Besluit 2015/1601 - Voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

1.

Wettekst

24.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/80

 

BESLUIT (EU) 2015/1601 VAN DE RAAD

van 22 september 2015

tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan de Raad, indien een of meer lidstaten ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat of lidstaten vaststellen.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 80 VWEU dient aan het beleid van de Unie op het gebied van grenscontroles, asiel en immigratie en de uitvoering daarvan het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten ten grondslag te liggen, en dienen de handelingen van de Unie die op dat gebied worden vastgesteld, passende bepalingen voor de toepassing van dit beginsel te bevatten.

 

(3)

De recente crisis in het Middellandse Zeegebied noopte de instellingen van de Unie ertoe de uitzonderlijke migratiestromen in dat gebied onmiddellijk te onderkennen, en om concrete solidariteitsmaatregelen jegens de lidstaten in de frontlinie te vragen. Met name presenteerde de Commissie op een gezamenlijke vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken op 20 april 2015 een tienpuntenplan met onmiddellijke maatregelen om de crisis aan te pakken, met onder meer een toezegging om opties voor een noodherplaatsingsmechanisme in overweging te nemen.

 

(4)

In zijn bijeenkomst van 23 april 2015 besliste de Europese Raad onder meer om de interne solidariteit en verantwoordelijkheid te versterken en verbond hij zich ertoe de noodhulp aan de lidstaten in de frontlinie op te voeren en opties te overwegen voor het organiseren van noodherplaatsing tussen alle lidstaten op vrijwillige basis, alsook om in de lidstaten in de frontlinie teams van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (European Asylum Support Office — „EASO”) in te zetten voor het gezamenlijk verwerken van verzoeken om internationale bescherming, waaronder het registreren van verzoekers en het nemen van vingerafdrukken.

 

(5)

Het Europees Parlement herhaalde in zijn resolutie van 28 april 2015 dat het antwoord van de Unie op de meest recente tragedies in het Middellandse Zee gebaseerd moet zijn op solidariteit en een billijke verdeling van verantwoordelijkheid en dat de Unie meer solidariteit moet tonen jegens de lidstaten die, absoluut of relatief, de grootste aantallen vluchtelingen en verzoekers om internationale bescherming ontvangen.

 

(6)

Afgezien van maatregelen op het gebied van asiel, moeten de lidstaten in de frontlinie hun inspanningen opvoeren om maatregelen vast te stellen waarmee het hoofd kan worden geboden aan de gemengde migratiestromen aan de buitengrenzen van de Europese Unie; die maatregelen moeten de rechten van personen die internationale bescherming nodig hebben, vrijwaren en irreguliere migratie voorkomen.

 

(7)

Tijdens zijn bijeenkomsten van 25 en 26 juni 2015 heeft de Europese Raad onder meer beslist dat drie essentiële aspecten parallel moeten worden ontwikkeld: herplaatsing/hervestiging, terugkeer/overname/re-integratie en samenwerking met de landen van herkomst en doorreis. De Europese Raad kwam met name, gelet op de huidige noodsituatie en de toezegging om de solidariteit en verantwoordelijkheid te versterken, de tijdelijke en uitzonderlijke herplaatsing overeen, over een periode van twee jaar, van 40 000 personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, van Italië en van Griekenland naar andere lidstaten, waaraan alle lidstaten zouden deelnemen.

 

(8)

De specifieke situaties van de lidstaten vloeien met name voort uit migratiestromen in andere geografische regio's, zoals de migratieroute van de Westelijke Balkan.

 

(9)

Verscheidene lidstaten zijn in 2014 geconfronteerd met een aanzienlijke stijging van het totale aantal migranten, onder wie verzoekers om internationale bescherming, dat op hun grondgebied binnenkwam, en dit is in 2015 voor enkele van deze lidstaten nog steeds het geval. Om deze stijging beter het hoofd te kunnen bieden, heeft een aantal lidstaten financiële noodhulp van de Commissie en operationele steun van het EASO ontvangen.

 

(10)

Bij de recente tragische gebeurtenissen in het Middellandse Zeegebied is gebleken dat, van de lidstaten die geconfronteerd worden met situaties van aanzienlijke druk, met name Italië en Griekenland te kampen hebben met ongekende stromen migranten die hun grondgebied binnenkomen, onder wie ook verzoekers om internationale bescherming die deze bescherming duidelijk nodig hebben, en dat daardoor hun migratie- en asielstelsels sterk onder druk komen te staan.

 

(11)

Op 20 juli 2015 hebben, in het licht van de specifieke situaties van de lidstaten, de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, bij consensus een resolutie aangenomen over het herplaatsen vanuit Italië en Griekenland van 40 000 personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben. In twee jaar tijd zullen vanuit Italië 24 000 personen worden herplaatst en vanuit Griekenland 16 000 personen. De Raad heeft op 14 september 2015 Besluit (EU) 2015/1523 (2) vastgesteld tot instelling van een mechanisme voor de tijdelijke en uitzonderlijke herplaatsing, vanuit Italië en Griekenland naar andere lidstaten, van personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben.

 

(12)

De afgelopen maanden is de migratiedruk aan de zuidelijke zee- en landbuitengrenzen opnieuw sterk opgelopen, waarbij de migratiestromen verder verschuiven van het centrale naar het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied en naar de Westelijke Balkanroute, als gevolg van het groeiende aantal migranten dat aankomt in of uit Griekenland. Gelet op deze situatie zijn aanvullende voorlopige maatregelen ter verlichting van de asieldruk in Italië en Griekenland gerechtvaardigd.

 

(13)

Volgens gegevens van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) deden irreguliere grensoverschrijdingen naar de Unie zich in de eerste acht maanden van 2015 vooral voor in het centrale en oostelijke Middellandse Zeegebied. Sinds het begin van 2015 zijn circa 116 000 irreguliere migranten in Italië aangekomen (met inbegrip van circa 10 000 irreguliere migranten die zijn geregistreerd door lokale autoriteiten, maar nog niet in de gegevens van Frontex zijn opgenomen). In de maanden mei en juni van 2015 constateerde Frontex 34 691 irreguliere grensoverschrijdingen en in juli en augustus 20 % meer, namelijk 42 356. Een sterke toename deed zich in 2015 voor in Griekenland, waar ruim 211 000 irreguliere migranten aankwamen (met inbegrip van circa 28 000 migranten die zijn geregistreerd door lokale autoriteiten, maar nog niet in de gegevens van Frontex zijn opgenomen). In de maanden mei en juni van 2015 constateerde Frontex 53 624 irreguliere grensoverschrijdingen en in juli en augustus 250 % meer, namelijk 137 000. Een groot deel van het totale aantal irreguliere migranten dat in die twee regio's is aangetroffen, had een nationaliteit waarvoor volgens de gegevens van Eurostat in de Unie een hoge erkenningsgraad geldt.

