Besluit 1999/176 - 1999/176/Euratom: Beschikking van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek en onderwijs, uit te voeren door middel van eigen werkzaamheden door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek voor Euratom (1998-2002)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999D0176

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999D0176

1999/176/Euratom: Beschikking van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek en onderwijs, uit te voeren door middel van eigen werkzaamheden door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1998-2002)

Publicatieblad Nr. L 064 van 12/03/1999 blz. 0154 - 0162

BESCHIKKING VAN DE RAAD van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek en onderwijs, uit te voeren door middel van eigen werkzaamheden door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1998-2002) (1999/176/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

  • (1) 
    Overwegende dat de Raad bij Besluit 1999/64/Euratom (4) het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs voor de periode 1998-2002 heeft vastgesteld (hierna "het vijfde kaderprogramma" genoemd), waarin de grote lijnen en de wetenschappelijke en technologische doelstellingen worden uiteengezet van de activiteiten die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) moeten worden uitgevoerd voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;
  • (2) 
    Overwegende dat in artikel 3 van het vijfde kaderprogramma is bepaald dat het kaderprogramma wordt uitgevoerd door middel van specifieke programma's die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag, waarvan één programma in het bijzonder betrekking heeft op het GCO;
  • (3) 
    Overwegende dat de Commissie, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Besluit 94/268/Euratom van de Raad van 26 april 1994 betreffende een kaderprogramma voor communautaire activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1994-1998) (5) en artikel 7, lid 3, van de beschikkingen van de Raad betreffende de specifieke programma's waarmee de eigen werkzaamheden van het vierde kaderprogramma worden uitgevoerd, een externe evaluatie heeft laten uitvoeren die zij samen met haar conclusies en opmerkingen heeft doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité;
  • (4) 
    Overwegende dat Besluit 1999/66/Euratom van de Raad van 22 december 1998 betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten aan de uitvoering van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1998-2002) (6) de deelneming van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek aan de onder dit programma vallende werkzaamheden onder contract mogelijk maakt;
  • (5) 
    Overwegende dat voor de uitvoering van dit programma activiteiten op het gebied van internationale samenwerking met derde landen of internationale organisaties inzonderheid op basis van hoofdstuk X van het Verdrag, wenselijk kunnen zijn;
  • (6) 
    Overwegende dat de uitvoering van dit programma tevens activiteiten behelst ter stimulering, verspreiding en exploitatie van de onderzoekresultaten, in het bijzonder ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), alsmede stimuleringsactiviteiten met betrekking tot de mobiliteit en de opleiding van onderzoekers;
  • (7) 
    Overwegende dat de onderzoekactiviteiten uit hoofde van het vijfde kaderprogramma ook op innovatie moeten worden gericht, zodat onder meer wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het eerste actieplan voor innovatie; dat het GCO actief betrokken moet zijn bij werkzaamheden op het gebied van innovatie en technologieoverdracht;
  • (8) 
    Overwegende dat bij de uitvoering van dit programma het gelijkekansenbeleid van de Gemeenschap in aanmerking moet worden genomen;
  • (9) 
    Overwegende dat het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) de activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs, uit te voeren door middel van eigen werkzaamheden, moet verrichten, in het bijzonder de door het Verdrag aan de Commissie toevertrouwde taken; dat de Commissie de haar toevertrouwde taken moet uitvoeren op het gebied van de kernsplijting met gebruikmaking van de technische deskundigheid van het GCO; dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan de veiligheid van de splijtstofkringloop en de effecten daarvan op de mens en het milieu;
  • (10) 
    Overwegende dat de uitvoering van dit programma moet worden getoetst, zodat het in voorkomend geval kan worden aangepast aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en behoeften; dat onafhankelijke deskundigen de in het kader van het programma geboekte vooruitgang te gelegener tijd voorts dienen te evalueren;
  • (11) 
    Overwegende dat de raad van beheer van het GCO bij de uitvoering van dit programma door de Commissie wordt geraadpleegd overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het besluit van de Commissie betreffende de organisatie van het GCO; dat de huidige bepalingen vervat zijn in Besluit 96/282/Euratom van de Commissie (7);
  • (12) 
    Overwegende dat het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek en de raad van beheer van het GCO zijn geraadpleegd over de wetenschappelijke en technologische inhoud van dit specifieke programma,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van het vijfde kaderprogramma wordt hierbij een specifiek programma met betrekking tot eigen werkzaamheden op het gebied van onderzoek en onderwijs, uit te voeren door het GCO (hierna "specifiek programma" genoemd) vastgesteld, voor de periode van 25 januari 1999 tot en met 31 december 2002.

