Verordening 2012/1259 - Verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het protocol bij de visserijovereenkomst met Mauritanië voor een periode van twee jaar tot vaststelling van vangstmogelijkheden en tegenprestatie, en betreffende de wijziging van Verordening (EG) nr. 1801/2006

1.

Wettekst

31.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 361/87

 

VERORDENING (EU) Nr. 1259/2012 VAN DE RAAD

van 3 december 2012

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van twee jaar, en betreffende de wijziging van Verordening (EG) nr. 1801/2006

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 30 november 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1801/2006 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië (1) (de „partnerschapsovereenkomst”) goedgekeurd.

 

(2)

Op 26 juli 2012 is een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd (het „nieuwe protocol”). Krachtens het nieuwe protocol worden aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toegewezen in de wateren waarover Mauritanië de soevereiniteit en de jurisdictie voor visserijaangelegenheden uitoefent.

 

(3)

Op 18 december 2012 heeft de Raad Besluit 2012/827/EU (2) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol vastgesteld.

 

(4)

Vastgesteld moet worden volgens welke methode de vangstmogelijkheden voor de periode van toepassing van het nieuwe protocol over de lidstaten moeten worden verdeeld.

 

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (3) moet de Commissie, wanneer de vangstvergunningen of de vangstmogelijkheden die op grond van het nieuwe protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig zijn benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. Indien niet wordt geantwoord binnen een door de Raad vast te stellen termijn, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn moet worden vastgesteld.

 

(6)

Het huidige protocol is op 31 juli 2012 is verstreken. Het nieuwe protocol moet voorlopig worden toegepast met ingang van de datum van ondertekening; bijgevolg dient de onderhavige verordening met ingang van de datum van ondertekening van het nieuwe protocol van toepassing te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden die, met inachtneming van de effectieve vangsten in de periode tussen 2008 en 2012, zijn vastgesteld in het kader van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van twee jaar (het „protocol”), worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
 

a)

Categorie 1 — Vaartuigen voor de visserij op schaaldieren met uitzondering van langoesten en krab (maximumaantal vaartuigen: 36)

 

Spanje

4 150 ton

Italië

600 ton

Portugal

250 ton

 

b)

Categorie 2 — Trawlers (met uitzondering van vriesschepen) en vaartuigen voor de visserij met de grondbeug op zwarte heek (maximumaantal vaartuigen: 11)

 

Spanje

4 000 ton

 

c)

Categorie 3 — Vaartuigen voor de visserij op andere demersale vissoorten dan zwarte heek met ander vistuig dan trawls (maximumaantal vaartuigen: 9)

 

Spanje

2 500 ton

 

d)

Categorie 4 — Vaartuigen voor de visserij op krab

 

Spanje

200 ton

 

e)

Categorie 5 — Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen

 

Spanje

17 vergunningen

Frankrijk

5 vergunningen

 

f)

Categorie 6 — Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en met de drijvende beug

 

Spanje

18 vergunningen

Frankrijk

4 vergunningen

 

g)

Categorie 7 — Vriestrawlers voor de pelagische visserij

 

Duitsland

15 396 ton

Frankrijk

3 205 ton

Letland

66 087 ton

Litouwen

70 658 ton

Nederland

76 727 ton

Polen

32 008 ton

Verenigd Koninkrijk

10 457 ton

Ierland

10 462 ton

Er mogen maximaal negentien vaartuigen tegelijk in Mauritaanse wateren worden ingezet. Bij niet-benutting van vergunningen in categorie 8 kunnen maximaal zestien driemaandelijkse vergunningen uit categorie 8 worden toegevoegd.

Tijdens de tweejarige geldigheidsduur van het protocol beschikken de lidstaten over de volgende aantallen driemaandelijkse vergunningen:

 

Duitsland

8

Frankrijk

4

Letland

40

Litouwen

44

Nederland

32

Polen

16

Ierland

4

Verenigd Koninkrijk

4

De lidstaten streven ernaar de Commissie mee te delen of bepaalde vergunningen ter beschikking van andere lidstaten mogen komen.

 

h)

Categorie 8 — Koelvaartuigen voor de pelagische visserij

 

Ierland

15 000 ton

Bij niet-benutting mogen deze vangstmogelijkheden worden overgeheveld naar categorie 7 overeenkomstig de voor die categorie geldende verdeelsleutel.

Er mogen maximaal zestien driemaandelijkse vergunningen in de Mauritaanse wateren worden ingezet. Bij niet-benutting mogen deze vergunningen worden overgeheveld naar categorie 7.

Ierland beschikt over zestien driemaandelijkse vergunningen (met mogelijke overheveling naar categorie 7 bij niet-benutting).

Ierland deelt de Commissie vóór 1 juli van elk jaar van de geldigheidsduur van het protocol mee of de vangstmogelijkheden ter beschikking van andere lidstaten mogen komen.

  • 2. 
    Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de partnerschapsovereenkomst.
  • 3. 
    Indien de hoeveelheden waarvoor de in lid 1 bedoelde lidstaten visvergunningen aanvragen, onvoldoende zijn om de in het kader van het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden volledig te benutten, neemt de Commissie de visvergunningsaanvragen van andere lidstaten in aanmerking overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008.
  • 4. 
    De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie hen ervan in kennis stelt dat de vangstmogelijkheden niet volledig worden benut.

Artikel 2

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1801/2006 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

  • N. 
    SYLIKIOTIS
 

  • (2) 
    Zie bladzijde 43 van dit Publicatieblad.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.