 

(14)

Volgens Eurostat en het EASO dienden tussen januari en juli 2015 in Italië 39 183 personen een verzoek om internationale bescherming in, tegenover 30 755 in dezelfde periode van 2014 (een stijging van 27 %). Griekenland kende met 7 475 verzoekers een vergelijkbare stijging (een stijging van 30 %).

 

(15)

Tot dusver zijn in het kader van het migratie- en asielbeleid veel maatregelen ter ondersteuning van Italië en Griekenland getroffen, waaronder substantiële noodhulp en operationele steun via het EASO. Italië en Griekenland waren in de periode 2007-2013 respectievelijk op één en op twee na de grootste begunstigde van middelen die werden verstrekt via het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (Solid), en ontvingen bovendien aanzienlijke noodfinanciering. Italië en Griekenland zullen in de periode 2014-2020 waarschijnlijk de voornaamste begunstigden blijven van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF).

 

(16)

Door de aanhoudende instabiliteit en conflicten in de onmiddellijke nabijheid van Italië en Griekenland en de doorwerking daarvan in de migratiestromen naar andere lidstaten, is het zeer waarschijnlijk dat hun migratie- en asielstelsels onder een significante en verhoogde druk zullen blijven staan, en dat een aanzienlijk deel van de migranten internationale bescherming nodig zal hebben. Het is dan ook absoluut noodzakelijk solidariteit te tonen jegens Italië en Griekenland en de tot dusver getroffen steunmaatregelen voor deze landen aan te vullen met voorlopige maatregelen op het gebied van asiel en migratie.

 

(17)

Op 22 september 2015 nam de Raad nota van de bereidheid en paraatheid van lidstaten om, overeenkomstig de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, die ten grondslag liggen aan het beleid van de Unie op het gebied van asiel en migratie, deel te nemen aan de herplaatsing van 120 000 personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben. De Raad besliste daarom dit besluit vast te stellen.

 

(18)

Er zij op gewezen dat Besluit (EU) 2015/1523 Italië en Griekenland ertoe verplicht structurele oplossingen te vinden voor het aanpakken van de uitzonderlijke druk op hun asiel- en migratiestelsels door een robuust strategisch kader voor de respons op crisissituaties tot stand te brengen en het lopende hervormingsproces op deze gebieden te intensiveren. De stappenplannen die Italië en Griekenland daartoe hebben gepresenteerd, dienen in overeenstemming te worden gebracht met dit besluit.

 

(19)

Gelet op het feit dat de Europese Raad het eens is geworden over een reeks onderling verbonden maatregelen, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om, indien nodig en nadat de betrokken lidstaat zijn standpunt kenbaar heeft kunnen maken, de toepassing van dit besluit voor beperkte tijd op te schorten indien Italië of Griekenland zijn beloften in dit verband niet nakomt.

 

(20)

Op 26 september 2016 dienen 54 000 verzoekers verhoudingsgewijs uit Italië en Griekenland naar andere lidstaten te worden herplaatst. De Raad en de Commissie dienen nauwlettend toe te zien op de massale toestroom van onderdanen van derde landen in de lidstaten. De Commissie dient in voorkomend geval voorstellen tot wijziging van dit besluit in te dienen, teneinde de ontwikkeling van de situatie ter plaatse en de gevolgen daarvan op het herplaatsingsmechanisme aan te pakken, alsmede de zich ontwikkelende druk op de lidstaten, in het bijzonder de lidstaten in de frontlinie. Daarbij dient ze rekening te houden met het standpunt van de vermoedelijke begunstigde lidstaat.

Indien dit besluit wordt gewijzigd ten gunste van een andere lidstaat, dient die lidstaat op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende wijzigingsbesluit van de Raad bij de Raad en de Commissie een stappenplan in te dienen met passende maatregelen op het gebied van asiel, eerste opvang en terugkeer, teneinde de capaciteit, kwaliteit en efficiëntie van zijn systemen op die gebieden te verbeteren, alsmede maatregelen voor een passende uitvoering van dit besluit, zodat hij na het verstrijken van de geldigheidsduur van dit besluit beter het hoofd kan bieden aan een eventuele grotere toestroom van migranten op zijn grondgebied.

 

(21)

Als een lidstaat ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een soortgelijke noodsituatie terechtkomt, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement op grond van artikel 78, lid 3, VWEU voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat vaststellen. Dergelijke maatregelen kunnen inhouden dat, waar passend, de verplichtingen van die lidstaat uit hoofde van onderhavig besluit worden opgeschort.

 

(22)

Overeenkomstig artikel 78, lid 3, VWEU dienen de maatregelen die ten gunste van Italië en Griekenland worden overwogen, van voorlopige aard te zijn. Een tijdsduur van 24 maanden is redelijk om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet, een reële bijdrage leveren aan de ondersteuning van Italië en Griekenland bij de aanpak van de significante migratiestromen op hun grondgebied.

 

(23)

De maatregelen voor herplaatsing vanuit Italië en vanuit Griekenland waarin dit besluit voorziet, houden een tijdelijke afwijking in van de in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) bepaalde regel volgens welke Italië en Griekenland anderszins elk verzoek om internationale bescherming zelf hadden moeten behandelen volgens de in hoofdstuk III van die verordening bepaalde criteria, alsmede een tijdelijke afwijking van de procedurestappen en de termijnen die in de artikelen 21, 22 en 29 van die verordening zijn vastgelegd. De overige bepalingen van Verordening (EU) nr. 604/2013, met inbegrip van de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie (4) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 van de Commissie (5), blijven van toepassing, met inbegrip van de daarin vervatte regels betreffende de verplichting van de overdragende lidstaten om de kosten te dragen die noodzakelijk zijn voor de overdracht van een verzoeker naar de lidstaat van herplaatsing en betreffende de samenwerking bij overdrachten tussen lidstaten en de toezending van informatie via het DubliNet-netwerk voor elektronische communicatie. Dit besluit voorziet ook in een afwijking van de instemming van de verzoeker om internationale bescherming, als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6).

