische lagen (15) boriden beryllium |
|||||||
sensorvenstermaterialen (9) |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
titaanlegeringen (13) |
boriden nitriden |
|||||||
|
keramische materialen (19) en glazen met een lage uitzettingscoëfficiënt (14) |
diëlektrische lagen (15) diamantachtige koolstof (17) |
||||||
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
gecementeerde wolfraamcarbide (16) siliciumcarbide |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
molybdeen en molybdeenlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
beryllium en berylliumlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
sensorvenstermaterialen (9) |
diëlektrische lagen (15) diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
|
keramische materialen (19) en glazen met een lage uitzettingscoëfficiënt (14) |
siliciden diëlektrische lagen (15) diamantachtige koolstof (17) |
||||||
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
gecementeerde wolfraamcarbide (16) siliciumcarbide |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
molybdeen en molybdeenlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
beryllium en berylliumlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
sensorvenstermaterialen (9) |
diëlektrische lagen (15) diamantachtige koolstof |
|||||||
|
„superlegeringen” |
gelegeerde siliciden gelegeerde aluminiden (2) McrAlX (5) |
||||||
polymeren (11) en „composieten” met een organische „matrix” |
boriden carbiden nitriden diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
|
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
siliciden carbiden mengsels daarvan (4) |
||||||
titaanlegeringen (13) |
siliciden aluminiden gelegeerde aluminiden (2) |
|||||||
vuurvaste metalen en legeringen (8) |
siliciden oxiden |
|||||||
|
„superlegeringen” |
McrAlX (5) gemodificeerd zirkoniumoxide (12) mengsels daarvan (4) slijtbaar nikkelgrafiet slijtbare materialen met Ni-Cr-Al slijtbaar Al-Si-polyester gelegeerde aluminiden (2) |
||||||
aluminiumlegeringen (6) |
McrAlX (5) gemodificeerd zirkoniumoxide (12) siliciden mengsels daarvan (4) |
|||||||
vuurvaste metalen en legeringen (8) |
aluminiden siliciden carbiden |
|||||||
roestwerend staal (7) |
MCrAIX (5) gemodificeerd zirkoniumoxide (12) mengsels daarvan (4) |
|||||||
titaanlegeringen (13) |
carbiden aluminiden siliciden gelegeerde aluminiden (2) slijtbaar nikkelgrafiet slijtbare materialen met Ni-Cr-A1 slijtbaar A1-Si-polyester |
|||||||
|
vuurvaste metalen en legeringen (8) |
ineengesmolten siliciden ineengesmolten aluminiden met uitzondering van weerstandsverhittingselementen |
||||||
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
siliciden carbiden mengsels daarvan (4) |
|||||||
|
„superlegeringen” |
gelegeerde siliciden gelegeerde aluminiden (2) aluminiden gemodificeerd met edele metalen (3) MCrAlX (5) gemodificeerd zirkoniumoxide (12) platina mengsels daarvan (4) |
||||||
keramische materialen en glazen met een lage uitzettingscoëfficiënt (14) |
siliciden platina mengsels daarvan (4) diëlektrische lagen (15) diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
titaanlegeringen (13) |
boriden nitriden oxiden siliciden aluminiden gelegeerde aluminiden (2) carbiden |
|||||||
„composieten” met een koolstof-koolstof-, keramische of metaal-„matrix” |
siliciden carbiden vuurvaste metalen mengsels daarvan (4) diëlektrische lagen (15) boriumnitride |
|||||||
gecementeerde wolfraamcarbide (16) siliciumcarbide (18) |
carbiden wolfraam diëlektrische lagen (15) boriumnitride mengsels daarvan (4) |
|||||||
molybdeen en molybdeenlegeringen |
diëlektrische lagen (15) |
|||||||
beryllium en berylliumlegeringen |
boriden beryllium diëlektrische lagen (15) |
|||||||
sensorvenstermaterialen (9) |
diëlektrische lagen (15) diamantachtige koolstof (17) |
|||||||
vuurvaste metalen en legeringen (8) |
aluminiden siliciden carbiden oxiden |
|||||||
|
hogetemperatuurlagerstaalsoorten |
toevoeging van chroom, tantaal of niobium (columbium) |
||||||
titaanlegeringen (13) |
boriden nitriden |
|||||||
beryllium en berylliumlegeringen |
boriden |
|||||||
gecementeerde wolfraamcarbide (16) |
nitriden carbiden |
Tabel — Afzettingstechnieken — Noten
1. |
‚Bekledingsprocedé’ behelst zowel het herstel en opknappen van de deklaag als het aanbrengen van een oorspronkelijke deklaag. |
2. |
Eenfasige of meerfasebekledingen waarbij één of meer elementen worden afgezet vóór of tijdens het aanbrengen van de aluminidebekleding, worden, zelfs wanneer deze elementen door middel van een ander bekledingsprocedé worden afgezet, mede begrepen onder de term ‚bekleding met gelegeerde aluminide’; daaronder wordt echter niet begrepen het meerdere malen toepassen van éénfasige ‹pack› cementeringsprocedés om gelegeerde aluminiden te verkrijgen. |
3. |
Meerfase-bekleding waarbij het edele metaal of de edele metalen worden opgebracht door middel van een ander bekledingsprocedé voordat de aluminidebekleding wordt aangebracht, wordt mede begrepen onder de term ‚met edelmetaal gemodificeerde aluminide’-bekleding. |
4. |
Het begrip ‚mengsels daarvan’ omvat geïnfiltreerd materiaal, samenstellingen met een verlopend gehalte, gelijktijdig afgezette materialen en afzettingen bestaande uit meerdere lagen en zij worden verkregen door middel van één of meer van de in de tabel vermelde bekledingsprocedés. |
5. |
Met MCrAlX wordt bedoeld een bekledingslegering waarbij M staat voor kobalt, ijzer, nikkel of combinaties daarvan en X staat voor hafnium, yttrium, silicium, tantaal in iedere hoeveelheid of voor andere opzettelijke toevoegingen van meer dan 0,01 gewichtspercent in verschillende verhoudingen en combinaties, met uitzondering van:
|
6. |
Met ‚aluminiumlegeringen’ worden bedoeld legeringen met een treksterkte van 190 MPa of meer gemeten bij 293 K (20 °C). |
7. |
Met ‚roestwerend staal’ wordt bedoeld AISI (American Iron and Steel Institute) serie 300 of naar gelijkwaardige nationale normen geclassificeerde staalsoorten. |
8. |
‚Vuurvaste metalen en legeringen’ omvatten de volgende metalen en hun legeringen: niobium (columbium), molybdeen, wolfraam en tantaal. |
9. |
‚Sensorvenstermaterialen’, als hierna: aluminiumoxide, silicium, germanium, zinksulfide, zinkselenide, galliumarsenide, diamant, galliumfosfide, saffier en de volgende metaalhaliden: sensorvenstermaterialen met een diameter groter dan 40 mm indien gemaakt van zirconiumfluoride en hafniumfluoride. |
10. |
„Technologie” voor het in één fase ‹pack› cementeren van massieve aerodynamische vlakken wordt niet bedoeld in deze categorie. |
11. |
‚Polymeren’, als hierna: polyimide, polyester, polysulfide, polycarbonaten en polyurethanen. |
12. |
‚Gemodificeerd zirkoniumoxide’ verwijst naar toevoegingen van andere metaaloxiden, bv. calciumoxide, magnesiumoxide, yttriumoxide, hafniumoxide, zeldzame aardoxiden enz. aan zirkoniumoxide teneinde bepaalde kristallografische fasen en fasesamenstellingen te stabiliseren. Warmtebarrièrebekledingen gemaakt van zirkoniumoxide, gemodificeerd met calciumoxide of magnesiumoxide door middel van mengen of versmelting worden niet bedoeld. |
13. |
Met ‚titaanlegeringen’ worden uitsluitend bedoeld ruimtevaartlegeringen met een treksterkte van 900 MPa of meer gemeten bij 293 K (20 °C). |
14. |
Met ‚glazen met een lage thermische uitzettingscoëfficiënt’ worden bedoeld glazen met een uitzettingscoëfficiënt van 1 × 10–7 K–1 of minder gemeten bij 293 K (20 °C). |
15. |
‚Diëlektrische lagen’ zijn bekledingen die zijn opgebouwd uit uit meerdere lagen bestaande isolatiematerialen waarbij gebruik wordt gemaakt van de interferentie-eigenschappen van een ontwerp dat is samengesteld uit materialen met uiteenlopende brekingsindexen voor de reflectie, transmissie of absorptie van verschillende golflengtebanden. Met diëlektrische lagen worden bedoeld meer dan vier diëlektrische lagen of „composiete” diëlektrische/metaallagen. |
16. |
Materialen voor snij- en vormwerktuigen bestaande uit wolfraamcarbide/(met kobalt, nikkel), titaancarbide/(met kobalt, nikkel), chroomcarbide/(met nikkel, chroom) en chroomcarbide/(met nikkel) zijn niet mede begrepen onder de ‚gecementeerde wolfraamcarbide’ in de tabel. |
17. |
Niet bedoeld wordt „technologie” die speciaal is ontwikkeld voor het aanbrengen van diamantachtige koolstof op een van de volgende artikelen: magnetische diskdrives en koppen, apparatuur voor de vervaardiging van wegwerpartikelen, kleppen of tapkraantjes, akoestische membranen voor luidsprekers, automotoronderdelen, snijmachines, pons- en persmatrijzen, kantoorautomatiseringsapparatuur, microfoons of medische apparatuur of uit legeringen met minder dan 5 % beryllium gemaakte matrijzen voor het gieten of vormen van plastic. |
18. |
‚Siliciumcarbide’ omvat geen materiaal voor snij- of vormwerktuigen. |
19. |
Keramische substraten, zoals onder dit nummer gebruikt, omvatten geen keramische materialen met 5 % of meer gewichtspercent klei- of cementinhoud, als afzonderlijke bestanddelen dan wel in combinatie. |
Tabel — Afzettingstechnieken — Technische Noot
De definities van de in kolom 1 van de tabel vermelde procedés luiden als volgt:
a) |
Chemische afzetting uit de dampfase (CVD) is een procedé voor deklaagbekleding of voor bekleding door modificatie van het oppervlak waarbij een metaal, legering, „composiet”, diëlektrisch of keramisch materiaal op een verhit substraat wordt afgezet. In de nabijheid van een substraat worden gasvormige reagentia ontleed of gecombineerd, wat leidt tot de afzetting van het gewenste materiaal, zijnde een element, legering of samengesteld materiaal, op het substraat. De energie voor dit proces van ontleding of chemische reactie kan worden geleverd door de hitte van het substraat, door een gloeiontladingsplasma of door „laser”-bestraling.
|
b) |
Thermische verdampingsafzetting (TE-PVD) (opdampen) is een procedé voor deklaagbekleding in een vacuümkamer bij een druk van minder dan 0,1 Pa waarin gebruik wordt gemaakt van een thermische energiebron voor het verdampen van het bekledingsmateriaal. Dit leidt tot de neerslag, of afzetting, van de verdampte stoffen op een in een geschikte positie geplaatst substraat. De toevoeging van gassen aan de vacuümkamer tijdens het bekledingsprocedé voor het opbouwen van een samengestelde bekleding is een gebruikelijke aanpassing van het procedé. Het gebruik van een ionen- of elektronenstraal, of plasma, teneinde de afzetting van de bekleding te activeren of te ondersteunen is eveneens een gebruikelijke aanpassing in deze techniek. Ook kunnen tijdens deze procedés monitoren worden gebruikt voor het tijdens het proces meten van de optische kenmerken en de dikte van de bekledingslaag. Specifieke TE-PVD-procedés verlopen als volgt:
|
c) |
‹Pack›-cementering is een procedé voor bekleding door modificatie van het oppervlak of voor deklaagbekleding waarbij een substraat wordt ingebed in een poedermengsel, een zgn. ‹pack›, dat bestaat uit:
Het substraat en het poedermengsel bevinden zich in een retort die wordt verhit tot 1 030 K (757 °C) à 1 375 K (1 102 °C) gedurende een tijd lang genoeg voor afzetting van de laag. |
d) |
Plasmaspuiten is een deklaagbekledingsprocedé waarbij een spuitpistool, dat een plasma produceert en reguleert, bekledingsmaterialen in poeder- of draadvorm krijgt toegevoerd, deze smelt en naar een substraat drijft, waarop zich een integraal gehechte laag vormt. Plasmaspuiten zoals hier bedoeld is ofwel plasmaspuiten bij lage druk ofwel plasmaspuiten met hoge snelheid.
|
e) |
Afzetting uit suspensie is een procedé voor bekleding door modificatie van het oppervlak of voor deklaagbekleding waarbij een metaalhoudend of keramisch poeder met een organische bindstof in suspensie wordt gebracht in een vloeistof en op een substraat wordt aangebracht door spuiten, dompelen of penselen; vervolgens droging aan de lucht of in een oven, en warmtebehandeling om de gewenste laag te verkrijgen. |
f) |
Afzetting door middel van sputteren is een deklaagbekledingsprocedé dat is gebaseerd op een verschijnsel van impulsoverdracht, waarbij positief geladen ionen worden versneld door een elektrisch veld naar het oppervlak van een trefplaat (deklaagmateriaal). De kinetische energie van de botsende ionen is voldoende om ervoor te zorgen dat atomen aan het oppervlak van de trefplaat vrijkomen en worden afgezet op een in een geschikte positie geplaatst substraat.
|
g) |
Ionenimplantatie is een procedé voor bekleding door modificatie van het oppervlak waarbij het te legeren element wordt geïoniseerd, wordt versneld door een potentiaalgradiënt en in het substraatoppervlak wordt geïmplanteerd. De definitie omvat mede procedés waarbij tegelijk met de ionenimplantatie elektronenstraalverdamping of afzetting door middel van sputtering plaatsvindt. |
CATEGORIE 3
ELEKTRONICA
3A
Systemen, apparatuur en onderdelen
: |
De embargostatus van in 3A001 of 3A002 omschreven apparatuur en onderdelen, anders dan die welke zijn omschreven in 3A001 a)3 tot en met 3A001 a)10 of 3A001 a)12, die speciaal zijn ontworpen voor apparatuur waarvoor een uitvoervergunning vereist is, of die dezelfde functionele eigenschappen hebben, wordt bepaald door de embargostatus van die andere apparatuur. |
: |
De embargostatus van geïntegreerde schakelingen als omschreven in 3A001 a)3 tot en met 3A001 a)9 of 3A001 a)12 die onveranderbaar zijn geprogrammeerd of ontworpen voor een specifieke functie, wordt eveneens bepaald door de embargostatus van die andere apparatuur.
|
3A001
Elektronische onderdelen en de speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
a) |
universele geïntegreerde schakelingen, als hieronder:
|
b) |
microgolf- of millimetergolfelementen:
|
c) |
elementen waarbij gebruik wordt gemaakt van akoestische golven, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
|
d) |
elektronische elementen of schakelingen die onderdelen bevatten vervaardigd van „supergeleidende” materialen die speciaal zijn ontworpen om te werken bij temperaturen beneden de „kritische temperatuur” van ten minste een van de „supergeleidende” bestanddelen en met één of meer van de volgende functies:
|
e) |
hoge-energiecomponenten, als hieronder:
|
f) |
roterende absolute positiecodeerapparaten met een nauwkeurigheid die gelijk is aan of lager is dan ± 1,0 boogseconde; |
g) |
vastestofthyristoren en -‚thyristormodules’ met impulswerking die elektrisch, optisch of door elektronenstraling geschakeld worden, met één of meer van de volgende kenmerken:
: Voor de toepassing van 3A001 g) bevat een ‚thyristormodule’ één of meer thyristoren. |
h) |
vermogenshalfgeleiderschakelaars, vermogendiodes of ‚modules’ met alle onderstaande kenmerken:
: Voor de toepassing van 3A001 h) bevatten ‚modules’ één of meer vermogenshalfgeleiderschakelaars of vermogendiodes. |
3A002
Universele elektronische apparatuur en onderdelen daarvoor, als hieronder:
a) |
opnameapparatuur, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen testband:
|
b) |
niet gebruikt; |
c) |
radiofrequentie-„signaalanalysatoren”, als hieronder:
|
d) |
‹synthesized› signaalgeneratoren die uitgangsfrequenties afgeven waarvan de nauwkeurigheid en stabiliteit op korte of lange termijn wordt bepaald door, afgeleid van, of beheerst door de inwendige hoofdreferentie-oscillator met één of meer van de volgende kenmerken:
:
|
e) |
netwerkanalysatoren met één of meer van de volgende kenmerken:
|
f) |
microgolftestontvangers met beide volgende kenmerken:
|
g) |
atomaire frequentiestandaarden met een van de volgende kenmerken:
|
3A003
Temperatuurregelingssystemen met nevelkoeling die gebruikmaken van apparatuur met een gesloten vloeistofcirculatie en -reconditioneringscircuit in een lucht- en waterdicht omhulsel waarin met speciaal daartoe ontworpen spuitmonden een diëlektrische vloeistof op elektronische componenten wordt verneveld om deze binnen de gebruikstemperatuur te houden, en speciaal hiervoor ontworpen onderdelen.