Artikel 2

  • 1. 
    Het bedrag dat noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van de eigen werkzaamheden door het GCO in het kader van dit specifieke programma is 281 miljoen euro.

Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage I.

  • 2. 
    Van het in lid 1 genoemde bedrag is
  • 71,8 miljoen euro bestemd voor de periode 1998-1999, en
  • 209,2 miljoen euro bestemd voor de periode 2000-2002.

In het in artikel 2, lid 1, onder c), van het vijfde kaderprogramma bedoelde geval past de Raad het laatste cijfer aan, overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder c), tweede streepje, van het vijfde kaderprogramma. Zolang de Raad geen besluit heeft genomen, mag bij de uitvoering van dit specifieke programma het in het bovenstaande eerste streepje genoemde bedrag niet worden overschreden.

  • 3. 
    De begrotingsautoriteit stelt, met inachtneming van de in deze beschikking vastgelegde wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten, voor elk begrotingsjaar de kredieten vast en houdt daarbij rekening met de in het kader van de meerjarige financiële vooruitzichten beschikbare middelen.

Artikel 3

  • 1. 
    De grote lijnen, de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en de prioriteiten van dit specifieke programma zijn opgenomen in bijlage II. Zij sluiten aan bij de beginselen en de drie categorieën selectiecriteria van bijlage I bij het vijfde kaderprogramma.
  • 2. 
    De nadere bepalingen voor financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifieke programma zijn die bedoeld in artikel 4 van het vijfde kaderprogramma.

De eigen werkzaamheden zijn omschreven in de bijlagen II en III van het vijfde kaderprogramma.

De nadere bepalingen voor de uitvoering van het programma staan in bijlage III bij deze beschikking.

Artikel 4

Aan de hand van de in artikel 3 bedoelde criteria en de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en prioriteiten van bijlage II

  • a) 
    toetst de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke externe deskundigen, de uitvoering van het specifieke programma en dient zij in voorkomend geval bij de Raad voorstellen in tot aanpassing ervan overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het vijfde kaderprogramma;
  • b) 
    laat de Commissie de externe evaluatie verrichten als bedoeld in artikel 5, lid 2, van het vijfde kaderprogramma van de activiteiten op de onder het specifieke programma vallende gebieden.

Artikel 5

  • 1. 
    De Commissie stelt een werkprogramma op, dat het volgende behelst:
  • a) 
    de zeer uitvoerig uitgewerkte doelstellingen en prioriteiten van bijlage II;
  • b) 
    het indicatieve tijdschema voor de uitvoering van het specifieke programma.
  • 2. 
    Het werkprogramma wordt in voorkomend geval bijgewerkt en wordt door de Commissie in een gebruikersvriendelijke vorm, onder meer in elektronische vorm, ter beschikking van alle belangstellende partijen gesteld.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie is belast met de uitvoering van dit specifieke programma, dat wordt uitgevoerd door het GCO.
  • 2. 
    De raad van beheer van het GCO (hierna "raad van beheer" genoemd) wordt bij de uitvoering van deze taak door de Commissie geraadpleegd, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het besluit van de Commissie betreffende de organisatie van het GCO.
  • 3. 
    De Commissie stelt de raad van beheer geregeld op de hoogte van de uitvoering van dit specifieke programma.

Artikel 7

De Commissie kan het GCO verzoeken, op basis van het criterium van wederzijds voordeel, projecten uit te voeren samen met in derde landen gevestigde juridische entiteiten, wanneer dit effectief tot de uitvoering van eigen werkzaamheden bijdraagt.

Artikel 8

Overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het vijfde kaderprogramma brengt de Commissie de Raad en het Europees Parlement regelmatig op de hoogte van alle vorderingen bij de uitvoering van het programma.

