Besluit 1999/175 - 1999/175/Euratom: Beschikking van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999D0175

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999D0175

1999/175/Euratom: Beschikking van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002)

Publicatieblad Nr. L 064 van 12/03/1999 blz. 0142 - 0153

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 25 januari 1999 tot vaststelling van een Euratom-programma voor onderzoek en onderwijs op het gebied van kernenergie (1998-2002) (1999/175/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

  • (1) 
    Overwegende dat de Raad bij Besluit 1999/64/Euratom (4) het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (hierna "vijfde kaderprogramma" genoemd) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs heeft vastgesteld voor de periode 1998-2002, waarin de grote lijnen en de wetenschappelijke en technologische doelstellingen worden bepaald van de onderzoek- en onderwijsactiviteiten die op het gebied van kernenergie moeten worden uitgevoerd;
  • (2) 
    Overwegende dat in artikel 3 van het vijfde kaderprogramma is bepaald dat het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd door middel van specifieke onderzoek- en onderwijsprogramma's die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag; dat in elk programma de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld;
  • (3) 
    Overwegende dat de Commissie, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Besluit 94/268/Euratom van de Raad van 26 april 1994 betreffende een kaderprogramma voor communautaire activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (1994-1998) (5) en artikel 4, lid 2, van de beschikkingen van de Raad betreffende de specifieke programma's waarmee het vierde kaderprogramma wordt uitgevoerd, een externe evaluatie heeft laten verrichten die zij samen met haar conclusies en opmerkingen heeft doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité;
  • (4) 
    Overwegende dat, overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag, Besluit 1999/66/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten aan de uitvoering van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1998-2002) (6) (hierna "regels voor deelneming") op dit specifiek programma van toepassing is; dat deze regels de deelneming van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek aan de onder dit specifiek programma vallende werkzaamheden onder contract mogelijk maken;
  • (5) 
    Overwegende dat bij de uitvoering van dit programma activiteiten op het gebied van internationale samenwerking, inzonderheid op basis van artikel 101 van het Verdrag, met derde landen of internationale organisaties wenselijk kunnen zijn;
  • (6) 
    Overwegende dat de uitvoering van dit programma tevens activiteiten en mechanismen behelst ter stimulering, verspreiding en exploitatie van de resultaten van onderzoek en onderwijs alsmede stimuleringsactiviteiten met betrekking tot de mobiliteit en de opleiding van onderzoekers;
  • (7) 
    Overwegende dat het belangrijk is dat wetenschap, industrie en gebruikers een wezenlijke bijdrage leveren tot het in kaart brengen van de activiteiten die moeten worden uitgevoerd en, indien nodig, betrokken worden bij de uitvoering van het programma;
  • (8) 
    Overwegende dat de onderzoekactiviteiten van het vijfde kaderprogramma tevens gericht moeten zijn op innovatie teneinde bij te dragen tot onder meer het eerste actieplan voor innovatie;
  • (9) 
    Overwegende dat de uitvoering van het JET-project (Joint European Torus) is toevertrouwd aan de gemeenschappelijke onderneming Joint European Torus (JET), opgericht bij Besluit 78/471/Euratom van de Raad (7);
  • (10) 
    Overwegende dat bij de uitvoering van dit programma het gelijkekansenbeleid van de Gemeenschap in aanmerking moet worden genomen;
  • (11) 
    Overwegende dat doeltreffend en doorzichtig beheer bijdraagt tot een doelmatiger en gebruikersvriendelijk programma;
  • (12) 
    Overwegende dat administratieve uitgaven op een doorzichtige manier in de Gemeenschapsbegroting moeten worden opgenomen;
  • (13) 
    Overwegende dat enerzijds de stand van zaken bij de uitvoering van dit programma moet worden onderzocht met het oog op de eventuele aanpassing ervan aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen; dat anderzijds door onafhankelijke deskundigen te gelegener tijd ook een evaluatie moet worden gemaakt van de vooruitgang van het programma;
  • (14) 
    Overwegende dat het Wetenschappelijk en Technisch Comité is geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van het vijfde kaderprogramma wordt het specifieke programma met betrekking tot onderzoek en onderwijs inzake kernenergie (hierna "specifiek programma" genoemd) vastgesteld voor de periode van 25 januari 1999 tot 31 december 2002.

Artikel 2

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 2 van het vijfde kaderprogramma wordt voor de uitvoering van het specifiek programma een bedrag noodzakelijk geacht van 979 miljoen euro, waarvan hoogstens 13,5 % voor de administratieve uitgaven van de Commissie.

Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage I.

  • 2. 
    Van het bedrag in lid 1 is
  • 238,2 miljoen euro bestemd voor de periode 1998-1999,
  • 740,8 miljoen euro voor de periode 2000-2002.

