Richtlijn 2012/33 - Wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft - Hoofdinhoud
27.11.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 327/1 |
RICHTLIJN 2012/33/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 21 november 2012
tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Een van de doelstellingen van het milieubeleid van de Unie, zoals vastgesteld in de milieuactieprogramma's en in het bijzonder in het bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgestelde Zesde Milieuactieprogramma, is het realiseren van luchtkwaliteitniveaus die geen significante negatieve effecten en risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu tot gevolg hebben. |
(2) |
Artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Unie in haar milieubeleid streeft naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. |
(3) |
Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (4) stelt het maximaal toegestane zwavelgehalte vast van in de Unie gebruikte zware stookolie, gasolie, gasolie voor de zeescheepvaart en dieselolie voor de zeescheepvaart. |
(4) |
Zeevaartemissies door de verbranding van scheepsbrandstoffen met een hoog zwavelgehalte dragen bij aan luchtverontreiniging in de vorm van zwaveldioxide en deeltjes, die schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu en bijdragen aan zuurdepositie. Zonder de in deze richtlijn vervatte maatregelen zouden de zeevaartemissies spoedig de uitstoot van alle landbronnen tezamen overtreffen. |
(5) |
De luchtverontreiniging door aangemeerde schepen is een groot probleem voor vele havensteden die de grenswaarden van de Unie voor de luchtkwaliteit trachten te bereiken. |
(6) |
De lidstaten moeten het gebruik van stroomvoorziening vanaf de wal stimuleren, daar de stroomvoorziening voor hedendaagse schepen gewoonlijk door hulpmotoren wordt verzorgd. |
(7) |
Krachtens Richtlijn 1999/32/EG dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van die richtlijn en mag zij samen met haar verslag voorstellen tot wijziging ervan indienen, in het bijzonder inzake de verlaging van de zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen binnen beheersgebieden voor SOx-emissie (SOx Emission Control Areas - SECAs), overeenkomstig de werkzaamheden van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). |
(8) |
In 2008 heeft de IMO een resolutie aangenomen tot wijziging van bijlage VI van het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 (MARPOL), bevattende regelingen ter voorkoming van luchtverontreiniging door schepen. De herziene bijlage VI bij MARPOL is op 1 juli 2010 in werking getreden. |
(9) |
De herziene bijlage VI bij MARPOL introduceert onder meer strengere zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen in SECA's (1,00 % vanaf 1 juli 2010 en 0,10 % vanaf 1 januari 2015), evenals in zeegebieden buiten SECA's (3,50 % vanaf 1 januari 2012 en, in principe, 0,50 % vanaf 1 januari 2020). Op basis van hun internationale verplichtingen moeten de meeste lidstaten schepen vanaf 1 juli 2010 verplichten binnen SECA's brandstoffen te gebruiken met een maximumzwavelgehalte van 1,00 %. Ter wille van de samenhang met het internationale recht en om handhaving van nieuwe wereldwijd vastgestelde zwavelnormen in de Unie te waarborgen, moet Richtlijn 1999/32/EG worden afgestemd op de herziene bijlage VI bij MARPOL. Om te zorgen voor een minimale kwaliteit van de brandstof die schepen gebruiken voor op brandstof of technologie gebaseerde naleving, mag niet worden toegestaan dat scheepsbrandstoffen met een zwavelgehalte dat de algemene norm van 3,50 massaprocent overschrijdt, in de Unie wordt gebruikt, uitgezonderd in het geval van brandstoffen geleverd aan schepen die emissiereductiemethoden in een gesloten systeem gebruiken. |
(10) |
Wijzigingen van bijlage VI bij MARPOL betreffende SECA's zijn mogelijk volgens de IMO-procedures. Ingeval nadere wijzigingen, waaronder vrijstellingen, met betrekking tot de toepassing van SECA-grenswaarden in bijlage VI bij MARPOL worden geïntroduceerd, moet de Commissie die in ogenschouw nemen en zo nodig onverwijld in overeenstemming met het VWEU het nodige voorstel indienen om Richtlijn 1999/32/EG volledig op de IMO-regels inzake SECA's af te stemmen. |
(11) |
De invoering van nieuwe emissiebeheersgebieden moet plaatsvinden volgens de IMO-procedure van bijlage VI bij MARPOL, en dient te worden geschraagd door een goed onderbouwd voorstel, op basis van milieu- en economische gronden, en ondersteund door wetenschappelijke gegevens. |
(12) |
In overeenstemming met voorschrift 18 van de herziene bijlage VI bij MARPOL moeten de lidstaten streven naar de beschikbaarheid van scheepsbrandstoffen die voldoen aan deze richtlijn. |
