Uitvoeringsverordening 2013/1042 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van een dienst

1.

Wettekst

26.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/1

 

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1042/2013 VAN DE RAAD

van 7 oktober 2013

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van een dienst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens Richtlijn 2006/112/EG moeten vanaf 1 januari 2015 alle telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten die voor een niet-belastingplichtige worden verricht, worden belast in de lidstaat waar de afnemer gevestigd is of waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, ongeacht de plaats waar de belastingplichtige die deze diensten verricht, is gevestigd. De meeste andere diensten die voor een niet-belastingplichtige worden verricht, blijven nog altijd belast in de lidstaat waar de dienstverrichter gevestigd is.

 

(2)

Teneinde te bepalen welke diensten moeten worden belast in de lidstaat van de afnemer, is het van wezenlijk belang telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten te definiëren. Meer bepaald dient het begrip radio- en televisieomroepdiensten (hierna „omroepdiensten”) te worden verduidelijkt aan de hand van de definities die zijn vastgesteld in Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(3)

Ter verduidelijking is in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (3) een lijst van verrichtingen opgenomen die als langs elektronische weg verrichte diensten zijn aan te merken; deze lijst is evenwel niet volledig. De lijst dient te worden bijgewerkt en voor telecommunicatiediensten en omroepdiensten dienen soortgelijke lijsten te worden opgesteld.

 

(4)

Er dient te worden gespecificeerd wie de dienstverrichter voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) is, wanneer langs elektronische weg verrichte diensten of telefoondiensten via het internet worden aangeboden, en voor een afnemer worden verricht via een telecommunicatienetwerk of via een interface of een portaal.

 

(5)

Teneinde te garanderen dat de regels betreffende de plaats van verhuur van vervoermiddelen en de plaats van telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten op uniforme wijze worden toegepast, dient te worden gespecificeerd waar een niet-belastingplichtige rechtspersoon moet worden geacht te zijn gevestigd.

 

(6)

Teneinde te bepalen wie tot voldoening van de btw op telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten gehouden is, en ermee rekening houdende dat de plaats van heffing dezelfde is ongeacht of de afnemer al dan niet belastingplichtig is, moet de dienstverrichter de status van een afnemer kunnen vaststellen uitsluitend op basis van de omstandigheid of de afnemer hem zijn btw-identificatienummer meedeelt. Deze status moet overeenkomstig de algemene regels worden aangepast als de afnemer zijn nummer naderhand meedeelt. Indien een dergelijke mededeling niet wordt gedaan, moet de dienstverrichter tot voldoening van de btw gehouden blijven.

 

(7)

Wanneer een niet-belastingplichtige in meer dan één land gevestigd is of zijn woonplaats in het ene land maar zijn gebruikelijke verblijfplaats in het andere land heeft, moet voorrang worden gegeven aan de plaats die het beste garandeert dat de heffing geschiedt op de plaats van het werkelijke verbruik. Teneinde conflicten tussen de lidstaten over de heffingsbevoegdheid te vermijden, dient de plaats van het werkelijke verbruik te worden gespecificeerd.

 

(8)

Er dienen regels te worden vastgesteld om de fiscale behandeling te verduidelijken van de verhuur van vervoermiddelen en van telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten die worden verricht voor een niet-belastingplichtige wiens plaats van vestiging, woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in de praktijk niet of niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Het is zinvol die regels op vermoedens te baseren.

 

(9)

Wanneer er informatie voorhanden is ter bepaling van de feitelijke plaats waar de afnemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, moet worden bepaald dat dergelijke informatie het vermoeden kan weerleggen.

