Besluit 2014/640 - Standpunt EU in het Comité voor culturele samenwerking dat is ingesteld bij het Protocol betreffende culturele samenwerking bij de Vrijhandelsovereenkomst met Korea met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Comité voor culturele samenwerking

1.

Wettekst

3.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/23

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 september 2013

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Comité voor culturele samenwerking dat is ingesteld bij het Protocol betreffende culturele samenwerking bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Comité voor culturele samenwerking

(2014/640/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 167, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie en haar lidstaten over een vrijhandelsovereenkomst met de Republiek Korea te onderhandelen.

 

(2)

Die onderhandelingen zijn afgesloten en de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds („de overeenkomst”) (1), is op 6 oktober 2010 ondertekend. De overeenkomst bevat een Protocol betreffende culturele samenwerking („het protocol”), dat overeenkomstig artikel 1 daarvan het kader vaststelt waarbinnen de partijen samenwerken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken.

 

(3)

Krachtens artikel 15.10, lid 5, van de overeenkomst wordt deze sinds 1 juli 2011 voor een deel voorlopig toegepast bij Besluit 2011/265/EU (2) (hierna „het besluit” genoemd), in afwachting van het sluiten ervan op een latere datum.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van het besluit worden artikel 4, lid 3, artikel 5, lid 2, artikel 6, leden 1, 2, 4 en 5, en de artikelen 8, 9 en 10 van het protocol niet voorlopig toegepast.

 

(5)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het besluit moet de Commissie Korea schriftelijk in kennis stellen van het voornemen van de Unie om de periode waarin krachtens artikel 5 van het protocol een aanspraak op audiovisuele coproducties bestaat, niet overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 8, van dat protocol te verlengen, tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie, vier maanden vóór het verstrijken van die periode met verlenging ervan instemt. Stemt de Raad met verlenging van de aanspraakperiode in, dan wordt die verplichting tot kennisgeving opnieuw van toepassing bij het einde van de verlengde periode waarin een recht op aanspraak bestaat. Over de verlenging van de periode waarin aanspraak bestaat, beslist de Raad met eenparigheid van stemmen.

 

(6)

Artikel 3 van het protocol voorziet in de instelling van een Comité voor culturele samenwerking, dat onder meer tot taak heeft toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van het protocol.

 

(7)

Overeenkomstig artikel 6 van het besluit, zijn de vertegenwoordigers van de Unie in het Comité voor culturele samenwerking hoge ambtenaren van zowel de Commissie als de lidstaten die deskundig en ervaren zijn op het gebied van culturele zaken en praktijken, en die het standpunt van de Unie overeenkomstig het Verdrag kenbaar maken.

 

(8)

De besluiten van het comité mogen geen rechten toekennen of verplichtingen opleggen waarop bij rechterlijke instanties van de Europese Unie of de lidstaten een rechtstreeks beroep kan worden gedaan.

 

(9)

De voorbereidende instanties van de Raad die bevoegd zijn voor cultuur en audiovisuele aangelegenheden worden in een vroeg stadium betrokken bij het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Comité voor culturele samenwerking.

 

(10)

Dit besluit doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en de lidstaten.

 

(11)

De Europese Unie moet het standpunt bepalen dat dient te worden ingenomen in het Comité voor culturele samenwerking met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Comité voor culturele samenwerking,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Europese Unie zal worden ingenomen in het Comité voor culturele samenwerking dat is ingesteld bij het Protocol betreffende culturele samenwerking bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van dat comité, is gebaseerd op het bij dit besluit gevoegde ontwerpbesluit van het Comité voor culturele samenwerking.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 23 september 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

  • V. 
    JUKNA
 

  • (2) 
    Besluit 2011/265/EU van de Raad van 16 september 2010 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (PB L 127 van 14.5.2011, blz. 1).
 

ONTWERP

BESLUIT Nr. … VAN HET COMITÉ EU-KOREA VOOR CULTURELE SAMENWERKING

van

betreffende de vaststelling van het reglement van orde van het Comité voor culturele samenwerking

HET COMITÉ VOOR CULTURELE SAMENWERKING,

Gezien het Protocol betreffende culturele samenwerking van de op 6 oktober 2010 in Brussel ondertekende vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Artikel 3 van het protocol betreffende culturele samenwerking („het protocol”) voorziet in de oprichting van een Comité voor culturele samenwerking („het comité”).