In het in artikel 2, lid 1, onder c), van het vijfde kaderprogramma bedoelde geval, past de Raad dit laatste cijfer aan onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), tweede streepje, van het vijfde kaderprogramma. In afwachting van een besluit van de Raad mag voor de uitvoering van dit specifiek programma de toewijzing genoemd onder het eerste streepje hierboven, niet worden overschreden.

  • 3. 
    De begrotingsautoriteit stelt, met inachtneming van de in deze beschikking vastgelegde wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten, voor elk begrotingsjaar de kredieten vast afhankelijk van de beschikbaarheid van de in het kader van de meerjarige financiële vooruitzichten toegewezen middelen.

Artikel 3

  • 1. 
    De grote lijnen, de wetenschappelijke en technologische doelstellingen van het specifiek programma en de daarmee samenhangende prioriteiten zijn opgenomen in bijlage II. Zij zijn bepaald overeenkomstig de beginselen en de drie categorieën selectiecriteria als uiteengezet in bijlage I bij het vijfde kaderprogramma.
  • 2. 
    Overeenkomstig deze beginselen en criteria worden de selectiecriteria als uiteengezet in artikel 9 van de regels voor deelneming toegepast bij de selectie van de te verrichten onderzoek- en onderwijswerkzaamheden.

Bij de uitvoering van het programma worden, ook in het werkprogramma als bedoeld in artikel 5, lid 1, al deze criteria in acht genomen, ook al kan daaraan een onderscheiden gewicht worden toegekend.

  • 3. 
    De regels voor deelneming zijn op het specifiek programma van toepassing.
  • 4. 
    De voorwaarden voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifiek programma zijn de voorwaarden als bedoeld in artikel 4 van het vijfde kaderprogramma.

De onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract van het specifiek programma zijn omschreven in bijlage III van het vijfde kaderprogramma.

Specifieke bepalingen voor de uitvoering van het programma zijn opgenomen in bijlage III van deze beschikking.

Artikel 4

Aan de hand van de in artikel 3 bedoelde criteria en de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten van bijlage II:

  • a) 
    onderzoekt de Commissie, eventueel bijgestaan door onafhankelijke externe deskundigen, de stand van zaken bij de uitvoering van het specifiek programma en dient zij in voorkomend geval bij de Raad voorstellen tot aanpassing ervan in, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het vijfde kaderprogramma,
  • b) 
    laat zij de externe evaluatie uitvoeren als bedoeld in artikel 5, lid 2, van het vijfde kaderprogramma met betrekking tot de werkzaamheden die worden verricht op de onder het specifiek programma vallende gebieden.

Artikel 5

  • 1. 
    De Commissie stelt een werkprogramma op met:
  • a) 
    de nadere beschrijving van de doelstellingen en onderzoek- en onderwijsprioriteiten van bijlage II;
  • b) 
    het indicatieve tijdschema voor de uitvoering van het specifiek programma;
  • c) 
    bepalingen inzake de coördinatie als vastgesteld in bijlage III;
  • d) 
    indien nodig, de selectiecriteria alsmede de toepassingswijze ervan voor alle onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract.
  • 2. 
    Het werkprogramma houdt rekening met de betrokken belangen, inzonderheid van wetenschap, industrie en gebruikers. Het dient als basis voor de uitvoering van de onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract overeenkomstig de in de regels voor deelneming bepaalde procedures.
  • 3. 
    Het werkprogramma wordt in voorkomend geval bijgewerkt en wordt door de Commissie in een gebruikersvriendelijke vorm, onder meer in elektronische vorm, ter beschikking van alle belangstellende partijen gesteld.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie wordt belast met de uitvoering van dit specifiek programma.
  • 2. 
    Voor de uitvoering van dit programma wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité. De leden van dit comité kunnen variëren naar gelang van de verschillende onderwerpen op de agenda van het comité. Wat de aspecten in verband met kernsplijting betreft, zijn de samenstelling, de procedures en de werking van dit comité vastgelegd in Besluit 84/338/Euratom, EGKS, EEG van de Raad (8) inzake raadgevende comités voor beheer en coördinatie. Wat de aspecten in verband met kernfusie betreft, zijn deze elementen vastgelegd in het besluit van de Raad van 16 december 1980 inzake het raadgevend comité voor het fusieprogramma.

Artikel 7

Overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het vijfde kaderprogramma brengt de Commissie de Raad en het Europees Parlement regelmatig op de hoogte van alle vorderingen bij de uitvoering van het programma.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 januari 1999.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    FISCHER
  • (1) 
    PB C 236 van 28.7.1998, blz 10.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 15 december 1998 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB C 407 van 28.12.1998, blz. 123.
  • (4) 
    PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34.
  • (5) 
    PB L 115 van 6.5.1994, blz. 31. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/253/Euratom (PB L 86 van 4.4.1996, blz. 72).
  • (6) 
    PB L 26 van 1.2.1999, blz. 56.
  • (7) 
    PB L 151 van 7.6.1978, blz. 10. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/585/Euratom (PB L 282 van 20.10.1998, blz. 65).
  • (8) 
    PB L 177 van 4.7.1984, blz. 25.

