Besluit 2016/351 - Standpunt EU in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek van Jordanië om een WTO-ontheffing met betrekking tot de overgangsperiode voor de afschaffing van zijn uitvoersubsidieprogramma - Hoofdinhoud
11.3.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 65/63 |
BESLUIT (EU) 2016/351 VAN DE RAAD
van 4 maart 2016
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek van Jordanië om een WTO-ontheffing met betrekking tot de overgangsperiode voor de afschaffing van zijn uitvoersubsidieprogramma
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel IX, leden 3 en 4, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („de WTO-overeenkomst”) worden de procedures vastgesteld voor het verlenen van ontheffingen betreffende de multilaterale handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A, 1B of 1C bij de WTO-overeenkomst en de bijlagen daarbij. |
(2) |
Op 27 juli 2007 is aan Jordanië een verlenging verleend van de overgangsperiode voorzien in de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (de „SCM-overeenkomst”), met het oog op de afschaffing van zijn uitvoersubsidieprogramma in de vorm van een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de inkomstenbelasting op winsten uit de uitvoer van bepaalde producten. Die verlenging werd voortgezet tot en met 31 december 2013, met een overgangsperiode eindigend op 31 december 2015, in overeenstemming met de procedures voor voortzetting van verlengingen, overeenkomstig artikel 27, lid 4, van de SCM-overeenkomst, van de overgangsperiode overeenkomstig artikel 27, lid 2, onder b), van de SCM-overeenkomst voor bepaalde ontwikkelingslanden, |
(3) |
Overeenkomstig artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst heeft Jordanië een verzoek ingediend om ontheffing van de verplichte overgangsperiode als bedoeld in artikel 27, lid 4, van de SCM-overeenkomst, tot en met 31 december 2018, met betrekking tot zijn uitvoersubsidieprogramma. |
(4) |
De verlening van die ontheffing zou geen negatieve invloed hebben op de economie of de belangen van de Unie en zij zou Jordanië ondersteunen in zijn inspanningen om het hoofd te bieden aan de economische uitdagingen waarvoor het land zich gesteld ziet als gevolg van de problematische en onstabiele politieke situatie in de regio. |
(5) |
Daarom moet het standpunt worden vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de WTO ter ondersteuning van het ontheffingsverzoek van Jordanië, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie moet worden ingenomen, luidt dat steun wordt gegeven aan het verzoek van Jordanië tot verlenging van de overgangsperiode voor de afschaffing van zijn uitvoersubsidieprogramma tot en met 31 december 2018 in overeenstemming met de voorwaarden in dat verzoek.
Dit standpunt zal door de Commissie tot uitdrukking worden gebracht.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 4 maart 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
S.A.M. DIJKSMA
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.