Uitvoeringsverordening 2014/215 - Uitvoeringsbepalingen van Verordening 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen - Hoofdinhoud
8.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 69/65 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 215/2014 VAN DE COMMISSIE
van 7 maart 2014
tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en in het bijzonder van artikel 8, derde alinea, artikel 22, lid 7, vijfde alinea, en artikel 96, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 1303/2013 stelt gemeenschappelijk bepalingen vast inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), die steun bieden uit hoofde van het cohesiebeleid en nu binnen een gemeenschappelijk kader werkzaam zijn. |
(2) |
De bepalingen in deze verordening houden nauw met elkaar verband, aangezien hierin sprake is van fondsspecifieke voorschriften voor elk van de vijf Europese structuur- en investeringsfondsen (de „ESI-fondsen”) met betrekking tot aspecten die drie of meer fondsen gemeen hebben, te weten een methode voor steun op het gebied van klimaatverandering, de vaststelling van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunmaatregelen, en aangezien zij alle van invloed zijn op de inhoud van programma's. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden om de strategische programmering van de ESI-fondsen te vergemakkelijken en alle ingezetenen van de Unie een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk de voor de programmering van de ESI-fondsen relevante en door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013) vast te stellen elementen op te nemen in één verordening. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 8, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is het noodzakelijk een gemeenschappelijke methode vast te stellen voor het bepalen van het niveau van steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering voor elk van de vijf ESI-fondsen. Deze methode bestaat uit het toekennen van een specifiek gewicht aan de uit hoofde van de ESI-fondsen verstrekte steun die weerspiegelt in welke mate de steun een bijdrage levert aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied van de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering. Er zou op basis van het toegekend gewicht onderscheid gemaakt moeten worden tussen steun die aanzienlijk bijdraagt en steun die enigszins bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied van klimaatverandering. Als de steun niet aan het bereiken van deze doelstellingen bijdraagt of de bijdrage onbetekenend is, zou een nulgewicht moeten worden toegekend. De standaardgewichten moeten worden gebruikt om te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak bij het traceren van de uitgaven met betrekking tot klimaatverandering in het kader van de verschillende beleidsmaatregelen van de Unie. De methoden dienen niettemin de verschillen in steunverlening van elk van de afzonderlijke ESI-fondsen te weerspiegelen. Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 dienen in het geval van het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds de gewichten te worden gekoppeld aan de categorieën steunverlening die zijn vastgesteld binnen de door de Commissie goedgekeurde nomenclatuur. In het geval van het ELFPO worden de gewichten gekoppeld aan de in de Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde aandachtsgebieden en in het geval van het EFMZV aan de maatregelen zoals vastgesteld in een toekomstige rechtshandeling van de Unie die de voorwaarden vaststelt voor de financiële ondersteuning voor het maritieme en visserijbeleid voor de programmeringsperiode 2014-2020. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 22, lid 7, vijfde alinea van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is het eveneens noodzakelijk om gedetailleerde regelingen vast te stellen voor de vaststelling van de mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader voor elke prioriteit in de met ESI-fondsen ondersteunde programma's en voor de beoordeling van de vraag of de mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt. |
(5) |
Om na te gaan of de mijlpalen en streefdoelen voldoen aan de voorwaarden van Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 dienen de voor dit doel gebruikte informatie en de voor het vaststellen van het prestatiekader gevolgde methodologische aanpak te worden geregistreerd. Opname van die informatie in de programma’s dient vrijwillig te zijn, maar de documentatie moet beschikbaar zijn voor de lidstaat en de Commissie om de ontwikkeling van een met bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 strokend prestatiekader te onderbouwen. |
(6) |