 

(24)

Herplaatsingsmaatregelen ontheffen de lidstaten niet van de integrale toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013, met inbegrip van de bepalingen in verband met gezinshereniging, de bijzondere bescherming van niet-begeleide minderjarigen, en de discretionaire bepaling op humanitaire gronden.

 

(25)

Beslist moest worden welke criteria zouden gelden om te bepalen welke en hoeveel verzoekers uit Italië en uit Griekenland zouden worden herplaatst, zonder afbreuk te doen aan beslissingen op nationaal niveau inzake asielverzoeken. Er wordt voorzien in een duidelijk en werkbaar systeem, dat uitgaat van een drempelwaarde die overeenstemt met het gemiddelde percentage, op Unieniveau, van de beslissingen tot verlening van internationale bescherming in procedures in eerste aanleg, als door Eurostat gedefinieerd, in verhouding tot het totale aantal beslissingen in eerste aanleg over verzoeken om internationale bescherming in de Unie, op basis van de meest recente beschikbare statistieken. Aan de ene kant zou deze drempelwaarde zo veel mogelijk moeten waarborgen dat alle verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, in staat worden gesteld om hun rechten op bescherming snel en volledig uit te oefenen in de lidstaat van herplaatsing. Aan de andere kant zou de drempelwaarde zo veel mogelijk moeten voorkomen dat verzoekers wier verzoek waarschijnlijk negatief zal worden beoordeeld, worden herplaatst in een andere lidstaat en zo hun verblijf in de Unie onterecht kunnen verlengen. In dit besluit moet een drempel van 75 % worden gebruikt, op basis van de meest recente kwartaalgegevens van Eurostat over beslissingen in eerste aanleg.

 

(26)

De voorlopige maatregelen zijn bedoeld om de aanzienlijke asieldruk op Italië en op Griekenland te verlichten, met name door herplaatsing van een significant aantal verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben en die op het grondgebied van Italië en Griekenland zullen zijn aangekomen na de datum waarop dit besluit van toepassing wordt. Op basis van het totale aantal onderdanen van derde landen dat in 2015 op irreguliere wijze in Italië en Griekenland is aangekomen en het aantal van deze personen dat duidelijk internationale bescherming nodig heeft, zouden vanuit Italië en Griekenland in totaal 120 000 verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, moeten worden herplaatst. Dat is ongeveer 43 % van het totale aantal onderdanen van derde landen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben en in juli en augustus 2015 op irreguliere wijze Italië en Griekenland zijn binnengekomen. De herplaatsingsmaatregel waarin dit besluit voorziet, zorgt derhalve voor een billijke verdeling van de lasten tussen Italië en Griekenland enerzijds, en de andere lidstaten anderzijds, gelet op de beschikbare totaalcijfers over irreguliere grensoverschrijdingen in 2015. Gelet op de cijfers ter zake dient van deze verzoekers 13 % vanuit Italië en 42 % vanuit Griekenland te worden herplaatst, en dient 45 % ervan te worden herplaatst zoals bepaald in dit besluit.

 

(27)

Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit kan een lidstaat, in uitzonderlijke omstandigheden en met opgave van naar behoren gemotiveerde redenen die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de Unie zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Raad en de Commissie meedelen dat hij ten belope van maximaal 30 % van de verzoekers die hem overeenkomstig dit besluit zijn toegewezen, niet kan deelnemen aan het herplaatsingsproces. Tot dergelijke uitzonderlijke omstandigheden behoort, met name, een situatie die wordt gekenmerkt door een plotselinge en massale instroom van onderdanen van derde landen, van een zodanige omvang dat daardoor extreme druk wordt uitgeoefend, zelfs op een goed voorbereid asielstelsel dat voor het overige overeenkomstig het desbetreffende acquis van de Unie op asielgebied functioneert of een risico van een plotselinge en massale instroom van onderdanen van derde landen met een zodanig hoge waarschijnlijkheidsgraad dat onmiddellijk optreden zich opdringt. Op grond van een beoordeling dient de Commissie voorstellen voor een uitvoeringsbesluit betreffende de tijdelijke opschorting van de herplaatsing voor maximum 30 % van de aan de betrokken lidstaat toegewezen verzoekers bij de Raad in te dienen. Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie voorstellen de termijn voor de herplaatsing van de overblijvende toewijzing met maximaal 12 maanden na de toepassingsperiode van dit besluit te verlengen.

 

(28)

Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de herplaatsing in het geval van verhoudingsgewijze herplaatsing van 54 000 verzoekers vanuit Italië en Griekenland naar andere lidstaten, in het geval dat de deelneming van een of meer lidstaten aan de herplaatsing van verzoekers moet worden opgeschort, of in het geval dat na de desbetreffende mededeling aan de Raad andere lidstaten of geassocieerde staten deelnemen aan de herplaatsing, dienen uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad te worden verleend.

Het verlenen van deze bevoegdheden aan de Raad is gerechtvaardigd in het licht van het politiek gevoelige karakter van dergelijke maatregelen, die betrekking hebben op nationale bevoegdheden betreffende de toelating op het grondgebied van de lidstaten van onderdanen van derde landen en de noodzaak om met spoed te kunnen inspelen op snel veranderende situaties.

 

(29)

Het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), dat bij Verordening (EU) nr. 516/2014 is opgericht, verstrekt bijstand voor door de lidstaten overeengekomen lastenverdelingsinitiatieven en staat open voor nieuwe beleidsontwikkelingen op dit gebied. Artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 516/2014 voorziet in de mogelijkheid dat lidstaten in het kader van hun nationale programma's acties uitvoeren op het gebied van het overbrengen van personen die om internationale bescherming verzoeken, en artikel 18 van die verordening voorziet in de mogelijkheid om een vast bedrag uit te keren van 6 000 EUR per uit een andere lidstaat overgebrachte begunstigde van internationale bescherming.