 

(2)

Het comité moet alle taken van het Handelscomité vervullen met betrekking tot het protocol, in overeenstemming met artikel 3, lid 3, van het protocol.

 

(3)

Het comité moet zijn reglement van orde vaststellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van het comité wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op …

Gedaan te … op …

Voor het Comité voor culturele samenwerking

Eerste viceminister

Ministerie voor Cultuur, Sport en Toerisme van de Republiek Korea

[In te vullen door de Koreaanse autoriteiten]

Directeur-generaal van het directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur

Europese Commissie

 

BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET COMITÉ VOOR CULTURELE SAMENWERKING

Artikel 1

Samenstelling en voorzitterschap

  • 1. 
    Het Comité voor culturele samenwerking („het comité”) als bedoeld in artikel 3, lid 1, van het Protocol betreffende culturele samenwerking („het protocol”) bij de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (hierna „de overeenkomst” genoemd), vervult alle taken van het Handelscomité ten aanzien van het protocol, in overeenstemming met artikel 3, lid 3, van het Protocol en houdt toezicht op de uitvoering van het protocol.
  • 2. 
    Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten, die voor de onderwerpen die onder hun bevoegdheden vallen, vertegenwoordigd kunnen worden door het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, enerzijds, en vertegenwoordigers van Korea, anderzijds. Zoals is bepaald in artikel 3, lid 1, van het protocol, zijn die vertegenwoordigers hoge ambtenaren van elk van de partijen die deskundig en ervaren zijn op het gebied van culturele zaken en praktijken.
  • 3. 
    Het comité wordt gezamenlijk voorgezeten door de directeur-generaal van de dienst Inhoudbeleid van het ministerie van Cultuur, Sport en Toerisme van Korea en de directeur voor Cultuur en Media van het directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur van de Europese Commissie. Elke voorzitter kan zich laten vertegenwoordigen door een door hem aangewezen persoon.

Artikel 2

Vertegenwoordiging

  • 1. 
    Een partij stelt de andere partij in kennis van de lijst van haar leden van het comité. De lijst wordt beheerd door het secretariaat van het comité.
  • 2. 
    Een lid dat zich door een vervanger wenst te doen vertegenwoordigen, deelt de voorzitters van het comité vóór de vergadering waarop hij of zij zal worden vertegenwoordigd, de naam van zijn of haar vervanger mee. De vervanger van een lid van het comité oefent alle rechten van dat lid uit.

Artikel 3

Vergaderingen

  • 1. 
    Het comité vergadert ten minste eenmaal per jaar en zo nodig op verzoek van een van de partijen. De vergaderingen worden beurtelings in Brussel en in Seoul gehouden, tenzij de partijen anders overeenkomen. In onderling akkoord kunnen de vergaderingen van het comité per videoconferentie of teleconferentie plaatsvinden.
  • 2. 
    Elke vergadering van het comité wordt door het secretariaat van het comité bijeengeroepen op een door de partijen overeengekomen datum en plaats. De convocatie wordt uiterlijk drie maanden voor het begin van de vergadering door het secretariaat van het comité aan de leden van het comité toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.

Artikel 4

Delegatie

De leden van het comité kunnen worden vergezeld door ambtenaren. Vóór elke vergadering worden de voorzitters van het comité op de hoogte gebracht van de voorgenomen samenstelling van de delegaties die de vergadering bijwonen.

Artikel 5

Waarnemers en deskundigen

De voorzitters van het comité kunnen op ad-hoc basis waarnemers en deskundigen uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen.

Artikel 6

Secretariaat

De nationale contactpunten als bedoeld in artikel 3, lid 4, van het protocol fungeren gezamenlijk als het secretariaat van het comité.

Artikel 7

Documenten

Wanneer de besprekingen van het comité gebaseerd zijn op schriftelijke documenten, worden deze door het secretariaat van het comité genummerd en als documenten van het comité verspreid.