3A101
Elektronische uitrusting, elementen en onderdelen, anders dan vermeld in 3A001, als hieronder:
a) |
analoog/digitaalomzetters, geschikt voor gebruik in „raketten” en gespecificeerd om te voldoen aan de militaire specificaties voor ruw gebruik voor apparatuur; |
b) |
versnellers waarmee elektromagnetische straling kan worden geproduceerd in de vorm van remstraling afkomstig van versnelde elektronen met een energie van 2 MeV of meer en systemen die deze versnellers bevatten. |
: |
In 3A101 b) wordt niet bedoeld apparatuur speciaal bestemd voor medische doeleinden. |
3A102
‚Thermische batterijen’ ontworpen of aangepast voor ‚raketten’.
:
1. |
In de zin van 3A102 zijn ‚thermische batterijen’ batterijen voor eenmalig gebruik die een vast, niet-geleidend anorganisch zout als elektrolyt bevatten. Deze batterijen bevatten een pyrolytisch materiaal dat bij ontbranding het elektrolyt doet smelten en de batterij activeert. |
2. |
In 3A102 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van ten minste 300 km kunnen overbruggen. |
3A201
Elektronische onderdelen, anders dan vermeld in 3A001, als hieronder:
a) |
condensators met een van de volgende groepen kenmerken:
|
b) |
supergeleidende solenoïde elektromagneten met alle volgende kenmerken:
|
c) |
röntgengeneratoren met flitsontlading of gepulseerde elektronenversnellers met een van de volgende groepen kenmerken:
:
|
3A225
Frequentieomzetters of frequentiegeneratoren, anders dan vermeld in 0B001 b)13, met alle volgende kenmerken:
a) |
een meerfasige uitgang geschikt voor het leveren van een vermogen van 40 W of groter; |
b) |
geschikt om te werken in het frequentiegebied van 600 tot 2 000 Hz; |
c) |
totale harmonische vervorming beter (minder) dan 10 %, en |
d) |
frequentieafwijking kleiner dan 0,1 %. |
:
De in 3A225 bedoelde frequentieomzetters zijn ook bekend als ‹converters› of ‹inverters›.
3A226
Gelijkstroombronnen met hoog vermogen, anders dan bedoeld in 0B001 j)6, met beide volgende kenmerken:
a) |
over een periode van acht uur ononderbroken 100 V of meer kunnen produceren bij een stroom van 500 A of meer, en |
b) |
met een stroom- of spanningsstabiliteit beter dan 0,1 % over een periode van 8 uur. |
3A227
Hoogspanningsgelijkstroombronnen, anders dan vermeld in 0B001 j)5, met beide volgende kenmerken:
a) |
over een periode van acht uur ononderbroken 20 kV of meer kunnen produceren bij een stroom van 1 A of meer, en |
b) |
met een stroom- of spanningsstabiliteit beter dan 0,1 % over een periode van 8 uur. |
3A228
Schakelelementen, als hieronder:
a) |
buizen met koude kathode, al dan niet met gas gevuld, die op dezelfde wijze als een vonkbrug werken, en alle volgende kenmerken hebben:
|
b) |
gestuurde vonkbruggen met beide volgende kenmerken:
|
c) |
andere dan de in 3A001 g) of in 3A001 h) gespecificeerde modules of samenstellingen met een snelle schakelfunctie met alle volgende kenmerken:
|
3A229
Pulsgeneratoren met hoge stroomsterkte, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
: |
Zie 1A007 a) voor ontstekingsmechanismen met explosieve detonator. |
a) |
niet gebruikt; |
b) |
modulaire elektrische pulsgeneratoren (pulseerders) met alle volgende kenmerken:
|
: |
3A229 b) omvat starters voor xenonflitslampen. |
:
In 3A229 b)5 is de ‚stijgtijd’ gedefinieerd als het tijdsinterval dat verstrijkt tussen het bereiken van 10 % van de piekstroom en 90 % van de piekstroom als de generator op een ohmse weerstand wordt aangesloten.
3A230
Hoogfrequente pulsgeneratoren met alle volgende kenmerken:
a) |
een uitgangsspanning van meer dan 6 V in een weerstandsbelasting van minder dan 55 ohm, en |
b) |
met een ‚pulsstijgtijd’ van minder dan 500 picoseconden. |
:
In 3A230 is de ‚pulsstijgtijd’ gedefinieerd als het tijdsinterval dat verstrijkt tussen het bereiken van 10 % van de piekspanning en 90 % van de piekspanning.
3A231
Neutronengeneratorsystemen, met inbegrip van buizen, met beide volgende kenmerken:
a) |
ontworpen om te werken zonder uitwendig vacuümsysteem, en |
b) |
gebruikmaken van elektrostatische versnelling voor het opwekken van een tritium-deuterium-kernreactie. |
3A232
Andere dan de in 1A007 bedoelde meervoudige ontstekingssystemen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK DE LIJST VAN MILITAIRE GOEDEREN. |
: |
Zie 1A007 b) voor detonatoren. |
a) |
niet gebruikt; |
b) |
opstellingen waarbij gebruik wordt gemaakt van enkel- of meervoudige detonatoren en die zijn ontworpen om door middel van een enkel ontstekingssignaal een explosief oppervlak van meer dan 5 000 mm2 bijna gelijktijdig tot ontploffing te brengen met een ontstekingstijdmarge over het oppervlak van minder dan 2,5 μs. |
: |
In 3A232 worden niet bedoeld detonatoren die uitsluitend gebruikmaken van primaire springstoffen, zoals loodazide. |
3A233
Massaspectrometers, anders dan vermeld in 0B002 g), die ionen met een massa van 230 atomaire massa eenheden (ame) of meer kunnen meten en die een oplossend vermogen hebben dat beter is dan 2 ame op 230 ame, en ionenbronnen hiervoor, als hieronder:
a) |
inductief gekoppelde plasma-massaspectrometers (ICP/MS); |
b) |
massaspectrometers werkend door middel van een gloeiontlading (GDMS); |
c) |
massaspectrometers werkend door middel van thermische ionisatie (TIMS); |
d) |
massaspectrometers werkend door middel van elektronenbeschieting, met een bronkamer vervaardigd van of bedekt met een materiaal dat bestand is tegen UF6; |
e) |
massaspectrometers werkend met een molecuulbundel, met één van de volgende kenmerken:
|
f) |
massaspectrometers werkend met een microfluoreer-ionenbron ontworpen voor actiniden of actinidefluoriden. |
3B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
3B001
Productieapparatuur voor halfgeleiderelementen of -materialen, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
a) |
apparatuur voor epitaxiale groei, als hieronder:
|
b) |
apparatuur ontworpen voor ionenimplantatie, met één of meer van de volgende kenmerken:
|
c) |
apparatuur voor het etsen door middel van anisotrope droge methoden (met plasma), met de volgende eigenschappen:
|
d) |
apparatuur voor het met plasma versterkt chemisch neerslaan uit de dampfase (PECVD), als hieronder:
|
e) |
centrale ‹wafer›-transportsystemen met meerdere kamers, voor het automatisch laden van de wafers en met:
:
|
f) |
lithografische apparatuur, als hieronder:
|
g) |
maskers of fijne optische netwerken (‹reticles›) voor geïntegreerde schakelingen, vermeld in 3A001; |
h) |
maskers bestaande uit verscheidene lagen met een faseverschuivingslaag.
|
i) |
imprintlithografie-templates ontworpen voor de in 3A001 gespecificeerde geïntegreerde schakelingen. |
3B002
Testapparatuur, speciaal ontworpen voor het testen van afgewerkte of half-afgewerkte halfgeleiderelementen, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren:
a) |
voor het testen van S-parameters van transistorelementen bij frequenties hoger dan 31,8 GHz; |
b) |
niet gebruikt; |
c) |
voor het testen van in 3A001 b)2 vermelde geïntegreerde schakelingen voor microgolven. |
3C
Materialen
3C001
Hetero-epitaxiale materialen bestaande uit een „substraat” met verscheidene gestapelde epitaxiaal gegroeide lagen van:
a) |
silicium (Si); |
b) |
germanium (Ge); |
c) |
siliciumcarbide (SiC), of |
d) |
„III/V” gallium- of indium-„verbindingen”. |
3C002
‹Resists› (gevoelige lagen), als hieronder, en „substraten” bekleed met de volgende ‹resists›:
a) |
positieve ‹resists› ontworpen voor halfgeleiderlithografie, die optimaal geschikt zijn gemaakt voor gebruik bij golflengten van minder dan 245 nm; |
b) |
alle ‹resists› ontworpen voor gebruik met elektronen- of ionenbundels met een gevoeligheid van 0,01 μcoulomb/mm2 of beter; |
c) |
alle ‹resists› ontworpen voor gebruik met röntgenstralen met een gevoeligheid van 2,5 mJ/mm2 of beter; |
d) |
alle ‹resists› die optimaal geschikt zijn gemaakt voor beeldvorming aan het oppervlak, met inbegrip van ‚gesilyleerde’ resists; : ‚Silyleer’-technieken zijn procedés waarbij het oppervlak van de ‹resists› wordt geoxideerd ter verhoging van de kwaliteit bij zowel natte als droge ontwikkeling. |
e) |
alle ‹resists› die ontworpen zijn of optimaal geschikt zijn gemaakt voor gebruik met de in 3B001 f)2 bedoelde imprintlithografieapparatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van een thermisch procedé of van een uithardingsproces onder invloed van licht. |
3C003
Organisch-anorganische verbindingen, als hieronder:
a) |
organische metaalverbindingen van aluminium, gallium of indium met een zuiverheidsgraad (op metaalbasis) hoger dan 99,999 %; |
b) |
organische arseen-, antimoon- en fosforverbindingen met een zuiverheidsgraad (op basis van de anorganische elementen) hoger dan 99,999 %. |
: |
In 3C003 worden alleen bedoeld verbindingen waarvan het metallische, deels metallische of niet metallische element direct gekoppeld is aan koolstof in het organische deel van het molecuul. |
3C004
Hydriden van fosfor, arseen of antimoon, met een zuiverheid hoger dan 99,999 %, zelfs bij verdunning in edelgassen of waterstof.
: |
In 3C004 zijn niet bedoeld hydriden die 20 mol % of meer edelgassen of waterstof bevatten. |
3C005
Siliciumcarbide- (SiC), galliumnitride- (GaN), aluminiumnitride- (AlN) of aluminiumgalliumnitride- (AlGaN) „substraten”, of walsblokken, eenkristallen of andere voorvormstukken (preforms) van deze materialen, met een weerstand van meer dan 10 000 ohm-cm bij een temperatuur van 20 °C.
3C006
De in 3C005 bedoelde „substraten” met ten minste één epitaxiale laag siliciumcarbide, galliumnitride, aluminiumnitride of aluminiumgalliumnitride.
3D
Programmatuur
3D001
„Programmatuur” („software”), speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” of de „productie” van de apparatuur die is vermeld in 3A001 b) tot en met 3A002 g) of in 3B.
3D002
„Programmatuur”, speciaal ontworpen voor het „gebruik” van de apparatuur die is vermeld in 3B001 a) tot en met f) of in 3B002.
3D003
‚Op fysische elementen gebaseerde’ simulatieprogrammatuur, speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” van lithografische, ets- of opdampingsprocedés voor het omzetten van maskerpatronen in specifieke topografische patronen in geleiders en diëlektrische of halfgeleidermaterialen.
:
In 3D003 betekent ‚op fysische elementen gebaseerde’ het gebruikmaken van berekeningen om een fysische oorzaak-en-gevolgketen te berekenen op basis van fysische grootheden (bv. temperatuur, druk, diffusieconstanten en eigenschappen van halfgeleidermaterialen).
: |
Bibliotheken, ontwerpmodellen of daarmee samenhangende gegevens voor het ontwerpen van halfgeleiderelementen of geïntegreerde schakelingen worden beschouwd als „technologie”. |
3D004
„Programmatuur”, speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” van apparatuur als vermeld in 3A003.
3D101
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het „gebruik” van apparatuur als vermeld in 3A101 b).
3E
Technologie
3E001
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of „productie” van apparatuur of materialen, vermeld in 3A, 3B of 3C;
: |
In 3E001 wordt niet bedoeld „technologie” voor de „productie” van apparatuur of onderdelen die onder 3A003 vallen. |
: |
In 3E001 wordt niet bedoeld „technologie” voor de „ontwikkeling” of de „productie” van geïntegreerde schakelingen bedoeld in 3A001 a)3 tot en met 3A001 a)12, met beide volgende kenmerken:
|
3E002
„Technologie” volgens de algemene technologienoot, anders dan vermeld in 3E001, voor de „ontwikkeling” of de „productie” van een „microprocessor-microschakelings-”, een „microcomputer-microschakelings-” of een microbesturings-microschakelingskern met een logische rekeneenheid (ALU) met een toegangsbereik van 32 bit of meer en met één of meer van de volgende eigenschappen:
a) |
een ‚vectorprocessor’ ontworpen om meer dan twee berekeningen op drijvendekommavectoren (eendimensionale ‹arrays› van getallen van 32 bit of meer) gelijktijdig uit te voeren; : Een ‚vectorprocessor’ is een processor met ingebouwde instructies waarbij gelijktijdig verscheidene berekeningen worden uitgevoerd op drijvendekommavectoren (eendimensionale ‹arrays› van getallen van 32 bit of meer), met ten minste één vector-ALU. |
b) |
ontworpen om meer dan twee drijvendekommabewerkingen van 64 bit of hoger per cyclus uit te voeren, of |
c) |
ontworpen om meer dan vier vastekomma-MAC- (‹multiply-accumulate›) resultaten van 16 bit per cyclus te realiseren (bijvoorbeeld de digitale bewerking van analoge informatie die in digitale vorm is omgezet, ook bekend als digitale „signaalbewerking”).
|
: |
3E002 is niet van toepassing op „technologie” voor de „ontwikkeling” of de „productie” van microprocessorkernen met alle volgende kenmerken:
|
: |
3E002 omvat ook „technologie” voor digitale signaalprocessoren en digitale ‹array›-processoren. |
3E003
Andere „technologie” voor de „ontwikkeling” of „productie” van:
a) |
micro-elektronische vacuümelementen; |
b) |
halfgeleiderelementen met een heterostructuur, zoals transistors met hoge elektronenmobiliteit (HEMT), hetero bipolaire transistors (HBT), elementen met een kwantumval of superrooster;
|
c) |
„supergeleidende” elektronische elementen; |
d) |
substraten van diamantfilm voor elektronische componenten; |
e) |
SOI- (silicon-on-insulator) substraten voor geïntegreerde schakelingen met siliciumdioxide als isolator; |
f) |
substraten van siliciumcarbide voor elektronische onderdelen; |
g) |
elektronische vacuümbuizen werkende bij frequenties van 31,8 GHz of hoger. |
3E101
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van apparatuur of „programmatuur”, vermeld in 3A001 a)1 of 2, 3A101, 3A102 of 3D101.