 

(30)

Met het oog op de toepassing van het beginsel solidariteit en billijke verdeling van verantwoordelijkheid en ermee rekening houdende dat dit besluit een verdere beleidsontwikkeling op dit gebied inhoudt, is het dienstig te bepalen dat lidstaten waarnaar, overeenkomstig dit besluit, vanuit Italië en Griekenland verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, worden herplaatst, voor elke herplaatste persoon een vast bedrag ontvangen dat gelijk is aan het vaste bedrag waarin in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014 is voorzien, namelijk 6 000 EUR, en dat dat bedrag volgens dezelfde procedure wordt toegekend. Dit houdt in dat tijdelijk in beperkte mate wordt afgeweken van artikel 18 van die verordening, aangezien het vaste bedrag dient te worden betaald voor herplaatste verzoekers in plaats van voor begunstigden van internationale bescherming. Een dergelijke tijdelijke verruiming van het toepassingsgebied van potentiële begunstigden van de regeling inzake het vaste bedrag is namelijk een integrerend onderdeel van de noodregeling die bij dit besluit wordt ingesteld. Met betrekking tot de kosten van het overbrengen van de krachtens dit besluit herplaatste personen is het bovendien passend om te bepalen dat Italië en Griekenland een vast bedrag van ten minste 500 EUR ontvangen per persoon die vanuit hun respectieve grondgebieden wordt herplaatst, rekening houdend met de werkelijke kost die nodig is voor de overbrenging van een verzoeker naar de lidstaat van herplaatsing. De lidstaten dienen in aanmerking te komen voor in 2016 uit te betalen aanvullende voorfinanciering naar aanleiding van de herziening van hun nationale programma's in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie om maatregelen krachtens dit besluit ten uitvoer te leggen.

 

(31)

Er dient op te worden toegezien dat er een snelle herplaatsingsprocedure wordt ingesteld en dat de uitvoering van de voorlopige maatregelen gepaard gaat met nauwe administratieve samenwerking tussen de lidstaten en met operationele steun van het EASO.

 

(32)

Tijdens de gehele herplaatsingsprocedure, totdat de overbrenging van de verzoeker is voltooid, dient rekening te worden gehouden met de nationale veiligheid en de openbare orde. Met volledige inachtneming van de grondrechten van de verzoeker, met inbegrip van de relevante regels inzake gegevensbescherming, dient een lidstaat, wanneer hij redelijke gronden heeft om een verzoeker als een gevaar voor de nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen, de andere lidstaten daarvan in kennis te stellen.

 

(33)

Wanneer wordt beslist welke verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben vanuit Italië en vanuit Griekenland worden herplaatst, moet voorrang worden gegeven aan kwetsbare verzoekers in de zin van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad (7). Eventuele bijzondere behoeften van verzoekers, waaronder die op gezondheidsgebied, dienen daarbij primair in aanmerking te worden genomen. Het belang van het kind dient altijd voorop te staan.

 

(34)

Het in de gastsamenleving integreren van verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben is de hoeksteen van een naar behoren functionerend gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Bij de beslissing in welke specifieke lidstaat verzoekers worden herplaatst, dient derhalve rekening te worden gehouden met de specifieke kwalificaties en kenmerken van de betrokken verzoekers, zoals hun talenkennis en andere individuele indicaties op basis van aangetoonde culturele, sociale of familiebanden, die hun integratie in de lidstaat van herplaatsing zouden kunnen bevorderen. Bij bijzonder kwetsbare verzoekers moet in overweging worden genomen of de lidstaat van herplaatsing die verzoekers passende steun kan bieden en moet een billijke verdeling van deze verzoekers over de lidstaten worden verzekerd. Met inachtneming van het beginsel non-discriminatie kunnen lidstaten van herplaatsing hun voorkeuren voor aanvragers aangeven, op basis van de bovenstaande informatie. Met deze gegevens kunnen Italië en Griekenland, in overleg met het EASO en in voorkomend geval met verbindingsfunctionarissen, lijsten opstellen van mogelijke verzoekers die voor herplaatsing naar die lidstaat in aanmerking komen.

 

(35)

De wettelijke en procedurele waarborgen waarin Verordening (EU) nr. 604/2013 voorziet, blijven van toepassing op de verzoekers op wie dit besluit betrekking heeft. Voorts moeten verzoekers op de hoogte worden gebracht van de in dit besluit omschreven herplaatsingsprocedure en in kennis worden gesteld van het herplaatsingsbesluit, dat een overdrachtsbesluit vormt in de zin van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 604/2013. Aangezien een verzoeker krachtens het Unierecht niet het recht heeft om te kiezen welke lidstaat zijn verzoek zal behandelen, dient de verzoeker overeenkomstig Verordening (EU) nr. 604/2013 het recht te hebben op een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen het herplaatsingsbesluit, doch slechts om de eerbiediging van zijn grondrechten te waarborgen. In overeenstemming met artikel 27 van die verordening kunnen de lidstaten in hun nationale recht bepalen dat het beroep tegen het overdrachtsbesluit niet automatisch tot de opschorting van de overdracht van de verzoeker leidt, maar dat de betrokkene de gelegenheid heeft om te verzoeken de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het beroep.

 

(36)

Voor en na de overdracht naar de lidstaat van herplaatsing dienen verzoekers de rechten en waarborgen te genieten waarin is voorzien in Richtlijn 2013/32/EU (8) en Richtlijn 2013/33/EU (9) van het Europees Parlement en de Raad, onder meer wat hun bijzondere behoeften inzake opvang en procedure betreft. Bovendien blijft Verordening (EU) nr. 603/20134 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing met betrekking tot verzoekers die onder dit besluit vallen, en is Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) van toepassing op het doen terugkeren van onderdanen van derde landen die er geen recht op hebben op het grondgebied te verblijven. Het bovenstaande geldt onder voorbehoud van de beperkingen bij de toepassing van die richtlijnen.

 

(37)

Overeenkomstig het acquis van de Unie moeten Italië en Griekenland zorgen voor een solide systeem voor het identificeren, registreren en nemen van vingerafdrukken in verband met de herplaatsingsprocedure, teneinde snel de personen aan te duiden die internationale bescherming nodig hebben en in aanmerking komen voor herplaatsing, en de migranten aan te duiden die niet in aanmerking komen voor internationale bescherming en derhalve moeten worden teruggezonden. Dit dient ook te gelden voor personen die tussen 24 maart en 25 september 2015 op het grondgebied van Italië of Griekenland zijn aangekomen om in aanmerking te kunnen komen voor herplaatsing. Wanneer vrijwillige terugkeer praktisch gezien onmogelijk is en andere in Richtlijn 2008/115/EG genoemde maatregelen niet adequaat zijn om secundaire stromen te voorkomen, moeten snel en doeltreffend bewaringsmaatregelen overeenkomstig hoofdstuk IV van die richtlijn worden toegepast. Verzoekers die zich onttrekken aan de herplaatsingsprocedure moeten van herplaatsing worden uitgesloten.