BIJLAGE I

INDICATIEVE VERDELING VAN HET NOODZAKELIJK GEACHTE BEDRAG

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

GROTE LIJNEN, WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN EN PRIORITEITEN

INLEIDING

De beschikbaarheid van stabiele, duurzame en concurrerende energiebronnen is een voorwaarde voor economische groei, welvaart en de kwaliteit van het bestaan in de geïndustrialiseerde wereld. De economische vooruitgang in de ontwikkelingslanden zal de wereldvraag naar energie sterk doen stijgen, met mogelijke gevolgen voor de brandstofprijzen en met gezondheids- en milieueffecten. Deze problemen kunnen alleen worden beperkt door middel van een eensgezind internationaal streven om veelbelovende technologieën te ontwikkelen. Gelet op de verwachte toename van de vraag naar energie zal het ook in de toekomst nodig zijn alle potentiële bronnen te blijven benutten. Kernenergie levert een significante bijdrage tot het beleid van diversificatie van de energievoorziening en de vermindering van de totale uitstoot van CO2.

Met kernenergie is het mogelijk Europa een stabiele en volledig duurzame elektriciteitsvoorziening te bieden tegen een concurrerende prijs. De ontwikkeling van de veiligheid en betrouwbaarheid van kernenergiesystemen kan het industriële concurrentievermogen van de Gemeenschap versterken doordat de technologische voorsprong van Europa benut en de aanvaardbaarheid van kernenergie vergroot wordt. Het zoveel mogelijk beperken van de blootstelling aan alle stralingsbronnen, met inbegrip van medische blootstelling en natuurlijke straling, zal de kwaliteit van het bestaan verbeteren en zal helpen bij het aanpakken van gezondheids- en milieuproblemen.

Strategisch doel van het programma

Dit programma moet ertoe bijdragen het volledige potentieel van kernenergie, zowel inzake kernfusie als inzake kernsplijting, op een duurzame manier te realiseren, door de bestaande technologieën veiliger en economischer te maken, alsmede door veelbelovende nieuwe concepten te verkennen. Het programma omvat drie duidelijk gescheiden onderdelen:

  • een kernactiviteit "beheerste kernfusie", die tot doel heeft de grondslagen te leggen voor een besluit betreffende en de eventuele bouw van een experimentele reactor en de basisconcepten en technologieën te ontwikkelen die op lange termijn vereist zijn;
  • een kernactiviteit "kernsplijting", die tot doel heeft de veiligheid van nucleaire installaties in Europa te verbeteren, het concurrentievermogen van de Europese industrie te vergroten, de bescherming van werknemers en publiek tegen straling te waarborgen en problemen in verband met het beheer en de definitieve opberging van afvalstoffen te helpen oplossen;
  • generieke activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling, die tot doel hebben de Europese kennis en deskundigheid op verschillende gebieden met betrekking tot de bescherming tegen straling en de gezondheid te consolideren en uit te bouwen.

Terwijl het onderzoek in verband met kernfusie op Europees niveau al volledig geïntegreerd is, zal op het gebied van de kernsplijting in de toekomst worden gestreefd naar meer en effectieve integratie van het onderzoek.

Relevante aspecten voor alle onderdelen van het programma zijn, onder meer, wetenschappelijke en technologische samenwerking met derde landen en internationale organisaties om doeltreffende samenwerking op belangrijke onderzoekgebieden van wederzijds belang te vergemakkelijken; de verspreiding en exploitatie van de resultaten; de opleiding en mobiliteit van onderzoekers om de synergie tussen onderzoek en opleiding te ontwikkelen en de toegang tot grote installaties te vergemakkelijken.

De activiteiten in dit programma worden waar nodig nauw gecoördineerd met die van het programma van eigen werkzaamheden van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek dat is opgenomen in het vijfde Euratom-kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs.

  • a) 
    KERNACTIVITEITEN
  • i) 
    Beheerste kernfusie

Doelstellingen en onderzoek- en onderwijsprioriteiten

In het kader van de langetermijndoelstellingen van de activiteiten op het gebied van kernfusie die in het vijfde kaderprogramma zijn bepaald, strekt deze activiteit ertoe de noodzakelijke basis voor de eventuele bouw van een experimentele reactor (de "Next Step") verder te ontwikkelen, om de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van energieproductie uit kernfusie te demonstreren en de potentiële veiligheids- en milieuvoordelen ervan aan te tonen. Op langere termijn vormt deze activiteit de voorbereiding op de ontwikkeling van een demonstratiereactor (DEMO). Deze activiteit gaat gepaard met relevante onderzoek- en onderwijsactiviteiten op het gebied van de fysica en de technologie, waar ook de Europese industrie bij zal worden betrokken. In de context van deze strategie moet worden gestreefd naar de bouw van een experimentele reactor in het kader van internationale samenwerking zoals de International Thermonuclear Experimental Reactor (ITER). Deze kernactiviteit moet er derhalve voor zorgen dat de Gemeenschap uit wetenschappelijk, technisch, financieel en organisatorisch oogpunt met kennis van zaken een besluit kan nemen over en steun kan verlenen aan een toekomstige experimentele reactor.