Het bereiken van de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen is een voorafgaande voorwaarde voor de definitieve toewijzing van de prestatiereserve, en het ernstig tekortschieten bij het bereiken van mijlpalen kan leiden tot schorsing van tussentijdse betalingen. Het is daarom van belang gedetailleerde regelingen vast te stellen voor de vaststelling van mijlpalen en precies te definiëren wanneer er sprake is van het bereiken van een mijlpaal. |
(7) |
Aangezien het behalen van de voor het einde van de programmeringsperiode vastgestelde streefdoelen een belangrijke maatstaf is voor het succes van ESI-fondsen en een ernstig tekortschieten bij het bereiken van de streefdoelen de grondslag kan vormen voor een financiële correctie, is het van belang om de regelingen voor het vaststellen van streefdoelen duidelijk te formuleren en om precies aan te geven wanneer doelstellingen zijn behaald en wanneer er sprake is van ernstig tekortschieten. |
(8) |
Om de voortuitgang bij de uitvoering van onder een prioriteit vallende concrete acties te kunnen weergeven, is het nodig om de eigenschappen van de belangrijkste uitvoeringsfasen vast te stellen. |
(9) |
Om ervoor te zorgen dat het prestatiekader een adequate weerspiegeling vormt van de doelstellingen en de resultaten die worden nagestreefd voor elk fonds, of voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en de regiocategorie, indien van toepassing, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de structuur van het prestatiekader en voor de beoordeling van het behalen van mijlpalen en streefdoelen wanneer een prioriteit voor meer dan één fonds of regiocategorie geldt. Aangezien alleen bij het ESF en het EFRO sprake is van financiële toewijzingen per regiocategorie, is dit laatste niet van toepassing op het vaststellen van een prestatiekader voor het Cohesiefonds, het ELFPO en het EFMZV. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 96, lid 2, tweede alinea van Verordening (EU) nr. 1303/2013 dienen gemeenschappelijke categorieën steunverlening te worden vastgesteld voor het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds, zodat lidstaten de Commissie consistente informatie kunnen verschaffen over het geprogrammeerde gebruik van deze fondsen, evenals informatie over de cumulatieve toewijzing en uitgaven van deze fondsen per categorie en het aantal concrete acties gedurende de gehele uitvoeringsperiode van een programma. Aldus kan de Commissie de andere instellingen en de burgers van de Unie op adequate wijze informeren over het gebruik van de fondsen. Met uitzondering van de categorieën steunmaatregelen die rechtstreeks overeenkomen met de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in de fondsspecifieke verordeningen uiteengezette thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten, kunnen de categorieën steunmaatregelen worden toegepast op steunverlening krachtens uiteenlopende thematische doelstellingen. |
(11) |
Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening voorziene maatregelen direct kunnen worden toegepast, moet de verordening in werking te treden op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(12) |
De in deze verordening voorziene maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 150, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, aangezien het bij artikel 150, lid 1, van die verordening ingestelde Coördinatiecomité voor de Europese structuur- en investeringsfondsen advies heeft uitgebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
METHODEN VOOR HET BEPALEN VAN DE STEUN VOOR DOELSTELLINGEN OP HET GEBIED VAN KLIMAATVERANDERING VOOR ELK VAN DE ESI-FONDSEN
(Bevoegdheid overeenkomstig artikel 8, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Artikel 1
Methode voor de berekening van steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering uit hoofde van het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds
-
1.De berekening van de steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering uit hoofde van het EFRO en het Cohesiefonds geschiedt in twee stappen, als volgt:
(a) |
de coëfficiënten uit tabel 1 van bijlage I bij deze verordening worden per steunverleningsveldcode toegepast op de voor die codes gemelde financiële gegevens; |
(b) |
wat betreft de financiële gegevens die zijn gemeld voor steunverleningsveldcodes met een nulcoëfficiënt, wanneer de financiële gegevens worden gemeld binnen de thematische doelstelling met codes 04 en 05 uit tabel 5 van bijlage I bij deze verordening worden de gegevens gewogen met een coëfficiënt van 40 % in termen van hun bijdrage aan klimaatveranderingsdoelstellingen. |
-
2.De op basis van tabel 1 van bijlage I bij deze verordening toegepaste klimaatveranderingscoëfficiënten zijn ook van toepassing op de respectieve categorieën uit hoofde van het doel „Europese territoriale samenwerking”, dat is vastgesteld op grond van artikel 8, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).