(13) |
Gezien de mondiale dimensie van het milieubeleid en de zeevaartemissies moeten er op wereldschaal ambitieuze emissienormen komen. |
(14) |
Passagiersschepen zijn hoofdzakelijk actief in havens of nabij kustgebieden en hebben een significante invloed op de menselijke gezondheid en het milieu. Om de luchtkwaliteit nabij havens en kust te verbeteren, worden deze schepen verplicht scheepsbrandstoffen te gebruiken met een maximumzwavelgehalte van 1,50 % totdat er strengere zwavelnormen gelden voor alle schepen in de territoriale zeewateren, exclusieve economische zones en zones met verontreinigingsbeheersing van de lidstaten. |
(15) |
In overeenstemming met artikel 193 VWEU mag deze richtlijn niet beletten dat een lidstaat verdergaande beschermingsmaatregelen handhaaft of invoert teneinde spoedige toepassing van het maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen te bevorderen, bijvoorbeeld met gebruik van emissiereductiemethoden buiten SECA's. |
(16) |
Om de overschakeling op nieuwe motortechnologieën te bevorderen die voor een aanzienlijke verdere emissiereductie in de maritieme sector kunnen zorgen, moet de Commissie de mogelijkheden verder verkennen om de invoering van gasmotoren in schepen mogelijk te maken en te stimuleren. |
(17) |
Om de doelstellingen van Richtlijn 1999/32/EG te realiseren, is passende handhaving van de verplichtingen met betrekking tot het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen nodig. De ervaring met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/32/EG heeft geleerd dat een krachtigere controle- en handhavingsregeling nodig is om de correcte tenuitvoerlegging van die richtlijn te waarborgen. Daartoe is het noodzakelijk dat de lidstaten zorgen voor een voldoende frequente en nauwkeurige monsterneming van in de handel beschikbare en aan boord van schepen gebruikte scheepsbrandstoffen, evenals voor een regelmatige controle van de logboeken en brandstofleveringsnota's van schepen. Het is tevens nodig dat de lidstaten een systeem ontwikkelen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor het niet naleven van de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG. Om de informatie transparanter te maken, is het bovendien passend te bepalen dat het register van lokale leveranciers van scheepsbrandstoffen openbaar wordt gemaakt. |
(18) |
Gebleken is dat het ontbreken van geharmoniseerde en voldoende nauwkeurige bepalingen inzake de inhoud en de indeling van verslagen van de lidstaten ertoe leidt dat de verslaglegging door lidstaten krachtens Richtlijn 1999/32/EG onvoldoende is om naleving van die richtlijn te kunnen controleren. Om geharmoniseerdere verslaglegging te waarborgen, zijn dan ook gedetailleerdere aanwijzingen nodig met betrekking tot de inhoud en de indeling van het verslag. |
(19) |
Na de vaststelling van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (5), waarmee de wetgeving van de Unie inzake industriële emissies wordt herschikt, is het nodig de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG inzake het maximumzwavelgehalte van zware stookolie dienovereenkomstig te wijzigen. |
(20) |
Naleving van de lage zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen kan, met name in SECA's en in ieder geval op de korte termijn, een significante stijging van de prijs van zulke brandstoffen ten gevolge hebben en kan zowel het concurrentievermogen van de korte vaart ten opzichte van andere vervoermethoden als het concurrentievermogen van de industrieën in de landen grenzend aan SECA's negatief beïnvloeden. Geschikte oplossingen zijn nodig om nalevingskosten voor de betrokken industrieën te beperken, zoals het toestaan van alternatieve, kosteneffectievere nalevingsmethoden dan op brandstof gebaseerde naleving en het bieden van ondersteuning waar nodig. Onder meer aan de hand van verslagen van de lidstaten zal de Commissie nauwlettend de effecten volgen van de naleving van de nieuwe kwaliteitsnormen voor brandstof door de scheepvaartsector, met name met betrekking tot een mogelijke verschuiving van vervoer over zee naar vervoer over land, en zal zij eventueel passende maatregelen voorstellen om deze ontwikkeling tegen te gaan. |
(21) |
Beperking van een verschuiving van vervoer over zee naar vervoer over land is van belang aangezien groei van het wegvervoer veelal tegen de klimaatdoelstellingen van de Unie indruist en de congestie zal doen toenemen. |
(22) |