Artikel 9

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 januari 1999.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    FISCHER
  • (1) 
    PB C 236 van 28.7.1998, blz. 20.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 15 december 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB C 407 van 28.12.1998, blz. 123.
  • (4) 
    PB L 26 van 1.2.1999, blz. 34.
  • (5) 
    PB L 115 van 6.5.1994, blz. 31. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/253/Euratom (PB L 86 van 4.4.1996, blz. 72).
  • (6) 
    PB L 26 van 1.2.1999, blz. 56.
  • (7) 
    PB L 107 van 30.4.1996, blz. 12.

BIJLAGE I

INDICATIEVE VERDELING VAN HET NOODZAKELIJK GEACHTE BEDRAG

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

GROTE LIJNEN, WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN EN PRIORITEITEN

  • A. 
    TAAKSTELLING VAN HET GCO

Het GCO heeft tot taak behoeftegerichte wetenschappelijke en technische ondersteuning te leveren voor de uitstippeling, ontwikkeling, uitvoering en toetsing van beleid van de Gemeenschap. Het GCO, dat een dienst is van de Europese Commissie, fungeert als referentiecentrum op het gebied van wetenschap en technologie voor de Gemeenschap. Het GCO, dat nauw betrokken is bij het beleidsvormingsproces, dient de gemeenschappelijke belangen van de lidstaten en is onafhankelijk van commerciële of nationale belangen.

Het GCO, dat specifiek onderzoek op hoog niveau uitvoert in nauw contact met de industrie en andere organen, verschaft de beleidsmakers ondersteuning wanneer het gaat om de zaken waarover de burgers zich zorgen maken, het verbeteren van de wisselwerking tussen mens en milieu en de bevordering van duurzame ontwikkeling.

Bij de uitvoering van zijn taak streeft het GCO ernaar de in de lidstaten uitgevoerde onderzoek- en opleidingswerkzaamheden te coördineren. Bij zijn werkzaamheden spelen intensieve netwerkactiviteiten met openbare en particuliere instellingen in de lidstaten via bijvoorbeeld onderzoeknetwerken, gezamenlijke projecten en de uitwisseling van personeel een belangrijke rol. Dit is van belang omdat de taakstelling van het GCO aansluit bij het onderdeel werkzaamheden onder contract van het vijfde kaderprogramma; terwijl de werkzaamheden onder contract het belangrijkste mechanisme blijven voor de ontwikkeling en beproeving van nieuwe ideeën, bestaat de rol van het GCO erin deze te helpen toepassen ten behoeve van de beleidsmakers.

  • B. 
    DOELSTELLING: WAAKZAAM BLIJVEN

Kernenergie is nog steeds de energiebron voor ongeveer een derde deel van de elektriciteit in de Gemeenschap en waakzaamheid blijft geboden om de uitstekende reputatie van de Gemeenschap op veiligheidsgebied te handhaven, inspanningen te blijven leveren om proliferatie te voorkomen en de verwerking en langdurige opslag van afval efficiënt te beheren. Nieuwe uitdagingen betreffen reactoren waarvan de gemiddelde ouderdom toeneemt, uitbreiding van de Gemeenschap met landen met een andere veiligheidscultuur en materiaal afkomstig van het ontwapeningsproces dat voortaan onder de veiligheidscontrole valt.

De Commissie, die wat kernenergie betreft specifieke verplichtingen uit hoofde van het Verdrag heeft, heeft er altijd op vertrouwd dat het GCO technische ondersteuning biedt die de technologische ontwikkelingen kan volgen en openstaat voor nieuwe uitdagingen.

Doel van het GCO is daarom:

  • de Commissie ondersteuning te bieden in verband met haar verplichtingen uit hoofde van het Verdrag;
  • waakzaam te blijven teneinde de uitstekende reputatie van de Gemeenschap op het gebied van veiligheid en veiligheidscontrole te handhaven;
  • klaar te zijn voor de nieuwe uitdagingen.