-
3.De steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering uit hoofde van het ESF wordt berekend door vaststelling van de voor dimensiecode 01 „Steun voor de overgang naar een koolstofarme en kostenefficiënte economie” gemelde financiële gegevens, in overeenstemming met dimensie 6 „Codes voor de dimensie secundair thema uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds” zoals uiteengezet in tabel 6 van bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
Methode voor de berekening van steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering uit hoofde van het ELFPO
-
1.Het indicatieve steunbedrag dat uit hoofde van het ELFPO in elk programma als bedoeld in artikel 27, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 moet worden gebruikt voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, wordt berekend door de coëfficiënten uit bijlage II bij deze verordening toe te passen op de geplande uitgaven zoals deze worden weergegeven in het financieringsplan overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder h), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 met betrekking tot de in artikel 5, lid 3, onder b), leden 4 en 5, lid 6, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 genoemde prioriteiten en aandachtsgebieden.
-
2.Met het oog op de rapportage over steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering in het jaarlijks uitvoeringsverslag overeenkomstig artikel 50, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 worden de in lid 1 genoemde coëfficiënten toegepast op de informatie over de in artikel 75, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 genoemde uitgaven.
Artikel 3
Methode voor de berekening van steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering uit hoofde van het EFMZV
-
1.De bijdrage voor klimaatverandering uit hoofde van het EFMZV wordt berekend door aan elk van de voornaamste uit hoofde van het EFMZV gesteunde maatregelen coëfficiënten te koppelen die de relevantie van elk van deze maatregelen voor klimaatverandering weerspiegelen.
De steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering uit hoofde van het EFMZV wordt berekend op grond van de volgende informatie:
(a) |
de indicatieve hoeveelheid van door het EFMFZ te gebruiken steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering in elk van de in artikel 27, lid 6 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 genoemde programma's; |
(b) |
de coëfficiënten die zijn vastgesteld voor de voornaamste door het EFMZV gesteunde maatregelen, zoals uiteengezet in bijlage III bij deze verordening; |
(c) |
de door de lidstaten in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen gemelde gegevens over de financiële toewijzingen en de uitgaven per maatregel, overeenkomstig artikel 50, leden 4 en 5, van Verordening nr. 1303/2013; |
(d) |
de door de lidstaten verstrekte informatie en gegevens over de concrete acties die zijn geselecteerd voor financiering overeenkomstig een toekomstige rechtshandeling van de Unie tot vaststelling van de voorwaarden voor de financiële steun voor beleid inzake maritieme zaken en visserij voor de programmeringsperiode 2014 – 2020 (de "EFMZV-verordening"). |
-
2.Een lidstaat kan in zijn operationele programma voorstellen om een coëfficiënt van 40 % toe te kennen aan een maatregel die in bijlage III bij deze verordening wordt gewogen met een coëfficiënt van 0 %, mits de lidstaat het belang van die maatregel voor de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering kan aantonen.
HOOFDSTUK II
VASTSTELLING VAN MIJLPALEN EN STREEFDOELEN IN HET PRESTATIEKADER EN BEOORDELING VAN DE MATE WAARIN ZIJ ZIJN BEREIKT
(Bevoegdheid overeenkomstig artikel 22, lid 7, vijfde alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Artikel 4
Door de instanties voor de voorbereiding van de programma’s te registreren informatie
-
1.De instanties die de programma's voorbereiden, registeren informatie over de methoden en criteria die worden toegepast bij de selectie van indicatoren voor het prestatiekader, om ervoor te zorgen dat de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen voldoen aan de in punt 3 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 uiteengezette voorwaarden voor alle programma's en prioriteiten die worden gesteund door de ESI-fondsen alsmede met de specifieke toewijzing aan het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative of YEI) als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), behoudens de in punt 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 genoemde uitzonderingen.
