Verordening 2017/135 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/1903 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden die in de Oostzee van toepassing zijn

1.

Wettekst

27.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 22/1

 

VERORDENING (EU) 2017/135 VAN DE RAAD

van 23 januari 2017

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1903 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden die in de Oostzee van toepassing zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EU) 2016/1903 van de Raad (1) zijn de vangstmogelijkheden vastgesteld voor kabeljauw in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 24 („het kabeljauwbestand in het westelijk deel van de Oostzee”) in de perioden 1 januari tot en met 31 januari 2017 en 1 april tot en met 31 december 2017.

 

(2)

In december 2016 heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn wetenschappelijke beoordeling van de gevolgen van de visserijsluiting voor het kabeljauwbestand in het westelijk deel van de Oostzee in de periode 1 februari tot en met 31 maart 2017 gepubliceerd. Uit die beoordeling bleek dat de sluiting inderdaad gunstig zal uitpakken voor dat bestand.

 

(3)

De sluiting waarin Verordening (EU) 2016/1903 voorziet, geldt ook voor kabeljauwvisserijen van vissersvaartuigen van minder dan 15 meter lang over alles in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter. In de WTECV-beoordeling wordt echter ook vermeld dat de beperking van de kabeljauwvisserij in deze gebieden door deze vaartuigen niet significant bijdraagt tot het herstel van het betrokken bestand.

 

(4)

Voorts kan een volledige onthouding van de vangstmogelijkheden in het westelijk deel van de Oostzee een ongewenst effect sorteren op andere kabeljauwbestanden in de Oostzee, en met name in het oostelijk deel van de Oostzee, omdat visserijactiviteiten dan mogelijk worden verplaatst.

 

(5)

Bovendien kan, wanneer vaartuigen van minder dan 15 meter lang over alles in zeegebieden met een diepte van minder dan twintig meter mogen vissen, een beperkt aantal vissers blijven vissen op andere soorten dan kabeljauw.

 

(6)

Daarom is het in verhouding om vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter het recht te verlenen om in ondiep water (tot twintig meter diep) te vissen.

 

(7)

Vanwege de hoge vangstcapaciteit van spantrawlvaartuigen mogen voor dergelijke vaartuigen echter geen vangstmogelijkheden beschikbaar komen, ongeacht de lengte ervan.

 

(8)

Met het oog op een effectieve controle en monitoring van het visserijgebied van minder dan twintig meter diep moet ervoor worden gezorgd dat alle betrokken vaartuigen overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (2) zijn uitgerust met een volgsysteem voor vissersvaartuigen. Derhalve mag artikel 9, lid 5, van die verordening, waarin is bepaald dat de lidstaten vissersvaartuigen met een lengte over alles van 15 meter mogen vrijstellen van de verplichting met een dergelijk systeem te zijn uitgerust, niet gelden voor kabeljauwvisserijen in het westelijk deel van de Oostzee.

 

(9)

Om een duurzame exploitatie van het kabeljauwbestand in het westelijk deel van de Oostzee overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en van de Raad (3) te waarborgen, mag de in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (4) bedoelde jaarflexibiliteit in de aanlandingsverplichting niet gelden voor dat bestand.

 

(10)

Verordening (EU) 2016/1903 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(11)

Het bij Verordening (EU) 2016/1903 ingestelde verbod op de kabeljauwvisserij in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 24 zal op 1 februari 2017 van kracht worden. Om ten volle effect te sorteren, moet de onderhavige verordening dus vanaf die datum van toepassing zijn en op de datum na de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij Verordening (EU) 2016/1903 wordt de tabel voor kabeljauw in de ICES-deelsectoren 22 tot en met 24 vervangen door de volgende tabel:

 

„Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(COD/3BC+24)

Denemarken

2 444

   

Duitsland

1 194

   

Estland

54

   

Finland

48

   

Letland

202

   

Litouwen

131

   

Polen

654

   

Zweden

870

   

Unie

5 597

   

TAC

5 597  (5)

 

Analytische TAC.

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is niet van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

  • R. 
    GALDES
 

  • (1) 
    Verordening (EU) 2016/1903 van de Raad van 28 oktober 2016 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordening (EU) 2016/72 (PB L 295 van 29.10.2016, blz. 1).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1)
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (5) 
    Dit quotum mag worden gevangen van 1 januari tot en met 31 januari 2017 en van 1 april tot en met 31 december 2017. Vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter (behalve spantrawlvaartuigen) die overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn uitgerust met een volgsysteem voor vissersvaartuigen, mogen dit quotum echter ook van 1 februari tot en met 31 maart 2017 vangen in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter. Artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is dan niet van toepassing.”.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.