3E102
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van „programmatuur”, vermeld in 3D101.
3E201
„Technologie” volgens de algemene technologienoot voor het „gebruik” van apparatuur, vermeld in 3A001 e)2, 3A001 e)3, 3A001 g), 3A201, 3A225 tot en met 3A233.
CATEGORIE 4
COMPUTERS
: |
Computers, aanverwante apparatuur of „programmatuur” die telecommunicatie- of „lokaal netwerk”-functies verrichten, dienen tevens te worden getoetst aan de criteria van categorie 5, deel 1 (Telecommunicatie). |
: |
Besturingseenheden die zorgen voor de directe onderlinge verbinding van de hoofdlijnen of kanalen van de centrale verwerkingseenheden, het „werkgeheugen” en de schijvenbesturingseenheden worden niet beschouwd als telecommunicatieapparatuur als omschreven in categorie 5, deel 1 (Telecommunicatie).
|
: |
Computers, aanverwante apparatuur of „programmatuur” die cryptografische of cryptoanalytische functies verrichten of certificeerbare veiligheid op verscheidene niveaus of certificeerbare gebruikersisolatie verschaffen, of die de elektromagnetische compatibiliteit (EMC) beperken, dienen tevens te worden getoetst aan de criteria van categorie 5, deel 2 (Informatiebeveiliging). |
4A
Systemen, apparatuur en onderdelen
4A001
Elektronische computers en aanverwante apparatuur, met één of meer van de onderstaande kenmerken, en „samenstellingen” en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
NB: |
ZIE OOK 4A101. |
a) |
speciaal ontworpen voor één van beide volgende kenmerken:
|
b) |
niet gebruikt. |
4A003
„Digitale computers”, „samenstellingen” en aanverwante apparatuur daarvoor, zoals hieronder vermeld, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
: |
In 4A003 zijn mede bedoeld:
|
: |
De embargostatus van de in 4A003 omschreven „digitale computers” of aanverwante apparatuur wordt bepaald door de embargostatus van andere apparatuur of systemen, mits:
|
a) |
ontworpen of aangepast voor „storingstolerantie”;
|
b) |
„digitale computers” met een aangepast piekvermogen („APP: Adjusted Peak Performance”) van meer dan 1,5 gewogen teraFLOPS (WT); |
c) |
„samenstellingen”, speciaal ontworpen of aangepast voor verhoging van de prestaties door samenvoeging van processoren, zodat de „APP” van de samengevoegde processoren de in 4A003 b) bedoelde limiet overschrijdt;
|
d) |
niet gebruikt; |
e) |
apparatuur die analoog-naar-digitaalomzettingen kan uitvoeren en de in 3A001 a)5 bedoelde limiet te boven gaat; |
f) |
niet gebruikt; |
g) |
apparatuur, speciaal ontworpen voor het samenvoegen van de prestaties van „digitale computers” door het beschikbaar stellen van onderlinge externe verbindingen, welke communicatie met een éénrichtingsgegevenssnelheid groter dan 2,0 Gbyte/s per verbinding mogelijk maakt.
|
4A004
Computers, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen aanverwante apparatuur, „samenstellingen” en onderdelen:
a) |
„‹systolic array›-computers”; |
b) |
„neurale computers”; |
c) |
„optische computers”. |
4A101
Analoge computers, „digitale computers” of digitale differentiaalanalysators, anders dan bedoeld in 4A001 a)1, geschikt voor ruw gebruik en ontworpen of aangepast voor gebruik in ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
4A102
„Hybride computers”, speciaal ontworpen voor het modelleren, simuleren of integreren van het ontwerp van ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
: |
Deze post is alleen van toepassing als de apparatuur wordt geleverd met programmatuur, vermeld in 7D103 of 9D103. |
4B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
Geen.
4C
Materialen
Geen.
4D
Programmatuur
: |
De embargostatus van „programmatuur” voor de „ontwikkeling”, de „productie”, of het „gebruik” van apparatuur omschreven in andere categorieën, wordt in de desbetreffende categorie behandeld. |
4D001
„Programmatuur”, als hieronder:
a) |
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, materialen of „programmatuur”, vermeld in 4A001 tot en met 4A004 of 4D. |
b) |
Andere dan de onder 4D001 a) genoemde „programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” of de „productie” van de onderstaande apparatuur:
|
4D002
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor ondersteuning van „technologie”, vermeld in 4E.
4D003
Niet gebruikt.
4E
Technologie
4E001
a) |
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, materialen of „programmatuur”, vermeld in 4A of 4D. |
b) |
Andere dan de onder 4E001 a) genoemde „technologie”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” of de „productie” van de onderstaande apparatuur:
|
TECHNISCHE NOOT BETREFFENDE „AANGEPAST PIEKVERMOGEN” (ADJUSTED PEAK PERFORMANCE) („APP”)
„APP” is een aangepaste pieksnelheid waarbij „digitale computers” drijvendekommaoptellingen en -vermenigvuldigingen van 64 bit of meer uitvoeren.
„APP” wordt uitgedrukt in gewogen teraFLOPS (‹Weighted TeraFLOPS (WT)›), in eenheden van 1012 aangepaste drijvendekommabewerkingen per seconde.
n |
aantal processoren in „digitale computer” |
i |
processornummer (i = 1,…,n) |
ti |
cyclustijd processor (ti = 1/Fi) |
Fi |
processorfrequentie |
Ri |
piekrekensnelheid drijvendekommaberekeningen |
Wi |
aanpassingsfactor architectuur |
1. |
Bepaal voor elke processor i het piekaantal drijvendekommabewerkingen van 64-bit of meer (FPOi) per cyclus voor elke processor in de „digitale computer”.
|
2. |
Bereken de drijvendekommarekensnelheid R voor elke processor Ri = FPOi/ti. |
3. |
Bereken het „APP” als „APP” = W1 × R1 + W2 × R2 + … + Wn × Rn. |
4. |
Voor ‚vectorprocessoren’ is Wi = 0,9. Voor non-‚vectorprocessoren’ is Wi = 0,3. |
: |
Voor processoren die in één cyclus samengestelde bewerkingen uitvoeren, zoals optellen en vermenigvuldigen, wordt elke bewerking geteld. |
: |
Voor een pijplijnprocessor is de effectieve rekensnelheid R de hoogste pijplijnsnelheid, nadat de pijplijn vol is, of de snelheid zonder pijplijn. |
: |
De rekensnelheid R van elke processor die een bijdrage levert, moet worden berekend als de maximumwaarde die theoretisch mogelijk is vooraleer het „APP” van de combinatie wordt afgeleid. Gelijktijdige bewerkingen worden geacht te bestaan wanneer de computerfabrikant in een handleiding of folder in verband met de computer stelt dat er zich samenlopende, parallelle of gelijktijdige bewerkingen of uitvoeringen voordoen. |
: |
Processoren die zijn beperkt tot ‹input/output› en randapparatuurfuncties (bijvoorbeeld ‹disk drive›, communicatie en ‹video display›) worden bij de berekening van het „APP” niet in aanmerking genomen. |
: |
Er worden geen „APP”-waarden berekend voor processorcombinaties die (onderling) zijn verbonden via „lokale netwerken”, ‹wide area networks›, gemeenschappelijke aansluitingen/apparatuur voor ‹input/output›, ‹input/output controllers› en eventuele via „programmatuur” geïmplementeerde communicatieverbindingen. |
: |
Er worden „APP”-waarden berekend voor:
|
: |
Een ‚vectorprocessor’ is een processor met ingebouwde instructies waarbij gelijktijdig verscheidene berekeningen worden uitgevoerd op drijvendekommavectoren (eendimensionale ‹arrays› van getallen van 64 bit of meer), met ten minste 2 vectoriële functionele eenheden en ten minste 8 vectorregisters van ten minsten 64 elementen elk. |
CATEGORIE 5
TELECOMMUNICATIE EN „INFORMATIEBEVEILIGING”
DEEL 1
TELECOMMUNICATIE
: |
In categorie 5, deel 1, wordt de embargostatus omschreven van onderdelen, „lasers”, test- en „productie”-apparatuur en „programmatuur” daarvoor, die speciaal zijn ontworpen voor telecommunicatieapparatuur of -systemen.
|
: |
Wanneer „digitale computers”, aanverwante apparatuur of „programmatuur” essentieel zijn voor de werking en ondersteuning van in deze categorie omschreven telecommunicatieapparatuur, worden deze beschouwd als speciaal ontworpen onderdelen, mits het de standaarduitvoering betreft die gewoonlijk wordt geleverd door de fabrikant. Hieronder zijn mede begrepen computersystemen voor bediening, beheer, onderhoud, technische wijzigingen en facturering. |
5A1
Systemen, apparatuur en onderdelen
5A001
Telecommunicatiesystemen en -apparatuur, en onderdelen en toebehoren daarvoor, als hieronder:
a) |
alle soorten telecommunicatieapparatuur met een van de volgende kenmerken, functies of eigenschappen:
|
b) |
telecommunicatiesystemen en -apparatuur, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren, met een van de volgende kenmerken, functies of eigenschappen:
|
c) |
glasvezels met een lengte van meer dan 500 m die volgens de specificaties van de fabrikant een tijdens de ‚normtest’ uitgeoefende trekspanning weerstaan van 2 × 109 N/m2 of meer;
: ‚Normtest’ houdt in het steekproefsgewijs testen tijdens of buiten de productie waarbij dynamisch een voorgeschreven trekspanning wordt uitgeoefend op vezel met een lengte tussen de 0,5 en 3 m, terwijl deze met een snelheid van 2 à 5 m/s tussen rollen met een diameter van ongeveer 150 mm doorloopt. De omgevingstemperatuur is hierbij nominaal 293 K (20 °C) en de relatieve vochtigheidsgraad 40 %. Voor het uitvoeren van de ‚normtest’ mogen gelijkwaardige nationale normen worden gehanteerd. |
d) |
elektronisch fasegestuurde antennesystemen opgebouwd uit een aantal identieke antennes (‹phased array antennae›) met een werkfrequentie hoger dan 31,8 GHz;
|
e) |
radiorichtingzoekende apparatuur met een werkfrequentie van meer dan 30 MHz en met alle volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
f) |
stoorapparatuur die speciaal is ontworpen of aangepast om opzettelijk en selectief mobieletelecommunicatiediensten te storen, onmogelijk te maken, te hinderen, de kwaliteit van die diensten te verslechteren of deze te deviëren, met één of meer van de volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
g) |
passieve lokaliseringssystemen of -apparatuur (PCL) speciaal ontworpen voor het opsporen en volgen van bewegende voorwerpen door het meten van weerkaatsingen van radiofrequentie-emissies in de omgeving, afkomstig van ‚niet-radarzenders’; : Het begrip ‚niet-radarzenders’ kan betrekking hebben op commerciële radiozenders, tv-zenders of basisstations voor cellulaire telecommunicatie.
|
h) |
op radiofrequentie wekende zendapparatuur die ontworpen of aangepast is om geïmproviseerde explosieven (IED’s) voortijdig te activeren of het initiëren daarvan te voorkomen.
|
5A101
Apparatuur voor telemetrie en afstandsbesturing, inclusief grondapparatuur die is ontworpen of aangepast voor ‚raketten’.
:
In 5A101 wordt onder ‚raket’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen met een bereik van meer dan 300 km.
: |
In 5A101 wordt niet bedoeld:
|
5B1
Test-, inspectie- en productieapparatuur
5B001
Test-, inspectie- en productieapparatuur voor telecommunicatiesystemen, en onderdelen en toebehoren daarvoor, als hieronder:
a) |
apparatuur, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren, speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, functies of eigenschappen, bedoeld in 5A001;
|
b) |
apparatuur, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen en toebehoren, speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” van één of meer van de volgende soorten telecommunicatietransmissie of schakelapparatuur:
|
5C1
Materialen
Geen
5D1
Programmatuur
5D001
„Programmatuur” als hieronder:
a) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, functies of eigenschappen bedoeld in 5A001; |
b) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor ondersteuning van „technologie”, bedoeld in 5E001; |
c) |
specifieke „programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het verschaffen van kenmerken, functies of eigenschappen van apparatuur bedoeld in 5A001 of 5B001; |
d) |
programmatuur speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” van een van de volgende soorten telecommunicatietransmissie of schakelapparatuur:
|
5D101
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het „gebruik” van in 5A101 bedoelde apparatuur.
5E1
Technologie
5E001
„Technologie” als hieronder:
a) |
„technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” (de bediening niet inbegrepen) van apparatuur, functies of eigenschappen bedoeld in 5A001, of van de „programmatuur” bedoeld in 5D001 a); |
b) |
specifieke „technologie”, als hieronder:
|
c) |
„technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of de „productie” van een van de volgende soorten apparatuur:
|
d) |
„technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of de „productie” van speciaal voor telecommunicatie ontwikkelde monolithisch geïntegreerde microgolf-schakelingen- (MMIC) vermogensversterkers met een van de volgende kenmerken:
|
e) |
„technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of de „productie” van elektronische apparaten of schakelingen die speciaal ontworpen zijn voor telecommunicatie en die onderdelen bevatten vervaardigd van „supergeleidende” materialen die speciaal zijn ontworpen om te werken bij temperaturen beneden de „kritische temperatuur” van ten minste een van de „supergeleidende” bestanddelen en met één of meer van de volgende functies:
|
5E101
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 5A101.
DEEL 2
„INFORMATIEBEVEILIGING”
: |
In categorie 5, deel 2, wordt de embargostatus omschreven van apparatuur, „programmatuur”, systemen, voor specifieke toepassingen bestemde „samenstellingen”, modulen, geïntegreerde schakelingen, onderdelen of functies ten behoeve van „informatiebeveiliging”, ook indien het onderdelen of „samenstellingen” van andere apparatuur betreft. |
: |
Categorie 5, deel 2, is niet van toepassing op producten wanneer deze door de gebruiker voor persoonlijk gebruik worden meegevoerd. |
: |
5A002 en 5D002 gelden niet voor goederen die aan alle onderstaande criteria voldoen:
|
: |
Categorie 5, deel 2, is niet van toepassing op producten die „cryptografie” bevatten of gebruiken en aan alle onderstaande criteria voldoen:
|
:
In categorie 5, deel 2, worden pariteitsbits niet meegerekend voor de sleutellengte.