 

(10)

In bepaalde gevallen waarin de dienst incidenteel is, normaliter voor geringe bedragen wordt verricht en de fysieke aanwezigheid van de afnemer vereist is, zoals het verrichten van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten op een wifi-hotspot of in een internetcafé, of normaliter geen aanleiding geeft tot betalingsbewijzen of andere bewijzen van de verrichte dienst, zoals in het geval van telefooncellen, zou het verstrekken en verifiëren van bewijsstukken met betrekking tot de plaats van vestiging van de afnemer of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats een onevenredige last meebrengen of tot problemen in verband met gegevensbescherming kunnen leiden.

 

(11)

Aangezien de fiscale behandeling van de verhuur van vervoermiddelen en van telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten die voor een niet-belastingplichtige worden verricht, afhankelijk is van de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, dient te worden verduidelijkt welk bewijs de dienstverrichter moet hebben voor het bepalen van de plaats van de afnemer, in gevallen waarvoor geen specifieke vermoedens gelden of voor het weerleggen van vermoedens. Daartoe dient een indicatieve, niet-limitatieve lijst van bewijsstukken te worden opgesteld.

 

(12)

Teneinde te garanderen dat diensten met betrekking tot onroerende goederen fiscaal op uniforme wijze worden behandeld, moet het begrip onroerend goed worden gedefinieerd. Het rechtstreekse verband dat is vereist opdat een dienst betrekking zou hebben op een onroerend goed, dient te worden gespecificeerd, en een niet-limitatieve lijst met voorbeelden van verrichtingen die zijn aan te merken als diensten met betrekking tot onroerende goederen moet worden opgesteld.

 

(13)

Tevens dient de fiscale behandeling te worden verduidelijkt van diensten waarbij werktuigen ter beschikking van de afnemer worden gesteld voor het verrichten van werkzaamheden aan een onroerend goed.

 

(14)

Om praktische redenen dient te worden verduidelijkt dat telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten die door een belastingplichtige in eigen naam worden verricht in samenhang met de verstrekking van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, voor het bepalen van de plaats van de dienst dienen te worden behandeld als zijnde verricht op deze plaatsen.

 

(15)

Overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG moet het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen in alle omstandigheden worden belast op de plaats waar het evenement plaatsvindt. Er dient te worden verduidelijkt dat dit ook geldt wanneer toegangsbewijzen voor dergelijke evenementen niet rechtstreeks door de organisator worden verkocht maar via tussenpersonen worden verstrekt.

 

(16)

Krachtens Richtlijn 2006/112/EG kan btw verschuldigd worden vóór, op het tijdstip van of kort na het verrichten van goederenleveringen of diensten. Ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten die worden verricht gedurende de periode waarin wordt overgeschakeld op de nieuwe regels betreffende de plaats van een dienst, zouden aan de dienst verbonden voorwaarden of verschillen in toepassing tussen lidstaten kunnen leiden tot dubbele heffing of niet-heffing. Om dat te voorkomen en een uniforme toepassing in de lidstaten te waarborgen, dient in overgangsbepalingen te worden voorzien.

 

(17)

Voor de toepassing van deze verordening kan het aangewezen zijn dat lidstaten wettelijke maatregelen treffen ter beperking van bepaalde rechten en plichten die zijn vastgesteld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), teneinde een belangrijk economisch en financieel belang van een lidstaat of van de Europese Unie, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden te vrijwaren, voor zover die maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn uit het oogpunt van het risico van belastingfraude en belastingontduiking in de lidstaten en uit het oogpunt van de behoefte de juiste inning van de onder deze verordening vallende btw te waarborgen.

 

(18)

Het begrip onroerend goed moet worden ingevoerd om te zorgen voor een uniforme fiscale behandeling door de lidstaten van diensten die in verband met een onroerend goed worden verricht. Het invoeren van dat begrip kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de wet- en regelgeving en de administratieve praktijken in de lidstaten. Onverminderd de reeds in de lidstaten toegepaste wet- en regelgeving of praktijken moeten die wijzigingen met het oog op een vlotte overgang op een latere datum worden ingevoerd.