-
2.De door de instanties die de programma’s voorbereiden geregistreerde informatie maakt controle mogelijk op de naleving van de in alinea 3 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 uiteengezette voorwaarden voor de mijlpalen en streefdoelen. Deze informatie omvat:
(a) |
gegevens of bewijsmateriaal voor het schatten van de waarde van mijlpalen en streefdoelen en de berekeningsmethode, zoals gegevens over eenheidskosten, benchmarks, het gewoonlijk of in het verleden bereikte tempo van uitvoering, deskundig advies en de conclusies van de evaluatie vooraf; |
(b) |
informatie over het aandeel van de financiële steun voor concrete acties waarmee de in het prestatiekader uiteengezette outputindicatoren en belangrijkste uitvoeringsfasen overeenkomen, en uitleg hoe dat aandeel is berekend; |
(c) |
informatie over de manier waarop de methoden en mechanismen ter waarborging van de consistentie in de werking van het prestatiekader, zoals uiteengezet in de Partnerschapsovereenkomst overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder b), punt iv, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, zijn toegepast; |
(d) |
een uitleg van de selectie van resultaatindicatoren en belangrijkste uitvoeringsfasen, voor zover deze in het prestatiekader zijn opgenomen. |
-
3.De door de instanties voor de voorbereiding van de programma's geregistreerde informatie over de methoden en criteria die zijn toegepast bij het selecteren van de indicatoren voor het prestatiekader en bij het vaststellen van de corresponderende mijlpalen en streefdoelen, wordt op verzoek van de Commissie beschikbaar gesteld.
-
4.De in leden 1 tot en met 3 van dit artikel genoemde vereisten gelden eveneens voor de herziening van de mijlpalen en streefdoelen overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Artikel 5
Vaststelling van mijlpalen en streefdoelen
-
1.De mijlpalen en streefdoelen worden vastgesteld op het niveau van de prioriteit, met uitzondering van de in artikel 7 genoemde gevallen. Outputindicatoren en belangrijkste uitvoeringsfasen die uiteengezet zijn in het prestatiekader komen overeen met meer dan 50 % van de financiële steun aan de prioriteit. Voor de vaststelling van dat bedrag wordt een toewijzing aan een indicator of belangrijke uitvoeringsfase niet meer dan een keer meegerekend.
-
2.Voor alle ESI-fondsen met uitzondering van het ELFPO hebben de mijlpaal en het streefdoel voor een financiële indicator betrekking op het totale bedrag van de subsidiabele uitgaven dat is ingevoerd in het boekhoudsysteem van de certificeringsautoriteit en dat is goedgekeurd door die autoriteit overeenkomstig artikel 126, onder c van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Voor het ELFPO hebben zij betrekking op de gerealiseerde totale publieke uitgaven die zijn ingevoerd in het gemeenschappelijke monitoring- en evaluatiesysteem.
-
3.Voor alle ESI-fondsen met uitzondering van het ESF en het ELFPO hebben de mijlpaal en het streefdoel voor een outputindicator betrekking op de activiteiten, waarbij alle concrete acties die tot de output leiden volledig zijn uitgevoerd maar waarvoor niet noodzakelijk alle betalingen zijn verricht.
Voor het ESF en het ELFPO wat betreft de maatregelen overeenkomstig artikel 16, artikel 19, lid 1, onder c), artikel 21, lid 1), onder a) en b), en artikelen 27, 28, 29, 30, 31, 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 kunnen zij ook betrekking hebben op de gerealiseerde waarde voor concrete acties waarmee een begin is gemaakt maar waarvan sommige, tot de output leidende acties nog niet zijn afgerond.
Voor andere maatregelen onder het ELFPO hebben zij betrekking op de voltooide concrete acties in de zin van artikel 2, lid 14, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
-
4.Onder een belangrijkste uitvoeringsfase wordt verstaan een belangrijke fase in de uitvoering van onder een prioriteit vallende concrete acties, waarvan de voltooiing controleerbaar is en die kan worden uitgedrukt in een getal of een percentage. Voor wat betreft artikelen 6 en 7 van deze verordening worden belangrijke uitvoeringsfasen behandeld als indicatoren.
-
5.Resultaatindicatoren worden alleen in voorkomende gevallen gebruikt en houden nauw verband met ondersteunde beleidsinterventies.