5A2
Systemen, apparatuur en onderdelen
5A002
„Informatiebeveiligings”-systemen en -apparatuur, en onderdelen daarvoor, als hieronder:
a) |
systemen, apparatuur, voor specifieke toepassingen bestemde „samenstellingen”, modulen of geïntegreerde schakelingen ten behoeve van „informatiebeveiliging”, als hieronder, en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor „informatiebeveiliging”:
|
b) |
systemen, apparatuur, toepassingsspecifieke „elektronische samenstellingen”, modules en geïntegreerde schakelingen die ontworpen of aangepast zijn om de onder embargo vallende prestatieniveaus die in punt 5A002 a) met betrekking tot de functies van een product zijn bepaald, te bereiken of te overschrijden, terwijl dit niet anderszins mogelijk was geweest.
|
5B2
Test-, inspectie- en productieapparatuur
5B002
Test-, inspectie- en „productie”-apparatuur inzake „informatiebeveiliging”, als hieronder:
a) |
apparatuur speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” of de „productie” van apparatuur bedoeld in 5A002 of 5B002 b); |
b) |
meetapparatuur, speciaal ontworpen voor het evalueren en valideren van de „informatiebeveiligings”-functies van de apparatuur, bedoeld in 5A002 of van de „programmatuur” bedoeld in 5D002 a) of 5D002 c). |
5C2
Materialen
Geen.
5D2
Programmatuur
5D002
„Programmatuur” als hieronder:
a) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur bedoeld in 5A002 of van „programmatuur” bedoeld in 5D002 c); |
b) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het ondersteunen van technologie, bedoeld in 5E002; |
c) |
specifieke „programmatuur”, als hieronder:
|
d) |
„programmatuur” die ontworpen of aangepast is om de onder embargo vallende prestatieniveaus die in punt 5A002 a) met betrekking tot de functies van een product zijn bepaald, te bereiken of te overschrijden, terwijl dit niet anderszins mogelijk was geweest. |
: |
De onderstaande „programmatuur” is niet bedoeld in 5D002:
|
5E2
Technologie
5E002
„Technologie” als hieronder:
a) |
technologie overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van apparatuur bedoeld in 5A002 en 5B002 of van „programmatuur” bedoeld in 5D002 a) of 5D002 c); |
b) |
„technologie” waardoor een product de onder embargo vallende prestatieniveaus die in punt 5A002 a) met betrekking tot de functies daarvan zijn bepaald, kan bereiken of overschrijden, terwijl dit niet anderszins mogelijk was geweest. |
CATEGORIE 6
SENSOREN EN LASERS
6A
Systemen, apparatuur en onderdelen
6A001
Akoestische systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:
a) |
akoestische systemen voor gebruik ter zee, apparatuur of speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
|
b) |
sonar-logapparatuur voor correlatie- en dopplersnelheidsbepaling, ontworpen voor het meten van de horizontale snelheid van de drager van de apparatuur ten opzichte van de zeebodem, als hieronder:
|
c) |
niet gebruikt. |
6A002
Optische sensoren en apparatuur, en onderdelen daarvoor, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 6A102. |
a) |
optische detectoren, als hieronder:
|
b) |
„monospectrale beeldsensoren” en „multispectrale beeldsensoren”, ontworpen voor toepassing bij het aftasten op afstand, met één van beide volgende kenmerken:
|
c) |
apparatuur voor ‚directe beeldvorming’, met één van beide volgende artikelen:
: Met ‚directe beeldvorming’ wordt bedoeld beeldapparatuur die de menselijke waarnemer een visueel beeld geeft zonder omzetting van het beeld in een elektronisch signaal voor televisieweergave en die het beeld noch fotografisch, noch elektronisch noch op enige andere wijze kan registreren of opslaan.
|
d) |
speciale ondersteunende onderdelen voor optische sensoren, als hieronder:
|
e) |
niet gebruikt. |
6A003
Camerasystemen en -apparatuur, en onderdelen daarvoor, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 6A203. |
: |
Zie 8A002 d)1 en 8A002 e) voor televisiecamera’s en fotografische filmcamera’s die speciaal zijn ontworpen of aangepast voor gebruik onder water. |
a) |
instrumentatiecamera’s en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
|
b) |
beeldcamera’s, als hieronder:
|
6A004
Optische apparatuur en onderdelen daarvoor, als hieronder:
a) |
optische spiegels (reflectoren), als hieronder:
|
b) |
optische onderdelen vervaardigd van zinkselenide (ZnSe) of zinksulfide (ZnS) met voortplanting in het golflengtegebied van 3 000 nm tot 25 000 nm en met één van de volgende kenmerken:
|
c) |
„voor gebruik in de ruimte gekwalificeerde” onderdelen voor optische systemen, als hieronder:
|
d) |
optische regelapparatuur, als hieronder:
|
e) |
‚asferische optische elementen’ met alle volgende kenmerken:
|
:
1. |
Een ‚asferisch optisch element’ is een in een optisch systeem gebruikt element waarvan het beeldvormingsoppervlak of de beeldvormingsoppervlakken dusdanig ontworpen zijn dat zij afwijken van de ideale bolvorm. |
2. |
De fabrikanten hoeven de in 6A004 e)2 vermelde oppervlakteruwheid niet te meten, tenzij het optisch element is ontworpen of vervaardigd om aan de controleparameter te voldoen of die parameter te overtreffen. |
: |
Niet bedoeld worden in 6A004 e) ‚asferische optische elementen’ met één of meer van de volgende kenmerken:
|
: |
Voor ‚asferische optische elementen’, speciaal ontworpen voor lithografische apparatuur, zie 3B001. |
6A005
„Lasers”, onderdelen en optische apparatuur, anders dan bedoeld in 0B001 g)5 of 0B001 h)6, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 6A205. |
: |
Onder gepulseerde „lasers” worden mede begrepen „lasers” die werken in continugolf- (CW) modus met gesuperponeerde impulsen. |
: |
Excimeer-„lasers”, halfgeleider-„lasers”, chemische „lasers”, CO-, CO2-„lasers” en niet-repititieve gepulseerde Ndglas-„lasers” staan alleen vermeld in 6A005 d). |
: |
6A005 omvat vezel-„lasers”. |
: |
De embargostatus voor „lasers” met frequentieomzetting (d.w.z. verandering van golflengte) anders dan door één „laser” die een andere „laser” pompt, wordt bepaald door toepassing van de controleparameters voor de output van de bron-„laser” en de optische output met omgezette frequentie. |
: |
6A005 is niet van toepassing op onderstaande „lasers”:
|
:
In 6A005 wordt ‚wall-plug efficiency’ gedefinieerd als de verhouding tussen het „laser”-uitgangsvermogen (of „gemiddeld uitgangsvermogen”) en het elektrische ingangsvermogen dat nodig is om met de „laser” te werken, inclusief conditionering van de stroombron en thermische conditionering/warmtewisselaar.
a) |
niet-„afstembare”„lasers” met continugolf (CW), met één of meer van de volgende kenmerken:
|
b) |
niet-„afstembare”„lasers” met één of meer van de volgende kenmerken:
|
c) |
„afstembare”„lasers” met één of meer van de volgende kenmerken:
|
d) |
overige „lasers”, niet bedoeld in 6A005 a), 6A005 b) of 6A005 c), als hieronder:
|
e) |
onderdelen, als hieronder:
|
f) |
optische apparatuur, als hieronder:
|
g) |
‚laser-akoestische detectieapparatuur’ met alle volgende kenmerken:
: ‚Laser-akoestische detectieapparatuur’ wordt soms ook lasermicrofoon of deeltjesstroomdetectiemicrofoon (‚Particle Flow Detection Microphone’) genoemd. |
6A006
„Magnetometers”, „magnetische gradiëntmeters”, „intrinsieke magnetische gradiëntmeters”, sensoren voor het meten van elektrische velden onder water en „compensatiesystemen”, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
: |
Niet bedoeld worden in 6A006 instrumenten die speciaal zijn ontworpen voor visserijtoepassingen of biomagnetische metingen ten behoeve van de medische diagnostiek. |
a) |
„magnetometers” en subsystemen, als hieronder:
|
b) |
sensoren voor het meten van elektrische velden onder water met een ‚gevoeligheid’ lager (beter) dan 8 nanovolt per meter Hz bij meting bij 1 Hz; |
c) |
„magnetische gradiëntmeters”, als hieronder:
|
d) |
„compensatiesystemen” voor magnetische sensoren of voor sensoren voor het meten van elektrische velden onder water, die leiden tot een prestatie welke gelijk is aan of beter is dan de onder 6A006 a), 6A006 b), of 6A006 c) vermelde parameters; |
e) |
elektromagnetische onderwaterontvangers die sensoren voor het meten van magnetische velden, bedoeld in 6A006 a), of sensoren voor het meten van elektrische velden onder water, bedoeld in 6A006 b), bevatten. |
:
Voor de toepassing van 6A006 wordt onder ‚gevoeligheid’ (ruisniveau) verstaan de effectieve waarde van het componentspecifieke laagst meetbare achtergrondgeluid.
6A007
Zwaartekrachtmeters (gravimeters) en zwaartekrachtgradiëntmeters, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 6A107. |
a) |
zwaartekrachtmeters ontworpen of aangepast voor gebruik te land met een statische nauwkeurigheid kleiner (beter) dan 10 μgal (microgal);
|
b) |
zwaartekrachtmeters ontworpen voor mobiele tafels met alle volgende kenmerken:
|
c) |
zwaartekrachtgradiëntmeters. |
6A008
Radarsystemen, -apparatuur en -samenstellingen met één of meer van de volgende eigenschappen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
NB: |
ZIE OOK 6A108. |
: |
In 6A008 worden niet bedoeld:
|
a) |
werkend in het frequentiegebied van 40 GHz tot 230 GHz en met één of meer van de volgende kenmerken:
|
b) |
met een afstembare bandbreedte groter dan ± 6,25 % van de ‚centrale werkfrequentie’; : De ‚centrale werkfrequentie’ is gelijk aan de helft van de som van de hoogste en de laagste gespecificeerde werkfrequentie. |
c) |
geschikt om gelijktijdig te werken op meer dan twee draagfrequenties; |
d) |
geschikt om te werken in de radarmodus met kunstmatig ingestelde apertuur (‹synthetic aperture radar› — SAR), met omgekeerde kunstmatig ingestelde apertuur (‹inverse synthetic aperture› — ISAR) of in vliegtuigen in de zijwaarts stralende (‹sidelooking airborne› — SLAR) radarmodus; |
e) |
met elektronisch bestuurbare antennesystemen, opgebouwd uit een groot aantal identieke antennes (‹array antennae›); |
f) |
geschikt voor het peilen van de hoogte van niet meewerkende doelen; |
g) |
speciaal ontworpen om te werken in de lucht (gemonteerd in een ballon of vliegtuigstructuur) en met doppler-„signaalverwerking” voor het opsporen van bewegende doelen; |
h) |
met toepassing van radarsignaalverwerking en gebruikmaking van:
|
i) |
met bediening vanaf de grond met een maximaal „geïnstrumenteerd bereik” groter dan 185 km;
|
j) |
„laser”-radar of lichtdetectie- en afstandsbepalings- (LIDAR) apparatuur, met één of meer van de volgende kenmerken:
|
k) |
met subsystemen voor „signaalverwerking” die gebruikmaken van „impulscompressie”, met één of meer van de volgende kenmerken:
|
l) |
met subsystemen voor gegevensverwerking met één of meer van de volgende kenmerken:
|
6A102
Stralingbestendige ‚detectoren’, anders dan vermeld in 6A002, speciaal ontworpen of aangepast ter bescherming tegen nucleaire effecten (bijvoorbeeld elektromagnetische puls (EMP), röntgenstraling, combinatie van drukgolf en hitte) en geschikt voor gebruik in „raketten”, ontworpen of gespecificeerd als zijnde bestand tegen stralingsniveaus die overeenkomen met een totale stralingsdosis van 5 × 105 rad silicium of meer.
:
In 6A102 is een ‚detector’ gedefinieerd als een mechanisch, elektrisch, optisch of chemisch element dat een prikkel, bijvoorbeeld een verandering van de omgevingsdruk of -temperatuur, een elektrisch of elektromagnetisch signaal of straling van radioactief materiaal automatisch herkent en vastlegt of registreert. Dit omvat elementen die een werking of storing per keer waarnemen.
6A107
Zwaartekrachtmeters (gravimeters) en onderdelen voor zwaartekrachtmeters, en zwaartekracht-gradiëntmeters, als hieronder:
a) |
zwaartekrachtmeters, anders dan vermeld in 6A007 b), ontworpen of gewijzigd voor gebruik in luchtvaartuigen of op zee, met een statische of operationele nauwkeurigheid van 7 × 10–6 m/s2 (0,7 mgal) of minder (beter) waarbij het twee minuten of minder duurt voordat een stationair werkende toestand is bereikt; |
b) |
speciaal ontworpen onderdelen voor zwaartekrachtmeters, vermeld in 6A007 b) of 6A107 a) en zwaartekrachtgradiëntmeters, bedoeld in 6A007 c). |
6A108
Radarsystemen en volgsystemen, anders dan bedoeld in 6A008, als hieronder:
a) |
radar- en laserradarsystemen ontworpen of aangepast voor gebruik in ruimtelanceervoertuigen beoeld in 9A004, of sonderingsraketten beoeld in 9A104;
|
b) |
precisievolgsystemen, geschikt voor ‚raketten’, als hieronder:
|
:
In 6A108 b) wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen.
6A202
Fotomultiplicatorbuizen met de volgende twee kenmerken:
a) |
oppervlak van de fotokathode groter dan 20 cm2, en |
b) |
stijgtijd van de anodepuls korter dan 1 ns. |
6A203
Camera’s en onderdelen, anders dan bedoeld in 6A003, als hieronder:
a) |
mechanisch roterende spiegelcamera’s, als hieronder, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
b) |
elektronische ‹streak›-camera’s, elektronische beeld- (‹framing›) camera’s, elementen en buizen, als hieronder:
|
c) |
stralingbestendige televisiecamera’s of lenzen daarvoor, speciaal ontworpen of gekwalificeerd als bestand zijnde tegen een stralingsniveau hoger dan 50 × 103 Gy (silicium) (5 × 106 rad(silicium)) zonder verslechtering van de werking. : De term Gy (silicium) verwijst naar de energie in Joule per kilogram die wordt geabsorbeerd door een onbeschermde hoeveelheid silicium bij blootstelling aan ioniserende straling. |
6A205
„Lasers”, „laser” -versterkers en -oscillatoren, anders dan bedoeld in 0B001 g)5, 0B001 h)6 en 6A005, als hieronder:
: |
Voor koperdamplasers, zie 6A005 b). |
a) |
argon-ionen-„lasers” met de volgende twee kenmerken:
|
b) |
afstembare gepulseerde monomodus kleurstoflaseroscillatoren met alle volgende kenmerken:
|
c) |
afstembare gepulseerde kleurstof-„laser”-versterkers en -oscillatoren met alle volgende kenmerken:
|
d) |
gepulseerde koolstofdioxide-„lasers” met alle volgende kenmerken:
|
e) |
para-waterstof-ramanfrequentieverschuivers, ontworpen om te werken bij een golflengte aan de uitgang van 16 μm en een herhalingssnelheid groter dan 250 Hz; |
f) |
neodymium-gedoopte (anders dan glas) „lasers”, als hieronder, met een golflengte aan de uitgang langer dan 1 000 nm doch niet langer dan 1 100 nm met één of meer van de volgende kenmerken:
|
6A225
Snelheidsinterferometers voor het meten van snelheden van meer dan 1 km per seconde over een tijdsinterval van minder dan 10 μs.
