Financieel reglement van de Raad van 27 maart 2003 van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003Q0401(01)

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003Q0401(01)

Financieel reglement van de Raad van 27 maart 2003 van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

Publicatieblad Nr. L 083 van 01/04/2003 blz. 0001 - 0031

Financieel reglement van de Raad

van 27 maart 2003

van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(1) ("ACS-EG-overeenkomst"),

Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Gemeenschap ("LGO-besluit")(2),

Gelet op het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000 en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het EG-Verdrag van toepassing zijn(3) ("Intern Akkoord"), en met name op artikel 31,

Gezien het voorstel van de Commissie(4),

Gezien het advies van de Rekenkamer(5),

Gezien het advies van de Europese Investeringsbank,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Het is dienstig vast te leggen op welke wijze de lidstaten hun bijdragen storten in het 9e Europees Ontwikkelingsfonds ("EOF"), ingesteld bij het Intern Akkoord.
  • (2) 
    Voorts dient de wijze waarop de Rekenkamer haar bevoegdheden ten aanzien van het EOF moet uitoefenen, te worden bepaald.
  • (3) 
    De bepalingen betreffende de controle door de Rekenkamer van de door de Bank beheerde middelen zijn in overeenstemming met de contractuele aard van de uit hoofde van artikel 248 van het Verdrag gesloten Tripartiete Overeenkomst.
  • (4) 
    De behandeling van eventuele resterende saldi van eerdere EOF's moet worden geregeld, met name wat betreft de overdracht ervan naar het 9e EOF, de toewijzing ervan aan de verschillende samenwerkingsinstrumenten waarin de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit voorzien, alsook de regels voor de tenuitvoerlegging ervan.
  • (5) 
    Het is noodzakelijk de samenhang tussen dit reglement en de door de Commissie vastgestelde maatregelen tot uitvoering van het LGO-besluit te waarborgen.
  • (6) 
    Er dient te worden gezorgd voor een adequate, snelle en doeltreffende uitvoering van de in het kader van de ACS-EG-overeenkomst gefinancierde programma's en projecten en van doorzichtige en gemakkelijk toe te passen beheersprocedures die decentralisatie van de taken en verantwoordelijkheden mogelijk moeten maken.
  • (7) 
    Bij Besluit 2/2002 van de ACS-EG-Raad van Ministers van 7 oktober 2002 betreffende de uitvoering van de artikelen 28, 29 en 30 van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou(6) zijn de algemene voorschriften, de algemene voorwaarden en de procedurevoorschriften voor bemiddeling en arbitrage inzake door het EOF gefinancierde opdrachten voor werken, leveringen en diensten vastgesteld.
  • (8) 
    Er dient te worden geregeld op welke wijze de door de Commissie aangewezen hoofdordonnateur van het EOF, die met name verantwoordelijk is voor de controle van de uit het EOF gefinancierde uitgaven, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur de maatregelen neemt die nodig zijn voor een goede uitvoering van de activiteiten.
  • (9) 
    Voorzover mogelijk dient Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7) ("Financieel Reglement") als centraal element van de hervorming van het intern beheer van de Commissie in aanmerking te worden genomen bij de opstelling van het Financieel Reglement van het EOF, met name met het oog op een eventuele opneming van de middelen van het EOF in de algemene begroting van de Gemeenschappen. Door de Commissie kunnen bij de Raad voorstellen tot wijziging van dit reglement worden ingediend in het licht van de ervaring met de toepassing ervan,

HEEFT HET VOLGENDE FINANCIEEL REGLEMENT VASTGESTELD:

DEEL I

HOOFDBEPALINGEN

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

DOEL

Artikel 1

  • 1. 
    Dit reglement regelt de vaststelling en de financiële uitvoering van de middelen van het 9e EOF.
  • 2. 
    De Commissie neemt de in artikel 57 van de ACS-EG-overeenkomst en in het LGO-besluit omschreven verantwoordelijkheden op zich. Daartoe draagt zij zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen met de middelen van het EOF die in de vorm van niet-terugvorderbare steun worden toegekend, met uitzondering van rentesubsidies, en verricht zij de betalingen overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.

Bij de toepassing van dit reglement handelt de Commissie op eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen van de toegekende middelen.

  • 3. 
    Namens de Gemeenschap beheert de EIB de investeringsfaciliteit, alsmede de rentesubsidies, en voert zij de desbetreffende verrichtingen uit overeenkomstig de voorschriften van deel II. Hierbij handelt de EIB uit naam en voor risico van de Gemeenschap.

De EIB zorgt voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de middelen van het EOF.

  • 4. 
    Dit deel en deel III zijn uitsluitend van toepassing op de financiële uitvoering van de door de Commissie beheerde middelen van het EOF. Deze bepalingen mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij voor de Commissie verplichtingen meebrengen voor de financiële uitvoering van de door de EIB beheerde middelen van het EOF.
  • 5. 
    Tenzij anders vermeld, worden verwijzingen in dit reglement naar ACS-staten geacht ook betrekking te hebben op organen of hun vertegenwoordigers als omschreven in de artikelen 13 en 14 bij de ACS-EG-overeenkomst, die zij naar behoren hebben gemachtigd tot uitoefening van hun verantwoordelijkheden in het kader van die overeenkomst.
  • 6. 
    Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.

HOOFDSTUK 2

REKENEENHEIDSBEGINSEL

Artikel 2

De middelen van het EOF worden in euro vastgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording.

Voor de in artikel 26 bedoelde kasbehoeften is de rekenplichtige evenwel gemachtigd transacties in euro, in andere valuta en in de nationale valuta te verrichten.

HOOFDSTUK 3

SPECIALITEITSBEGINSEL

Artikel 3

De middelen van het EOF worden gespecificeerd volgens de voornaamste samenwerkingsinstrumenten als omschreven in het financieel protocol bij de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit.