-
6.Indien geconstateerd wordt dat de informatie als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze verordening berust op incorrecte veronderstellingen die leiden tot het onder- of overschatten van doelstellingen of mijlpalen, mag dit beschouwd worden als een naar behoren gemotiveerd geval als bedoeld in paragraaf 5 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Artikel 6
Het bereiken van mijlpalen en streefdoelen
-
1.Het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen wordt beoordeeld aan de hand van alle in het prestatiekader opgenomen indicatoren en belangrijke uitvoeringsfasen die zijn vastgesteld op het prioriteitsniveau in de zin van artikel 2, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, met uitzondering van de in artikel 7 van deze verordening genoemde gevallen.
-
2.De mijlpalen en streefdoelen van een prioriteit worden geacht bereikt te zijn indien voor alle indicatoren uit het desbetreffende prestatiekader eind 2018 ten minste 85 % van de mijlpaalwaarde is bereikt of eind 2023 ten minste 85 % van de streefwaarde. Bij wijze van afwijking mogen, wanneer het prestatiekader drie of meer indicatoren omvat, de mijlpalen of streefdoelen van een prioriteit als bereikt beschouwd worden als alle indicatoren op een na eind 2018 85 % van hun mijlpaalwaarde of eind 2023 85 % van hun streefwaarde hebben bereikt. De indicator die minder dan 85 % van zijn mijlpaalwaarde of streefwaarde bereikt, mag niet minder bereiken dan 75 % van zijn mijlpaalwaarde of streefwaarde.
-
3.Voor een prioriteit waarvan het prestatiekader niet meer dan twee indicatoren bevat, wordt het niet bereiken van ten minste 65 % van waarde van de mijlpaal eind 2018 voor een van deze indicatoren beschouwd als een ernstig tekortschieten in het bereiken van de mijlpalen. Het niet bereiken eind 2023 van ten minste 65 % van de streefwaarde voor een van deze indicatoren wordt beschouwd als een ernstig tekortschieten in het bereiken van de streefdoelen.
-
4.Voor een prioriteit waarvan het prestatiekader meer dan twee indicatoren bevat, wordt het niet bereiken van ten minste 65 % van de mijlpaalwaarde eind 2018 voor ten minste twee van deze indicatoren beschouwd als een ernstig tekortschieten in het bereiken van de mijlpalen. Het niet bereiken van ten minste 65 % van de streefwaarde eind 2023 voor ten minste twee van deze indicatoren wordt beschouwd als een ernstig tekortschieten in het bereiken van de streefdoelen.
Artikel 7
Prestatiekader voor de in artikel 96, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde prioritaire assen en de prioritaire assen die het YEI integreren
-
1.De voor het prestatiekader geselecteerde indicatoren en belangrijke uitvoeringsfasen, hun mijlpalen en streefdoelen en de mate waarin zij zijn bereikt, worden uitgesplitst naar fonds, en in het geval van het EFRO en het ESF, naar regiocategorie.
-
2.De ingevolge artikel 4, lid 2, van deze verordening vereiste informatie wordt uiteengezet per fonds en per regiocategorie, voor zover van toepassing.
-
3.Het bereiken van mijlpalen en streefdoelen wordt afzonderlijk beoordeeld voor elk fonds en voor elke regiocategorie binnen de prioriteit, rekening houdend met de naar fonds en regiocategorie uitgesplitste indicatoren, de mijlpalen en streefdoelen en de mate waarin zij zijn bereikt. In het prestatiekader opgenomen outputindicatoren en belangrijke uitvoeringsfasen komen overeen met meer dan 50 % van de financiële steun aan het fonds en de regiocategorie, voor zover van toepassing. Voor de vaststelling van dat bedrag wordt een toewijzing aan een indicator of belangrijke uitvoeringsfase niet meer dan een keer meegerekend.
-
4.Als de middelen voor het YEI worden geprogrammeerd als onderdeel van een prioritaire as overeenkomstig artikel 18, onder c), van Verordening (EU) nr. 1304/2013, wordt voor het YEI een afzonderlijk prestatiekader vastgesteld en wordt het bereiken van de voor het YEI vastgestelde mijlpalen afzonderlijk van het ander deel van de prioritaire as beoordeeld.