 

(38)

Er dienen maatregelen te worden getroffen ter voorkoming van secundaire stromen van herplaatste personen vanuit de lidstaat van herplaatsing naar andere lidstaten, wat de doeltreffende toepassing van dit besluit zou kunnen bemoeilijken. De lidstaten moeten met name de nodige preventieve maatregelen nemen op het gebied van toegang tot sociale uitkeringen en rechtsmiddelen, overeenkomstig de Uniewetgeving. Daarnaast dient de verzoekers te worden gewezen op de gevolgen van verdere irreguliere verplaatsingen binnen de lidstaten en op het feit dat als de lidstaat van herplaatsing hun internationale bescherming verleent, zij in beginsel uitsluitend in die lidstaat de rechten hebben die verbonden zijn aan de internationale bescherming.

 

(39)

Overeenkomstig de doelstellingen van Richtlijn 2013/33/EU dient de harmonisatie van de opvangvoorzieningen ertoe bij te dragen dat het ontstaan van secundaire stromen van verzoekers om internationale bescherming als gevolg van een verschil in opvangvoorzieningen wordt beperkt. In dit verband dienen de lidstaten zich te beraden op de invoering van een meldingsplicht en zouden zij verzoekers om internationale bescherming uitsluitend in natura materiële opvangvoorzieningen moeten bieden in de vorm van huisvesting, voedsel en kleding, en indien van toepassing zouden zij ervoor moeten zorgen dat de betrokkenen direct worden overgedragen aan de lidstaat van herplaatsing. Ook mogen de lidstaten tijdens de periode van behandeling van verzoeken om internationale bescherming, als bepaald in het asiel- en het Schengenacquis, behalve om ernstige humanitaire redenen, de verzoekers geen nationale reisdocumenten verstrekken noch andere, bijvoorbeeld financiële, voordelen bieden die hun irreguliere verplaatsing naar andere lidstaten in de hand kunnen werken. In geval van irreguliere verplaatsingen naar andere lidstaten moeten verzoekers om internationale bescherming en begunstigden van dergelijke bescherming, verplicht worden om terug te keren naar de lidstaat van herplaatsing, en moet die lidstaat die personen onverwijld terugnemen.

 

(40)

Teneinde secundaire stromen van begunstigden van internationale bescherming te voorkomen, moeten de lidstaten de begunstigden ook inlichten over de voorwaarden waaronder zij legaal naar een andere lidstaat kunnen reizen en er verblijven, en moeten de lidstaten meldingsverplichtingen kunnen opleggen. Overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG moet een lidstaat een begunstigde van internationale bescherming die op onregelmatige wijze op zijn grondgebied verblijft, de verplichting opleggen om onmiddellijk naar de lidstaat van herplaatsing terug te keren. Indien de betrokkene weigert vrijwillig terug te keren, moet de terugkeer naar de lidstaat van herplaatsing onder dwang gebeuren.

 

(41)

Voorts kan, ingeval van gedwongen terugkeer naar de lidstaat van herplaatsing, de lidstaat die de terugkeer afdwingt, besluiten, indien het nationale recht daarin voorziet, een nationaal toegangsverbod uit te vaardigen, waardoor de begunstigde gedurende een bepaalde tijd het grondgebied van die specifieke lidstaat niet meer mag betreden.

 

(42)

Aangezien dit besluit tot doel heeft een noodsituatie aan te pakken en Italië en Griekenland te helpen hun asielstelsel te versterken, moet het besluit hen in staat stellen om, daarin bijgestaan door de Commissie, bilaterale regelingen te treffen met IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland over de herplaatsing van personen die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen. In die regelingen moeten de kernelementen van dit besluit worden overgenomen, met name betreffende de herplaatsingsprocedure en de rechten en plichten van verzoekers, alsmede in verband met Verordening (EU) nr. 604/2013.

 

(43)

De specifieke steun voor Italië en Griekenland in de vorm van de herplaatsingsregeling moet worden aangevuld met extra maatregelen voor elke fase, van de aankomst van onderdanen van derde landen op het grondgebied van Italië of van Griekenland tot de afronding van alle procedures; die maatregelen moeten worden gecoördineerd door het EASO en andere betrokken agentschappen, zoals Frontex, dat de terugkeer coördineert van onderdanen van derde landen die niet op het grondgebied van een bepaalde lidstaat mogen blijven, overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG.

 

(44)

Aangezien de doelstellingen van dit besluit niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(45)

Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd.

 

(46)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

 

(47)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

 

(48)

Indien de Commissie na een kennisgeving uit hoofde van artikel 4 van Protocol nr. 21 door een onder dat protocol vallende lidstaat overeenkomstig artikel 331, lid 1, VWEU bevestigt dat die lidstaat deelneemt aan de vaststelling van dit besluit, dient de Raad het aantal verzoekers vast te stellen dat naar die lidstaat zal worden herplaatst. De Raad dient ook de toewijzingen aan andere lidstaten dienovereenkomstig aan te passen door het aandeel ervan te verminderen.

 

(49)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, en is het niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

 

(50)

Gezien het spoedeisende karakter van de situatie dient dit besluit in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

  • 1. 
    Bij dit besluit worden voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ingesteld ten gunste van Italië en Griekenland, teneinde die lidstaten te helpen beter het hoofd te bieden aan een noodsituatie die het gevolg is van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in die lidstaten.
  • 2. 
    De Commissie evalueert permanent de situatie van massale instroom van onderdanen van derde landen in de lidstaten.

De Commissie dient in voorkomend geval voorstellen tot wijziging van dit besluit in, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie ter plaatse en de gevolgen daarvan op het herplaatsingsmechanisme, alsmede met de zich ontwikkelende druk op de lidstaten, in het bijzonder de lidstaten in de frontlinie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a) 
    „verzoek om internationale bescherming”: een verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (12);
  • b) 
    „verzoeker”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;
  • c) 
    „internationale bescherming”: de vluchtelingenstatus en de subsidiaire-beschermingsstatus in de zin van artikel 2, onder e) respectievelijk g), van Richtlijn 2011/95/EU;
  • d) 
    „gezinsleden”: gezinsleden in de zin van artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 604/2013;
  • e) 
    „herplaatsing”: de overdracht van een verzoeker van het grondgebied van de lidstaat die volgens de criteria van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 604/2013 verantwoordelijk is voor de behandeling van diens verzoek om internationale bescherming, naar het grondgebied van de lidstaat van herplaatsing;
  • f) 
    „lidstaat van herplaatsing”: de lidstaat die verantwoordelijk wordt voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in de zin van Verordening (EU) nr. 604/2013 van een verzoeker, nadat deze op het grondgebied van die lidstaat is herplaatst.