De bijdrage die fusie kan leveren aan schone en veilige basislastenergieopwekking zal onderzocht worden in het ruimer verband van de bestudering van de sociaal-economische aspecten van kernfusie. Deze kernactiviteit omvat tevens de mobiliteit en opleiding van wetenschappelijk en technisch personeel, de verspreiding van de resultaten en de voorlichting van het publiek.

De hierboven uiteengezette strategie zal uitgaan van drie hoofdlijnen.

  • Next-Step-activiteiten

De activiteiten op het gebied van de fysica en technologie van kernfusie zijn erop gericht om, met name in de associaties, JET en de Europese industrie, de mogelijkheden te ontwikkelen om een experimentele reactor te bouwen en te exploiteren. De Europese deelname aan de activiteiten in verband met het engineeringontwerp (EDA) van ITER wordt voortgezet met het oog op de eventuele bouw ervan.

Onderzoekprioriteiten: voltooiing van het ontwerp, van de prototypetests en van het ondersteunend onderzoek; voltooiing van de technische specificaties van de uitrusting; consolidering van de vereiste wetenschappelijke basis; aanpassing van het ontwerp van de experimentele reactor aan ten minste één mogelijke specifieke site binnen de Europese Unie en aanknopen van de dialoog met de autoriteiten die de eventuele vergunningen dienen te verlenen; afronding van het bedrijf van JET op vol vermogen; het mogelijk langer gebruiken van de installaties van JET door teams van met Euratom geassocieerde organisaties teneinde verdere kennis voor de Next Step op te doen, zal nader worden bekeken.

  • Verbetering van concepten

De activiteiten op het gebied van de fysica hebben tot doel de basisconcepten van fusiemachines te verbeteren, onder meer vanuit het oogpunt van de voorbereiding van de Next Step en de bepaling van het concept van DEMO.

Onderzoekprioriteiten: bouw, exploitatie en verbetering van experimentele machines waartoe in het vorige kaderprogramma is besloten en modernisering van andere bestaande machines; diagnostiek- en besturingsinstrumenten voor fusieplasma's; verder theoretisch onderzoek; onderzoek naar de bediening van een fusiemachine op afstand; naast magnetische opsluiting - waaronder het "main line" tokamak-onderzoek en voortzetting van het onderzoek naar een reeks opties als de Stellarator, de sferische tokamak en de omgekeerde veldinsnoering - coördinatie in het kader van technologiebewaking van de nationale civiele onderzoekactiviteiten in verband met traagheidsopsluiting en de eventuele alternatieve concepten.

  • Langetermijntechnologie

De activiteiten op technologiegebied hebben tot doel, op langere termijn voorbereidingen te treffen voor de demonstratiereactor (DEMO) en vervolgens voor een reactorprototype.

Onderzoekprioriteiten: ontwikkeling van tritiumkweekmantels en een referentie-constructiemateriaal voor de bouw van modules die relevant zijn voor DEMO; verkennend onderzoek naar geavanceerde materialen met een lage activering en stralingsbestendige materialen voor DEMO; nieuwe beoordeling van veiligheids- en milieuaspecten; een conceptuele studie van een referentieontwerp van DEMO.

Bovendien zullen de sociaal-economische aspecten van kernfusie worden bestudeerd. Deze sociaal-economische studies, die onder meer een taxatie van de economische kosten en van de maatschappelijke aanvaardbaarheid van kernfusie in vergelijking met andere energiebronnen omvatten, moeten helpen bij de taxatie van de potentiële bijdrage van kernfusie tot duurzame energieopwekking. Als aanvulling op de technologische activiteiten zullen deze studies gegevens opleveren voor beslissingen inzake de toekomstige oriëntering van het programma.

  • ii) 
    Kernsplijting

Doelstellingen en onderzoek- en onderwijsprioriteiten

Belangrijkste doelstellingen zijn, bij te dragen aan het waarborgen van de veiligheid van nucleaire installaties in Europa, de verbetering van de concurrentiepositie van de Europese nucleaire industrie, het waarborgen van de bescherming van werknemers en publiek, en veilig en doeltreffend beheer en definitieve opberging van radioactieve afvalstoffen, alsook verkenning van nieuwe, duurzame concepten die op langere termijn potentiële voordelen bieden wat betreft het rendement, de veiligheid, de gezondheid en het milieu. Hoewel dit onderzoek hoofdzakelijk wetenschappelijk of technologisch gericht is, is er ook een belangrijke sociaal-economische dimensie. Een bijkomende doelstelling is, door middel van onderwijs en opleiding bij te dragen tot de instandhouding van de grote deskundigheid en bekwaamheid op het gebied van de kernsplijting in de Unie.