HOOFDSTUK III
NOMENCLATUUR VAN CATEGORIEËN STEUNVERLENING VOOR HET EFRO, HET ESF EN HET COHESIEFONDS UIT HOOFDE VAN DE DOELSTELLING „INVESTEREN IN GROEI EN WERKGELEGENHEID”
Artikel 8
Categorieën steunverlening voor het EFRO, het ESF en Cohesiefonds
(Bevoegdheid overeenkomstig artikel 96, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
-
1.De in artikel 96, lid 2, tweede alinea van Verordening (EU) nr. 1303/2013 genoemde nomenclatuur van de categorieën steunverlening, wordt uiteengezet in de tabellen 1 tot en met 8 van bijlage I bij deze verordening. De in deze tabellen opgenomen codes gelden voor het EFRO wat betreft de doelstelling „Investeren in groei en werkgelegenheid”, het Cohesiefonds, het ESF en de YEI, zoals nader aangegeven in de leden 2 tot en met 3 van dit artikel.
-
2.De codes 001 tot en met 101 in tabel 1 van bijlage I bij deze verordening gelden uitsluitend voor het EFRO en het Cohesiefonds.
De codes 102 tot en met 120 uit tabel 1 van bijlage I bij deze verordening gelden uitsluitend voor het ESF.
Alleen code 103 uit tabel 1 van bijlage I bij deze verordening geldt voor het YEI.
De codes 121, 122 en 123 uit tabel 1 van bijlage I bij deze verordening gelden uitsluitend voor het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF.
-
3.De codes uit de tabellen 2 tot en met 4, 7 en 8 van bijlage I bij deze verordening gelden voor het EFRO, het ESF, het YEI en het Cohesiefonds.
De codes in tabel 5 van bijlage I bij deze verordening gelden uitsluitend voor het EFRO en het Cohesiefonds.
De codes in tabel 6 van bijlage I bij deze verordening gelden uitsluitend voor het ESF en het YEI.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3 en bijlage III bij deze verordening treden in werking op het moment van inwerkingtreding van de EFMZV-verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 maart 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
-
Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347, 20.12.2013, blz. 487).
-
Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259).
-
Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PB L 347, 20.12.2013, p. 470).
BIJLAGE I
Nomenclatuur voor de categorieën steunverlening van de fondsen (1) in het kader van de doelstelling Investeren in groei en werkgelegenheid en het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
TABEL 1: CODES VOOR DE DIMENSIE STEUNVERLENINGSGEBIED
|
Coëfficiënt voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen |
||
I Productieve investeringen: |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
40 % |
||
|
0 % |
||
II Infrastructuur voor de levering van basisdiensten en de daarmee verband houdende investeringen: |
|||
Energie-infrastructuur |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
Milieu-infrastructuur |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
40 % |
||
|
0 % |
||
|
100 % |
||
Vervoersinfrastructuur |
|||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
Duurzaam vervoer |
|||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
Infrastructuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
III Sociale, gezondheids- en onderwijsinfrastructuur en daarmee verband houdende investeringen |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
IV Ontwikkeling van het eigen potentieel: |
|||
Onderzoek, ontwikkeling en innovatie |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
100 % |
||
Ontwikkeling van het bedrijfsleven |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
100 % |
||
|
40 % |
||
|
100 % |
||
|
100 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) — stimulering van de vraag, toepassingen en diensten |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
Milieu |
|||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
40 % |
||
|
100 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
100 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
Overige |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
40 % |
||
|
0 % |
||
V Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit: |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
VI Bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en discriminatie: |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
VII Investering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang leren: |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
VIII Vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en doelmatig openbaar bestuur: |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
IX Technische bijstand: |
|||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
TABEL 2: CODES VOOR DE DIMENSIE FINANCIERINGSVORM
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
TABEL 3: CODES VOOR DE TERRITORIALE DIMENSIE
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
TABEL 4: CODES VOOR DE DIMENSIE TERRITORIALE VERSTREKKINGSMECHANISMEN
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
TABEL 5: CODES VOOR DE DIMENSIE THEMATISCHE DOELSTELLING
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
TABEL 6: CODES VOOR DE DIMENSIE SECUNDAIR THEMA UIT HOOFDE VAN HET ESF
|
Coëfficiënt voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen |
||
|
100 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
||
|
0 % |
TABEL 7: CODES VOOR DE DIMENSIE ECONOMISCHE ACTIVITEIT
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
||
|
TABEL 8: CODES VOOR DE DIMENSIE PLAATS VAN UITVOERING
8. PLAATS (2) |
|
Code |
Plaats |
Code van de regio of de zone waar de concrete actie is uitgevoerd, zoals vastgelegd in de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (3) |
-
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds.