 

(19)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Hoofdstuk IV wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 6 bis

  • 1. 
    Onder telecommunicatiediensten in de zin van artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG valt met name het volgende:
 

a)

vaste en mobiele telefoondiensten voor de transmissie en schakeling van spraak, data en video, daaronder begrepen telefoondiensten met een beeldcomponent (videofoondiensten);

 

b)

telefoondiensten aangeboden via het internet, daaronder begrepen Voice over Internet Protocol (VoIP);

 

c)

voicemail, oproepmelding, oproepdoorschakeling, belleridentificatie, gesprek met drie personen en andere oproepbeheerdiensten;

 

d)

semafoondiensten;

 

e)

audiotextdiensten;

 

f)

fax-, telegraaf- en telexdiensten;

 

g)

toegang tot het internet, daaronder begrepen het wereldwijde web;

 

h)

particuliere netwerkaansluitingen die telecommunicatieverbindingen bieden ten behoeve van exclusief gebruik door de afnemer.

  • 2. 
    Onder telecommunicatiediensten in de zin van artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG valt niet het volgende:
 

a)

langs elektronische weg verrichte diensten;

 

b)

radio- en televisieomroepdiensten (hierna „omroepdiensten” genoemd).

Artikel 6 ter

  • 1. 
    Omroepdiensten betreffen diensten bestaande in de levering van audio- en audiovisuele inhoud, zoals radio- of televisieprogramma’s die door en onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten op basis van een programmaschema via communicatienetwerken aan het grote publiek worden aangeboden voor het gelijktijdig beluisteren of bekijken.
  • 2. 
    Onder lid 1 valt met name het volgende:
 

a)

radio- en televisieprogramma’s die worden uitgezonden of heruitgezonden via een radio- of televisienetwerk;

 

b)

radio- en televisieprogramma’s die via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk (IP-streaming) worden verspreid indien de uitzending van die programma’s samenvalt met de uitzending of heruitzending van die programma’s via een radio- of televisienetwerk.

  • 3. 
    Onder lid 1 valt niet het volgende:
 

a)

telecommunicatiediensten;

 

b)

langs elektronische weg verrichte diensten;

 

c)

het verstrekken van informatie over bepaalde programma’s op aanvraag;

 

d)

de overdracht van uitzend- of doorgifterechten;

 

e)

de leasing van technische uitrusting of faciliteiten die voor de ontvangst van een uitzending worden gebruikt;

 

f)

radio- of televisieprogramma’s die via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk (IP-streaming) worden verspreid, tenzij de uitzending van die programma’s samenvalt met de uitzending van die programma’s via radio- of televisienetwerken.”;

 

b)

in artikel 7 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

 

i)

de inleidende zin wordt vervangen door:

„3.   Onder lid 1 valt niet het volgende:”;

 

ii)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

omroepdiensten;”;

 

iii)

de punten q), r) en s) worden geschrapt;

 

iv)

de volgende punten worden toegevoegd:

 

„t)

toegangsbewijzen voor culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen die online worden geboekt;

 

u)

accommodatie, autoverhuur, restaurantdiensten, personenvervoer of soortgelijke diensten die online worden geboekt.”;

 

c)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

  • 1. 
    Wanneer de langs elektronische weg verrichte diensten worden verricht via een telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal zoals een marktplaats voor applicaties, wordt een belastingplichtige door wiens tussenkomst de dienst wordt verricht, voor de toepassing van artikel 28 van Richtlijn 2006/112/EG geacht in eigen naam maar voor rekening van de verrichter van deze diensten te handelen, tenzij die dienstverrichter door die belastingplichtige uitdrukkelijk wordt aangewezen als degene die de dienst verricht en dat in de contractuele regelingen tussen de partijen duidelijk wordt gemaakt.

