Uitvoeringsverordening 2013/448 - Procedure voor het bepalen van de referentielidstaat van een niet-EU abi-beheerder ingevolge Richtlijn 2011/61/EU

1.

Wettekst

16.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/3

 

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 448/2013 VAN DE COMMISSIE

van 15 mei 2013

tot vaststelling van een procedure voor het bepalen van de referentielidstaat van een niet-EU abi-beheerder ingevolge Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (1), met name artikel 37, lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In de situaties als bedoeld in artikel 37, lid 4, punten b), c), onder i), e), f) en g), onder i), van Richtlijn 2011/61/EU kan meer dan één lidstaat worden beschouwd als een potentiële referentielidstaat van een niet-EU beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder) die voornemens is EU alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s) te beheren en, naargelang van het geval, door hem beheerde abi’s in de Unie te verhandelen. In die gevallen moet de niet-EU abi-beheerder een verzoek bij de bevoegde autoriteiten van die lidstaten indienen om zijn referentielidstaat te bepalen. De aanvraag dient vergezeld te gaan van alle relevante informatie en documentatie die noodzakelijk zijn voor de bepaling van de referentielidstaat voor deze abi-beheerder. Door de betrokken bevoegde autoriteiten moet een gezamenlijk besluit worden vastgesteld om de referentielidstaat te bepalen. Er dient een procedure te worden vastgesteld die door de relevante bevoegde autoriteiten moet worden gevolgd bij het bepalen van de referentielidstaat. Hoewel de bepaling van de referentielidstaat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten is, moet de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en van de Raad (2), ervoor zorgen dat alle potentiële referentielidstaten naar behoren bij die besluitvorming worden betrokken en ertoe bijdragen dat een akkoord wordt bereikt.

 

(2)

De procedure voor de bepaling van de referentielidstaat verschilt van de procedure voor het aanvragen van een paspoort op grond van Richtlijn 2011/61/EU. Zodra de referentielidstaat is bepaald, moet de betrokken niet-EU abi-beheerder bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat een vergunning aanvragen volgens dezelfde procedure en onder dezelfde voorwaarden als uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2011/61/EU voor abi-beheerders gelden.

 

(3)

Richtlijn 2011/61/EU verplicht de lidstaten ertoe de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die deze richtlijn omzetten vanaf 22 juli 2013 toe te passen. Onverminderd de gedelegeerde handeling als vereist in artikel 67, lid 6, van Richtlijn 2011/61/EU, wordt de toepassing van deze verordening dan ook tot dezelfde datum uitgesteld.

 

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Procedure voor de bepaling van de referentielidstaat onder de verscheidene mogelijke referentielidstaten

  • 1. 
    Indien een niet-EU beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder) die voornemens is om EU alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s) te beheren zonder deze te verhandelen of voornemens is door hem beheerde abi’s in de Unie te verhandelen een verzoek indient om zijn referentielidstaat te bepalen ingevolge de tweede alinea van artikel 37, lid 4, van Richtlijn 2011/61/EU, wordt dat verzoek schriftelijk ingediend en wordt het aan elk van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gericht die potentiële referentielidstaten zijn. In het verzoek zijn alle potentiële referentielidstaten opgenomen.
  • 2. 
    Het verzoek van de niet-EU abi-beheerder omvat de informatie en documentatie die noodzakelijk zijn voor het bepalen van de referentielidstaat.
  • 3. 
    In de situatie als bedoeld in artikel 37, lid 4, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU, omvat die informatie en documentatie:
 

a)

vermelding van de lidstaten waar door de niet-EU abi-beheerder beheerde abi’s zijn gevestigd;

 

b)

vermelding van de lidstaten waar door de niet-EU abi-beheerder activa worden beheerd;

 

c)

de bedragen van de beheerde activa van de niet-EU abi-beheerder in de verschillende lidstaten.

  • 4. 
    In de situatie als bedoeld in punt c), onder i), van artikel 37, lid 4, van Richtlijn 2011/61/EU omvat die informatie en documentatie:
 

a)

vermelding van de lidstaat waar de door de niet-EU abi-beheerder beheerde abi is gevestigd;

 

b)

vermelding van de lidstaten waar de niet-EU abi-beheerder voornemens is de abi te verhandelen.

  • 5. 
    In de situaties als bedoeld in de punten e) en g), onder i), van artikel 37, lid 4, van Richtlijn 2011/61/EU omvat die informatie en documentatie:
 

a)

vermelding van de lidstaten waar door een niet-EU abi-beheerder beheerde abi’s zijn gevestigd;

 

b)

een beschrijving van de verhandelingsstrategie waaruit het voornemen van de niet-EU abi-beheerder blijkt om een bepaalde abi of verschillende abi’s in een bepaalde lidstaat of in verschillende lidstaten te verhandelen en om effectieve verhandeling in bepaalde lidstaten te ontwikkelen, waarin ten minste worden vermeld:

 

i)

de lidstaten waar de distributeurs (en de betrokken abi-beheerder in geval van zelfdistributie) door de abi-beheerder beheerde rechten van deelneming of aandelen van abi’s gaan promoten, met inbegrip van het verwachte aandeel, in termen van beheerde activa, in de algemene promotie in de Unie;

 

ii)

een raming van het verwachte aantal doelbeleggers die hun woonplaats hebben in de lidstaten waar de abi-beheerder voornemens is zijn abi’s te verhandelen;

 

iii)

de officiële talen van de lidstaten waarin de aanbiedings- en promotiedocumenten zijn of zullen worden vertaald;

 

iv)

de spreiding van de verhandelingsactiviteiten over de lidstaten waar de abi-beheerder voornemens is zijn abi’s te verhandelen, rekening houdend met name met de opvallendheid en frequentie van de reclame en de promotietours.