-
Beperkt tot investeringen gerelateerd aan milieubescherming of gepaard gaand met investeringen die nodig zijn om de negatieve gevolgen voor het milieu te matigen of te verminderen.
-
Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
BIJLAGE II
Coëfficiënten voor de berekening van steunbedragen voor klimaatveranderingsdoelstellingen in het geval van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling krachtens artikel 2
Artikel van Verordening (EU) nr. 1305/2013 (1) |
Prioriteit/aandachtsgebied |
Coëfficiënt |
Artikel 5, lid 3, onder b) |
het steunen van risicopreventie en -beheer op het niveau van het landbouwbedrijf |
40 % |
Artikel 5, lid 4 |
herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verbonden zijn met de landbouw en de bosbouw (alle aandachtsgebieden) |
100 % |
Artikel 5, lid 5 |
bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw, de voedingssector en de bosbouw (alle aandachtsgebieden) |
100 % |
Artikel 5, lid 6, onder b) |
Het stimuleren van plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden |
40 % |
-
Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
BIJLAGE III
Coëfficiënten voor de berekening van steunbedragen voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering in het geval van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij krachtens artikel 3
Titel van de maatregel |
Voorlopige nummering |
Coëfficiënt |
|
Innovatie |
Artikel 28 |
0 %* (1) |
|
Adviesdiensten |
Artikel 29 |
0 % |
|
Partnerschap tussen wetenschappers en vissers |
Artikel 30 |
0 %* |
|
Bevordering van menselijk kapitaal en sociaal dialoog – opleiding, netwerkvorming, sociaal dialoog |
Artikel 31 |
0 %* |
|
Bevordering van menselijk kapitaal en sociaal dialoog – ondersteuning van echtgenoten en partners |
Artikel 31.2 |
0 %* |
|
Bevordering van menselijk kapitaal en sociaal dialoog – stagiairs aan boord van schepen van de kleinschalige kustvisserij |
Artikel 31.3 |
0 %* |
|
Diversificatie en nieuwe bronnen van inkomsten |
Artikel 32 |
0 %* |
|
Starterssteun voor jonge vissers |
Artikel 32 a |
0 % |
|
Gezondheid en veiligheid |
Artikel 33 |
0 % |
|
Tijdelijke stillegging van de visserijactiviteit |
Artikel 33 a |
40 % |
|
Definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten |
Artikel 33 b |
100 % |
|
Onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen |
Artikel 33 c |
40 % |
|
Steun voor systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden |
Artikel 34 |
40 % |
|
Steun voor het ontwerp en de tenuitvoerlegging van instandhoudingsmaatregelen |
Artikel 35 |
0 % |
|
Beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten |
Artikel 36 |
40 % |
|
Innovatie in verband met de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen |
Artikel 37 |
40 % |
|
Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen – inzameling van afval |
Artikel 38.1.a |
0 % |
|
Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen – bijdrage aan een beter beheer of bescherming, bouw, installatie of modernisering van statische of beweegbare installaties, voorbereiding van beschermings- en beheersplannen in verband met Natura-2000-locaties en speciale beschermde gebieden, beheer, herstel en monitoring van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van Natura-2000-locaties, milieubewustzijn, deelname aan andere acties die erop gericht zijn op het behoud en de versterking van de biologische diversiteit en ecosysteemdiensten |
Artikel 38.1.b-e, ea, f |
40 % |
|
Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen – regelingen voor vergoeding van door zoogdieren en vogels veroorzaakte schade aan vangsten |
Artikel 38.1.eb |
0 % |
|
Matiging van de klimaatverandering – investeringen aan boord |
Artikel 39.1.a |
100 % |
|
Matiging van de klimaatverandering – audits en regelingen voor energie-efficiëntie |
Artikel 39.1.b |
100 % |
|
