Besluit 2016/1366 - Bevestiging van de deelneming van Estland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

1.

Wettekst

11.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 216/23

 

BESLUIT (EU) 2016/1366 VAN DE COMMISSIE

van 10 augustus 2016

houdende bevestiging van de deelneming van Estland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 328, lid 1, en artikel 331, lid 1,

Gezien Besluit 2010/405/EU van de Raad van 12 juli 2010 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (2),

Gezien het feit dat Estland heeft meegedeeld dat het voornemens is deel te nemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 12 juli 2010 besloot de Raad machtiging te verlenen voor nauwere samenwerking tussen België, Bulgarije, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en Slovenië op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

 

(2)

Op 20 december 2010 stelde de Raad Verordening (EU) nr. 1259/2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed vast.

 

(3)

Op 21 november 2012 stelde de Commissie Besluit 2012/714/EU houdende bevestiging van de deelneming van Litouwen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed vast (3).

 

(4)

Op 27 januari 2014 stelde de Commissie Besluit 2014/39/EU houdende bevestiging van de deelneming van Griekenland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed vast (4).

 

(5)

Estland heeft meegedeeld dat het voornemens is deel te nemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed en dat bij brief van 13 april 2016, die de Commissie heeft geregistreerd op 18 april 2016.

 

(6)

De Commissie merkt op dat noch Besluit 2010/405/EU noch Verordening (EU) nr. 1259/2010 specifieke voorwaarden voorschrijft voor de deelneming aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed en dat de deelneming van Estland de voordelen van deze nauwere samenwerking moet versterken.

 

(7)

De deelneming van Estland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed moet derhalve worden bevestigd.

 

(8)

De Commissie moet voor Estland de nodige overgangsmaatregelen vaststellen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1259/2010.

 

(9)

Verordening (EU) nr. 1259/2010 moet in Estland in werking treden op de dag volgende op die van de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Deelneming van Estland aan de nauwere samenwerking

  • 1. 
    De deelneming van Estland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, waartoe bij Besluit 2010/405/EU machtiging is verleend, wordt bevestigd.
  • 2. 
    Verordening (EU) nr. 1259/2010 is conform dit besluit van toepassing op Estland.

Artikel 2

Door Estland te verstrekken informatie

Uiterlijk op 11 mei 2017 stelt Estland de Commissie, in voorkomend geval, in kennis van zijn nationale bepalingen inzake:

 

(a)

de vormvoorschriften die van toepassing zijn op rechtskeuzeovereenkomsten in de zin van artikel 7, leden 2 tot en met 4, van Verordening (EU) nr. 1259/2010; alsmede

 

(b)

de mogelijkheid om rechtskeuze uit te oefenen overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1259/2010.

Artikel 3

Overgangsbepalingen voor Estland

  • 1. 
    Verordening (EU) nr. 1259/2010 geldt in Estland slechts voor rechtszaken die worden ingeleid na 11 februari 2018 en voor de overeenkomsten welke vanaf die datum op grond van artikel 5 van die verordening worden gesloten.

Een rechtskeuzeovereenkomst die vóór 11 februari 2018 is gesloten, heeft voor Estland echter eveneens uitwerking indien zij voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) nr. 1259/2010.

  • 2. 
    Verordening (EU) nr. 1259/2010 laat voor Estland onverlet de rechtskeuzeovereenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig het recht van de deelnemende lidstaat waar de zaak vóór 11 februari 2018 aanhangig is gemaakt.

Artikel 4

Inwerkingtreding en datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 1259/2010 in Estland

Verordening (EU) nr. 1259/2010 treedt in Estland in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie,

Verordening (EU) nr. 1259/2010 is van toepassing op Estland met ingang van 11 februari 2018.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 augustus 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.