Artikel 3

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Herplaatsing in de zin van dit besluit is enkel van toepassing op verzoekers die hun verzoek om internationale bescherming hebben ingediend in Italië of in Griekenland, en voor wie deze staten anders verantwoordelijk zouden zijn geweest volgens de criteria voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat, zoals opgenomen in hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 604/2013.
  • 2. 
    Alleen verzoekers die een nationaliteit hebben waarvoor geldt dat, volgens de meest recente kwartaalgemiddelden die door Eurostat voor de gehele Unie zijn vastgesteld, 75 % of meer van de verzoeken om internationale bescherming als bedoeld in hoofdstuk III van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad (13) heeft geleid tot een besluit tot verlening van internationale bescherming in eerste aanleg, worden overeenkomstig dit besluit herplaatst. Voor staatloze personen wordt rekening gehouden met het land waar zij vroeger gewoonlijk verbleven. Met de kwartaalupdates wordt alleen rekening gehouden met betrekking tot verzoekers die nog niet zijn aangemerkt als verzoekers die kunnen worden herplaatst overeenkomstig artikel 5, lid 3, van dit besluit.

Artikel 4

Herplaatsing van 120 000 verzoekers naar andere lidstaten

  • 1. 
    120 000 verzoekers worden als volgt herplaatst naar andere lidstaten:
 

a)

vanuit Italië worden 15 600 verzoekers herplaatst naar het grondgebied van de andere lidstaten, overeenkomstig de tabel in bijlage I;

 

b)

vanuit Griekenland worden 50 400 verzoekers herplaatst naar het grondgebied van de andere lidstaten, overeenkomstig de tabel in bijlage II;

 

c)

54 000 verzoekers worden herplaatst naar het grondgebied van andere lidstaten in verhouding tot de in de bijlagen I en II vastgelegde aantallen, hetzij overeenkomstig lid 2 van dit artikel, hetzij bij wijziging van dit besluit als bedoeld in artikel 1, lid 2, en in lid 3 van dit artikel.

  • 2. 
    Op 26 september 2016 worden de 54 000 verzoekers als bedoeld in lid 1, onder c), vanuit Italië en Griekenland in een uit lid 1, onder a) en b), voortvloeiende verhouding herplaatst naar het grondgebied van andere lidstaten in verhouding tot de in de bijlagen I en II vastgelegde aantallen. De Commissie dient een voorstel in bij de Raad met betrekking tot de dienovereenkomstig per lidstaat toe te wijzen aantallen.
  • 3. 
    Indien de Commissie uiterlijk op 26 september 2016 oordeelt dat een aanpassing van het herplaatsingsmechanisme gerechtvaardigd is vanwege de ontwikkeling van de situatie ter plaatse of dat een lidstaat wordt geconfronteerd met een noodsituatie die het gevolg is van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen vanwege een sterke verschuiving van de migratiestromen, kan de Commissie met inachtneming van het standpunt van de vermoedelijke begunstigde lidstaat, in voorkomend geval voorstellen bij de Raad indienen als bedoeld in artikel 1, lid 2.

Evenzo kan een lidstaat, met opgave van naar behoren gemotiveerde redenen, de Raad en de Commissie ervan in kennis stellen dat hij wordt geconfronteerd met een soortgelijke noodsituatie. De Commissie onderzoekt de opgegeven redenen en dient in voorkomend geval voorstellen bij de Raad in als bedoeld in artikel 1, lid 2.

  • 4. 
    Indien de Commissie na een kennisgeving uit hoofde van artikel 4 van Protocol nr. 21 door een onder dat protocol vallende lidstaat overeenkomstig artikel 331, lid 1, VWEU bevestigt dat die lidstaat deelneemt aan de vaststelling van dit besluit, stelt de Raad op voorstel van de Commissie het aantal verzoekers vast dat naar de betrokken lidstaat zal worden herplaatst. In hetzelfde uitvoeringsbesluit vermindert de Raad tevens de toewijzingen aan andere lidstaten dienovereenkomstig.
  • 5. 
    In uitzonderlijke omstandigheden kan een lidstaat, uiterlijk op 26 december 2015, de Raad en de Commissie ervan in kennis stellen dat hij tijdelijk ten belope van maximaal 30 % van de overeenkomstig lid 1 aan hem toegewezen verzoekers niet kan deelnemen aan de herplaatsing, met opgave van naar behoren gemotiveerde redenen die verenigbaar zijn met de fundamentele waarden van de Unie zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

De Commissie onderzoekt de opgegeven redenen en dient bij de Raad voorstellen in betreffende de tijdelijke opschorting van de herplaatsing ten belope van maximaal 30 % van de overeenkomstig lid 1 aan de betrokken lidstaat toegewezen verzoekers voor een periode van ten hoogste zes maanden. Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie voorstellen de termijn voor de herplaatsing van de verzoekers van de overblijvende toewijzing te verlengen met maximaal 12 maanden na de in artikel 13, lid 2, bedoelde datum.

  • 6. 
    De Raad besluit binnen één maand over de voorstellen als bedoeld in lid 5.
  • 7. 
    Voor de toepassing van de leden 2, 4 en 6 van dit artikel en van artikel 11, lid 2, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een uitvoeringsbesluit vast.