De kosten van de nieuwe voorschriften om zwaveldioxide-emissies terug te dringen kunnen leiden tot een verschuiving van vervoer over zee naar vervoer over land en kunnen negatieve gevolgen hebben voor de concurrentiekracht van bedrijven. De Commissie moet instrumenten als Marco Polo en het trans-Europees vervoersnetwerk ten volle benutten om gerichte bijstand te verlenen teneinde het risico van een verschuiving tussen vervoerswijzen te minimaliseren. De lidstaten kunnen het nodig achten om overeenkomstig de toepasselijke regels inzake staatssteun steun te verlenen aan marktdeelnemers die de gevolgen van deze richtlijn ondervinden. |
(23) |
Volgens de geldende richtsnoeren voor staatssteun voor milieubescherming kunnen de lidstaten, onverminderd toekomstige veranderingen daarvan, staatssteun verlenen aan marktdeelnemers die gevolgen van deze richtlijn ondervinden, waaronder steun voor aanpassing van bestaande schepen, indien dergelijke maatregelen volgens artikel 107 en 108 VWEU verenigbaar met de interne markt worden geacht, met name in het licht van de geldende richtsnoeren voor staatssteun voor milieubescherming. In dit verband kan de Commissie in aanmerking nemen dat het gebruik van bepaalde emissiereductiemethoden verder gaat dan de vereisten van deze richtlijn doordat niet alleen de zwaveldioxide-uitstoot maar ook andere emissies worden teruggedrongen. |
(24) |
De toegang tot emissiereductiemethoden moet worden vergemakkelijkt. Dergelijke methoden kunnen emissiereducties opleveren die ten minste gelijk zijn aan die welke haalbaar zijn bij gebruik van brandstof met een laag zwavelgehalte, of deze zelfs overstijgen, mits deze methoden geen significante negatieve gevolgen hebben voor het milieu, zoals mariene ecosystemen, en ze zijn ontwikkeld met inachtneming van toepasselijke goedkeurings- en controlemechanismen. De al bekende alternatieve methoden, zoals het gebruik van reinigingssystemen voor uitlaatgassen aan boord van schepen, het mengen van brandstof en vloeibaar aardgas (LNG) en het gebruik van biobrandstof, moeten in de Unie worden erkend. Het is van belang het testen en ontwikkelen van nieuwe emissiereductiemethoden te bevorderen, onder meer om de verschuiving van vervoer over zee naar vervoer over land te beperken. |
(25) |
Emissiereductiemethoden hebben de potentie van een aanzienlijk emissiereductie-effect. De Commissie moet daarom het testen en ontwikkelen van nieuwe emissiereductiemethoden bevorderen, onder meer door te overwegen een gezamenlijk met het bedrijfsleven te financieren programma in het leven te roepen, gestoeld op dezelfde beginselen als vergelijkbare programma's, zoals het Clean Sky-programma. |
(26) |
De Commissie moet in samenwerking met de lidstaten en de belanghebbenden nadere maatregelen uitwerken zoals vermeld in het werkdocument van de diensten van de Commissie van 16 september 2011, getiteld „Pollutant emission reduction from maritime transport and the sustainable waterborne transport toolbox”. |
(27) |
Alternatieve emissiereductiemethoden zoals bepaalde typen wassers kunnen afval produceren dat een adequate behandeling moet ondergaan en niet op zee moet worden geloosd. In afwachting van de herziening van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (6), moeten de lidstaten er overeenkomstig hun internationale verplichtingen voor zorgen dat er havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn die afgestemd zijn op de schepen die gebruikmaken van reinigingssystemen voor uitlaatgassen. Bij de herziening van Richtlijn 2000/59/EG moet de Commissie overwegen het afval van reinigingssystemen voor uitlaatgassen te laten vallen onder het beginsel dat er geen speciale kosten in rekening worden gebracht voor scheepsafval zoals bepaald in die richtlijn. |
(28) |
De Commissie moet in het kader van de tussentijdse toetsing van het luchtkwaliteitsbeleid in 2013 de mogelijkheid overwegen luchtverontreiniging, ook in de territoriale zeewateren van de lidstaten, te verminderen. |
(29) |
Doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties zijn van belang voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/32/EG. De lidstaten moeten in die sancties boetes opnemen, die zodanig berekend worden dat de overtreder ten minste het economisch voordeel van zijn overtreding kwijtraakt en dat zij bij herhaalde overtreding geleidelijk stijgen. De lidstaten moeten de Commissie van de bepalingen inzake sancties in kennis stellen. |
(30) |
De bevoegdheid moet aan de Commissie worden overgedragen overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de equivalente emissiewaarden en de criteria voor het gebruik van emissiereductiemethoden teneinde de bepalingen van Richtlijn 1999/32/EG aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang en op zodanige wijze dat strikte samenhang met de desbetreffende instrumenten van de IMO wordt gewaarborgd, en tot wijziging van artikel 2, punten 1, 2, 3, 3a, 3b en 4, artikel 6, lid 1 bis, onder b), en artikel 6, lid 2, van Richtlijn 1999/32/EG om de bepalingen van die richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Het is van groot belang dat de Commissie passende raadplegingen houdt tijdens haar voorbereidende werk, ook op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen zorgen voor gelijktijdige, tijdige en adequate toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad. |