  • Bedrijfsveiligheid van bestaande installaties

Het onderzoek wordt geconcentreerd op maatregelen om de veiligheid van bestaande installaties te handhaven en te verbeteren, waaronder de veiligheidsaspecten van de verlenging van de levensduur van de reactoren.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: ontwikkeling van een gemeenschappelijke basis en gemeenschappelijke methoden om de veilige resterende levensduur te bepalen; verouderingseffecten op de integriteit van constructies en systemen; verbetering van inspectie- en monitoringsmethoden om de veiligheid te verbeteren en de beroepsmatige blootstelling te verlagen; modernisering van controlesystemen; mens/machine interface; veiligheidsorganisatie en -management;

  • Veiligheid van de splijtstofkringloop

Het onderzoek wordt geconcentreerd op de ontwikkeling van betere methoden voor de evaluatie, het beheer en de verhoging van de veiligheid van de gehele kringloop, met inbegrip van de bestaande reactoren, teneinde een betere basis voor beleidskeuzes te verschaffen, de invoering te bevorderen van de beste veiligheidspraktijk die zowel kosteneffectief als in een ruimer verband aanvaardbaar is, en het vertrouwen van het publiek te vergroten. Er zal vooral aandacht worden besteed aan zaken betreffende ongelukkenpreventie en -beheersing en aan een wetenschappelijke aanpak van het beheer en de opberging van radioactief afval.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: technologische aspecten van ernstige ongevallen, strategieën en methoden om ernstige ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan te beperken en te beheersen, onderzoek naar een gemeenschappelijke benadering en een consensus over het beheer en de opberging van radioactieve afvalstoffen, in het bijzonder langlevend radioactief afval en het minimaliseren ervan, onder meer door de toepassing van chemische scheiding en transmutatie van langlevende isotopen in kortlevende; beproeving en demonstratie van de technische haalbaarheid van diepe geologische opberging in ondergrondse opbergplaatsen, met inbegrip van het functioneren van de bergplaats en het langetermijngedrag van de onderdelen van de bergplaats en experimenten in installaties voor de lange termijn, waaronder ondergrondse laboratoria, verbeterde methoden voor de beoordeling en het management van de veiligheid, met inbegrip van de maatschappelijke aspecten; ontwikkeling van beste praktijken en instandhouding en bijwerking van gegevensbanken, onder andere met betrekking tot de ontmanteling van nucleaire installatie.

  • Veiligheid en doelmatigheid van toekomstige systemen

Het onderzoek wordt gericht op de verbetering van de veiligheid en het concurrentievermogen van toekomstige systemen en installaties met het oog op de duurzame ontwikkeling, met inbegrip van geavanceerde en krachtiger splijtstoffen en meer innoverende of fundamenteel nieuwe concepten voor de opwekking van energie die voordelen bieden vanuit het oogpunt van kosten, veiligheid (met inbegrip van een beter beheer van de afvalstoffen en het gebruik van splijtbare materialen), de gevolgen voor het milieu en de non-proliferatie.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: innovatieve concepten voor reactoren en afvalbeheer; nieuwe splijtstoffen, met inbegrip van een beter gebruik van de splijtbare materialen; optimalisatie van de gehele splijtstofkringloop, met inbegrip van gezondheids-, veiligheids- en milieuaspecten; betere passieve veiligheidskenmerken en geavanceerde besturingssystemen; verlenging van de nuttige levensduur van materialen en uitrusting en vermindering van de behoefte aan inspectie en onderhoud.

  • Stralingsbescherming

Het onderzoek wordt gericht op ondersteuning van de exploitanten en veiligheidsinstanties bij de bescherming van werknemers en publiek bij activiteiten in verband met de splijtstofkringloop, bij het beheer van nucleaire ongevallen en radiologische noodsituaties en bij de sanering van besmette omgevingen. Het onderzoek wordt toegespitst op de doelstellingen van de kernactiviteit.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: geïntegreerd risicomanagement en optimalisering van de bescherming; real time-monitoring van de blootstelling op de werkplek; beslissingsondersteuning; uitwisseling van informatie en monitoringstrategieën voor het management van noodsituaties; sanering en management op lange termijn van besmette omgevingen.

  • b) 
    GENERIEKE ACTIVITEITEN INZAKE ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING

Doelstellingen en onderzoek- en onderwijsprioriteiten

Doel is de Europese kennis en deskundigheid op het gebied van de stralingsbescherming te consolideren en uit te bouwen, teneinde de veiligheid en doelmatigheid van de toepassing van ioniserende straling in de industrie en de geneeskunde te verbeteren, natuurlijke stralingsbronnen beter te kunnen beoordelen en beheersen en de ontwikkeling en toepassing van stralingsbeschermingsnormen te ondersteunen.

