Besluit 2015/627 - Standpunt EU tijdens de zevende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot de voorstellen voor wijzigingen van de bijlagen A, B en C

1.

Wettekst

22.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 103/8

 

BESLUIT (EU) 2015/627 VAN DE RAAD

van 20 april 2015

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de zevende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen met betrekking tot de voorstellen voor wijzigingen van de bijlagen A, B en C

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 14 oktober 2004 is het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen („het verdrag”) namens de Europese Gemeenschap bij Besluit 2006/507/EG van de Raad (1) goedgekeurd.

 

(2)

De Unie heeft de uit het verdrag voortvloeiende verplichtingen ten uitvoer gelegd door middel van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(3)

De Europese Unie wijst met klem op de noodzaak de bijlagen A, B en/of C van het verdrag geleidelijk uit te breiden met nieuwe chemische stoffen die overeenkomstig het voorzorgsbeginsel als persistente organische verontreinigende stoffen moeten worden aangemerkt, teneinde te voldoen aan de doelstelling van het verdrag en de verbintenis die alle regeringen tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (Johannesburg, 2002) zijn aangegaan om vóór 2020 de schadelijke effecten van chemische stoffen zoveel mogelijk te beperken.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 22 van het verdrag kan de Conferentie van de partijen besluiten nemen tot wijziging van de bijlagen A, B en/of C bij het verdrag. Deze besluiten treden in werking één jaar na de datum van mededeling van een wijziging door de depositaris, behalve voor de partijen bij het verdrag die hiervan uitgesloten wensen te blijven.

 

(5)

Na de ontvangst in 2011 van een aanmelding door de Unie van pentachloorfenol (PCP) heeft de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen („de toetsingscommissie”), die werd opgericht in het kader van het verdrag, haar werkzaamheden inzake PCP afgerond. De toetsingscommissie is tot het besluit gekomen dat PCP voldoet aan de criteria van het verdrag voor opname in bijlage A. Op haar zevende vergadering wordt de Conferentie van de partijen bij het Verdrag geacht een besluit te nemen betreffende de opname van PCP in bijlage A bij het verdrag.

 

(6)

Het op de markt brengen of het gebruik van PCP is verboden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3). Bovendien zijn het op de markt brengen en het gebruik van PCP als gewasbeschermingsmiddel of als biocide verboden uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 1107/2009 (4) respectievelijk (EU) nr. 528/2012 (5) van het Europees Parlement en de Raad. Aangezien PCP zich over grote afstand in het milieu kan verspreiden, heeft een mondiale geleidelijke eliminatie van deze chemische stof meer voordelen voor de burger van de Unie dan alleen een verbod in de Unie.

 

(7)

De toetsingscommissie beveelt de opname van PCP in bijlage A bij het verdrag aan met een specifieke uitzondering voor de productie en het gebruik van PCP voor elektriciteitsmasten en dwarsarmen. De Unie heeft deze specifieke uitzondering niet nodig, maar moet er tijdens de zevende vergadering van de Conferentie van de partijen steun aan verlenen indien dat nodig is om te zorgen voor de opname van PCP in de bijlagen bij het verdrag.

 

(8)

Na de ontvangst in 2011 van een aanmelding door de Unie van chloornaftalenen is de toetsingscommissie tot het besluit gekomen dat polychloornaftaleen (PCN) voldoet aan de criteria van het verdrag voor opname in de bijlagen A en C. Op haar zevende vergadering wordt de Conferentie van de partijen bij het Verdrag geacht een besluit te nemen betreffende de opname van PCN in de bijlagen A en C bij het verdrag.

 

(9)

Er is geen productie van PCN in de Unie, maar ze kunnen onopzettelijk worden geproduceerd, voornamelijk via de verbranding (met name afvalverbranding). Dergelijke activiteiten vallen onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) en vereisen de toepassing van bepaalde emissiebeheersmaatregelen.

 

(10)

Het op de markt brengen en het gebruik van PCN zijn verboden in de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 850/2004. Aangezien PCN zich over grote afstand in het milieu kan verspreiden, heeft een mondiale geleidelijke eliminatie van deze chemische stof meer voordelen voor de burger van de Unie dan alleen een verbod in de Unie.

 

(11)

Na de ontvangst in 2011 van een aanmelding door de Unie van hexachloorbutadieen (HCBD) is de toetsingscommissie tot het besluit gekomen dat HCBD voldoet aan de criteria van het verdrag voor opname in de bijlagen A en C. Op haar zevende vergadering wordt de Conferentie van de partijen bij het Verdrag geacht een besluit te nemen betreffende de opname van HCBD in de bijlagen A en C bij het verdrag.