(31) |
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 1999/32/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (7). |
(32) |
Het is passend dat het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) (8) de Commissie bijstaat bij het goedkeuren van de emissiereductiemethoden die niet vallen onder Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen (9). |
(33) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (10) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd. |
(34) |
Richtlijn 1999/32/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 1999/32/EG
Richtlijn 1999/32/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, lid 2, onder h), wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 3 bis Maximumzwavelgehalte in scheepsbrandstof De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen scheepsbrandstoffen worden gebruikt met een zwavelgehalte van meer dan 3,50 massaprocent, uitgezonderd in het geval van brandstoffen voor schepen die de in artikel 4 quater bedoelde emissiereductiemethoden in een gesloten systeem gebruiken.”. |
5) |
Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door: „1. De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied geen gasolie wordt gebruikt met een zwavelgehalte van meer dan 0,10 massaprocent.”. |
6) |
Artikel 4 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 4 ter en artikel 4 quater worden vervangen door: „Artikel 4 ter Maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die worden gebruikt door schepen op hun ligplaats in havens in de Unie
De lidstaten eisen dat alle tijdstippen waarop op een andere brandstof wordt overgeschakeld in het scheepslogboek worden genoteerd.
Artikel 4 quater Emissiereductiemethoden
2bis. De lidstaten bevorderen als alternatieve oplossing voor het verminderen van de emissies het gebruik door aangemeerde schepen van stroomvoorzieningssystemen op het vasteland.
|
8) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 4 quinquies Goedkeuring van emissiereductiemethoden voor gebruik aan boord van schepen die varen onder de vlag van een lidstaat
Artikel 4 sexies Proefnemingen met nieuwe emissiereductiemethoden De lidstaten kunnen, eventueel in samenwerking met andere lidstaten, hun goedkeuring hechten aan proefnemingen met scheepsemissiereductiemethoden op schepen die onder hun vlag varen, of in zeegebieden die onder hun jurisdictie vallen. Tijdens deze proefnemingen is het gebruik van scheepsbrandstoffen die voldoen aan de eisen van de artikelen 4 bis en 4 ter niet verplicht, op voorwaarde dat:
Artikel 4 septies Financiële maatregelen De lidstaten kunnen financiële maatregelen nemen ten behoeve van de marktdeelnemers die de gevolgen van deze richtlijn ondervinden, mits deze in overeenstemming zijn met de op dit gebied geldende dan wel nog vast te stellen regels inzake staatssteun. |
9) |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6 Monsterneming en analyse
1 bis. De volgende wijzen van monsterneming, analyse en inspectie van scheepsbrandstoffen worden gebruikt:
1 ter. De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot:
Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Om te bepalen of de scheepsbrandstof die wordt geleverd aan en gebruikt op schepen voldoet aan de zwavelgrenswaarden als voorgeschreven in de artikelen 3 bis, 4, 4 bis en 4 ter, wordt de brandstofcontroleprocedure vastgelegd in aanhangsel VI van bijlage VI bij MARPOL gebruikt.”. |
10) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
Artikel 8 wordt geschrapt. |
12) |
Artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Comitéprocedure
Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de uitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. |
13) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
|
14) |
Artikel 11 wordt vervangen door: „Artikel 11 Sancties
|
15) |
De bijlage bij Richtlijn 1999/32/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 2
Omzetting
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 18 juni 2014 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 21 november 2012.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.D. MAVROYIANNIS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 11 september 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 oktober 2012.
