Verordening 2014/1385 - Verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de visserijovereenkomst met Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie

1.

Wettekst

24.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 369/31

 

VERORDENING (EU) Nr. 1385/2014 VAN DE RAAD

van 15 december 2014

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 19 december 2006 heeft de Raad door de vaststelling van Verordening (EG) nr. 2027/2006 (1) zijn goedkeuring gehecht aan de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (hierna „overeenkomst” genoemd).

 

(2)

Op 28 augustus 2014 is een nieuw protocol (2) (hierna „protocol” genoemd) bij de overeenkomst geparafeerd. Bij dit nieuwe protocol zijn aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toegekend in de visserijzone waar de Republiek Kaapverdië soevereiniteit uitoefent of jurisdictie heeft.

 

(3)

Op 15 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/948/EU (3) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld.

 

(4)

De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor de volledige looptijd van het protocol.

 

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (4) moet de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, moet dit beschouwd worden als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn moet door de Raad worden vastgesteld.

 

(6)

Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie hun visserijactiviteiten kunnen voortzetten, voorziet het protocol in de voorlopige toepassing ervan met ingang van de datum van de ondertekening van het protocol. Deze verordening dient dan ook van toepassing te zijn met ingang van diezelfde datum,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het protocol worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
 

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

 

Spanje

16 vaartuigen

Frankrijk

12 vaartuigen

 

b)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

 

Spanje

23 vaartuigen

Frankrijk

7 vaartuigen

 

c)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

 

Spanje

7 vaartuigen

Frankrijk

4 vaartuigen

Portugal

2 vaartuigen

  • 2. 
    De overeenkomst laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 onverlet.
  • 3. 
    Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle krachtens het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
  • 4. 
    De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarin de lidstaten moeten bevestigen dat zij niet volledig gebruikmaken van de toegekende vangstmogelijkheden, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie hen ervan in kennis stelt dat de vangstmogelijkheden niet volledig worden benut.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    MARTINA
 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 2027/2006 van de Raad van 19 december 2006 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (2) 
    Protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (Zie blz. 3 van dit Publicatieblad).
  • (3) 
    Besluit 2014/948/EU van de Raad van 15 december 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (Zie blz. 1 van dit Publicatieblad).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.