 

(12)

HCBD wordt in de Unie niet meer geproduceerd, maar kan onopzettelijk vrijkomen bij sommige industriële activiteiten. Dergelijke activiteiten vallen onder Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad en vereisen de toepassing van bepaalde emissiebeheersmaatregelen.

 

(13)

Het op de markt brengen en het gebruik van HCBD zijn verboden in de Unie op grond van Verordening (EG) nr. 850/2004. Aangezien HCBD zich over grote afstand in het milieu kan verspreiden, heeft een mondiale geleidelijke eliminatie van deze chemische stof meer voordelen voor de burger van de Unie dan alleen een verbod in de Unie.

 

(14)

Perfluoroctaansulfonzuur (PFOS) en zijn derivaten zijn reeds opgenomen in bijlage B bij het verdrag, met een aantal specifieke uitzonderingen. Na een evaluatie van deze vrijstellingen moedigt de toetsingscommissie de partijen bij het verdrag aan om een einde te maken aan het gebruik van PFOS in tapijten, leder en kleding, textiel en stoffering, coatings en hulpstoffen daarvoor, en insecticiden voor de bestrijding van rode vuurmieren en termieten. De toetsingscommissie moedigt de partijen ook aan om het gebruik van PFOS voor bekledingen van hard metaal, dat momenteel is toegestaan als een specifieke uitzondering, te beperken tot gesloten systemen, wat momenteel op grond van het verdrag als acceptabel doel is toegestaan. Bovendien moedigt de toetsingscommissie de partijen bij het verdrag aan om een einde te maken aan het gebruik van PFOS in insectenlokstoffen voor de bestrijding van bladsnijdersmieren Atta spp. en Acromyrmex spp., wat momenteel als een acceptabel doel is toegestaan uit hoofde van het verdrag.

 

(15)

De Unie moet overeenkomstig het voorstel van de toetsingscommissie steun verlenen aan de schrapping van de specifieke uitzonderingen en acceptabele doeleinden voor PFOS en derivaten daarvan, met name de uitzondering voor het gebruik als bevochtigingsmiddel bij gecontroleerde galvanisatie dat in de Unie ten uitvoer is gelegd bij Verordening (EG) nr. 850/2004, en die op 26 augustus 2015 verstrijken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de zevende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen zal, in overeenstemming met de aanbevelingen van de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen, eruit bestaan haar steun te geven aan:
 

de opname van pentachloorfenol (7) (PCP) in bijlage A bij het verdrag; indien nodig kan de Unie een specifieke uitzondering voor de productie en het gebruik van PCP voor elektriciteitsmasten en dwarsarmen accepteren;

 

de opname van polychloornaftaleen (8) (PCN) in de bijlagen A en C van het verdrag zonder uitzonderingen;

 

de opname van hexachloorbutadieen (HCBD) in de bijlagen A en C van het verdrag zonder uitzonderingen;

 

de schrapping van de volgende specifieke uitzonderingen en acceptabele doeleinden in de vermelding betreffende perfluoroctaansulfonzuur (PFOS) en derivaten daarvan in bijlage B bij het verdrag: tapijten, leder en kleding, textiel en stoffering, coating en hulpstoffen daarvoor, insecticiden voor de bestrijding van rode vuurmieren en termieten, insectenlokstoffen voor de bestrijding van bladsnijdersmieren Atta spp. en Acromyrmex spp.;

 

de schrapping van de specifieke uitzonderingen voor PFOS in metaalbekleding (hardmetalen bekleding en decoratieve metaalbekleding), met uitzondering van hardmetalen bekleding in gesloten systemen, wat als een acceptabel doel in het verdrag is vastgesteld.

  • 2. 
    In het licht van de ontwikkelingen tijdens de zevende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Stockholm kan dit standpunt worden verfijnd en goedgekeurd na coördinatie ter plaatse.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 20 april 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    DŪKLAVS
 

  • (1) 
    Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
  • (6) 
    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
  • (7) 
    Pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan.
  • (8) 
    Dichloornaftalenen, trichloornaftalenen, tetrachloornaftalenen, pentachloornaftalenen, hexachloornaftalenen, heptachloornaftalenen en octachloornaftalenen, afzonderlijk of als componenten van chloornaftalenen.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.