  • 6. 
    In de situatie als bedoeld in artikel 37, lid 4, onder f), van Richtlijn 2011/61/EU, omvat die informatie en documentatie informatie als bepaald in lid 5, onder b), van dit artikel.
  • 7. 
    De bevoegde autoriteiten waaraan een niet-EU abi-beheerder een verzoek richt omdat het bevoegde autoriteiten van potentiële referentielidstaten zijn, nemen onmiddellijk na ontvangst van het verzoek als bedoeld in lid 1 van dit artikel, en niet later dan drie werkdagen na de ontvangst van het verzoek, met elkaar en met de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) contact op om te beslissen of andere bevoegde autoriteiten in de Unie mogelijk betrokken zijn ingevolge artikel 37, lid 4, van Richtlijn 2011/61/EU.

Op verzoek van de ESMA verstrekken de bevoegde autoriteiten de ESMA onmiddellijk het volledige verzoek van de niet-EU abi-beheerder.

  • 8. 
    Indien wordt besloten dat andere bevoegde autoriteiten in de Unie kunnen zijn betrokken, stelt de ESMA hen onmiddellijk op de hoogte en zorgt zij ervoor dat het volledige verzoek van de niet-EU abi-beheerder aan hen wordt gezonden.
  • 9. 
    Elke bevoegde autoriteit die betrokken is bij de procedure en de ESMA kunnen aan de niet-EU abi-beheerder relevante bijkomende informatie en documentatie vragen die noodzakelijk zijn voor het bepalen van de referentielidstaat.

Dat verzoek om bijkomende informatie of documentatie wordt schriftelijk ingediend, is met redenen omkleed en wordt tegelijkertijd aan alle andere betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ESMA gezonden.

Zodra de verzoekende bevoegde autoriteit of de ESMA de bijkomende informatie of documentatie ontvangt, zendt de verzoekende autoriteit die informatie of documentatie onmiddellijk aan alle andere betrokken autoriteiten en/of de ESMA.

  • 10. 
    Binnen één week na ontvangst van het door de abi-beheerder of, indien van toepassing, door enige andere bevoegde autoriteit in de Unie ingevolge lid 8 gezonden verzoek als bedoeld in lid 1, zenden alle betrokken bevoegde autoriteiten een advies aan elkaar en aan de ESMA met betrekking tot de bepaling van de passende referentielidstaat.
  • 11. 
    Vervolgens wijzen alle bevoegde autoriteiten gezamenlijk de referentielidstaat aan. De bepaling geschiedt ten laatste één maand na de ontvangst van het verzoek door de bevoegde autoriteiten die door de niet-EU abi-beheerder of, indien van toepassing, door de andere bevoegde autoriteiten in de Unie ingevolge lid 8 zijn bepaald.

Indien om bijkomende informatie wordt verzocht, wordt de termijn als bedoeld in de eerste alinea verlengd met de periode tussen het verzoek om bijkomende informatie en documentatie als bedoeld in lid 9 en de ontvangst van die informatie of documentatie.

  • 12. 
    De ESMA staat de relevante bevoegde autoriteiten bij en vergemakkelijkt, indien noodzakelijk, de bepaling van de referentielidstaat ingevolge artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
  • 13. 
    De bevoegde autoriteit van de lidstaat die als referentielidstaat wordt bepaald, stelt schriftelijk en zonder onnodige vertraging de niet-EU abi-beheerder daarvan in kennis.
  • 14. 
    Ingeval de verzoekende niet-EU abi-beheerder binnen zeven dagen niet schriftelijk in kennis is gesteld van de bepaalde referentielidstaat of de relevante bevoegde autoriteiten binnen de termijn als bedoeld in de eerste alinea van lid 11 van dit artikel de referentielidstaat niet hebben bepaald, mag de verzoekende niet-EU abi-beheerder zelf zijn referentielidstaat kiezen in overeenstemming met de criteria in de tweede alinea van artikel 37, lid 4, van Richtlijn 2011/61/EU.

De niet-EU abi-beheerder stelt onmiddellijk alle bevoegde autoriteiten waaraan oorspronkelijk een verzoek is gericht en de ESMA schriftelijk van zijn keuze van de referentielidstaat in kennis.

  • 15. 
    Indien de door de niet-EU abi-beheerder en de door de bevoegde autoriteiten gekozen referentielidstaat verschillend zijn, stellen de betrokken bevoegde autoriteiten de niet-EU abi-beheerder zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twee werkdagen na overeenkomstig lid 14 van de keuze van de abi-beheerder op de hoogte te zijn gesteld, ervan in kennis welke lidstaat als referentielidstaat is bepaald. De referentiestaat geldt dan als definitief bepaald.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 22 juli 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.