Teneinde de verrichter van de langs elektronische weg verrichte diensten te beschouwen als zijnde uitdrukkelijk door de belastingplichtige aangewezen als degene die deze diensten verricht, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

 

a)

in de factuur die wordt opgemaakt of beschikbaar wordt gesteld door elke belastingplichtige door wiens tussenkomt de langs elektronische weg verrichte diensten worden verricht, moeten deze diensten en de dienstverrichter worden vermeld;

 

b)

in de rekening of het betalingsbewijs die c.q. dat wordt opgemaakt of ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, moeten de elektronische diensten en de dienstverrichter worden vermeld.

Voor de toepassing van dit lid is het een belastingplichtige die, wat langs elektronische weg verrichte diensten betreft, goedkeuring verleent om de afnemer de diensten in rekening te brengen of om de diensten te verrichten, of de algemene voorwaarden voor het verrichten van de diensten vaststelt, niet toegestaan uitdrukkelijk een andere persoon aan te wijzen als de verrichter van deze diensten.

  • 2. 
    Lid 1 is ook van toepassing wanneer telefoondiensten die worden aangeboden via het internet, daaronder begrepen Voice over Internet Protocol (VoIP), worden verricht via een telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal zoals een marktplaats voor applicaties en worden verricht onder dezelfde voorwaarden als vermeld in dat lid.
  • 3. 
    Dit artikel is niet van toepassing op een belastingplichtige die alleen voorziet in de verwerking van betalingen met betrekking tot langs elektronische weg verrichte diensten of tot telefoondiensten die worden aangeboden via het internet, daaronder begrepen Voice over Internet Protocol (VoIP), en waarbij die langs elektronische weg verrichte diensten of telefoondiensten niet door zijn tussenkomst worden verricht.”.
 

2)

Hoofdstuk V wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in afdeling 1 worden de volgende artikelen ingevoegd:

„Artikel 13 bis

De plaats waar een niet-belastingplichtige rechtspersoon gevestigd is, als bedoeld in artikel 56, lid 2, eerste alinea, en de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2006/112/EG, is:

 

a)

de plaats waar de centrale bestuurstaken van zijn bedrijf worden uitgeoefend, of

 

b)

de plaats van iedere andere inrichting die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een — wat personeel en technische middelen betreft — geschikte structuur om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en gebruiken.

Artikel 13 ter

Voor de toepassing van Richtlijn 2006/112/EG wordt het volgende als „onroerend goed” aangemerkt:

 

a)

ieder welbepaald boven- of ondergronds gedeelte van de aarde waaraan eigendoms- en bezitsrechten kunnen worden verbonden;

 

b)

ieder gebouw of iedere constructie dat of die vast met de grond verbonden is onder of boven zeeniveau en dat niet gemakkelijk te demonteren of te verplaatsen is;

 

c)

ieder element dat is geïnstalleerd en een integrerend deel uitmaakt van een gebouw of constructie zonder welk het gebouw of de constructie onvolledig is, zoals deuren, ramen, daken, trappen en liften;

 

d)

ieder element of werktuig dat of iedere machine die blijvend geïnstalleerd is en niet zonder vernietiging of wijziging van het gebouw of de constructie kan worden verplaatst.”;

 

b)

in artikel 18, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Een verrichter van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten kan evenwel, ongeacht tegengestelde informatie, ervan uitgaan dat een in de Gemeenschap gevestigde afnemer de status van niet-belastingplichtige heeft zolang die afnemer hem niet zijn individuele btw-identificatienummer heeft meegedeeld.”;

 

c)

artikel 24 wordt vervangen door:

„Artikel 24

Wanneer diensten waarop artikel 56, lid 2, eerste alinea, of de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2006/112/EG van toepassing zijn, worden verricht voor een niet-belastingplichtige die in meer dan één land is gevestigd of die zijn woonplaats in het ene land en zijn gebruikelijke verblijfplaats in het andere land heeft, wordt voorrang verleend:

 

a)

in het geval van een niet-belastingplichtige rechtspersoon, aan de in artikel 13 bis, onder a), van deze verordening bedoelde plaats, tenzij er bewijs is dat de dienst wordt gebruikt in de inrichting, bedoeld onder b) van dat artikel;

 

b)

in het geval van een natuurlijke persoon, aan de plaats waar hij zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, tenzij er bewijs voorhanden is dat de dienst wordt gebruikt op zijn woonplaats.”;

 

d)

afdeling 4 wordt gewijzigd als volgt:

 

i)

de volgende onderafdelingen worden ingevoegd:

„Onderafdeling 3 bis

Vermoedens betreffende de plaats van vestiging van de afnemer

Artikel 24 bis

  • 1. 
    Wanneer een verrichter van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten dergelijke diensten verricht op een plaats zoals een telefooncel, een wifi-hotspot, een internetcafé, een restaurant of een hotellobby, waarbij de afnemer fysiek op die plaats aanwezig moet zijn opdat de dienst door die verrichter voor hem kan worden verricht, geldt voor de toepassing van de artikelen 44, 58 en 59 bis van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer op die plaats gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft en dat het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie van de dienst op die plaats geschieden.
  • 2. 
    Als de in lid 1 van dit artikel bedoelde plaats zich bevindt aan boord van een schip, vliegtuig of trein waarmee een passagiersvervoerdienst wordt verricht binnen de Gemeenschap overeenkomstig de artikelen 37 en 57 van Richtlijn 2006/112/EG, is die plaats het land van vertrek van de passagiersvervoerdienst.

Artikel 24 ter

Indien, voor de toepassing van artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG, telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten worden verricht voor een niet-belastingplichtige:

 

a)

via diens vaste lijn, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats waar de vaste lijn geïnstalleerd is;

 

b)

via mobiele netwerken, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft in het land dat wordt aangeduid met de mobiele landencode van de simkaart die wordt gebruikt bij het afnemen van die diensten;

 

c)

waarvoor het gebruik van een decoder of soortgelijk toestel of een viewing card vereist is en indien er geen vaste lijn wordt gebruikt, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats waar die decoder of dat soortgelijke toestel zich bevindt of, indien die plaats niet bekend is, de plaats waarheen de viewing card is gezonden met het oog op gebruik aldaar;

 

d)

onder andere dan de in artikel 24 bis en de in dit artikel onder a), b) en c), bedoelde omstandigheden, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die door de dienstverrichter als zodanig is vastgesteld aan de hand van twee afzonderlijke, niet-tegenstrijdige, in artikel 24 septies van deze verordening vermelde bewijsstukken.

Artikel 24 quater

Voor de toepassing van artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG geldt, wanneer verhuur, andere dan kortdurende verhuur, van een vervoermiddel wordt verricht voor een niet-belastingplichtige, het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die door de dienstverrichter als zodanig is vastgesteld aan de hand van twee afzonderlijke, niet-tegenstrijdige, in artikel 24 sexies van deze verordening vermelde bewijsstukken.

Onderafdeling 3 ter

Weerleggen van vermoedens

Artikel 24 quinquies

  • 1. 
    Een verrichter die een in artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG vermelde dienst verricht, kan het in artikel 24 bis, of in artikel 24 ter, onder a), b) of c), bedoelde vermoeden weerleggen op grond van drie afzonderlijke, niet-tegenstrijdige bewijsstukken waaruit blijkt dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats op een andere plaats heeft.
  • 2. 
    Een belastingdienst kan vermoedens uit hoofde van artikel 24 bis, 24 ter of 24 quater weerleggen in geval van aanwijzingen voor verkeerd gebruik of misbruik door de dienstverrichter.

