Verordening 2014/1221 - Vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

1.

Wettekst

15.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/16

 

VERORDENING (EU) Nr. 1221/2014 VAN DE RAAD

van 10 november 2014

tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden moet vaststellen.

 

(2)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet bij het vaststellen van instandhoudingsmaatregelen wordt rekening gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) en van andere adviesinstanties, alsmede adviezen die zijn ontvangen van de adviesraden.

 

(3)

De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserijtak wordt gegarandeerd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

 

(4)

Daarom moeten de totaal toegestane vangsten (total allowable catches — TAC's) worden vastgesteld, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 en de in overweging 2 vermelde beginselen.

 

(5)

Voor kleine pelagische visserijen (haring en sprot) en de kabeljauw- en de zalmvisserij in de Oostzee wordt de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting van toepassing met ingang van 1 januari 2015. In artikel 16, lid 2, van die verordening is bepaald dat, wanneer de aanlandingsverplichting met betrekking tot een visbestand is ingevoerd, de vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld met inachtneming van het feit dat vangstmogelijkheden niet meer worden vastgesteld als afspiegeling van de aanlanding maar als afspiegeling van de vangsten.

 

(6)

Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de vangstmogelijkheden volgens de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (2) (het „plan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee”).

 

(7)

In het wetenschappelijk advies dat door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is verstrekt voor de visserijinspanning voor kabeljauw in de Oostzee staat dat, wanneer voor een specifiek bestand een aanlandingsverplichting geldt, het vaststellen van lagere beperkingen van de visserijinspanning niet zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarom is het raadzaam de beperkingen van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de ICES-deelsectoren 22-24 op het niveau van 2014 vast te stellen. Door de beperking van de visserijinspanning vast te stellen op het niveau van 2014 zal de invoering van de aanlandingsverplichting worden vergemakkelijkt en zullen de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013 beter kunnen worden verwezenlijkt.

 

(8)

Uit het verstrekte wetenschappelijke advies blijkt dat er ruimte bestaat om de visserijinspanning voor het kabeljauwbestand in de ICES-deelsectoren 22-24 in de Oostzee flexibel te beheren, zonder dat daarbij de doelstellingen van het plan voor de Baltische kabeljauwbestanden in het gedrang komen en zonder dat de visserijsterfte zal toenemen. Deze flexibiliteit zou het mogelijk maken om de visserijinspanning efficiënter te beheren wanneer de quota niet gelijk over de vloot van een lidstaat zijn verdeeld, en om snel te reageren wanneer quota worden uitgewisseld. Daarom moet een lidstaat de mogelijkheid krijgen om aan vissersvaartuigen die zijn vlag voeren extra buitengaatse dagen toe te kennen indien een gelijk aantal buitengaatse dagen wordt afgenomen van andere vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren.

 

(9)

Uit recent wetenschappelijk advies blijkt dat ICES de biologische referentiepunten voor de kabeljauwbestanden in de ICES-deelsectoren 25-32 niet kon vaststellen; de ICES heeft als alternatief aanbevolen om de TAC voor dit kabeljauwbestand vast te stellen aan de hand van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. Bij gebrek aan biologische referentiepunten is het onmogelijk om de vangstmogelijkheden voor de kabeljauwbestanden in de ICES-deelsectoren 25-32 volgens de voorschriften vast te stellen. Aangezien de duurzaamheid van dat bestand ernstig in gevaar kan komen wanneer geen vangstmogelijkheden worden bepaald, is het raadzaam de TAC's voor die kabeljauwbestanden vast te stellen op een niveau dat overeenstemt met de benadering die door de ICES is ontwikkeld en aanbevolen en de beperking van de visserijinspanning vast te stellen op het niveau van 2014. Door de beperking van de visserijinspanning vast te stellen op het niveau van 2014 zal de invoering van de aanlandingsverplichting worden vergemakkelijkt, zal er selectiever worden gevist en zullen de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013 beter kunnen worden verwezenlijkt.

 

(10)

De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening, betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de mededeling van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moeten de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

 

(11)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 (4) van de Raad zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer op grond van artikel 3 en artikel 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad, bij de vaststelling van de TAC's, op basis van onder meer de biologische toestand van de bestanden voor welke bestanden de artikelen 3 of 4 niet van toepassing zijn. Recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en tot een verslechtering in de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden bepaald dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

(12)

Het wetenschappelijk advies voor sprot in de Noordzee bestrijkt de periode van juli tot en met juni van het daaropvolgende jaar, ook al worden de TAC's vastgesteld voor de periode van januari tot december. Uit het meest recente wetenschappelijk advies, voor de periode van juli 2014 tot juni 2015, blijkt dat de TAC's aanzienlijk kunnen worden verhoogd. Daardoor is er in de tweede helft van 2014 meer sprot beschikbaar dan was voorzien. Aangezien dit bestand aan een analytische evaluatie is onderworpen en zich binnen biologisch veilige grenzen bevindt, zijn de voorwaarden voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 die jaarflexibiliteit van de quota toelaten, vervuld, en moeten deze artikelen kunnen worden toegepast om de visserijen in staat te stellen de verhoogde beschikbaarheid van sprot zo efficiënt mogelijk te benutten. Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(13)