De twee selectiecriteria voor GCO-activiteiten zijn:

  • Relevantie voor het beleid van de Gemeenschap. Inzicht in de beleidsagenda maakt het mogelijk dat het GCO-onderzoek op het juiste tijdstip plaatsvindt en dat de uitstippeling van beleid wordt ondersteund daar waar dat het meest nodig is.
  • Subsidiariteit. Deze heeft twee aspecten. In de eerste plaats moet het onderzoek plaatsvinden op een gebied waar betrokkenheid van de Gemeenschap op haar plaats is en in de tweede plaats moet het zinvol zijn dat de deze betrokkenheid via het GCO tot uiting komt. Het GCO is daarom alleen actief in die gevallen waar zijn unieke pan-Europese identiteit toegevoegde waarde oplevert. Op nucleair gebied worden GCO-werkzaamheden gerechtvaardigd door de grensoverschrijdende aspecten van nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole en door de bezorgdheid van het publiek over deze kwesties.
  • C. 
    HET GCO-PROGRAMMA

Het specifiek programma van het GCO voor het vijfde kaderprogramma is zo opgezet dat de activiteiten zijn geconcentreerd op gebieden waar zij een hoge Europese toegevoegde waarde hebben of gebieden die betrekking hebben op de taken waarmee de Commissie door het Euratom-Verdrag is belast. Bij deze activiteiten wordt ernaar gestreefd in Europees of zelfs internationaal verband optimaal gebruik te maken van de speciale faciliteiten en specifieke deskundigheid van het GCO, met name op die gebieden waarop het GCO het topniveau heeft bereikt en de enige plaats is waar Europese kennis aanwezig is.

De activiteiten in verband met de veiligheid van kernsplijting, waarbij gebruik wordt gemaakt van de unieke faciliteiten van het GCO, worden geconcentreerd op gebieden waarop het GCO geldt als referentiecentrum voor de Gemeenschap, zoals actiniden en gebieden waarover het publiek zich zorgen maakt, zoals ernstige ongevallen en de behandeling van afval. De werkzaamheden in verband met de veroudering van reactormaterialen worden uitgebreid in verband met het toenemende belang van deze kwestie voor de veiligheidsinstanties en de industrie. Een zekere prioriteit wordt toegekend aan de behoeften van de kandidaat-lidstaten.

De werkzaamheden in verband met de controle van nucleaire materialen worden op hetzelfde niveau gehandhaafd om te voldoen aan de huidige en toekomstige behoeften van de inspecteurs. Deze werkzaamheden behelzen meet-, analyse- en monitoringtechnieken en de opleiding van inspecteurs. Er wordt enig verkennend onderzoek uitgevoerd om na te gaan welke gevolgen de voorgestelde veranderingen in de splijtstofkringloop hebben voor de veiligheidscontrole en om te onderzoeken of teledetectie kan worden toegepast om illegale activiteiten op te sporen.

Tenslotte moet afval dat afkomstig is van nucleaire activiteiten behoorlijk worden beheerd, en worden enkele verouderde faciliteiten buiten gebruik gesteld.

Dit programma moet niet worden gezien als een blauwdruk voor het werkprogramma over de komende vier jaar, maar als een algemene schets op grond van de huidige beleidsagenda en prioriteiten. Veranderingen in het GCO-programma kunnen worden verwacht op grond van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang en als de beleidsagenda en de prioriteiten van de klanten veranderen.

  • 1. 
    KERNSPLIJTING

1.1. Veiligheid van kernsplijting

Hoewel kernsplijting vandaag de dag wordt gezien als een volwassen technologie, moeten permanente inspanningen worden geleverd voor zowel de veiligheid van kerninstallaties als het beheer van de splijtstofkringloop, met name het beheer van afval, gelet op de bezorgdheid van het publiek over deze aangelegenheden. De overheidsinstanties blijven dan ook alert en streven naar voortdurende verbetering, terwijl de industrie sterk geïnteresseerd blijft in nieuwe technologieën en verdere verbeteringen. Het GCO steunt deze inspanningen die een centrale plaats in zijn taakstelling innemen. Het stelt tevens unieke faciliteiten, traditionele deskundigheid en wetenschappelijke topkwaliteit ter beschikking, waarbij het zich concentreert op activiteiten waarbij de toegevoegde waarde die zijn steun oplevert, buiten twijfel staat. Deze betreffen:

  • veroudering van materialen en onderdelen: bepaling van de resterende levensduur van reactoren en hun belangrijkste onderdelen, verbetering en kwalificatie van technieken voor inspecties tijdens bedrijf voor de beoordeling van de integriteit van constructies en de ontwikkeling van methoden en de kwalificatie van niet-destructieve onderzoektechnieken;
  • veiligheid van de splijtstofkringloop: fundamenteel actinidenonderzoek is een gebied waarop het GCO geldt als topcentrum en waarop het gedetailleerde kennis zal voortbrengen van de eigenschappen van deze elementen. Dit is van essentieel belang voor de veiligheid en efficiency van de gehele splijtstofkringloop (fundamentele eigenschappen van nieuwe splijtstoffen en afval, vergunningverlening en industriële activiteiten zoals opwerking, verwerking, opslag en opberging van afval en verbruikte splijtstof), met name is het mogelijk gedetailleerd onderzoek te verrichten van de verschijnselen die optreden bij de bestraling van splijtstof en die splijtstof te optimaliseren om zowel de veiligheid als efficiency te verbeteren (bijvoorbeeld hogere versplijtingsgraad, geavanceerde splijtstoffen); onderzoek naar de scheiding en transmutatie is gericht op verlaging van de radiotoxiciteit van afval door de aanwezigheid van actiniden en andere langlevende radioactieve elementen in de splijtstofkringloop te verminderen of deze zelfs geheel te verwijderen en op de ontwikkeling van technieken voor de verwerking van deze materialen;
  • onderzoek van bestraalde splijtstoffen met het oog op directe opberging, met name de karakterisering van bestraalde splijtstoffen, onderzoek van het langetermijngedrag bij opslag en definitieve opberging en bepaling van de risico's in verband met hun radiotoxiciteit;
  • onderzoek van ernstige ongevallen, waaronder de exploitatie van de FARO-faciliteit, die uniek is in de wereld, in een Europees netwerk en met steun van internationale partners, om met echte materialen en in representatieve configuraties de verschijnselen binnen en buiten het reactorvat te onderzoeken die optreden na een kernsmeltingsongeval (meltdown). Het GCO verleent in zijn grote installaties, met name FARO, onderdak aan onderzoekteams van onderzoekinstellingen in de lidstaten en draagt anderzijds zelf bij tot Europese of internationale projecten.

1.2. Nucleaire veiligheidscontrole

De wetenschappelijke en technische ondersteuning in verband met de uitvoering van de veiligheidscontrole onder hoofdstuk VII van het Verdrag en de verplichtingen uit hoofde van het non-proliferatieverdrag alsmede de uitvoering van het programma van de Commissie ter assistentie van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) hebben twee aspecten:

  • een antwoord vinden op de technologische uitdagingen van de grote installaties van de splijtstofkringloop, en
  • beantwoorden aan de nieuwe uitdagingen die voortvloeien uit belangrijke internationale besluiten en in verband met de integratie van nieuwe, efficiëntere technologieën.

De onpartijdigheid van het GCO is essentieel voor de ondersteuning van activiteiten ter bestrijding van de illegale handel in nucleair materiaal en de aantasting van het milieu door radioactieve materialen. De GCO-activiteiten op dit gebied maken deel uit van een proces van zowel Europese samenwerking, bijvoorbeeld in het netwerk van het Europees verbond voor onderzoek en ontwikkeling van veiligheidscontrole, als van internationale samenwerking met de Verenigde Staten, Rusland, Japan, Brazilië, Argentinië en Canada.

De GCO-activiteiten worden geconcentreerd op:

  • ontwikkeling en verbetering van meet-, monitoring- en analysetechnieken met nadruk op automatisering: destructieve en niet-destructieve technieken voor beproeving en analyse (met inbegrip van de ontwikkeling van zeer gevoelige analyses voor de opsporing van sporen van radioactieve materialen in het milieu), technieken voor verzegeling en insluiting, kwaliteitsbeheersing; deze activiteiten, die met name betrekking hebben op grote opwerkingsinstallaties en de plutoniumkringloop, met inbegrip van MOX-splijtstof, betreffen onder meer het monitoren van het gedrag van industriële uitrusting onder werkelijke bedrijfsomstandigheden en onderzoek naar de overeenstemming daarvan met internationale normen;
  • ontwikkeling van specifieke informatietechnologie (verwerkingstechnieken voor de analyse en opsporing van discrepanties tussen aangiftes en verificaties; driedimensionale lasertechnieken voor het monitoren van zeer gevoelige gebieden); beoordeling van teledetectie als methode voor het detecteren van illegale nucleaire activiteiten; opzetten van de nodige infrastructuur voor de toepassing ervan voor controledoeleinden;
  • beoordeling in verband met de controle van splijtbaar materiaal, van bepaalde nieuwe concepten op het gebied van kernreactoren en de splijtstofkringloop; uitstippelen van een passende benadering vanuit controleoogpunt;
  • ontwikkeling van analysetechnieken die bestemd zijn om illegale handel en aantasting van het milieu door radioactieve materialen (bijvoorbeeld illegaal storten) te bestrijden: onderzoek naar analyses om specifieke eigenschappen van splijtbare materialen te bepalen, zoals de isotoopsamenstelling, zuiverheid en granulatie, om het beoogde gebruik, de datum van fabricage, enz. te bepalen en ontwikkeling van een database waarin deze kenmerken zijn opgeslagen; ontwikkeling van ultragevoelige analyses om de voorgeschiedenis van materialen, voordat zij in beslag zijn genomen, vast te stellen;
  • opleiding van inspecteurs en operateurs, met name in nieuwe technologieën.
  • 2. 
    BUITENGEBRUIKSTELLING VAN GCO-INSTALLATIES EN AFVALBEHEER

Het GCO zal werkzaamheden ondernemen en uitbreiden in verband met de buitengebruikstelling en ontmanteling van zijn voor nucleaire activiteiten gebruikte installaties die sinds enige tijd niet meer worden gebruikt en verouderd zijn. Dit omvat de behandeling en het beheer, met inbegrip van de opberging, van het afval dat van deze werkzaamheden afkomstig is. Dit is van vitaal belang, niet alleen voor de bescherming van het milieu, maar ook voor de bescherming van de werknemers en de eventuele verlaging van de exploitatiekosten, aangezien de noodzaak van monitoring en bewaking afneemt als nucleaire activiteiten worden verminderd en geconcentreerd.

  • Opstelling van een langetermijnplan met het oog op de toekomstige, ononderbroken uitvoering van deze activiteiten.
  • Bouw van een installatie voor de behandeling van vloeibaar afval.
  • Begin van de buitengebruikstelling en ontmanteling van verouderde faciliteiten en beheer van het van deze activiteiten afkomstige afval.

BIJLAGE III

NADERE BEPALINGEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA

  • 1. 
    De Commissie voert, na raadpleging van de raad van beheer van het GCO, de eigen werkzaamheden uit op basis van de in bijlage II beschreven wetenschappelijke doelstellingen en inhoud. De werkzaamheden in verband met deze activiteit worden uitgevoerd in de desbetreffende instituten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO).
  • 2. 
    Bij de uitvoering van zijn activiteiten neemt het GCO, waar dat zinvol en haalbaar is, deel aan netwerken van openbare en particuliere laboratoria in de lidstaten of Europese onderzoekconsortia of organiseert het deze. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan samenwerking met de industrie, met name met kleine en middelgrote ondernemingen. In derde landen gevestigde onderzoekinstellingen kunnen eveneens samenwerken in het kader van wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan samenwerking met onderzoeklaboratoria en -instellingen in de landen van Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie.

De bij de uitvoering van de projecten verworven kennis wordt door het GCO zelf verspreid (rekening houdend met eventuele beperkingen in verband met de vertrouwelijkheid).

  • 3. 
    De begeleidende maatregelen omvatten:
  • organisatie van bezoeken aan de instituten van het GCO van houders van beurzen, gastwetenschappers en gedetacheerde deskundigen,
  • organisatie van de detachering van GCO-personeel bij nationale laboratoria, industriële laboratoria en universiteiten,
  • systematische uitwisseling van informatie door onder meer de organisatie van wetenschappelijke seminars, workshops en colloquia en wetenschappelijke publicaties,
  • gespecialiseerde training met de nadruk op multidisciplinaire aspecten,
  • onafhankelijke wetenschappelijke en strategische beoordeling van de prestaties van de projecten en programma's.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.