BIJLAGE
„
BIJLAGE I
EQUIVALENTE EMISSIEWAARDEN VOOR EMISSIEREDUCTIEMETHODEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4 QUATER, LID 2
In de artikelen 4 bis en 4 ter en de voorschriften 14.1 en 14.4 van bijlage VI bij MARPOL bedoelde grenswaarden voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen en overeenkomstige in artikel 4 quater, lid 2, bedoelde emissiewaarden
Zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen (% m/m) |
Verhouding emissie SO2(ppm)/CO2(% v/v) |
3,50 |
151,7 |
1,50 |
65,0 |
1,00 |
43,3 |
0,50 |
21,7 |
0,10 |
4,3 |
N.B.:
— |
Gebruik van de in een verhouding uitgedrukte emissiegrenswaarden is alleen van toepassing bij het gebruik van op aardolie gebaseerd destillaat of reststookolie. |
— |
In gerechtvaardige gevallen waarin de CO2-concentratie door de reinigingseenheid voor uitlaatgassen wordt gereduceerd, mag de CO2-concentratie bij de inlaat van de eenheid gemeten worden, mits duidelijk kan worden aangetoond dat deze meetmethode juist is. |
BIJLAGE II
CRITERIA VOOR HET GEBRUIK VAN EMISSIEREDUCTIEMETHODEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4 QUATER, LID 3
De in artikel 4 quater bedoelde emissiereductiemethoden voldoen ten minste aan de in onderstaande instrumenten vastgestelde criteria, indien van toepassing:
Emissiereductiemethode |
Criteria voor het gebruik |
Mengsel van scheepsbrandstof en verdampingsverlies |
Besluit 2010/769/EU van de Commissie van 13 december 2010 inzake de opstelling van criteria voor de toepassing door vloeibaaraardgastankers van technologische methoden bij wijze van alternatief voor het gebruik van laagzwavelige scheepsbrandstoffen die voldoen aan de eisen van artikel 4 ter van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen, gewijzigd bij Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen (1). |
Reinigingssystemen voor uitlaatgassen |
Resolutie MEPC 184(59) van 17 juli 2009 „Scrubberwater afkomstig van reinigingssystemen voor uitlaatgassen die gebruikmaken van chemicaliën, additieven, preparaten en in situ gecreëerde chemische stoffen”, als bedoeld in paragraaf 10.1.6.1 van Resolutie MEPC 184(59), mag niet geloosd worden op zee, waaronder begrepen omsloten havens, havenbekkens en riviermondingen, tenzij de vervoerder aantoont dat een dergelijke lozing van scrubberwater geen significante negatieve gevolgen heeft en geen risico's veroorzaakt voor de menselijke gezondheid en het milieu. Bij gebruik van caustische soda als chemische stof is het voldoende dat het scrubberwater aan de criteria van Resolutie MEPC 184(59) voldoet en een pH heeft die niet hoger is dan 8,0. |
Biobrandstoffen |
Gebruik van biobrandstoffen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (2) die aan de desbetreffende CEN- en ISO-normen voldoen. Mengsels van biobrandstoffen en scheepsbrandstoffen dienen te voldoen aan de zwavelnormen van artikel 3 bis, artikel 4 bis, leden 1, 1 bis en 4, en artikel 4 ter van deze richtlijn. |
”
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.