Momenteel laat Verordening (EU) nr. 43/2014 toe dat een lidstaat niet gebruikte hoeveelheden ten belope van tot 10 % van de in 2014 voor hem beschikbare quota in 2015 gebruikt voor bepaalde bestanden. Op 6 augustus 2014 heeft de Russische Federatie een embargo op de invoer van bepaalde landbouw- en visserijproducten uit de Unie opgelegd. Bijgevolg is de uitvoer van bepaalde producten die de producenten voor het najaar van 2014 voor Rusland hadden bestemd, onmogelijk geworden, en in sommige gevallen kan op korte termijn geen alternatieve markt worden gevonden. Gezien deze uitzonderlijke omstandigheden en de urgentie van de zaak is het noodzakelijk een aantal aanpassingen toe te laten voor het visseizoen 2014. Gezien het positieve wetenschappelijke advies en de positieve benadering van de betrokken kuststaten, is het raadzaam om bij wijze van uitzondering, en alleen voor de bestanden die het ergst of het meest rechtstreeks door het Russische embargo worden getroffen, een verhoging toe te staan van het percentage van de in 2014 niet gebruikte hoeveelheden dat kan worden overgedragen naar 2015. Deze uitzonderlijke maatregel is beperkt tot het visseizoen 2014. Naar verwachting zouden met die maatregel nieuwe markten kunnen worden gevonden of zouden de vangsten kunnen worden aangepast, indien het embargo in 2015 nog van kracht is. Om dezelfde redenen moet een overeenkomstige mogelijkheid tot het overdragen van niet-gebruikte vangstmogelijkheden worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 1180/2013 van de Raad (5). De Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(14)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015 worden geopend. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden. Gezien de in overweging 13 uiteengezette redenen moeten de bepalingen betreffende de mogelijkheid van overdracht van vangstmogelijkheden die in 2014 niet benut werden toepasselijk zijn met ingang van 1 januari 2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2015 de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op Unievissersvaartuigen die actief zijn in de Oostzee.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. 
    „ICES”: de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee;
  • 2. 
    „Oostzee”: de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;
  • 3. 
    „deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (6);
  • 4. 
    „vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee;
  • 5. 
    „Unievissersvaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
  • 6. 
    „visserijinspanning”: het product van de capaciteit en de activiteit van een vissersvaartuig; voor een groep vissersvaartuigen is dit de som van de visserijinspanning van alle vissersvaartuigen in de groep;
  • 7. 
    „bestand”: in een bepaald beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee;
  • 8. 
    „totaal toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die mag worden:
 

i)

gevangen in één jaar, in de visserijen waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, of

 

ii)

aangeland in één jaar, in de visserijen waarop de aanlandingsverplichting niet van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

  • 9. 
    „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;
  • 10. 
    „buitengaats doorgebrachte dagen”: elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode waarin het vissersvaartuig zich niet in de haven bevindt.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC's en toewijzingen

De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen over toewijzingen van vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

 

a)

het uitwisselen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

 

c)

extra aanlandingen die worden toegestaan in het kader van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

d)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen in het kader van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

e)

kortingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten waarop de aanlandingsverplichting niet van toepassing is

Vangsten en bijvangsten van schol mogen slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland indien deze zijn bovengehaald door Unievissersvaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat die over een niet-opgebruikt quotum beschikt.

Artikel 7

Beperkingen van de visserijinspanning

De beperkingen van de visserijinspanning worden vastgesteld in bijlage II.

HOOFDSTUK III

FLEXIBILITEIT BIJ DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR BEPAALDE BESTANDEN

Artikel 8

Wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014

Verordening (EU) nr. 43/2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Artikel 18 bis wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 worden de volgende alinea's ingevoegd:

 

„m)

haring in de sectoren VIIa, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk;

 

n)

horsmakreel in wateren van de Unie van IIa, IVa, VI, VIIa/c, VIIe/k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; in wateren van de Unie en internationale wateren van Vb; in internationale wateren van XII en XIV.”

;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„7.   In afwijking van lid 4 wordt het percentage van 10 % verhoogd met 15 % extra ten aanzien van de in lid 1, onder c), d), f), g), j), k), m) en n) bedoelde bestanden.”

.

 

2.

In bijlage IA wordt de tabel voor sprot en bijvangsten in de wateren van de Unie van IIa en IV vervangen door:

 

„Soort:

Sprot en bijvangsten

Sprattus sprattus

Gebied:

Wateren van de Unie van IIa en IV

(SPR/2AC4-C)

België

1 546 (8)

   

Denemarken

122 383 (8)

   

Duitsland

1 546 (8)

   

Frankrijk

1 546 (8)

   

Nederland

1 546 (8)

   

Zweden

1 330 (7)  (8)

   

Verenigd Koninkrijk

5 103 (8)

   

Unie

135 000

   

Noorwegen

9 000

   

TAC

144 000

 

Analytische TAC

Artikel 9

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1180/2013

Verordening (EU) nr. 1180/2013 wordt gewijzigd als volgt:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:
 

a)

haring in de ICES-deelsectoren 30-31;

 

b)

haring in de Uniewateren van de ICES-deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32;

 

c)

haring in ICES-deelsector 28.1;

 

d)

sprot in de Uniewateren van de ICES-deelsectoren 22-32.