: |
In 6A225 zijn bedoeld snelheidsinterferometers zoals VISARs (Velocity interferometer systems for any reflector) en DLI’s (Doppler laser interferometers). |
6A226
Druksensoren, als hieronder:
a) |
manganinedrukmeters voor druk hoger dan 10 GPa; |
b) |
kwartsdrukopnemers voor druk hoger dan 10 GPa. |
6B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
6B004
Optische apparatuur, als hieronder:
a) |
optische apparatuur voor het meten van absolute reflectiecoëfficiënten met een nauwkeurigheid van ± 0,1 % van de reflectiecoëfficiëntswaarde; |
b) |
andere apparatuur dan optische meetapparatuur voor de verstrooiing aan oppervlakken, met een vrije apertuur van meer dan 10 cm, speciaal ontworpen voor contactloze optische meting van een niet vlak zijnd optisch oppervlak (profiel) met een „nauwkeurigheid” van 2 nm of minder (beter) ten opzichte van het gewenste profiel.
|
6B007
Apparatuur voor de productie, het richten en het ijken van op de grond gestationeerde zwaartekrachtmeters met een statische nauwkeurigheid beter dan 0,1 mgal (milligal).
6B008
Gepulseerde radarsystemen voor het meten van de dwarsdoorsnede met een zendimpulsduur van 100 ns of minder en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen.
NB: |
ZIE OOK 6B108. |
6B108
Systemen, anders dan vermeld in 6B008, speciaal ontworpen voor het meten van radardwarsdoorsneden geschikt voor gebruik in ‚raketten’, alsmede subsystemen daarvan.
:
In 6B108 wordt onder ‚raket’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen met een bereik van meer dan 300 km.
6C
Materialen
6C002
Materialen voor optische sensoren, als hieronder:
a) |
elementair telluur (Te) met een zuiverheidsgraad gelijk aan of hoger dan 99,9995 %; |
b) |
eenkristallen (met inbegrip van epitaxiale wafers daarvan) van een van de volgende stoffen:
|
6C004
Optische materialen, als hieronder:
a) |
„onafgewerkte substraten” van zinkselenide (ZnSe) en zinksulfide (ZnS) vervaardigd door middel van chemische afzetting uit de dampfase met één of meer van de volgende kenmerken:
|
b) |
eenkristallen van een van de onderstaande elektro-optische materialen:
|
c) |
niet-lineaire optische materialen met:
|
d) |
„onafgewerkte substraten” bekleed met siliciumcarbide of beryllium beryllium (Be/Be), met een diameter of lengte van de hoofdas groter dan 300 mm; |
e) |
glas, met inbegrip van gesmolten siliciumoxide, fosfaatglas, fluorfosfaatglas, zirkoniumfluoride (ZrF4) (CAS 7783-64-4) en hafniumfluoride (HfF4) (CAS 13709-52-9), met alle volgende kenmerken:
|
f) |
kunstmatig geproduceerd diamantmateriaal met een absorptie van minder dan 10–5 cm–1 bij een golflengte groter dan 200 nm doch niet groter dan 14 000 nm. |
6C005
Synthetisch kristallijn „laser”-materiaal in onafgewerkte vorm, als hieronder:
a) |
titaan-gedoopt saffier; |
b) |
alexandriet. |
6D
Programmatuur
6D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” of „productie” van apparatuur, vermeld in 6A004, 6A005, 6A008 of 6B008.
6D002
„Programmatuur”, speciaal ontworpen voor het „gebruik” van apparatuur, vermeld in 6A002 b), 6A008 of 6B008.
6D003
Overige „programmatuur”, als hieronder:
a) |
„programmatuur” als hieronder:
|
b) |
niet gebruikt; |
c) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor camera’s met „‹focal plane arrays›” als bedoeld in 6A002 a)3f) en ontworpen of aangepast om een beeldsnelheidsbeperking weg te nemen en de camera in staat te stellen de beeldsnelheid als bedoeld in 6A003 b)4, noot 3a), te overschrijden; |
d) |
niet gebruikt; |
e) |
niet gebruikt; |
f) |
„programmatuur” als hieronder:
|
g) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen voor het corrigeren van bewegingsbeïnvloeding van zwaartekrachtmeters of zwaartekrachtgradiëntmeters; |
h) |
„programmatuur”, als hieronder:
|
6D102
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het „gebruik” van in 6A108 bedoelde goederen.
6D103
„Programmatuur” voor het na de vlucht verwerken van geregistreerde gegevens, waarmee de positie tijdens het gehele vluchttraject kan worden bepaald, speciaal ontworpen of aangepast voor ‚raketten’.
:
In 6D103 wordt onder ‚raket’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen met een bereik van meer dan 300 km.
6E
Technologie
6E001
Technologie overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van apparatuur, materialen of „programmatuur”, vermeld in 6A, 6B, 6C of 6D.
6E002
Technologie overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „productie” van apparatuur of materialen, vermeld in 6A, 6B of 6C.
6E003
Overige „technologie”, als hieronder:
a) |
„technologie”, als hieronder:
|
b) |
„technologie”„noodzakelijk” voor de „ontwikkeling”, „productie” of het „gebruik” van speciaal ontworpen diagnostische instrumenten of trefplaten in testvoorzieningen voor SHPL-systemen („Super High Power Laser”) of voor het testen of onderzoek van door SHPL-bundels bestraalde materialen. |
6E101
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor het „gebruik” van apparatuur en „programmatuur”, vermeld in 6A002, 6A007 b) en c), 6A008, 6A102, 6A107, 6A108, 6B108, 6D102 of 6D103.
: |
In 6E101 wordt alleen „technologie” vermeld voor apparatuur, vermeld in 6A008, wanneer deze is ontworpen voor gebruik in vliegtuigen en geschikt is voor gebruik in „raketten”. |
6E201
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor het gebruik van apparatuur, vermeld in 6A003, 6A005 a)2, 6A005 b)2, 6A005 b)3, 6A005 b)4, 6A005 b)6, 6A005 c)2, 6A005 d)3c), 6A005 d)4c), 6A202, 6A203, 6A205, 6A225 en 6A226.
CATEGORIE 7
NAVIGATIE EN VLIEGTUIGELEKTRONICA
7A
Systemen, apparatuur en onderdelen
: |
Voor automatische piloten voor onderwatervoertuigen, zie categorie 8. Voor radar, zie categorie 6. |
7A001
Versnellingsmeters en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 7A101. |
: |
Voor hoek- of rotatieversnellingsmeters, zie 7A001 b). |
a) |
lineaire versnellingsmeters met één of meer van de volgende kenmerken:
|
b) |
hoek- of rotatieversnellingsmeters, gespecificeerd voor gebruik bij lineaire versnellingsniveaus van meer dan 100 g. |
7A002
Gyroscopen of hoekbewegingsensoren, met één of meer van de volgende kenmerken en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
NB: |
ZIE OOK 7A102. |
: |
Voor hoek- of rotatieversnellingsmeters, zie 7A001 b). |
a) |
gespecificeerd voor gebruik bij lineaire versnellingsniveaus van minder dan of gelijk aan 100 g, en met één of meer van de volgende kenmerken:
|
b) |
gespecificeerd voor gebruik bij lineaire versnellingsniveaus van meer dan 100 g. |
7A003
Traagheidsystemen en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 7A103. |
a) |
traagheidsnavigatiesystemen (INS) (zowel met cardanische ophanging als vast) en traagheidsapparatuur ontworpen voor „vliegtuigen”, voor voertuigen voor gebruik aan land, voor vaartuigen (zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten) of voor „ruimtevaartuigen”, voor navigatie, standregeling, geleiding of besturing met één of meer van de volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
|
b) |
hybride traagheidsnavigatiesystemen met ingebouwd wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) of „navigatiesysteem met als referentie een gegevensbestand” (DBRN) voor navigatie, standregeling, geleiding of besturing, na normale uitrichting, met na uitval van GNSS of DBRN gedurende een periode tot 4 minuten een INS-precisie van minder (beter) dan 10 meter ‚Circular Error Probability’ (‚CEP’) (50 %-trefkanscirkel); |
c) |
traagheidsmeetapparatuur voor koersbepaling en bepaling van het echte noorden met één of meer van de volgende kenmerken, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
|
d) |
traagheidsmeetapparatuur waaronder traagsheidsmetingseenheden (IMU), traagheidsreferentiesystemen (IRS), met versnellingsmeters en of gyroscopen, bedoeld in 7A001 of 7A002.
:
|
7A004
Astrogyrokompassen en andere apparaten voor het bepalen van plaats en richting door het automatisch volgen van hemellichamen of satellieten, met een azimutnauwkeurigheid gelijk aan of kleiner (beter) dan 5 boogseconden.
NB: |
ZIE OOK 7A104. |
7A005
Ontvangstapparatuur voor wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) met één van beide volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
NB: |
ZIE OOK 7A105. |
: |
Voor apparatuur speciaal ontworpen voor militair gebruik, zie de lijst van militaire goederen. |
a) |
maakt gebruik van een ontcijferingsalgoritme speciaal ontworpen of aangepast voor gebruik door de overheid om toegang te krijgen tot de afstandsbepalingscode voor positie en tijd, of |
b) |
maakt gebruik van ‚aanpasbare antennesystemen’.
: De in 7A005 b) bedoelde ‚aanpasbare antennesystemen’ genereren op een dynamische manier één of meer ruimtelijke nullen in een antennematrixpatroon, door signaalverwerking in het tijdstipdomein of in het frequentiedomein. |
7A006
Hoogtemeters voor gebruik in luchtvaartuigen met werkfrequenties buiten het gebied van 4,2 tot en met 4,4 GHz, met één van beide volgende kenmerken:
NB: |
ZIE OOK 7A106. |
a) |
„vermogensaanpassing”, of |
b) |
maakt gebruik van fasemodulatie (‹phase shift key modulation›). |
7A008
Onderwatersonarnavigatiesystemen met doppler- of correlatiesnelheidsappartuur met een richtingsbron, met een positioneringsnauwkeurigheid gelijk aan of minder (beter) dan 3 % van de ‚Circular Error Probable’ (‚CEP’) van de afgelegde afstand en met speciaal daarvoor ontworpen onderdelen.
: |
7A008 geldt niet voor systemen die speciaal ontworpen zijn voor installatie op oppervlakteschepen of systemen die voor positioneringsgegevens akoestische bakens of boeien nodig hebben. |
: |
Zie 6A001 a) voor akoestische systemen en 6A001 b) voor sonar-logapparatuur voor correlatie- en dopplersnelheidsbepaling. Zie 8A002 voor andere mariene systemen. |
7A101
Lineaire versnellingsmeters, anders dan bedoeld in 7A001, die ontworpen zijn voor gebruik in traagheidsnavigatiesystemen of in geleidingssystemen van alle soorten, geschikt voor gebruik in ‚raketten’, met de volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
a) |
een „bias”-„herhaalbaarheid” van minder (beter) dan 1 250 micro g, en |
b) |
een „schaalfactor”-„herhaalbaarheid” van minder (beter) dan 1 250 ppm. |
: |
7A101 is niet van toepassing op versnellingsmeters speciaal ontworpen en ontwikkeld als sensoren voor gebruik in boorputten als sensoren voor gebruik tijdens het boren (‹Measurement While Drilling› — MWD-sensoren). |
:
1. |
In 7A101 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen. |
2. |
In 7A101 wordt met de meting van de „bias” en de „schaalfactor” bedoeld een standaardafwijking van 1 sigma ten opzichte van een vaste ijkwaarde over een periode van één jaar. |
7A102
Alle types gyroscopen, anders dan bedoeld in 7A002, geschikt voor gebruik in ‚raketten’ met een gespecificeerde ‚stabiliteit’ van de „verloopsnelheid” (een gespecificeerde vrije precessie) van minder dan 0,5° (1 sigma of effectief (rms)) per uur bij een versnellingsniveau van 1 g, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen.
:
1. |
In 7A102 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen. |
2. |
In 7A102 is ‚stabiliteit’ de mate waarin een specifiek mechanisme of een specifieke prestatiecoëfficiënt onveranderlijk kan blijven bij voortdurende blootstelling aan een vaste gebruiksomgeving (IEEE-standaard 528-2001, punt 2.247). |
7A103
Instrumentatie, navigatieapparatuur en systemen, anders dan bedoeld in 7A003, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) |
apparatuur voor traagheidsnavigatie of andere apparatuur, die gebruikmaakt van versnellingsmeters of gyroscopen als hieronder, en systemen die dergelijke apparatuur bevatten;
|
b) |
geïntegreerde besturingssystemen voor vliegtuigen, bevattende gyrostabilisatoren of automatische piloten, ontworpen of aangepast voor gebruik in ‚raketten’; |
c) |
‚geïntegreerde navigatiesystemen’, ontworpen of aangepast voor ‚raketten’, die een navigatienauwkeurigheid kunnen bieden van een 50 %-trefkanscirkel (‚Circle of Equal probability’ — ‚CEP’) van 200 m of minder; : Een ‚geïntegreerd navigatiesysteem’ bestaat doorgaans uit de volgende onderdelen:
|
d) |
drieassige magnetische richtingssensoren, ontworpen of aangepast voor integratie in vluchtcontrole- en navigatiesystemen, met de volgende kenmerken, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
: In 7A103 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen. |
7A104
Astrogyrokompassen en andere apparaten, anders dan bedoeld in 7A004, voor het bepalen van plaats en richting door het automatisch volgen van hemellichamen of satellieten, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen.
7A105
Ontvangstapparatuur voor wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS; bv. gps, GLONASS of Galileo) met één of meer van de volgende kenmerken en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:
a) |
ontworpen of aangepast voor gebruik in ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, onbemande luchtvaartuigen bedoeld in 9A012, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104, of |
b) |
ontworpen of aangepast voor gebruik in vliegtuigen, met één of meer van de volgende kenmerken:
|
7A106
Hoogtemeters, anders dan bedoeld in 7A006, van het radar- of laserradartype, ontworpen of aangepast voor gebruik in ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
7A115
Passieve sensoren voor het bepalen van de positie ten opzichte van bepaalde elektromagnetische bronnen (richtingsbepalingsapparatuur) of van karakteristieken van het terrein, ontworpen of aangepast voor gebruik in ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
: |
7A115 bevat onder meer sensoren voor:
|
7A116
Vluchtregelsystemen en servokleppen, als hieronder, ontworpen of aangepast voor gebruik in ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104:
a) |
hydraulische, mechanische, elektro-optische, elektromechanische vluchtregelsystemen, met inbegrip van ‹fly-by-wire›-vluchtregelsystemen; |
b) |
standregelapparatuur; |
c) |
vluchtregelservokleppen, ontworpen of aangepast voor de systemen, bedoeld in 7A116 a) of 7A116 b), en ontworpen of aangepast om te kunnen werken in trillingsomstandigheden van meer dan 10 g rms tussen 20 Hz en 2000 Hz. |
7A117
„Geleidingssystemen” geschikt voor gebruik in „raketten” met een systeemnauwkeurigheid van 3,33 % of minder van het bereik (een „CEP” van 10 km of minder bij een bereik van 300 km).
7B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
7B001
Test-, ijk- of uitrichtapparatuur, speciaal ontworpen voor apparatuur, bedoeld in 7A.