  • Stralingsbescherming en gezondheid

Het onderzoek wordt gericht op een verbetering van het begrip van de gevaren die verbonden zijn aan ioniserende straling, en in het bijzonder van de gevolgen van lage stralingsdoses, vooral op mensen, en op een betere raming van de risico's die verbonden zijn aan een langdurige blootstelling aan lage doses ioniserende straling.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: biofysica en moleculaire biologie van vroege en late effecten en de invloed ervan op de gezondheid in verband met onder meer DNA-beschadigingen; epidemiologie; voorkoming en behandeling van de gevolgen van blootstelling aan straling.

  • Radioactieve stoffen in het milieu

Het onderzoek wordt geconcentreerd op meer inzicht in het gedrag van radioactieve stoffen in het milieu teneinde een gedegen strategie en goede praktijken te ontwikkelen voor het beheersen van de gevolgen van natuurlijke en kunstmatige stralingsbronnen.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: radionuclidenflux en -gedrag in de biosfeer; raming van de kwetsbaarheid van verschillende onderdelen van het milieu voor radioactieve besmetting; conceptuele en methodologische grondslagen voor de sanering van besmette omgevingen.

  • Medische en industriële toepassingen en natuurlijke stralingsbronnen

Het onderzoek wordt geconcentreerd op verbetering van de veiligheid en doelmatigheid van industriële en medische toepassingen van straling, op een betere evaluatie en beheersing van de blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen en op conceptuele en methodologische vraagstukken in verband met de verwezenlijking van een betere stralingsbescherming.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: innoverende benaderingen op het gebied van de medische diagnostiek en op het gebied van de industriële toepassing van straling; optimalisatie van stralingsbescherming in de industrie en in de geneeskunde; beheersing van de blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen; risicoperceptie en communicatie.

  • Inwendige en uitwendige dosimetrie

Het onderzoek wordt geconcentreerd op betere methoden om de blootstelling te meten aan straling afkomstig van in- of uitwendige bronnen en op de ontwikkeling van nieuwe monitoringtechnieken, waarbij gebruik wordt gemaakt van de ontwikkelingen op het gebied van de materiaalwetenschappen en de digitale elektronica.

Onderzoek- en onderwijsprioriteiten: dosimetrie van complexe stralingsvelden en radionucliden in het lichaam; retrospectieve dosimetrie; nieuwe monitoringtechnieken.

  • c) 
    STEUN VOOR ONDERZOEKINFRASTRUCTUUR

De samenwerking in Europa tussen nucleaire onderzoekinstituten en tussen deze instituten en andere organisaties op nucleair gebied is tamelijk goed ontwikkeld. Met het oog op de huidige rationalisering en inkrimping van de middelen en doelstellingen van veel nationale nucleaire onderzoekprogramma's moet deze samenwerking worden geïntensiveerd. Een effectiever integratie en betere benutting van het onderzoek is nodig om het veilige gebruik van kernenergie in de toekomst te waarborgen en de concurrentiepositie van de Europese industrie te handhaven.

Doelstellingen en activiteiten

Doel is de toegang tot en de samenhang van alles wat er in de Gemeenschap aan nucleair onderzoek wordt gedaan, te verbeteren, zodat de beschikbare middelen optimaal kunnen worden gebruikt om de Europese industrie een goede concurrentiepositie te bezorgen en om ervoor te blijven zorgen dat nucleaire technologie veilig en op een aanvaardbare wijze wordt gebruikt.

Grootschalige installaties

De verdere toegang tot grootschalige installaties is essentieel en kan worden bevorderd door gezamenlijk gebruik ervan en door samenwerkingsprogramma's. Gebieden die met prioriteit voor steun in aanmerking komen, zijn installaties voor onderzoek naar de aantasting van de reactorkern, het gedrag van de insluiting en materiaalbeproeving, versnellers, ondergrondse laboratoria voor het testen en demonstreren van concepten voor de diepe geologische opberging van afval en installaties voor dosimetrische en radiologische experimenten.

Samenwerkingsnetwerken

Bestaande netwerken moeten worden uitgebouwd en nieuwe opgericht als deze aantoonbaar kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma of de ruimere doelstellingen van de Gemeenschap: steun voor uitgebreide en diverse netwerken, die gericht zijn op de belangrijke aspecten van nucleaire veiligheid, afvalbeheer en -opberging, ontmanteling, rampenplannen, stralingsbescherming en nieuwe veiligheids- of andere technische kwesties.

