Uitvoeringsbesluit 2016/339 - Harmonisering van de 2010-2025 MHz-frequentieband voor draagbare of mobiele draadloze videoverbindingen en draadloze camera's die worden gebruikt voor programmaproductie en speciale evenementen

1.

Wettekst

10.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 63/5

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/339 VAN DE COMMISSIE

van 8 maart 2016

betreffende de harmonisering van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband voor draagbare of mobiele draadloze videoverbindingen en draadloze camera's die worden gebruikt voor programmaproductie en speciale evenementen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 1197)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het gebruik van de 1 900-1 980 MHz-, 2 010-2 025 MHz- en 2 110-2 170 MHz-frequentiebanden (samen „de 2 GHz-band” genoemd) is gecoördineerd in het kader van Beschikking nr. 128/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). Deze beschikking was geldig tot 22 januari 2003, maar de lidstaten blijven dit gedeelte van het spectrum op geharmoniseerde wijze gebruiken.

 

(2)

Het gebruik van de gepaarde 1 920-1 980 MHz- en 2 110-2 170 MHz-subband („de gepaarde terrestrische 2 GHz-band”) is vervolgens geharmoniseerd op grond van Uitvoeringsbesluit 2012/688/EU van de Commissie (3) teneinde tegemoet te komen aan de technologische ontwikkeling en de beginselen van technologie- en dienstenneutraliteit.

 

(3)

Het ongepaarde gedeelte van de terrestrische 2 GHz-band, dat de 1 900-1 920 MHz- en 2 010-2 025 MHz-frequentiebanden omvat en is toegekend aan mobiele exploitanten in de Unie, is gedurende meer dan tien jaar in de meeste lidstaten niet voor mobiele netwerken gebruikt, waardoor waardevol spectrum onderbenut blijft. Deze onderbenutting rechtvaardigt nieuwe harmoniseringsmaatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat spectrum doeltreffend en efficiënt wordt gebruikt overeenkomstig de doelstellingen van het meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid („RSPP”) (4). Met deze maatregelen wordt in het bijzonder gestreefd naar voldoende spectrum om programmaproductie en speciale evenementen („programme making and special events”, „PMSE”) te ondersteunen, waarbij rekening wordt gehouden met de interne markt en de doelstelling betreffende de toegang tot cultuur alsmede de ontwikkeling van civiele bescherming en rampenbestrijding („public protection and disaster relief”, „PPDR”).

 

(4)

In het kader van het mandaat dat de Commissie in 2011 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Beschikking nr. 676/2002/EG heeft verstrekt in verband met de technische voorwaarden voor opties betreffende harmonisatie van spectrum voor draadloze radiomicrofoons en draadloze videocamera's (5) heeft de Europese Conferentie van post- en telecommunicatieadministraties („CEPT”) verslag 51 (6) uitgebracht, waarin de 2 010-2 025 MHz-frequentieband en andere frequentiebanden worden aangemerkt als mogelijk nieuw spectrum voor draadloze camera's en videoverbindingen, waarbij wordt opgemerkt dat aanvullende studies moeten worden verricht. De Commissie heeft CEPT daarom in oktober 2012 (7) een aanvullend mandaat gegeven om studies uit te voeren met betrekking tot geharmoniseerde technische voorwaarden voor de 1 900-1 920 MHz- en 2 010-2 025 MHz-frequentiebanden in de EU. In het kader daarvan heeft CEPT op 6 maart 2015 verslag 52 (8) uitgebracht, waarin alternatieve mogelijke toepassingen voor deze ongepaarde terrestrische 2 GHz-banden worden genoemd, zodat beleid kan worden uitgevoerd waarop in het RSPP met betrekking tot PMSE en PPDR de nadruk is gelegd.