: |
7B001 is niet van toepassing op test-, ijk- of uitrichtapparatuur voor ‚onderhoudsniveau I’ of ‚onderhoudsniveau II’. |
:
1. |
‚’ De storing van een traagheidsnavigatie-eenheid wordt aan boord van het vliegtuig ontdekt via aanwijzingen van de besturings- en beeldeenheid (‹control and display unit› — CDU) of via de toestandinformatie van het overeenkomstige subsysteem. Aan de hand van het handboek van de fabrikant kan de storing worden gelokaliseerd op het niveau van de niet goed functionerende ‹line replaceable unit› (LRU). De operateur verwijdert vervolgens de LRU en vervangt deze door een reserve-eenheid. |
2. |
‚’ De defecte LRU wordt naar de onderhoudswerkplaats gestuurd (van de fabrikant of van de voor onderhoudsniveau II verantwoordelijke operateur). In de werkplaats wordt de defecte LRU getest met de daarvoor geëigende middelen teneinde de defecte, in de werkplaats vervangbare (‹shop replaceable assembly› — SRA) module die voor de storing verantwoordelijk is, te controleren en te lokaliseren. Deze SRA-module wordt verwijderd en vervangen door een goedwerkende reservemodule. De defecte SRA (of eventueel de complete LRU) wordt vervolgens naar de fabrikant gezonden. ‚Onderhoudsniveau II’ omvat niet het ontmantelen of herstellen van onder embargo vallende versnellingsmeters of gyrosensoren. |
7B002
Apparatuur, speciaal ontworpen voor het bepalen van de karakteristieken van spiegels voor ring-„laser”-gyroscopen, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 7B102. |
a) |
verstrooiingsmeters met een meetnauwkeurigheid van 10 ppm of minder (beter); |
b) |
profielmeters met een meetnauwkeurigheid van 0,5 nm (5 ångström) of minder (beter). |
7B003
Apparatuur, speciaal ontworpen voor de productie van apparatuur, bedoeld in 7A:
: |
7B003 omvat:
|
7B102
Reflectometers, speciaal ontworpen voor het karakteriseren van spiegels voor „laser”-gyroscopen met een meetnauwkeurigheid van minder (of beter) dan 50 ppm.
7B103
„Productiefaciliteiten” en „productieapparatuur”, als hieronder:
a) |
speciaal ontworpen „productiefaciliteiten” voor apparatuur, bedoeld in 7A117; |
b) |
„productieapparatuur” en andere test-, ijk- of uitrichtapparatuur, anders dan bedoeld in 7B001 tot en met 7B003, ontworpen of aangepast om te worden gebruikt met apparatuur, bedoeld in 7A. |
7C
Materialen
Geen.
7D
Programmatuur
7D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” of „productie” van apparatuur, bedoeld in 7A of 7B.
7D002
„Broncode” voor het „gebruik” van iedere traagheidsnavigatieapparatuur met inbegrip van traagheidspparatuur die niet is bedoeld in 7A003 of 7A004, of stand- en koersreferentiesystemen (‹Attitude and Heading Reference Systems› — AHRS).
: |
7D002 is niet van toepassing op „broncode” voor het „gebruik” van ‚AHRS’ met cardanische ophanging. |
:
Het verschil tussen ‚AHRS’ en traagheidsnavigatiesystemen (INS) is dat in het algemeen ‚AHRS’ standkoersgegevens verschaft en gewoonlijk niet de gegevens omtrent versnelling, snelheid en positie verschaft die een INS wel levert.
7D003
Overige „programmatuur”, als hieronder:
a) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor verbetering van de operationele prestaties of vermindering van de navigatiefout van systemen tot de niveaus, vermeld in 7A003, 7A004 of 7A008; |
b) |
„broncode” voor hybride geïntegreerde systemen waardoor de operationele prestaties van het systeem worden verbeterd of de navigatiefout wordt verkleind tot het niveau, vermeld in 7A003 of 7A008, door middel van continue combinatie van richtingsgegevens met één of meer van de volgende elementen:
|
c) |
„broncode” voor geïntegreerde vliegtuigelektronica- of vluchtprofielsystemen die gegevens van sensoren combineren en gebruikmaken van „expert-systemen”; |
d) |
„broncode” voor de „ontwikkeling” van:
|
e) |
„programmatuur” voor het computerondersteund ontwerpen (CAD), speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” van „actieve vluchtregelsystemen”, elektrische of opto-elektronische besturingen (‹fly-by-wire›/‹fly-by-light›) of luchtstroombeheerste antitorsie of richtingregelsystemen voor meerassige hefschroefvliegtuigsystemen, waarvoor de „technologie” is gespecificeerd in 7E004 b), 7E004 c)1 of 7E004 c)2. |
7D101
Speciaal ontworpen of aangepaste „programmatuur” voor het „gebruik” van apparatuur als bedoeld in 7A001 tot en met 7A006, 7A101 tot en met 7A106, 7A115, 7A116 a), 7A116 b), 7B001, 7B002, 7B003, 7B102 of 7B103.
7D102
Integratie-„programmatuur”, als hieronder:
a) |
integratie-„programmatuur” voor apparatuur als bedoeld in 7A103 b); |
b) |
integratie-„programmatuur”, speciaal ontworpen voor apparatuur als bedoeld in 7A003 of 7A103 a); |
c) |
integratie-„programmatuur”, ontworpen of aangepast voor apparatuur als bedoeld in 7A103 c).
|
7D103
„Programmatuur”, speciaal ontworpen voor het modelleren of simuleren van de „geleidingssystemen”, bedoeld in 7A117, of voor de ontwerpintegratie met de ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
: |
„Programmatuur” bedoeld in 7D103 blijft bedoeld, ook wanneer deze wordt gecombineerd met de speciaal ontworpen apparatuur bedoeld in 4A102. |
7E
Technologie
7E001
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 7A, 7B of 7D.
7E002
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 7A of 7B.
7E003
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor reparatie, opknappen of revisie van apparatuur, bedoeld in 7A001 tot en met 7A004.
: |
7E003 is niet van toepassing op onderhouds-„technologie” die direct verband houdt met de ijking, verwijdering of vervanging van beschadigde of onbruikbare LRU’s en SRA’s van „civiele vliegtuigen” als omschreven in ‚onderhoudsniveau I’ en ‚onderhoudsniveau II’. |
: |
Zie de technische noten bij 7B001. |
7E004
Overige „technologie”, als hieronder:
a) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” of „productie” van:
|
b) |
„ontwikkelings”-„technologie”, als hieronder, voor „actieve vluchtregelsystemen” met inbegrip van elektrische of opto-elektronische besturing (‹fly-by-wire›/‹fly-by-light›):
|
c) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” van hefschroefvliegtuigsystemen, als hieronder:
|
7E101
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor het „gebruik” van apparatuur, bedoeld in 7A001 tot en met 7A006, 7A101 tot en met 7A106, 7A115 tot en met 7A117, 7B001, 7B002, 7B003, 7B102, 7B103, 7D101 tot en met 7D103.
7E102
„Technologie” voor bescherming van elektronische vliegtuigsystemen en elektrische subsystemen tegen elektromagnetische impulsen (EMP) en elektromagnetische storingen (EMI) door buiten het systeem gelegen bronnen, als hieronder:
a) |
ontwerp-„technologie” voor afschermsystemen; |
b) |
ontwerp-„technologie” voor de configuratie van stralingbestendige elektrische schakelingen en subsystemen; |
c) |
ontwerp-„technologie” voor de bepaling van criteria voor het stralingbestendig maken van de onder 7E102 a) en 7E102 b) bedoelde systemen. |
7E104
„Technologie” voor het integreren van vluchtregel-, navigatie- en voortstuwingsregelgegevens in een vluchtbeheerssysteem om de baan van raketten te optimaliseren.
CATEGORIE 8
ZEEWEZEN EN SCHEPEN
8A
Systemen, apparatuur en onderdelen
8A001
Onderwatervoertuigen en oppervlaktevaartuigen, als hieronder:
: |
Voor de embargostatus van apparatuur voor onderwatervoertuigen, zie
|
a) |
getuide onderwatervoertuigen voor bemand gebruik, ontworpen voor een werkdiepte van meer dan 1 000 m; |
b) |
ongetuide onderwatervoertuigen voor bemand gebruik met één of meer van de volgende kenmerken:
:
|
c) |
getuide onderwatervoertuigen voor onbemand gebruik, ontworpen voor een werkdiepte van meer dan 1 000 m, met één of meer van de volgende kenmerken:
|
d) |
ongetuide onderwatervoertuigen voor onbemand gebruik met één of meer van de volgende kenmerken:
|
e) |
systemen voor berging op zee met een hijscapaciteit groter dan 5 MN voor berging van voorwerpen die zich op een diepte van meer dan 250 m bevinden en met één of meer van de volgende systemen:
|
f) |
vaartuigen met grondeffect (volledig met schorten (‹fully skirted variety›)) met alle volgende kenmerken:
|
g) |
vaartuigen met grondeffect (met vaste zijwand (‹rigid sidewall›)) met een maximale ontwerpsnelheid bij volle lading van meer dan 40 knopen in golven van 3,25 m (toestand van het zeeoppervlak (‹sea state›): 5) of hoger; |
h) |
draagvleugelboten met actieve systemen voor automatische besturing van de vleugelsystemen, met een maximale ontwerpsnelheid bij volle lading van 40 knopen of meer in golven van 3,25 m (toestand van het zeeoppervlak (‹sea state›): 5) of hoger; |
i) |
‚vaartuigen met geringe rompdoorsnede’ met één of meer van de volgende kenmerken:
|
:
Voor ‚vaartuigen met geringe rompdoorsnede’ geldt de volgende formule als definitie: rompoorsnede bij een operationele ontwerpdiepgang kleiner dan 2 × (waterverplaatsing bij de operationele ontwerpdiepgang)2/3.
8A002
Mariene systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:
: |
Zie categorie 5, deel 1 (Telecommunicatie), voor communicatiesystemen voor gebruik onder water. |
a) |
systemen,apparatuur en onderdelen, speciaal ontworpen of aangepast voor onderwatervoertuigen, ontworpen voor een werkdiepte van meer dan 1 000 m, als hieronder:
: De doelstelling van 8A002 a)4 mag niet worden omzeild door de uitvoer van in 8C001 genoemd ‚syntactisch schuim’ nadat er een tussenstadium van productie heeft plaatsgevonden en het schuim nog niet zijn definitieve vorm heeft bereikt. |
b) |
systemen, speciaal ontworpen of aangepast voor het automatisch besturen van de bewegingen van onderwatervoertuigen, bedoeld in 8A001, waarbij gebruik wordt gemaakt van navigatiegegevens en teruggekoppelde servobesturingen, met één of meer van de volgende kenmerken:
|
c) |
glasvezeldoorvoeren of -doorvoerkoppelingen voor rompen; |
d) |
systemen voor onderwaterzien, als hieronder:
|
e) |
fotografische camera’s speciaal ontworpen of aangepast voor gebruik onder water, met een filmformaat van 35 mm of groter, en met één of meer van de volgende kenmerken:
|
f) |
niet gebruikt; |
g) |
lichtbronnen, speciaal ontworpen of aangepast voor gebruik onder water, als hieronder:
|
h) |
„robots” speciaal ontworpen voor gebruik onder water, bestuurd door middel van een toepassinggerichte computer, en met één of meer van de volgende kenmerken:
|
i) |
op afstand bediende, scharnierende manipulators, speciaal ontworpen of aangepast voor gebruik met onderwatervoertuigen en met één of meer van de volgende kenmerken:
: Bij de bepaling van het aantal ‚vrijheids’-graden ‚van beweging’ worden uitsluitend meegeteld de functies met evenredige besturing die gebruikmaken van positieterugkoppeling of van een toepassinggerichte computer. |
j) |
geen lucht vereisende aandrijfsystemen, speciaal ontworpen voor gebruik onder water, als hieronder:
|
k) |
schorten, afdichtingen en zgn. vingers, als hieronder:
|
l) |
stuwventilatoren gespecificeerd voor meer dan 400 kW, speciaal ontworpen voor vaartuigen met grondeffect bedoeld in 8A001 f) of 8A001 g); |
m) |
geheel onder water werkende sub- of supercaviterende draagvleugels, speciaal ontworpen voor vaartuigen bedoeld in 8A001 h); |
n) |
actieve systemen, speciaal ontworpen of aangepast voor de automatische beheersing van door de zee veroorzaakte bewegingen van voertuigen of vaartuigen, bedoeld in 8A001 f), 8A001 g), 8A001 h) of 8A001 i); |
o) |
schroefsystemen, krachtoverbrengingssystemen, krachtopwekkingssystemen en geluiddempingssystemen, als hieronder:
|
p) |
waterstraal- (‹pumpjet›) voortstuwingssystemen met alle volgende kenmerken:
|
q) |
duikapparatuur of apparatuur voor onderwaterzwemmen, als hieronder:
|
r) |
akoestische systemen die duikers afschrikken, en die speciaal ontworpen of aangepast zijn om duikers te verstoren, met een geluidsdrukniveau dat gelijk is aan of hoger dan 190 dB (referentie: 1 μPa (micropascal) op 1 m) bij frequenties van 200 Hz en lager. |
: |
8A002 r) is niet van toepassing op systemen die duikers afschrikken op basis van onderwaterexplosieven, luchtdrukkamers of brandbaar materiaal. |
: |
8A002 r) is van toepassing op akoestische systemen die duikers afschrikken waarbij gebruik wordt gemaakt van vonkbruggen, ook bekend als ‹plasma sound sources›. |
8B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
8B001
Watertunnels, met een achtergrondruis van minder dan 100 dB (referentie: 1 μPa (micropascal), 1 Hz) in het frequentiegebied van 0 tot 500 Hz, ontworpen voor het meten van akoestische velden voortgebracht door een waterstroming rond modellen van voortstuwingssystemen.
8C
Materialen
8C001
‚Syntactisch schuim’ voor gebruik onder water, met de volgende kenmerken:
: |
Zie ook 8A002 a)4.
|
:
‚Syntactisch schuim’ bestaat uit holle bolletjes van kunststof of glas die zijn ingebed in een harsmatrix.
8D
Programmatuur
8D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, „productie” of het „gebruik” van apparatuur of materialen, bedoeld in 8A, 8B of 8C.
8D002
Specifieke „programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling”, de „productie”, het herstel, de revisie of het opknappen (opnieuw machinaal bewerken) van schroeven die speciaal zijn ontworpen om onderwatergeluid te beperken.
8E
Technologie
8E001
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” of „productie” van apparatuur of materialen, bedoeld in 8A, 8B of 8C.
8E002
Overige „technologie”, als hieronder:
a) |
„technologie” voor de „ontwikkeling”, de „productie”, het herstel, de revisie of het opknappen (opnieuw machinaal bewerken) van schroeven die speciaal zijn ontworpen om onderwatergeluid te beperken; |
b) |
„technologie” voor de revisie of het opknappen van apparatuur, bedoeld in 8A001, 8A002 b), 8A002 j), 8A002 o) of 8A002 p). |
CATEGORIE 9
RUIMTEVAART EN VOORTSTUWING
9A
Systemen, apparatuur en onderdelen
: |
Zie de lijst van militaire goederen voor voortstuwingssystemen die zijn ontworpen of gespecificeerd tegen neutronenstraling of kortstondige ioniserende straling. |
9A001
Gasturbinemotoren voor luchtvaartuigen met één of meer van de volgende eigenschappen:
NB: |
ZIE OOK 9A101. |
a) |
zij bevatten een van de in 9E003 a), in 9E003 h) of in 9E003 i) bedoelde technologieën, of
|
b) |
zij zijn ontworpen om een luchtvaartuig in staat te stellen om zich gedurende meer dan 30 minuten voort te bewegen met een snelheid gelijk aan of groter dan Mach 1. |
9A002
‚Gasturbinemotoren voor schepen’ met een volgens ISO-normen continu vermogen van 24 245 kW of meer en een specifiek brandstofverbruik van minder dan 0,219 kg/kWh op elk punt binnen het vermogensbereik van 35 tot 100 %, en speciaal daarvoor ontworpen samenstellingen en onderdelen.