Onderzoek naar energie-efficiëntie – ter beoordeling van de bijdrage van alternatieve aandrijfsystemen en rompontwerpen |
Artikel 39.1.c |
40 % |
|
Vervanging of modernisering van hoofd- of hulpmotoren |
Artikel 39.2 |
100 % |
|
Toegevoegde waarde, productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten |
Artikel 40 |
0 % |
|
Vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen en afslagen – investeringen ter verbetering van vissershavens, afslaginfrastructuur en aanlandings- en beschuttingsplaatsen |
Artikel 41.1 |
40 % |
|
Vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen en afslagen – investeringen om naleving van de verplichting om alle vangsten aan te landen, te vergemakkelijken |
Artikel 41.2 |
0 % |
|
Vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen en afslagen – investeringen ter verbetering van de veiligheid van vissers |
Artikel 41.3 |
0 % |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – aan boord of individuele uitrusting zoals bedoeld in artikel 33 |
Artikel 42.1.a |
0* % |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – investeringen in uitrusting en soorten acties zoals bedoeld in artikelen 36 en 37 |
Artikel 42.1.b |
||
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – aan boord en audits en regelingen voor energie-efficiëntie |
Artikel 42.1.c |
||
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – bevordering van menselijk kapitaal en sociale dialoog |
Artikel 42.1.aa |
0 % |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen |
Artikel 42.1.d |
0 % |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – investeringen ter verbetering van de waarde of de omvang van de visvangst |
Artikel 42.1.da |
0 % |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – starterssteun voor jonge vissers |
Artikel 42.1.1a |
0 % |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – ontwikkeling en bevordering van innovatie |
Artikel 42.1b |
0 %* |
|
Binnenvisserij en aquatische fauna en flora in de binnenwateren – ter bescherming en ontwikkeling van aquatische fauna en flora |
Artikel 42.5 |
40 % |
|
Innovatie |
Artikel 45 |
0 %* |
|
Duurzame ontwikkeling in de landbouw |
Artikel 46 |
0 %* |
|
Beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven |
Artikel 48 |
0 %* |
|
Bevordering van menselijk kapitaal en netwerkvorming |
Artikel 49 |
0 %* |
|
Vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties |
Artikel 50 |
40 % |
|
Aantrekken van nieuwe exploitanten van duurzame aquacultuur |
Artikel 51 |
0 % |
|
Omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur |
Artikel 53 |
40 % |
|
Aquacultuur die milieudiensten levert |
Artikel 54 |
40 % |
|
Maatregelen op het gebied van volksgezondheid |
Artikel 55 |
0 % |
|
Maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn |
Artikel 56 |
0 % |
|
Aquacultuurbestandsverzekering |
Artikel 57 |
40 % |
|
Voorbereidende steun |
Artikel 63.1.a |
0 % |
|
Uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën |
Artikel 65 |
40 % |
|
Samenwerkingsactiviteiten |
Artikel 66 |
0 %* |
|
Werkingskosten en dynamiseringskosten |
Artikel 63.1.d |
0 % |
|
Productie- en afzetprogramma's |
Artikel 69 |
0 %* |
|
Opslagsteun |
Artikel 70 |
0 % |
|
Afzetmaatregelen |
Artikel 71 |
0 %* |
|
Verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten |
Artikel 72 |
40 % |
|
Compensatieregeling |
Artikel 73 |
0 % |
|
Controle en handhaving |
Artikel 78 |
0 % |
|
Het verzamelen van gegevens |
Artikel 79 |
0 %* |
|
Technische bijstand op initiatief van de lidstaten |
Artikel 79 a |
0 % |
|
Geïntegreerde maritieme bewaking |
Artikel 79b.1.a |
40 % |
|
Bescherming van het mariene milieu en duurzaam gebruik van de mariene en kusthulpbronnen |
Artikel 79b.1.b |
40 % |
-
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, kan aan maatregelen die in de tabel met een * zijn gemarkeerd een gewicht van 40 % worden toegekend.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.