 

(5)

Zoals vastgesteld in de CEPT-verslagen, kunnen de categorieën draagbare of mobiele draadloze videoverbindingen en draadloze camera's die kunnen worden gebruikt voor programmaproductie en speciale evenementen („video-PMSE”) onder meer het volgende omvatten: draadloze camera's, in draagbare of anderszins gemonteerde uitvoering, met geïntegreerde zenders of zenders met bevestigingsclip, voedingen en antennes voor het overdragen van video's van uitzendkwaliteit met geluidssignalen over korte afstanden, via een direct-zichtverbinding en via een niet-direct-zichtverbinding; draagbare videoverbindingen via kleine zenders voor toepassing over grotere afstanden, normaliter tot twee kilometer, en mobiele videoverbindingen zoals videotransmissiesystemen met in of op motorfietsen, racemotoren, fietsen, auto's, boten, helikopters, luchtschepen of andere luchtvaartuigen gemonteerde radiozenders en -ontvangers, waarbij een of beide verbindingsterminals kunnen worden gebruikt terwijl deze in beweging zijn.

 

(6)

Indien de 2 010-2 025 MHz-frequentieband wordt gebruikt voor videoverbindingen en draadloze camera's, levert dat technische en economische voordelen op in verband met de aangrenzende 2 025-2 110 MHz-frequentieband, die in een aantal lidstaten eveneens voor dergelijke verbindingen en draadloze camera's wordt gebruikt en in ERC-aanbeveling 25-10 (9) als aanbevolen afstemmingsband is aangemerkt. Aangezien in CEPT-verslag 52 wordt bevestigd dat video-PMSE gebruik kan maken van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband onder de technische voorwaarden die ook van toepassing zijn op PMSE-gebruik in de 2 025-2 110 MHz-band, zou het beschikbare spectrum voor videoverbindingen en draadloze camera's worden uitgebreid van een bereik van 85 MHz tot een bereik van 100 MHz.

 

(7)

Hoewel de 2 010-2 025 MHz-frequentieband in de meeste lidstaten al vele jaren niet aan mobiele exploitanten is toegewezen en evenmin door hen wordt gebruikt, wordt dit gedeelte van het spectrum in sommige gevallen gebruikt door bestaande diensten; deze situatie vergt een flexibele aanpak en lokale regelingen, waarbij rekening wordt gehouden met factoren zoals de locatie waarop het spectrum wordt gebruikt en de technische kenmerken van het gebruik van spectrum voor video-PMSE op de 2 010-2 025 MHz-frequentieband, zowel in de betrokken lidstaten als in de aangrenzende lidstaten.

 

(8)

Daarnaast dient de beschikbaarheid en het gebruik van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband voor video-PMSE niet-exclusief te zijn, zodat de lidstaten het gebruik van dat gedeelte van het spectrum voor andere soorten toepassingen, zoals civiele bescherming en rampenbestrijding of tijdelijke point-to-point videoverbindingen of industriële camera's, op nationaal niveau kunnen toestaan, mits dergelijke toepassingen voldoen aan de in dit besluit vastgelegde parameters.

 

(9)

Geharmoniseerde voorwaarden in de hele Unie kunnen bijdragen tot de totstandbrenging van een doeltreffende eengemaakte markt voor dergelijke toepassingen, waarbij zowel de EU-burgers als het bedrijfsleven kunnen profiteren van schaal- en andere voordelen, hetgeen aansluit bij de richtlijn betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (Richtlijn 1999/5/EG) van het Europees Parlement en de Raad (10) en de richtlijn betreffende radioapparatuur (Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad) (11).

 

(10)

Om ervoor te zorgen dat de 2 010-2 025 MHz-frequentieband op de lange termijn doeltreffend wordt gebruikt, moeten de lidstaten toezicht houden op het gebruik van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband en de Commissie in kennis stellen van hun bevindingen.

 

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het doel van dit besluit is het harmoniseren van de technische voorwaarden voor de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband voor video-PMSE op niet-exclusieve basis.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit worden onder „video-PMSE” draadloze videoverbindingen verstaan die draagbaar of mobiel kunnen zijn, alsmede draadloze camera's die voor programmaproductie en speciale evenementen worden gebruikt.