Databases en biologische weefselbanken

Bestaande databases moeten worden uitgebreid en nieuwe opgezet waar dat nodig is. Prioriteit wordt gegeven aan de uitbreiding of het opzetten van databases ter ondersteuning van technieken voor de buitenbedrijfstelling en ontmanteling, kwaliteit en veiligheid van bergplaatsen voor afval, veiligheidsevaluatie van belangrijke onderdelen, inperking van ernstige ongevallen en epidemiologisch onderzoek. Er zal een databank worden opgezet met weefsels en biologische monsters van patiënten die met radiotherapie zijn behandeld en van mensen die getroffen zijn door nucleaire ongevallen, teneinde onder andere te komen tot gezamenlijke epidemiologische en biologische studies over door straling veroorzaakte beschadigingen.

BIJLAGE III

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA

Het specifieke programma wordt uitgevoerd door middel van de onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract als omschreven in bijlage III van het vijfde kaderprogramma, uitgezonderd: i) beurzen in het kader van de samenwerking met derde landen en ii) netwerken voor opleiding door onderzoek als beschreven in punt 2. Daarnaast zijn de volgende voor dit programma specifieke bepalingen van toepassing:

  • 1. 
    Begeleidende maatregelen

Begeleidende maatregelen bestaan met name in:

  • studies ter ondersteuning van dit programma, onder meer als voorbereiding op toekomstige activiteiten en in het bijzonder studies over de sociaal-economische aspecten van fusie (zoals de kostenraming en de maatschappelijke aanvaardbaarheid);
  • uitwisseling van informatie, conferenties, studiebijeenkomsten, workshops of andere wetenschappelijke of technische bijeenkomsten;
  • gebruik van externe deskundigheid, inclusief toegang tot wetenschappelijke gegevensbanken, vooral met het oog op de in artikel 5, lid 1, van het vijfde kaderprogramma bedoelde toetsing van het specifieke programma, de in artikel 5, lid 2, van het vijfde kaderprogramma bedoelde externe evaluatie, de evaluatie van de onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract of het toezicht op de uitvoering ervan;
  • activiteiten op het gebied van verspreiding, informatie en bekendmaking, waaronder wetenschappelijke publicaties, en activiteiten met betrekking tot exploitatie van resultaten en overdracht van technologie. De verspreidingsactiviteiten zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen in titel II, hoofdstuk 2 van het Verdrag;
  • opleidingsactiviteiten in verband met door dit programma bestreken onderzoek- en onderwijswerkzaamheden, waaronder specifieke opleidingscursussen in het kader van de kernactiviteit "kernsplijting". Deze specifieke opleidingscursussen zijn bedoeld om binnen de Gemeenschap een hoog niveau van deskundigheid en bekwaamheid in stand te houden. Zij vullen waar nodig de nationale opleidingsprogramma's aan (bijvoorbeeld toegevoegde communautaire waarde, subsidiariteit). Extra aandacht zal worden geschonken aan opleidingscursussen om de resultaten van communautaire en nationale onderzoekprogramma's snel te verspreiden;
  • steun aan activiteiten op het gebied van voorlichting en hulp aan bij onderzoek betrokken partijen, waaronder het MKB.
  • 2. 
    Bijkomende opleidingsmaatregelen

Voor dit specifieke programma gelden de volgende twee beperkte opleidingsmaatregelen:

  • de beurzen in het kader van de samenwerking met derde landen betreffen beurzen om jonge onderzoekers uit de landen van Midden- en Oost-Europa en de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjetunie in staat te stellen voor de kernactiviteit "kernsplijting" in laboratoria in de Gemeenschap te verblijven en deel te nemen aan de uitvoering van het specifieke programma;
  • de netwerken voor opleiding door onderzoek zijn netwerken op het gebied van geavanceerd onderzoek of nieuwe onderzoekgebieden voor thema's die door de onderzoekers vrij kunnen worden gekozen. Zij zijn vooral bestemd voor de opleiding van jonge onderzoekers op promovendus- en postdoctoraatsniveau.
  • 3. 
    Voorwaarden voor financiële deelneming

De percentages van de financiële deelneming aan de verschillende onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract zijn vastgesteld in bijlage III van het vijfde kaderprogramma.

Voor de kernactiviteit "beheerste kernfusie" vindt de deelneming aan het specifieke programma plaats in het kader van de associatiecontracten met de lidstaten (plus Zwitserland) of organisaties in de lidstaten, de gemeenschappelijke onderneming JET, de NET-overeenkomst of andere daarmee verband houdende multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de geassocieerde organisaties (waarin de deelneming van de Gemeenschap aan ITER-EDA ook zou zijn opgenomen) of andere contracten van beperkte duur, in het bijzonder met organisaties in een lidstaat waar geen associatie aanwezig is.

Overeenkomstig punt 1 van bijlage III van het vijfde kaderprogramma worden de projecten opgezet in het kader van onderzoek- en technologische ontwikkelingswerkzaamheden voor gezamenlijke rekening. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd volgens procedures die zijn neergelegd in de associatiecontracten, de JET-statuten, de NET-overeenkomst, de ITER-EDA-overeenkomst en andere multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en geassocieerde organisaties en/of juridische entiteiten die kunnen worden opgezet na advies van het raadgevend comité van artikel 6 van het specifieke programma. De oprichting van consortia voor geïntegreerde projecten met een gemeenschappelijk doel wordt aangemoedigd.