Artikel 5

Herplaatsingsprocedure

  • 1. 
    Met het oog op de voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke administratieve samenwerking wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan, waarvan hij de adresgegevens aan de andere lidstaten en aan het EASO meedeelt. De lidstaten nemen, in overleg met het EASO en andere betrokken agentschappen, alle passende maatregelen om rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde instanties tot stand te brengen, onder meer over de in lid 7 bedoelde gronden.
  • 2. 
    De lidstaten delen op gezette tijden en ten minste om de drie maanden mee hoeveel verzoekers snel op hun grondgebied kunnen worden herplaatst en verstrekken alle andere relevante informatie.
  • 3. 
    Op basis van die informatie stellen Italië en Griekenland, bijgestaan door het EASO en, waar van toepassing, de in lid 8 bedoelde verbindingsfunctionarissen van de lidstaten, vast welke afzonderlijke verzoekers kunnen worden herplaatst in de andere lidstaten en delen zij zo spoedig mogelijk alle relevante informatie mee aan de contactpunten van die lidstaten. Hierbij wordt voorrang gegeven aan kwetsbare verzoekers in de zin van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn 2013/33/EU.
  • 4. 
    Na goedkeuring van de lidstaat van herplaatsing nemen Italië en Griekenland in overleg met het EASO zo spoedig mogelijk een besluit tot herplaatsing van elk van de geselecteerde verzoekers in een specifieke lidstaat van herplaatsing en stellen zij de verzoeker daarvan in kennis overeenkomstig artikel 6, lid 4. De lidstaat van herplaatsing mag slechts besluiten tot niet-goedkeuring van de herplaatsing van verzoekers indien er redelijke gronden zijn als bedoeld in lid 7 van dit artikel.
  • 5. 
    Herplaatsing van verzoekers van wie op grond van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013 vingerafdrukken moeten worden genomen, mag uitsluitend worden voorgesteld indien de vingerafdrukken zijn genomen en zijn doorgegeven aan het centraal systeem van Eurodac, overeenkomstig die verordening.
  • 6. 
    De overdracht van de verzoeker naar het grondgebied van de lidstaat van herplaatsing gebeurt zo spoedig mogelijk na de datum waarop de betrokkene overeenkomstig artikel 6, lid 4, van dit besluit in kennis is gesteld van het overdrachtsbesluit. Italië en Griekenland delen de lidstaat van herplaatsing de datum en het tijdstip van de overdracht, alsmede alle andere relevante informatie, mede.
  • 7. 
    De lidstaten behouden het recht om de herplaatsing van een verzoeker te weigeren uitsluitend indien er redelijke gronden zijn om hem als een gevaar voor hun nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen of indien er ernstige redenen zijn om de bepalingen inzake uitsluiting als vastgelegd in de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2011/95/EU toe te passen.
  • 8. 
    Met het oog op de uitvoering van alle aspecten van de in dit artikel beschreven herplaatsingsprocedure kunnen de lidstaten, na alle relevante informatie te hebben uitgewisseld, besluiten verbindingsfunctionarissen naar Italië en Griekenland uit te zenden.
  • 9. 
    In overeenstemming met het acquis van de Unie komen de lidstaten hun verplichtingen volledig na. Dienovereenkomstig waarborgen Italië en Griekenland het identificeren, registreren en nemen van vingerafdrukken in verband met de herplaatsingsprocedure. Om ervoor te zorgen dat het proces efficiënt en beheersbaar blijft, worden er naar behoren opvangfaciliteiten georganiseerd en maatregelen getroffen om mensen tijdelijk onderdak te bieden, overeenkomstig het acquis van de Unie, in afwachting van een spoedig besluit over hun situatie. Verzoekers die zich onttrekken aan de herplaatsingsprocedure worden van herplaatsing uitgesloten.
  • 10. 
    De in dit artikel bedoelde herplaatsingsprocedure wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden nadat de lidstaat van herplaatsing de in lid 2 bedoelde mededeling heeft gedaan, afgerond, tenzij de goedkeuring door de lidstaat van herplaatsing als bedoeld in lid 4 minder dan twee weken vóór het verstrijken van de genoemde periode van twee maanden plaatsvindt. In dat geval kan de termijn voor het voltooien van de herplaatsingsprocedure worden verlengd met een periode van maximaal twee weken. Voorts kan die termijn waar passend ook met een periode van vier weken worden verlengd indien Italië en Griekenland aantonen dat de overdracht wordt verhinderd door objectieve praktische belemmeringen.

Wanneer de herplaatsingsprocedure niet binnen deze termijn is afgerond en tenzij Italië en Griekenland met de lidstaat van herplaatsing een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen, blijven Italië en Griekenland verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013.

  • 11. 
    Na de herplaatsing van de verzoeker neemt de lidstaat van herplaatsing de vingerafdrukken van de verzoeker en zendt hij deze naar het centraal systeem van Eurodac, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013, en werkt hij de gegevens bij overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 18 van die verordening.

Artikel 6

Rechten en verplichtingen van verzoekers om internationale bescherming die onder dit besluit vallen

  • 1. 
    Bij de uitvoering van dit besluit staat voor de lidstaten het belang van het kind voorop.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat gezinsleden op wie dit besluit van toepassing is, op het grondgebied van dezelfde lidstaat worden herplaatst.
  • 3. 
    Voordat zij tot herplaatsing van een verzoeker besluiten, lichten Italië en Griekenland de verzoeker in over de herplaatsingsprocedure als bedoeld in dit besluit, in een taal die de verzoeker begrijpt of redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen.
  • 4. 
    Nadat het besluit tot herplaatsing van een verzoeker is genomen, maar voordat de herplaatsing plaatsvindt, lichten Italië en Griekenland de betrokkene schriftelijk in over het besluit tot herplaatsing. In het besluit tot herplaatsing wordt de lidstaat van herplaatsing vermeld.
  • 5. 
    Indien een verzoeker of een begunstigde van dergelijke bescherming het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herplaatsing binnenkomt zonder te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in die andere lidstaat, is hij verplicht onmiddellijk terug te keren. De lidstaat van herplaatsing neemt die persoon onmiddellijk terug.

Artikel 7

Operationele steun aan Italië en Griekenland

  • 1. 
    Om Italië en Griekenland te helpen beter het hoofd te bieden aan de uitzonderlijke druk die op hun asiel- en migratiestelsels wordt gelegd door de huidige toegenomen migratiedruk aan hun buitengrenzen, intensiveren de lidstaten hun operationele steun in samenwerking met Italië en Griekenland op het gebied van internationale bescherming via de relevante activiteiten die door het EASO, Frontex en andere betrokken agentschappen worden gecoördineerd, in het bijzonder door, waar passend, nationale deskundigen ter beschikking te stellen voor de volgende ondersteunende activiteiten:
 

a)

de screening van de onderdanen van derde landen die in Italië en in Griekenland aankomen, met inbegrip van het vaststellen van hun identiteit, het nemen van hun vingerafdrukken en hun registratie, en in voorkomend geval, de registratie van hun verzoek om internationale bescherming en, op verzoek van Italië of Griekenland, de eerste verwerking daarvan;

 

b)

de verstrekking van eventueel benodigde informatie en specifieke bijstand aan verzoekers en potentiële verzoekers die overeenkomstig dit besluit voor herplaatsing in aanmerking zouden kunnen komen;

 

c)

het voorbereiden en organiseren van terugkeeroperaties voor onderdanen van derde landen die niet om internationale bescherming hebben verzocht of wier recht om op het grondgebied te blijven is vervallen.