Artikel 3

Uiterlijk zes maanden na de datum van kennisgeving van dit besluit zorgen de lidstaten voor de toewijzing en de beschikbaarstelling, op niet-exclusieve basis, van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband voor video-PMSE, in overeenstemming met de in de bijlage vastgestelde parameters.

Indien op de datum waarop dit besluit in werking treedt interferentie met andere soorten spectrumgebruikers of diensten die gebruik mogen maken van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband wordt vastgesteld, kunnen de lidstaten het gebruik van video-PMSE op het desbetreffende gedeelte van de frequentieband in specifieke geografische gebieden overeenkomstig de bijlage beperken.

Artikel 4

De lidstaten houden toezicht op het gebruik van de 2 010-2 025 MHz-frequentieband en stellen de Commissie in kennis van hun bevindingen, waaronder informatie over de wijziging of intrekking van gebruiksrechten, zodat dit besluit zo nodig tijdig kan worden herzien.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2016.

Voor de Commissie

Günther OETTINGER

Lid van de Commissie

 

  • (2) 
    Beschikking nr. 128/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 1998 betreffende de gecoördineerde invoering van de derde generatie van mobiele draadloze communicatiesystemen (UMTS) in de Gemeenschap (PB L 17 van 22.1.1999, blz. 1).
  • (3) 
    Uitvoeringsbesluit 2012/688/EU van de Commissie van 5 november 2012 betreffende de harmonisering van de frequentiebanden 1 920-1 980 MHz en 2 110-2 170 MHz voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Unie (PB L 307 van 7.11.2012, blz. 84).
  • (4) 
    Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid (PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7).
  • (5) 
    Mandaat aan CEPT van 15 december 2011, RSCOM11-59 final.
  • (6) 
    Verslag „On technical conditions for ensuring the sustainable operation of cordless video-cameras”, op 8 november 2013 goedgekeurd door het Comité voor elektronische communicatie („ECC”).
  • (7) 
    RSCOM12-17 versie 3, goedgekeurd op 10 oktober 2012.
  • (8) 
    CEPT-verslag 52 aan de Europese Commissie in het kader van het mandaat om studies uit te voeren met betrekking tot de geharmoniseerde technische voorwaarden voor de 1 900-1 920 MHz- en 2 010-2 025 MHz-frequentiebanden („ongepaarde terrestrische 2 GHz-banden”) in de EU; verslag op 6 maart 2015 goedgekeurd door het ECC.
  • (9) 
    ERC-aanbeveling 25-10: „Frequency ranges for the use of temporary terrestrial audio and video Service Ancillary to Broadcasting/Services Ancillary to Programme making (SAP/SAB) links (incl.Electronic News Gathering and Outside Broadcasting (ENG/OB))”.
  • Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10).
  • Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62).
 

BIJLAGE

IN ARTIKEL 3 BEDOELDE PARAMETERS

Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder e.i.r.p. het equivalent isotroop uitgestraald vermogen verstaan, oftewel het product van het aan de antenne geleverde vermogen en de antenneversterking in een bepaalde richting ten opzichte van een isotrope antenne (absolute of isotrope versterking).

e.i.r.p. voor video-PMSE

 

Soort verbinding

e.i.r.p.

Draadloze camera

  • – 
    7 dBW

Draagbare videoverbinding

16 dBW

Mobiele videoverbinding

10 dBW

De toestemming voor de toegang tot spectrum kan hoofdzakelijk op grond van lokale regelingen worden verleend. In dergelijke lokale regelingen kan rekening worden gehouden met factoren zoals de locatie waarop spectrum wordt gebruikt en de technische kenmerken van het spectrumgebruik voor video-PMSE of voor bestaande diensten.

De lidstaten mogen de in de tabel vastgestelde e.i.r.p.-grenswaarden voor video-PMSE aanpassen, indien op grond van de lokale omstandigheden in de betrokken lidstaat en in de aangrenzende lidstaten hogere grenswaarden mogelijk zijn zonder aantasting van de co-existentie met bestaande diensten.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.