Onderafdeling 3 quater

Bewijs voor de vaststelling van de plaats van vestiging van de afnemer en weerlegging van vermoedens

Artikel 24 sexies

Met het oog op de toepassing van de regels in artikel 56, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG en de vervulling van de voorschriften in artikel 24 quater van deze verordening, dient met name het volgende als bewijs:

 

a)

het factuuradres van de afnemer;

 

b)

bankgegevens, zoals de plaats waar de voor de betaling gebruikte bankrekening wordt aangehouden of het factuuradres van de afnemer waarover die bank beschikt;

 

c)

de inschrijvingsgegevens van het door de afnemer gehuurde vervoermiddel, indien inschrijving van dat vervoermiddel verplicht is op de plaats waar het wordt gebruikt, of andere soortgelijke gegevens;

 

d)

andere zakelijk relevante gegevens.

Artikel 24 septies

Met het oog op de toepassing van de regels in artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG en de vervulling van de voorschriften in artikel 24 ter, onder d), of artikel 24 quinquies, lid 1, van deze verordening, dient met name het volgende als bewijs:

 

a)

het factuuradres van de afnemer;

 

b)

het internetprotocoladres (IP-adres) van het door de afnemer gebruikte toestel of een andere methode voor het bepalen van de geografische locatie;

 

c)

bankgegevens, zoals de plaats waar de voor de betaling gebruikte bankrekening wordt aangehouden of het factuuradres van de afnemer waarover die bank beschikt;

 

d)

de mobiele landencode (MCC) van het IMSI-nummer (identiteitsnummer ten behoeve van internationale mobiliteit) dat is opgeslagen op de door de afnemer gebruikte simkaart (identiteitsmodule abonnee);

 

e)

de plaats van de vaste lijn van de afnemer, langs welke de dienst voor hem wordt verricht;

 

f)

andere zakelijk relevante gegevens.”;

 

ii)

de volgende onderafdeling wordt ingevoegd:

„Onderafdeling 6 bis

Diensten met betrekking tot onroerende goederen

Artikel 31 bis

  • 1. 
    Diensten met betrekking tot onroerende goederen, als bedoeld in artikel 47 van Richtlijn 2006/112/EG, betreffen uitsluitend diensten die een voldoende rechtstreeks verband met het goed hebben. Diensten worden aangemerkt als hebbende een voldoende rechtstreeks verband met het onroerend goed in de volgende gevallen:
 

a)

wanneer zij afgeleid zijn van een onroerend goed en dit goed een onderdeel is van de dienst, en centraal staat bij en van wezenlijk belang is voor de verrichte diensten;

 

b)

wanneer zij worden verricht voor, of zijn gericht op, een onroerend goed met als doel de juridische of fysieke wijziging van dat goed.

  • 2. 
    Onder lid 1 valt met name het volgende:
 

a)

het opstellen van plannen voor een gebouw of delen van een gebouw bestemd voor een specifiek perceel grond, ongeacht of dit gebouw al dan niet wordt opgericht;

 

b)

het verrichten van bewakings- en toezichtsdiensten ter plaatse;

 

c)

de bouw van een gebouw op een terrein, alsook bouw- en sloopwerkzaamheden verricht aan een gebouw of delen van een gebouw;

 

d)

de bouw van blijvende structuren op een terrein, alsook bouw- en sloopwerkzaamheden verricht aan blijvende structuren zoals gas-, water- en rioolleidingen en dergelijke;

 

e)

werkzaamheden op een terrein, met inbegrip van agrarische diensten zoals grondbewerking, bezaaiing, irrigatie en bemesting;

 

f)

inspectie en beoordeling van de staat van onroerend goed en de daarmee samenhangende risico’s;

 

g)

taxatie van onroerend goed, inclusief wanneer dat vereist is voor verzekeringsdoeleinden, met het oog op de waardebepaling van een goed als waarborg voor een lening of de risico- en schadebeoordeling bij geschillen;

 

h)

de leasing of verhuur van onroerend goed, andere dan die welke valt onder lid 3, punt c), met inbegrip van de opslag van goederen ten behoeve waarvan een specifiek gedeelte van het goed wordt bestemd voor exclusief gebruik door de afnemer;