Artikel 8

Correspondentie

  • 1. 
    De correspondentie aan de voorzitters van het comité wordt voor verspreiding onder de leden van het comité toegezonden aan het secretariaat van het comité.
  • 2. 
    De correspondentie van de voorzitters van het comité wordt door het secretariaat van het comité naar de ontvangers gestuurd, wordt genummerd en wordt, in voorkomend geval, onder de overige leden van het comité verspreid.

Artikel 9

Agenda voor de vergaderingen

  • 1. 
    Het secretariaat van het comité stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda vast. Deze wordt samen met de desbetreffende documenten uiterlijk twee maanden voor het begin van de vergadering aan de leden van het comité alsook aan de voorzitters van het comité toegezonden.
  • 2. 
    De agenda wordt aan het begin van elke vergadering door het comité vastgesteld. Indien de partijen zulks overeenkomen, kunnen punten die niet op de voorlopige agenda staan als agendapunt worden opgenomen.
  • 3. 
    De voorzitters van het comité kunnen de in de lid 1 vermelde termijn in onderlinge overeenstemming inkorten als zulks in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 10

Notulen

  • 1. 
    Het secretariaat van het comité stelt ontwerpnotulen van elke vergadering op, normaliter binnen 21 dagen na de vergadering.
  • 2. 
    De notulen geven in de regel een korte samenvatting van elk agendapunt, met in voorkomend geval een specificatie van het volgende:
 

a)

de aan het comité voorgelegde documenten;

 

b)

verklaringen die op verzoek van een lid van het comité worden opgenomen; en

 

c)

de besluiten, aanbevelingen, verklaringen en conclusies die met betrekking tot specifieke punten zijn vastgesteld.

  • 3. 
    De notulen bevatten tevens een lijst van alle deelnemers aan de vergadering.
  • 4. 
    De notulen worden binnen 28 dagen na de datum van ontvangst van de ontwerpnotulen of uiterlijk op een andere door de partijen overeengekomen datum door beide partijen schriftelijk goedgekeurd. Na de goedkeuring worden twee exemplaren van de notulen door het secretariaat van het comité ondertekend en ontvangt elk van de partijen één van deze originelen. Er wordt een kopie van de ondertekende notulen aan de leden van het comité toegezonden.

Artikel 11

Besluiten en aanbevelingen

  • 1. 
    Het comité is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het protocol bevoegd besluiten te nemen of aanbevelingen te doen voor alle aangelegenheden in de in het protocol bedoelde gevallen.
  • 2. 
    Het comité stelt besluiten en aanbevelingen vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen. Dergelijke handelingen worden voorzien van de vermelding „besluit” dan wel „aanbeveling”.
  • 3. 
    In de periode tussen twee vergaderingen kan het comité, indien beide partijen daarmee instemmen, besluiten of aanbevelingen volgens de schriftelijke procedure vaststellen. De schriftelijke procedure bestaat in een uitwisseling van nota's tussen de voorzitters van het comité. De besluiten of aanbevelingen waarvoor de schriftelijke procedure geldt, worden ten minste twee maanden voor de datum van vaststelling door het secretariaat van het comité toegestuurd aan de leden van het comité. Het secretariaat van het comité constateert de voltooiing van de schriftelijke procedure en stelt de leden van het comité hiervan in kennis.
  • 4. 
    Het secretariaat van het comité voorziet besluiten of aanbevelingen van een volgnummer, vermeldt de datum van vaststelling en geeft een beschrijving van het onderwerp, en verspreidt ze onder de leden van het comité. In elk besluit wordt de datum van inwerkingtreding vermeld.
  • 5. 
    De door het comité vastgestelde besluiten en aanbevelingen worden geauthenticeerd door twee door de voorzitters van het comité ondertekende authentieke exemplaren.

Artikel 12

Openbaarheid en vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De vergaderingen van het comité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.
  • 2. 
    Wanneer een partij informatie die zij ingevolge haar wet- en regelgeving als vertrouwelijk beschouwt, aan het comité voorlegt, wordt die informatie door de andere partij vertrouwelijk behandeld.
  • 3. 
    Elke partij kan beslissen de besluiten en aanbevelingen van het comité in haar publicatieblad of staatsblad bekend te maken.

Artikel 13

Kosten

  • 1. 
    Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfskosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met de deelname aan vergaderingen van het comité.
  • 2. 
    Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergadering optreedt.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.