De financiële deelneming van het vijfde kaderprogramma in de lopende uitgaven van de associaties en de contracten van beperkte duur bedraagt doorgaans een uniform percentage van ongeveer 25 %. Na raadpleging van het raadgevend comité van artikel 6 van het specifieke programma kan de Commissie een financiële bijdrage verlenen:

  • in de investeringskosten van speciaal opgezette projecten waaraan het raadgevend comité van artikel 6 van het specifieke programma prioriteit heeft toegekend, met een uniform percentage van 45 %;
  • aan speciaal opgezette activiteiten (zoals het eventuele gebruik van de JET-installaties na 1999) die worden uitgevoerd in het kader van een multilaterale overeenkomst tussen Euratom en geassocieerde organisaties of een juridische entiteit, met een maximumpercentage van 75 %;
  • aan leveringen en diensten die alleen door de industrie kunnen worden geboden, met een maximumpercentage van 100 %.

Wat projecten en activiteiten betreft die een maximale financiering van 45 % of 75 % ontvangen, hebben alle associaties en organisaties die aan de kernactiviteit "beheerste kernfusie" deelnemen het recht deel te nemen aan de experimenten die met deze uitrusting plaatsvinden. De gedetailleerde voorwaarden voor de deelname van de Gemeenschap aan de gemeenschappelijke onderneming JET zijn beschreven in de statuten van de gemeenschappelijke onderneming die de Raad heeft aangenomen bij Besluit 78/471/Euratom van 30 mei 1978 inzake de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming "Joint European Torus (JET), Joint Undertaking" (1).

De gedetailleerde voorwaarden voor de deelname van de Gemeenschap aan de activiteiten in verband met het engineeringmodel van ITER(-EDA) zijn beschreven in de ITER-EDA-overeenkomst (2), protocol nr. 2 daarbij en de begeleidende documenten (3) en in de wijziging houdende verlenging van de EDA-overeenkomst en de bijbehorende regelingen (4).

  • 4. 
    Aanvullende bepalingen betreffende de regels voor deelneming

De in artikel 5, lid 1, tweede alinea, van de regels voor deelneming bedoelde overeenkomsten zijn overeenkomsten tussen de Gemeenschap en geassocieerde organisaties en/of ondernemingen. Het comité van artikel 6 van het specifieke programma dient om advies te worden gevraagd.

Overeenkomstig bijlage II van het vijfde kaderprogramma en artikel 5, lid 3, van de regels voor deelneming kunnen juridische entiteiten die in de landen van Midden- en Oost-Europa of in de staten van de voormalige Sovjetunie gevestigd zijn voor een financiering uit het vijfde kaderprogramma in aanmerking komen als zij door hun deelneming een essentiële, niet met andere middelen te realiseren bijdrage leveren aan het verwezenlijken van doelstellingen van het specifiek programma.

  • 5. 
    Bepalingen inzake coördinatie

Binnen het programma ziet de Commissie toe op de complementariteit tussen de onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract, met name door deze te groeperen rond een gemeenschappelijke doelstelling; voorts zorgt zij ervoor dat doublures worden vermeden, met inachtneming van de rechtmatige belangen van de indieners van voorstellen voor onderzoek- en onderwijswerkzaamheden onder contract.

Tevens wordt zoveel mogelijk gezorgd voor coördinatie tussen de activiteiten van het specifiek programma en activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van:

  • andere specifieke programma's waarmee het vijfde kaderprogramma wordt uitgevoerd;
  • de programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie waarmee Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (5) wordt uitgevoerd;
  • andere Europese samenwerkingsverbanden op onderzoekgebied, waaronder Eureka en COST;
  • andere communautaire instrumenten die verband houden met onderzoek.

Deze coördinatie bestaat in:

  • i) 
    het aangeven van gemeenschappelijke thema's of prioriteiten, met name gericht op:
  • de uitwisseling van informatie,
  • de uitvoering van gezamenlijk vastgestelde werkzaamheden, waarbij met name een van de procedures als bedoeld in artikel 8 van de regels voor deelneming gezamenlijk wordt ingeleid;
  • ii) 
    het herschikken van voorstellen voor werkzaamheden onder contract tussen het specifiek programma voor onderzoek en onderwijs en tussen de specifieke programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie van het vijfde EG-kaderprogramma.
  • (1) 
    PB L 151 van 7.6.1978, blz. 10. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/585/Euratom (PB L 282 van 20.10.1998, blz. 65).
  • (2) 
    PB L 244 van 26.8.1992, blz. 13.
  • (3) 
    PB L 114 van 5.5.1994, blz. 25.
  • (4) 
    PB L 335 van 10.12.1998, blz. 61.
  • (5) 
    PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.