 

i)

het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, met inbegrip van het recht om op een bepaalde plaats te verblijven naar aanleiding van de omzetting van timesharerechten en dergelijke;

 

j)

de vestiging of overdracht van rechten, andere dan die welke vallen onder h) en i), op het gebruik van een onroerend goed in zijn geheel of delen daarvan, met inbegrip van de vergunning voor het gebruik van een deel van een goed, zoals het verlenen van vis- en jachtrechten of toegang tot lounges in luchthavens, of het gebruik van kunstwerken waarvoor tolgeld wordt geheven, zoals een brug of een tunnel;

 

k)

onderhouds-, renovatie- en herstelwerkzaamheden aan een gebouw of delen van een gebouw, met inbegrip van werkzaamheden zoals schoonmaken, betegelen, behangen en parketteren;

 

l)

onderhouds-, renovatie- en herstelwerkzaamheden aan blijvende structuren zoals gas-, water- en rioolleidingen en dergelijke;

 

m)

de installatie of montage van machines of werktuigen die, na installatie of montage, als onroerend goed kunnen worden gekwalificeerd;

 

n)

onderhouds-, reparatie-, inspectie- en toezichtswerkzaamheden met betrekking tot machines of werktuigen wanneer die machines of werktuigen als onroerend goed kunnen worden gekwalificeerd;

 

o)

vastgoedbeheer ander dan het onder lid 3, punt g), vallende portefeuillebeheer van beleggingen in onroerend goed, bestaande in de exploitatie van zakelijk, industrieel of niet-zakelijk onroerend goed door of voor rekening van de eigenaar van het onroerend goed;

 

p)

bemiddeling bij de verkoop, leasing of verhuur van onroerend goed en bij vestiging of overdracht van bepaalde rechten op onroerend goed of van zakelijke rechten op onroerend goed (ongeacht of die met lichamelijke zaken gelijk worden gesteld), andere dan bemiddeling vallend onder lid 3, punt d);

 

q)

juridische diensten met betrekking tot de overdracht van een eigendomsrecht op onroerend goed, met betrekking tot vestiging of overdracht van bepaalde rechten op onroerend goed of van zakelijke rechten op onroerend goed (ongeacht of die met lichamelijke zaken gelijk worden gesteld), zoals notariële werkzaamheden of met betrekking tot het opstellen van een koop- of verkoopovereenkomst voor onroerend goed, ook als de onderliggende transactie die de juridische wijziging van het goed meebrengt, niet plaatsvindt.

  • 3. 
    Onder lid 1 valt niet het volgende:
 

a)

het opstellen van plannen voor een gebouw of delen van een gebouw, als deze niet bestemd zijn voor een specifiek perceel grond;

 

b)

de opslag van goederen in een onroerend goed als geen specifiek gedeelte van dat goed voor exclusief gebruik door de afnemer bestemd is;

 

c)

het verrichten van reclamediensten, ook als daarbij gebruik wordt gemaakt van onroerend goed;

 

d)

bemiddeling bij de verstrekking van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, als de tussenpersoon in naam en voor rekening van een ander handelt;

 

e)

de terbeschikkingstelling van standruimte op een beurs- of tentoonstellingsterrein tezamen met andere daarmee samenhangende diensten om de exposant in staat te stellen artikelen ten toon te stellen, zoals het ontwerp van de stand, het vervoer en de opslag van artikelen, de terbeschikkingstelling van machines, het leggen van kabels, verzekering en reclame;

 

f)

de installatie of montage, het onderhoud en de reparatie, de inspectie van of het toezicht op machines of werktuigen die geen deel zijn of worden van het onroerend goed;

 

g)

portefeuillebeheer van beleggingen in onroerend goed;

 

h)

andere juridische diensten met betrekking tot overeenkomsten dan die welke vallen onder lid 2, punt q), met inbegrip van advies over de contractuele voorwaarden van een overeenkomst voor de overdracht van onroerend goed, de uitvoering van een dergelijke overeenkomst of het aantonen van het bestaan ervan, wanneer die diensten niet specifiek zien op de overdracht van een eigendomsrecht op onroerend goed.