  • 2. 
    Naast de steun in het kader van lid 1 en met het oog op het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van alle fasen van de herplaatsingsprocedure, wordt waar passend specifieke steun aan Italië en Griekenland verleend via activiteiten die door het EASO, Frontex en andere betrokken agentschappen worden gecoördineerd.

Artikel 8

Door Italië en Griekenland te nemen aanvullende maatregelen

  • 1. 
    Met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Besluit (EU) 2015/1523, leggen Italië en Griekenland uiterlijk op 26 oktober 2015 bij de Raad en de Commissie een geactualiseerd stappenplan over met maatregelen voor een passende uitvoering van dit besluit.
  • 2. 
    Indien dit besluit overeenkomstig artikel 1, lid 2, en artikel 4, lid 3, wordt gewijzigd ten gunste van een andere lidstaat, dient die lidstaat op de datum van inwerkingtreding van het desbetreffende wijzigingsbesluit van de Raad bij de Raad en de Commissie een stappenplan in met passende maatregelen op het gebied van asiel, eerste opvang en terugkeer, teneinde de capaciteit, kwaliteit en efficiëntie van zijn systemen op die gebieden te verbeteren, alsmede maatregelen voor een passende uitvoering van dit besluit. Die lidstaat voert het stappenplan volledig uit.
  • 3. 
    Indien Italië of Griekenland niet aan een van de verplichtingen van lid 1 voldoet, kan de Commissie, na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn standpunt toe te lichten, besluiten de toepassing van dit besluit ten aanzien van de betrokken lidstaat voor ten hoogste drie maanden op te schorten. Deze opschorting kan door de Commissie éénmaal worden verlengd met een periode van ten hoogste drie maanden. Bedoelde opschorting heeft geen gevolgen voor de overbrengingen van verzoekers die hangende zijn na de goedkeuring van de lidstaat van herplaatsing overeenkomstig artikel 5, lid 4.

Artikel 9

Verdere noodsituaties

Mocht een lidstaat ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, dan kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, ten gunste van de betrokken lidstaat voorlopige maatregelen vaststellen, overeenkomstig artikel 78, lid 3, VWEU. Dergelijke maatregelen kunnen in voorkomend geval de opschorting van de deelname van die lidstaat aan de herplaatsing als bepaald in dit besluit inhouden, alsmede mogelijke compenserende maatregelen voor Italië en voor Griekenland.

Artikel 10

Financiële steun

  • 1. 
    Voor elke persoon die overeenkomstig dit besluit wordt herplaatst,
 

a)

ontvangt de lidstaat van herplaatsing een vast bedrag van 6 000 EUR;

 

b)

ontvangt Italië of Griekenland een vast bedrag van ten minste 500 EUR.

  • 2. 
    Voor de uitvoering van deze financiële steun worden de procedures van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014 toegepast. Bij wijze van uitzondering op de voorfinancieringsregelingen van die verordening ontvangen de lidstaten in 2016 een voorfinanciering van 50 % van hun totale toewijzing overeenkomstig dit besluit.

Artikel 11

Samenwerking met geassocieerde staten

  • 1. 
    Met de hulp van de Commissie kunnen tussen Italië en respectievelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland en tussen Griekenland en respectievelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland bilaterale regelingen worden gesloten betreffende de herplaatsing van verzoekers van het grondgebied van Italië en Griekenland op het grondgebied van die staten. In die regelingen wordt naar behoren rekening gehouden met de essentiële elementen van dit besluit, met name die met betrekking tot de herplaatsingsprocedure en de rechten en verplichtingen van verzoekers.
  • 2. 
    Ingeval dergelijke bilaterale regelingen worden gesloten, deelt Italië of Griekenland de Raad of de Commissie het aantal in de geassocieerde staten te herplaatsen verzoekers mede. De Raad vermindert op voorstel van de Commissie dienovereenkomstig de toewijzingen aan andere lidstaten.

Artikel 12

Verslagen

Op basis van de door de lidstaten en de betrokken agentschappen verstrekte informatie brengt de Commissie halfjaarlijks verslag uit aan de Raad over de uitvoering van dit besluit.

Op basis van de door Italië en Griekenland verstrekte informatie brengt de Commissie halfjaarlijks verslag uit aan de Raad over de uitvoering van de in artikel 8 bedoelde stappenplannen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

  • 1. 
    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Het is van toepassing tot en met 26 september 2017.
  • 3. 
    Het is van toepassing op personen die van 25 september 2015 tot en met 26 september 2017 aankomen op het grondgebied van Italië en Griekenland, alsmede op verzoekers die op of na 24 maart 2015 op het grondgebied van die lidstaten zijn aangekomen.

Gedaan te Brussel, 22 september 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    ASSELBORN
 

  • (1) 
    Advies van 17 september 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 146).
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3).
  • (5) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 van de Commissie van 30 januari 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1560/2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 39 van 8.2.2014, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168).
  • (7) 
    Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 96).
  • (8) 
    Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60).
  • (9) 
    Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 96).
  • Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).
  • Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98)
  • Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).
  • Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60).
 

BIJLAGE I

Toewijzingen vanuit Italië

 
 

Toewijzing per lidstaat (15 600 herplaatste verzoekers)

Oostenrijk

462

België

579

Bulgarije

201

Kroatië

134

Cyprus

35

Tsjechië

376

Estland

47

Finland

304

Frankrijk

3 064

Duitsland

4 027

Hongarije

306

Letland

66

Litouwen

98

Luxemburg

56

Malta

17

Nederland

922

Polen

1 201

Portugal

388

Roemenië

585

Slowakije

190

Slovenië

80

Spanje

1 896

Zweden

567

 

BIJLAGE II

Toewijzingen vanuit Griekenland

 
 

Toewijzing per lidstaat (50 400 herplaatste verzoekers)

Oostenrijk

1 491

België

1 869

Bulgarije

651

Kroatië

434

Cyprus

112

Tsjechië

1 215

Estland

152

Finland

982

Frankrijk

9 898

Duitsland

13 009

Hongarije

988

Letland

215

Litouwen

318

Luxemburg

181

Malta

54

Nederland

2 978

Polen

3 881

Portugal

1 254

Roemenië

1 890

Slowakije

612

Slovenië

257

Spanje

6 127

Zweden

1 830

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.