: |
De term ‚gasturbinemotoren voor schepen’ omvat tevens industriële of oorspronkelijk voor vliegtuigen bestemde gasturbinemotoren die zijn aangepast voor de voortstuwing van schepen of de opwekking van elektriciteit aan boord van schepen. |
9A003
Speciaal ontworpen samenstellingen en onderdelen, die technologieën bevatten die bedoeld zijn in 9E003 a), in 9E003 h) of in 9E003 i), voor één of meer van de volgende gasturbinemotorvoortstuwingssystemen:
a) |
bedoeld in 9A001, of |
b) |
oorspronkelijk ontworpen of vervaardigd in hetzij een niet „deelnemende staat”, hetzij een aan de fabrikant onbekend land. |
9A004
Ruimtelanceervoertuigen of „ruimtevaartuigen”.
NB: |
ZIE OOK 9A104. |
: |
9A004 is niet van toepassing op de nuttige lading.
|
9A005
Raketvoortstuwingssystemen met vloeibare stuwstof die systemen of onderdelen bevatten die zijn bedoeld in 9A006.
NB: |
ZIE OOK 9A105 EN 9A119. |
9A006
Systemen of onderdelen, speciaal ontworpen voor raketvoortstuwingssystemen met vloeibare stuwstof, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 9A106, 9A108 EN 9A120. |
a) |
cryogene koelinrichtingen, uiterst lichte dewarvaten, cryogene warmtebuizen of cryogene systemen, speciaal ontworpen voor gebruik in ruimtevoertuigen en in staat om het verlies aan cryogene vloeistof te beperken tot minder dan 30 % per jaar; |
b) |
cryogene vaten of koelsystemen met gesloten kringloop, geschikt voor het bereiken van temperaturen van 100 K (– 173 °C) of lager, voor „vliegtuigen” die ononderbroken kunnen vliegen met een snelheid van meer dan Mach 3, voor lanceervoertuigen of voor „ruimtevaartuigen”; |
c) |
systemen voor opslag of transport van waterstof bij het smeltpunt (‹slush hydrogen›); |
d) |
hogedrukturbopompen (meer dan 17,5 MPa), pomponderdelen of de aangesloten gasgenerator- of expansiecyclusturbineaandrijfsystemen; |
e) |
hogedrukverbrandingskamers (meer dan 10,6 MPa) en straalpijpen daarvoor; |
f) |
stuwstofopslagsystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van het principe van capillaire insluiting of positieve uitstoting (d.w.z. met flexibele brandstoftanks); |
g) |
injectoren voor vloeibare stuwstof, met individuele openingen met een diameter van 0,381 mm of kleiner (een oppervlak van 1,14 × 10–3 cm2 of kleiner voor niet-cirkelvormige openingen) die speciaal zijn ontworpen voor raketmotoren voor vloeibare stuwstof; |
h) |
uit één stuk vervaardigde koolstof-koolstofverbrandingskamers of uit één stuk vervaardigde koolstof-koolstofuitlaatkegels met een dichtheid van meer dan 1,4 g/cm3 en een treksterkte van meer dan 48 MPa. |
9A007
Raketvoortstuwingssystemen met vaste stuwstof met één of meer van de volgende kenmerken:
NB: |
ZIE OOK 9A107 EN 9A119. |
a) |
totaal impulsvermogen groter dan 1,1 MNs; |
b) |
specifieke impuls van 2,4 kNs/kg of meer wanneer men de straalpijpstroom laat uitzetten tot omgevingsomstandigheden op zeeniveau bij een aangepaste druk in de verbrandingskamer van 7 MPa; |
c) |
massabeladingstrap hoger dan 88 % en vaste brandstofbelading groter dan 86 %; |
d) |
de onderdelen bedoeld in 9A008, of |
e) |
isolatiesystemen en systemen voor het binden van de stuwstof, die direct met de motor zijn verbonden, ter verkrijging van een ‚sterke mechanische verbinding’ of een grenslaag die migratie van chemische stoffen tussen de vaste stuwstof en het isolatiemateriaal van de motoromhulling voorkomt. : Onder ‚sterke mechanische verbinding’ wordt verstaan een verbindingssterkte gelijk aan of groter dan de sterkte van de stuwstof. |
9A008
Onderdelen, speciaal ontworpen voor raketvoortstuwingssystemen met vaste stuwstof, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 9A108. |
a) |
isolatiesystemen en systemen voor het binden van de stuwstof, die gebruikmaken van een huls (‹liner›), ter verkrijging van een ‚sterke mechanische verbinding’ of een grenslaag die migratie van chemische stoffen tussen de vaste stuwstof en het isolatiemateriaal van de motoromhulling voorkomt; : Onder ‚sterke mechanische verbinding’ wordt verstaan een verbindingssterkte gelijk aan of groter dan de sterkte van de stuwstof. |
b) |
met vezels omwikkelde „composiete” motoromhullingen met een diameter groter dan 0,61 m of met een ‚structurele rendementsverhouding (PV/W)’ groter dan 25 km; : De ‚structurele rendementsverhouding (PV/W)’ is de explosiedruk (P) maal het vatvolume (V) gedeeld door het totale gewicht van het drukvat (W). |
c) |
straalpijpen met een stuwdruk groter dan 45 kN of met een erosiesnelheid van de straalpijphals van minder dan 0,075 mm/s; |
d) |
regelsystemen voor het richten van de stuwkrachtvector van het inspuitstuk of de secundaire vloeistofinjectie, geschikt voor:
|
9A009
Hybride raketvoortstuwingssystemen met:
NB: |
ZIE OOK 9A109 EN 9A119. |
a) |
een totaal impulsvermogen groter dan 1,1 MNs, of |
b) |
een stuwkracht groter dan 220 kN bij vacuümcondities aan de uitlaat. |
9A010
Speciaal ontworpen onderdelen, systemen en structuren, voor lanceervoertuigen of voortstuwingssystemen voor lanceervoertuigen, of „ruimtevaartuigen”, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 1A002 EN 9A110. |
a) |
speciaal voor lanceervoertuigen ontworpen onderdelen en structuren met een gewicht van meer dan 10 kg elk, vervaardigd met gebruikmaking van metaal-„matrix”, „composieten”, organische „composieten”, keramische „matrix”-materialen of met legeringen versterkte materialen bedoeld in 1C007 of 1C010;
|
b) |
speciaal voor in 9A005 tot en met 9A009 gespecificeerde voortstuwingssystemen voor lanceervoertuigen ontworpen onderdelen en structuren vervaardigd met gebruikmaking van metaal-„matrix”, „composieten”, organische „composieten”, keramische „matrix”-materialen of met legeringen versterkte materialen, bedoeld in 1C007 of 1C010; |
c) |
structurele onderdelen en isolatiesystemen die speciaal zijn ontworpen met het oog op de actieve regeling van de dynamische respons of distortie van „ruimtevaartuig”-structuren; |
d) |
pulserende raketmotoren voor vloeibare stuwstof met een verhouding stuwkracht/gewicht van 1 kN/kg of meer en een responstijd (de tijd die vereist is om 90 % van de totale opgegeven stuwkracht te bereiken na de start van de motor) van minder dan 30 ms. |
9A011
Stuwstraalmotoren (‹ramjet› en ‹scramjet›) of motoren met een gecombineerde thermodynamische cyclus, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen.
NB: |
ZIE OOK 9A111 en 9A118. |
9A012
„Onbemande luchtvaartuigen”, aanverwante systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:
a) |
onbemande luchtvaartuigen met één of meer van de volgende kenmerken:
|
b) |
aanverwante systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:
|
9A101
Turbinestraal- en turbofanmotoren, anders dan bedoeld in 9A001, als hieronder:
a) |
motoren met beide onderstaande kenmerken:
|
b) |
motoren die zijn ontworpen of aangepast voor gebruik in „raketten” of onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in 9A012. |
9A102
‚Motorsystemen met turbopropeller’, speciaal ontworpen voor onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in 9A012, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, met een ‚maximaal vermogen’ van meer dan 10 kW.
: |
9A102 is niet van toepassing op voor civiele toepassingen gecertificeerde motoren. |
:
1. |
Voor de toepassing van 9A102 bevat een ‚motorsysteem met turbopropeller’ alle volgende kenmerken:
|
2. |
Voor de toepassing van 9A102 wordt het ‚maximaal vermogen’ bereikt niet-ingebouwd, onder standaardomstandigheden op zeeniveau. |
9A104
Sonderingsraketten met een bereik van minstens 300 km.
NB: |
ZIE OOK 9A004. |
9A105
Raketmotoren voor vloeibare stuwstof, als hieronder:
NB: |
ZIE OOK 9A119. |
a) |
raketmotoren voor vloeibare stuwstof, geschikt voor gebruik in „raketten”, anders dan bedoeld in 9A005, met een totaal impulsvermogen gelijk aan of groter dan 1,1 MNs; |
b) |
raketmotoren voor vloeibare stuwstof, geschikt voor gebruik in complete raketsystemen of onbemande luchtvaartuigen met een bereik van minstens 300 km, anders dan bedoeld in 9A005 of 9A105 a), met een totaal impulsvermogen gelijk aan of groter dan 0,841 MNs. |
9A106
Systemen of onderdelen, andere dan bedoeld in 9A006, als hieronder, speciaal ontworpen voor raketvoortstuwingssystemen met vloeibare stuwstof:
a) |
ablatieve bekledingen voor voortstuwings- of verbrandingskamers, geschikt voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
b) |
straalpijpen voor raketten, geschikt voor gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
c) |
subsystemen voor het regelen van de stuwstraalrichting, geschikt voor gebruik in „raketten”; : Voorbeelden van methoden om de stuwstraalrichting te regelen zoals bedoeld in 9A106 c), zijn:
|
d) |
regelsystemen voor vloeibare en ‹slurry›-stuwstof (met inbegrip van oxidatiemiddelen), en speciaal daarvoor ontwikkelde onderdelen, geschikt voor gebruik in „raketten”, die ontworpen of aangepast zijn om te kunnen werken in trillingsomstandigheden van meer dan 10 g rms tussen 20 Hz en 2 kHz.
|
9A107
Raketmotoren voor vaste stuwstof, geschikt voor gebruik in complete raketsystemen of onbemande luchtvaartuigen met een bereik van 300 km, anders dan bedoeld in 9A007, met een totaal impulsvermogen gelijk aan of groter dan 0,841 MNs.
NB: |
ZIE OOK 9A119. |
9A108
Onderdelen, andere dan bedoeld in 9A008, als hieronder, speciaal ontworpen voor raketvoortstuwingssystemen met vaste brandstof:
a) |
raketmotoromhullingen en „isolatie”-onderdelen daarvoor, geschikt voor het gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
b) |
straalpijpen voor raketten, geschikt voor het gebruik in „raketten”, ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
c) |
subsystemen voor het regelen van de stuwstraalrichting, geschikt voor het gebruik in „raketten”. : Voorbeelden van methoden om de stuwstraalrichting te regelen zoals bedoeld in 9A108 c), zijn:
|
9A109
Hybride raketmotoren en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
a) |
hybride raketmotoren geschikt voor gebruik in complete raketsystemen of onbemande luchtvaartuigen met een bereik van 300 km, anders dan bedoeld in 9A009, met een totaal impulsvermogen gelijk aan of groter dan 0,841 MNs, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen; |
b) |
speciaal ontworpen onderdelen voor hybride raketmotoren als bedoeld in 9A009 die geschikt zijn voor gebruik in „raketten”. |
NB: |
ZIE OOK 9A009 EN 9A119. |
9A110
Composiete structuren, laminaten en daarvan vervaardigde producten, anders dan bedoeld in 9A010, speciaal bestemd voor gebruik in ‚rakketen’ of subsystemen daarvan, bedoeld in 9A005, 9A007, 9A105, 9A106 c), 9A107, 9A108 c), 9A116 of 9A119.
NB: |
ZIE OOK 1A002. |
:
In 9A110 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen met een bereik van meer dan 300 km.
9A111
Pulserende straalmotoren, geschikt voor gebruik in ‚raketten’ of onbemande luchtvaartuigen, bedoeld in 9A012, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.
NB: |
ZIE OOK 9A011 EN 9A118. |
9A115
Lanceerinrichtingen, als hieronder:
a) |
apparatuur en toestellen voor het hanteren, regelen, ontsteken of lanceren, ontworpen of aangepast voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, onbemande luchtvaartuigen bedoeld in 9A012 of sonderingsraketten bedoeld in 9A104; |
b) |
voertuigen voor het transporteren, hanteren, regelen, ontsteken of lanceren, ontworpen of aangepast voor ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104. |
9A116
Terugkeervoertuigen, geschikt voor gebruik in „raketten”, en apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast daarvoor, als hieronder:
a) |
terugkeervoertuigen; |
b) |
hitteschilden en onderdelen daarvan, gemaakt van keramische of ablatieve materialen; |
c) |
koelelementen en onderdelen daarvan, gemaakt van lichtgewichtmaterialen met een hoge warmtecapaciteit; |
d) |
elektronische apparatuur, speciaal ontworpen voor terugkeervoertuigen. |
9A117
Systemen voor het scheiden of afwerpen van rakettrappen en verbindingsstukken tussen rakettrappen, geschikt voor gebruik in „raketten”.
9A118
Apparaten voor het regelen van de verbranding van stuwstof voor motoren, geschikt voor gebruik in „raketten” of onbemande luchtvaartuigen, genoemd in 9A012, zoals bedoeld in 9A011 of 9A111.
9A119
Afzonderlijke rakettrappen, geschikt voor gebruik in volledige raketsystemen of onbemande luchtvaartuigen, anders dan bedoeld in 9A005, 9A007, 9A009, 9A105, 9A107 en 9A109.
9A120
Tanks voor vloeibare stuwstof, anders dan vermeld onder 9A006, speciaal ontworpen voor de onder 1C111 vermelde stuwstoffen of ‚andere vloeibare stuwstoffen’ die worden gebruikt in raketsystemen die een nuttige last van ten minste 500 kg kunnen vervoeren over een afstand van ten minste 300 km.
: |
Onder ‚andere vloeibare stuwstoffen’ in 9A120 zijn onder meer de stuwstoffen begrepen die zijn vermeld in de lijst van militaire goederen. |
9A350
Spuit- of vernevelsystemen, speciaal ontworpen of aangepast voor bevestiging aan vliegtuigen, „lichter-dan-luchttoestellen” of onbemande luchtvaartuigen, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:
a) |
complete spuit- of vernevelsystemen die, vertrekkend van een vloeibare suspensie, initiële druppels met een ‚VMD’ van minder dan 50 μm bij een doorstroomsnelheid van meer dan twee liter per minuut kunnen voortbrengen; |
b) |
spuitbomen of reeksen aerosolproducerende eenheden die, vertrekkend van een vloeibare suspensie, initiële druppels met een ‚VMD’ van minder dan 50 μm bij een doorstroomsnelheid van meer dan twee liter per minuut kunnen voortbrengen; |
c) |
aerosolproducerende eenheden speciaal ontworpen om te worden bevestigd aan systemen bedoeld in 9A350 a) en 9A350 b).