Artikel 31 ter

Wanneer werktuigen ter beschikking van een afnemer worden gesteld met het oog op het verrichten van werkzaamheden aan een onroerend goed, is slechts sprake van een dienst met betrekking tot onroerend goed als de dienstverrichter de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden draagt.

Een dienstverrichter die de afnemer voorziet van werktuigen, tezamen met voldoende bedienend personeel, met het oog op het verrichten van werkzaamheden, wordt geacht de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die werkzaamheden te dragen. Het vermoeden dat de dienstverrichter de verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van het werk, kan met alle relevante middelen in feite of in rechte worden weerlegd.

Artikel 31 quater

Voor het bepalen van de plaats van een telecommunicatiedienst, omroepdienst of langs elektronische weg verrichte dienst die door een in eigen naam handelende belastingplichtige wordt verricht tezamen met de verstrekking van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, wordt die dienst beschouwd als zijnde verricht op deze plaatsen.”;

 

iii)

in onderafdeling 7 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 33 bis

De verstrekking van toegangsbewijzen voor een cultureel, artistiek, sportief, wetenschappelijk, onderwijs-, amusements- of soortgelijk evenement door een tussenpersoon die in eigen naam maar voor rekening van de organisator handelt of door een andere belastingplichtige dan de organisator die voor eigen rekening handelt, valt onder artikel 53 en artikel 54, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG.”.

 

3)

In bijlage I, punt 4, worden de volgende punten toegevoegd:

 

„f)

ontvangen van radio- of televisieprogramma’s die worden verspreid via een radio- of televisienetwerk, het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk voor het beluisteren of bekijken van programma’s op een moment naar keuze en op individueel verzoek op basis van een door de verrichter van mediadiensten samengesteld programma-aanbod, zoals televisie of video op aanvraag;

 

g)

ontvangen van radio- of televisieprogramma’s die verspreid worden via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk (IP-streaming), tenzij de uitzending van die programma’s samenvalt met de uitzending ervan via een radio- en televisienetwerk;

 

h)

het aanbieden van audio- en audiovisuele inhoud via communicatienetwerken die niet wordt aangeboden door en onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten;

 

i)

de doorlevering van de audioproducten en audiovisuele producten van een aanbieder van mediadiensten via communicatienetwerken door een andere persoon dan de aanbieder van mediadiensten.”.

Artikel 2

Voor telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten die door een in de Gemeenschap gevestigde dienstverrichter worden verricht voor een niet-belastingplichtige die in de Gemeenschap gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is het volgende van toepassing:

 

a)

de plaats van de dienst met betrekking tot elk belastbaar feit dat vóór 1 januari 2015 plaatsvindt, is de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd, zoals bepaald in artikel 45 van Richtlijn 2006/112/EG, ongeacht het tijdstip waarop het verrichten of doorlopend verrichten van de dienst wordt voltooid;

 

b)

de plaats van de dienst met betrekking tot elk belastbaar feit dat op of na 1 januari 2015 plaatsvindt, is de plaats waar de afnemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, ongeacht het tijdstip waarop het verrichten of doorlopend verrichten van de dienst is begonnen;

 

c)

wanneer het belastbare feit voor 1 januari 2015 heeft plaatsgevonden in de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd, wordt op of na 1 januari 2015 geen belasting in de lidstaat van de afnemer verschuldigd met betrekking tot hetzelfde belastbare feit.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

De artikelen 13 ter, 31 bis en 31 ter van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011, zoals ingevoegd bij onderhavige verordening, zijn echter van toepassing vanaf 1 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    BERNATONIS
 

  • (2) 
    Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
  • (3) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.