  • 2. 
    Hoeveelheden tot 25 % van de quota van een lidstaat voor de in lid 1 genoemde bestanden die in 2014 niet zijn gebruikt, worden meegenomen in de berekening van de quota van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2015. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9), en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.
  • 3. 
    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 voor de betrokken lidstaten niet van toepassing op de in lid 1 van dit artikel vermelde bestanden.
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

 

2)

In bijlage I wordt de volgende voetnoot opgenomen met betrekking tot de vermeldingen voor de volgende bestanden: haring in de deelsectoren 30-31; haring in de Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32; haring in deelsector 28.1; sprot in de Uniewateren van de deelsectoren 22-32:

„Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.”

.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de gevangen of aangelande hoeveelheden vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 11

Flexibiliteit

  • 1. 
    Tenzij anders vermeld in bijlage I bij deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel zijn vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld.
  • 2. 
    Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruik maakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

De artikelen 8 en 9 zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    MARTINA
 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1180/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (PB L 313 van 22.11.2013, blz. 4).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).
  • (7) 
    Inclusief zandspieringen.
  • (8) 
    Ten minste 98 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 2 % van het quotum (OTH/*2AC4C).”
 

BIJLAGE I

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC'S VOOR UNIEVISSERSVAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC'S GELDEN

Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31.

Finland

129 923

   

Zweden

28 547

   

Unie

158 470

   

TAC

158 470

 

Analytische TAC

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 22-24

HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

Denemarken

3 115

   

Duitsland

12 259

   

Finland

2

   

Polen

2 891

   

Zweden

3 953

   

Unie

22 220

   

TAC

22 220

 

Analytische TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32.

Denemarken

3 596

   

Duitsland

953

   

Estland

18 363

   

Finland

35 845

   

Letland

4 532

   

Litouwen

4 772

   

Polen

40 723

   

Zweden

54 667

   

Unie

163 451

   

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsector 28.1

HER/03D.RG

Estland

17 908

   

Letland

20 872

   

Unie

38 780

   

TAC

38 780

 

Analytische TAC

 

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-32

COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

Denemarken

11 814

   

Duitsland

4 700

   

Estland

1 151

   

Finland

904

   

Letland

4 393

   

Litouwen

2 894

   

Polen

13 603

   

Zweden

11 969

   

Unie

51 429

   

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Deelsectoren 22-24

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Denemarken

6 941

   

Duitsland

3 393

   

Estland

154

   

Finland

136

   

Letland

574

   

Litouwen

372

   

Polen

1 857

   

Zweden

2 473

   

Unie

15 900

   

TAC

15 900

 

Analytische TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

Denemarken

2 443

   

Duitsland

271

   

Polen

511

   

Zweden

184

   

Unie

3 409

   

TAC

3 409

 

Voorzorgs-TAC

 

Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-31

SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

Denemarken

19 879 (1)

   

Duitsland

2 212 (1)

   

Estland

2 020 (1)

   

Finland

24 787 (1)

   

Letland

12 644 (1)

   

Litouwen

1 486 (1)

   

Polen

6 030 (1)

   

Zweden

26 870 (1)

   

Unie

95 928 (1)

   

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van deelsector 32

SAL/3D32.

Estland

1 344 (2)

   

Finland

11 762 (2)

   

Unie

13 106 (2)

   

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

 

Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

Denemarken

21 068

   

Duitsland

13 347

   

Estland

24 465

   

Finland

11 029

   

Letland

29 548

   

Litouwen

10 689

   

Polen

62 706

   

Zweden

40 729

   

Unie

213 581

   

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

 

  • (1) 
    Aantal stuks
  • (2) 
    Aantal stuks
 

BIJLAGE II

BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

 

1.

De lidstaten wijzen onder hun vlag varende vissersvaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 90 mm, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 90 mm, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, het recht toe om:

 

a)

tot 147 dagen buitengaats door te brengen in de ICES-deelsectoren 22-24, behalve in de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

 

b)

tot 146 dagen buitengaats door te brengen in de ICES-deelsectoren 25-28, behalve in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

 

2.

Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vissersvaartuig zich in de twee in punt 1, onder a) en b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van die twee gebieden is toegekend.

 

3.

In afwijking van de punten 1 en 2 kan een lidstaat, wanneer dat voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden noodzakelijk is, extra buitengaats doorgebrachte dagen aan onder zijn vlag varende vaartuigen toekennen mits een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere onder zijn vlag varende vissersvaartuigen waarvoor in hetzelfde gebied een inspanningsbeperking geldt, en mits de in kW uitgedrukte capaciteit van de vissersvaartuigen die dagen afgeven, op zijn minst zo groot is als die van de vaartuigen die dagen ontvangen. Het aantal vissersvaartuigen dat dagen ontvangt, mag maximaal 15 % uitmaken van het totale aantal vissersvaartuigen van de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 1.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.