:
|
9B
Test-, inspectie- en productieapparatuur
9B001
Apparatuur, gereedschappen en klemmen, speciaal ontworpen voor het vervaardigen van gasturbinebladen of -schoepen of gegoten schoepuiteindeversterkingen, als hieronder:
a) |
apparatuur voor het gieten met gericht stollen of het gieten in eenkristalvorm; |
b) |
keramische kernen en mantels. |
9B002
Gekoppelde (onvertraagde (‹real time›)) regelsystemen, instrumentatie (met inbegrip van sensoren) of geautomatiseerde apparatuur voor het verzamelen en verwerken van gegevens, met alle volgende kenmerken:
a) |
zij zijn speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” van gasturbinemotoren, samenstellingen of onderdelen; |
b) |
zij bevatten „technologieën” die zijn bedoeld in 9E003 h) of in 9E003 i). |
9B003
Apparatuur speciaal ontworpen voor de „productie” of het testen van gasturbineborstelafsluitingen ontworpen om te werken bij een vleugeltipsnelheid groter dan 335 m/s en temperaturen boven 773 K (500 °C), en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen of toebehoren.
9B004
Gereedschappen, stempels of klemmen voor het maken van vaste-faseverbindingen van bladen waarbij het aerodynamische vlak doorloopt tot aan de schijf voor gasturbines, uit „superlegeringen”, titaan of intermetallieke materialen, als omschreven in 9E003 a)3 of 9E003 a)6.
9B005
Gekoppelde (onvertraagde (‹real time›)) regelsystemen, instrumentatie (met inbegrip van sensoren) en geautomatiseerde apparatuur voor het verzamelen en verwerken van gegevens, speciaal ontworpen voor gebruik met:
NB: |
ZIE OOK 9B105. |
a) |
windtunnels, ontworpen voor snelheden van Mach 1,2 of meer;
|
b) |
toestellen voor het nabootsen van omstandigheden welke optreden bij stromingssnelheden van meer dan Mach 5, met inbegrip van ‹hot-shot tunnels›, plasmaboogtunnels, schokbuizen, schoktunnels, gastunnels en gaskanonnen, of |
c) |
windtunnels en inrichtingen, niet zijnde tweedimensionale secties, die stromingen kunnen nabootsen met een Reynoldsgetal hoger dan 25 × 106. |
9B006
Apparatuur voor het testen door middel van akoestische trillingen, geschikt voor het voortbrengen van een geluidsdrukniveau van 160 dB of meer (referentiestandaard: 20 μΡa) met een gespecificeerd uitgangsvermogen van 4 kW of meer bij een temperatuur van de testruimte hoger dan 1 273 K (1 000 °C), en speciaal daarvoor ontworpen kwartsverwarmingselementen.
NB: |
ZIE OOK 9B106. |
9B007
Apparatuur, speciaal ontworpen voor het inspecteren van raketmotoren op de afwezigheid van defecten met gebruikmaking van technieken die het materiaal niet beschadigen (NDT-technieken), anders dan analyse door middel van röntgenstraling in een vlak of elementaire fysische of chemische analyse.
9B008
Omzetters voor het direct meten van de oppervlaktewrijving, speciaal ontworpen voor gebruik bij een teststroming op een totale (stagnatie-)temperatuur van meer dan 833 K (560 °C).
9B009
Gereedschappen, speciaal ontworpen voor de „productie”, door middel van poedermetallurgie, van rotoronderdelen voor turbinemotoren, geschikt om te werken bij een druk gelijk aan of hoger dan 60 % van de breukspanning en bij een metaaltemperatuur van 873 K (600 °C) of hoger.
9B010
Apparatuur, speciaal ontworpen voor de productie van „onbemande luchtvaartuigen” en aanverwante systemen, apparatuur en onderdelen bedoeld in 9A012.
9B105
Windtunnels voor snelheden van Mach 0,9 of meer, geschikt voor ‚raketten’ en subsystemen daarvan.
NB: |
ZIE OOK 9B005. |
:
In 9B105 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen.
9B106
Klimaatkamers en echovrije kamers, als hieronder:
a) |
klimaatkamers, geschikt om de volgende vliegomstandigheden te simuleren:
:
|
b) |
klimaatkamers, geschikt om de volgende vliegomstandigheden te simuleren:
|
9B115
Speciaal ontworpen „productieapparatuur” voor de systemen, subsystemen en onderdelen in 9A005 tot en met 9A009, 9A011, 9A101, 9A102, 9A105 tot en met 9A109, 9A111 of 9A116 tot en met 9A120.
9B116
Speciaal ontworpen „productiefaciliteiten” voor de ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of systemen, subsystemen en onderdelen bedoeld in 9A005 tot en met 9A009, 9A011, 9A101, 9A102, 9A104 tot en met 9A109, 9A111, 9A116 tot en met 9A120 of ‚raketten’.
:
In 9B116 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen.
9B117
Testbanken en testopstellingen voor het testen van raketten of raketmotoren met vaste of vloeibare stuwstof met een van de kenmerken:
a) |
meer dan 68 kN stuwvermogen, of |
b) |
de mogelijkheid gelijktijdig de drie axiale stuwstraalvectoren te meten. |
9C
Materialen
9C108
Los „isolatie”-materiaal en „binnenbekleding”, anders dan bedoeld in 9A008, voor raketmotoromhullingen die geschikt zijn voor gebruik in „raketten” of speciaal zijn ontworpen voor ‚raketten’.
:
In 9C108 wordt onder ‚raketten’ verstaan complete raketsystemen en systemen voor onbemande luchtvaartuigen die een afstand van meer dan 300 km kunnen overbruggen.
9C110
Met hars geïmpregneerde vezels (‹prepregs›) en met metaal beklede vezels (‹preforms›) daarvoor, voor composiete structuren, laminaten en daarvan vervaardigde producten als bedoeld in 9A110, met een organische of metaalmatrix versterkt met stapel- of continuvezels met een „specifieke treksterkte” van meer dan 7,62 × 104 m en een „specifieke modulus” van meer dan 3,18 × 106 m.
NB: |
ZIE OOK 1C010 EN 1C210. |
: |
De enige met hars geïmpregneerde vezels (‹prepregs›) bedoeld in 9C110 zijn die welke harsen gebruiken met een glastemperatuur (Tg), na uitharden, van meer dan 418 K (145 °C) zoals bepaald met ASTM D4065 of een gelijkwaardige methode. |
9D
Programmatuur
9D001
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „technologie”, bedoeld in 9A001 tot en met 9A119, 9B of 9E003.
9D002
„Programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 9A001 tot en met 9A119 of 9B.
9D003
„Programmatuur” met „technologie” bedoeld in 9E003 h) en die wordt gebruikt in „FADEC-systemen” voor voortstuwingssystemen bedoeld in 9A, of apparatuur bedoeld in 9B.
9D004
Overige „programmatuur”, als hieronder:
a) |
twee- of driedimensionale viskeuze (‹viscous›) „programmatuur” die is gevalideerd met windtunnel- of vluchttestgegevens die noodzakelijk zijn voor het nauwkeurig modelleren van de gasstroming in de motor; |
b) |
„programmatuur” voor het testen van gasturbinemotoren voor vliegtuigen en samenstellingen of onderdelen daarvan, speciaal ontworpen voor het onvertraagd (‹real time›) vergaren, bewerken en analyseren van gegevens en geschikt voor een teruggekoppelde regeling, met inbegrip van het dynamisch aanpassen van te testen producten of de testomstandigheden tijdens het testen; |
c) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen voor de besturing van het gieten met gericht stollen of eenkristalgieten; |
d) |
„programmatuur” in „broncode”, „objectcode” of machinetaal die noodzakelijk is voor het „gebruik” van actieve compensatiesystemen voor de regeling van de rotorbladtipspeling;
|
e) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor het „gebruik” van „onbemande luchtvaartuigen” en aanverwante systemen, apparatuur en onderdelen bedoeld in 9A012; |
f) |
„programmatuur”, speciaal ontworpen voor het ontwerpen van de interne koelingskanalen voor gasturbinebladen of schoepen of „schoepuiteindeversterkingen” voor luchtvaartuigen; |
g) |
„programmatuuur” met alle volgende kenmerken:
|
9D101
Speciaal ontworpen of aangepaste „programmatuur” voor het „gebruik” van goederen, bedoeld in 9B105, 9B106, 9B116 of 9B117.
9D103
Speciaal ontworpen „programmatuur” voor het modelleren, het simuleren of de ontwerpintegratie van de ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104, of de subsystemen bedoeld in 9A005, 9A007, 9A105, 9A106 c), 9A107, 9A108 c), 9A116 of 9A119.
: |
„Programmatuur”, bedoeld in 9D103, blijft bedoeld, ook wanneer deze wordt gecombineerd met speciaal ontworpen apparatuur bedoeld in 4A102. |
9D104
Speciaal ontworpen of aangepaste „programmatuur” voor het „gebruik” van goederen, bedoeld in 9A001, 9A005, 9A006 d), 9A006 g), 9A007 a), 9A008 d), 9A009 a), 9A010 d), 9A011, 9A101, 9A102, 9A105, 9A106 c), 9A106 d), 9A107, 9A108 c), 9A109, 9A111, 9A115 a), 9A116 d), 9A117 en 9A118.
9D105
„Programmatuur” die de functies van meer dan één subsysteem coördineert en die speciaal is ontworpen of aangepast voor het „gebruik” in ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of sonderingsraketten bedoeld in 9A104.
9E
Technologie
„Technologie” voor „ontwikkeling” of „productie” als bedoeld in 9E001 tot en met 9E003 voor gasturbinemotoren blijft bedoeld ook wanneer deze wordt gebruikt als „gebruiks”-„technologie” ten behoeve van reparatie, aanbrengen van nieuwe onderdelen en revisie. Niet bedoeld zijn technische gegevens, tekeningen of documentatie voor onderhoudswerkzaamheden die direct verband houden met ijking, het verwijderen of vervangen van beschadigde of onbruikbare, uit het assortiment vervangbare, eenheden, de vervanging van gehele motoren of motorelementen daaronder begrepen. |
9E001
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van apparatuur of „programmatuur”, bedoeld in 9A001 b), 9A004 tot en met 9A012, 9A350, 9B of 9D.
9E002
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „productie” van apparatuur, bedoeld in 9A001 b), 9A004 tot en met 9A011, 9A350 of 9B.
: |
Zie 1E002 f) voor „technologie” voor de reparatie van in de lijst bedoelde constructies, laminaten of materialen. |
9E003
Overige „technologie”, als hieronder:
a) |
„technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling” of „productie” van de volgende gasturbinemotoronderdelen of -systemen:
|
b) |
„technologie”„noodzakelijk” voor de „ontwikkeling” of „productie” van:
|
c) |
„technologie”„noodzakelijk” voor de „ontwikkeling” of „productie” van gasturbinemotoronderdelen met gebruikmaking van „laser”-, waterstraal- of ECM/EDM- (Electro-Chemical Machining of Electrical Discharge Machines) procedés voor het boren van gaten met één of meer van de volgende kenmerken:
|
d) |
„technologie”„noodzakelijk” voor de „ontwikkeling” of de „productie” van krachtoverbrengingssystemen voor hefschroefvliegtuigen of krachtoverbrengingssystemen voor verticaal opstijgende „vliegtuigen” (met gekantelde rotor of vleugel); |
e) |
„technologie” voor de „ontwikkeling” of „productie” van voortstuwingssystemen voor grondvoertuigen op basis van dieselzuigermotoren met alle volgende kenmerken:
: ‚Inwendige ruimte’ in 9E003 e) is het product van drie loodrecht op elkaar staande afmetingen, als volgt gemeten: : de lengte van de krukas van voorflens tot vliegwielvlak;
a)de buitenmaat van klepdeksel tot klepdeksel;b)de maat van de buitenranden van de cilinderkoppen, ofc)de diameter van de vliegwielbehuizing;
a)de afstand van de middellijn van de krukas tot aan het bovenvlak van het klepdeksel (of cilinderkop) plus tweemaal de slaghoogte, ofb)de diameter van de vliegwielbehuizing. |
f) |
„technologie”„noodzakelijk” voor de „productie” van speciaal voor dieselmotoren met hoog vermogen ontworpen onderdelen, als hieronder:
|
g) |
„technologie”„noodzakelijk” voor de „ontwikkeling” of „productie” van ‚dieselmotoren met hoog vermogen’ voor vaste, gas- of vloeistoffilm-cilinderwandsmering (of combinaties daarvan), welke een werktemperatuur toelaat van meer dan 723 K (450 °C), gemeten op de cilinderwand aan het eind van de slag van de bovenste zuigerveer; : Onder ‚dieselmotoren met hoog vermogen’ worden verstaan dieselmotoren met een gemiddelde effectieve remdruk van 1,8 MPa of meer bij een snelheid van 2 300 omwentelingen per minuut, mits de gespecificeerde snelheid 2 300 omwentelingen per minuut is of meer. |
h) |
„technologie” voor „FADEC-systemen” met gasturbinemotoren, als volgt:
|
i) |
„technologie” voor instelbare stromingstrajectsystemen, ontworpen voor het handhaven van de motorstabiliteit voor gasgeneratorturbines, ventilator/vermogensturbines of straalpijpmondstukken, als hieronder:
|
9E101
a) |
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „ontwikkeling” van goederen bedoeld in 9A101, 9A102, 9A104 tot en met 9A111 of 9A115 tot en met 9A119. |
b) |
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor de „productie” van ‚onbemande luchtvaartuigen’ als bedoeld in 9A012 of goederen als bedoeld in 9A101, 9A102, 9A104 tot en met 9A111 of 9A115 tot en met 9A119. : In 9E101 b) wordt onder ‚onbemande luchtvaartuigen’ verstaan onbemande luchtvaartuigen met een actieradius van meer dan 300 km. |
9E102
„Technologie” overeenkomstig de algemene technologienoot voor het „gebruik” van ruimtelanceervoertuigen bedoeld in 9A004, of goederen bedoeld in 9A005 tot en met 9A011, ‚onbemande luchtvaartuigen’ bedoeld in 9A012 of goederen bedoeld in 9A101, in 9A102, 9A104 tot en met 9A111, 9A115 tot en met 9A119, 9B105, 9B106, 9B115, 9B116, 9B117, 9D101 of 9D103.
:
In 9E102 wordt onder ‚onbemande luchtvaartuigen’ verstaan onbemande luchtvaartuigen met een actieradius van meer dan 300 km.”
-
het Nederlands ingeburgerde Engelse termen staan tussen ‹enkele guillemets›.
-
Fabrikanten die instelnauwkeurigheden berekenen overeenkomstig ISO 230/2 (1997) dienen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin ze gevestigd zijn.
-
Fabrikanten die instelnauwkeurigheden berekenen overeenkomstig ISO 230/2 (1997) dienen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin ze gevestigd zijn.
-
Fabrikanten die instelnauwkeurigheden berekenen overeenkomstig ISO 230/2 (1997) dienen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin ze gevestigd zijn.
-
Fabrikanten die instelnauwkeurigheden berekenen overeenkomstig ISO 230/2 (1997) dienen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin ze gevestigd zijn.
-
De nummers tussen haakjes verwijzen naar de noten na deze tabel.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.