Voor de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan ("ACS-staten") zijn deze instrumenten vastgesteld bij het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-overeenkomst. Deze specificatie is tevens gebaseerd op de bepalingen van het Intern Akkoord en houdt rekening met de in artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord bedoelde reserve en de middelen die overeenkomstig artikel 4 van dat akkoord voor uitvoeringskosten worden gereserveerd.

Voor de landen en gebieden overzee ("LGO") zijn deze instrumenten vastgesteld in bijlage II A bij het LGO-besluit. Deze specificatie houdt tevens rekening met de in artikel 3, lid 3, van die bijlage bedoelde reserve en met de middelen die overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder c), van die bijlage voor studies of technische bijstand zijn bestemd.

HOOFDSTUK 4

BEGINSEL VAN GOED FINANCIEEL BEHEER

Artikel 4

  • 1. 
    De middelen van het EOF worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt.
  • 2. 
    Zuinigheid betekent dat de voor de activiteiten ingezette middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld.

Efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd.

Doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.

  • 3. 
    De doelstellingen worden vastgesteld en op de verwezenlijking ervan wordt toegezien door middel van meetbare indicatoren. Daartoe moet het gebruik van middelen van het EOF worden voorafgegaan door een beoordeling vooraf van de te ondernemen maatregel, en de maatregel moet aan een beoordeling achteraf worden onderworpen om na te gaan of de verwachte resultaten de gebruikte middelen rechtvaardigen.
  • 4. 
    De programma's of maatregelen worden geregeld aan een onderzoek onderworpen, met name met het oog op de raming van de in artikel 39, lid 1, bedoelde afroepingen van bijdragen, om te verifiëren dat zij verantwoord zijn.

HOOFDSTUK 5

TRANSPARANTIEBEGINSEL

Artikel 5

  • 1. 
    De middelen van het EOF worden vastgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.
  • 2. 
    De in artikel 10 van het Intern Akkoord bedoelde jaarlijkse ramingen van de vastleggingen en betalingen en de in artikel 96 van dit reglement bedoelde rekeningen van het EOF worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

TITEL II

MIDDELEN EN ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

HOOFDSTUK 1

SAMENSTELLING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 6

  • 1. 
    Het EOF is als volgt samengesteld:
  • a) 
    Het in artikel 1 van het Intern Akkoord vastgestelde bedrag;
  • b) 
    De eventuele resterende middelen van eerdere EOF's die overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van het Intern Akkoord worden vastgesteld, zoals gedefinieerd in deel III, titel I, van dit reglement.
  • 2. 
    De rentebaten uit de in lid 1 bedoelde middelen bij de in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst bedoelde betalingsgemachtigden in Europa worden gecrediteerd op een of meer op naam van de Commissie geopende bankrekeningen en gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van het Intern Akkoord en dit reglement.
  • 3. 
    De verdeling van de toewijzingen zoals vastgesteld door de ACS-EG-overeenkomst en het Intern Akkoord, wordt ter indicatie in de bijlage vermeld.

Artikel 7

Het in artikel 4 van het Intern Akkoord vastgestelde bedrag dient ter financiering van de kosten die de Commissie maakt ter uitvoering van de ACS-EG-overeenkomst. Dit bedrag wordt overeenkomstig de beginselen van artikel 9 van het Intern Akkoord gebruikt.

Deze middelen worden met name gebruikt ter versterking van de administratieve capaciteit van de Commissie en van haar delegaties, teneinde te voorzien in een soepele voorbereiding en uitvoering van de verrichtingen die uit het EOF worden gefinancierd.

HOOFDSTUK 2

BIJDRAGEN AAN HET EOF

Artikel 8

  • 1. 
    Ieder jaar stelt de Commissie de staat van de voor het volgende begrotingsjaar te verwachten betalingen, alsook het tijdschema voor het afroepen van de bijdragen vast en stelt zij de Raad hiervan uiterlijk 15 oktober in kennis, met inachtneming van de ramingen waarvan de Europese Investeringsbank (EIB) haar overeenkomstig artikel 121 in kennis stelt betreffende de door de Bank beheerde verrichtingen, inclusief rentesubsidies.

De Commissie verantwoordt het gevraagde bedrag op basis van haar vermogen om de voorgestelde middelen daadwerkelijk uit te geven. De EIB verantwoordt het gevraagde bedrag op basis van haar operationele behoeften. De Raad spreekt zich over deze verantwoordingen en over elke afroeping van een bijdrage uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van het Intern Akkoord en artikel 39 van dit reglement.

  • 2. 
    Voor de resterende middelen van eerdere EOF's die overeenkomstig artikel 6 naar het 9e EOF worden overgemaakt, worden de bijdragen van elke lidstaat berekend naar rata van zijn bijdrage aan het betrokken EOF.
  • 3. 
    De jaarlijkse ramingen van de bijdragen van de Commissie omvatten:
  • a) 
    haar ramingen van de vastleggingen voor het volgende begrotingsjaar, alsmede die van de EIB;
  • b) 
    haar ramingen van de vastleggingen en betalingen voor elk van de vier jaren volgende op het jaar waarop de afroeping van bijdragen betrekking heeft, alsmede die van de EIB. Het tijdschema wordt elk jaar opnieuw door de Raad onderzocht en goedgekeurd.

De financiële informatie over het EOF die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure door de Commissie aan de begrotingsautoriteit wordt verstrekt, met inbegrip van de ramingen van de bijdragen voor het lopende en het volgende begrotingsjaar, worden voor 15 juni ter beschikking van de Raad gesteld. Die informatie dient als basis voor een tussentijdse raming van de vastleggingen en betalingen.

  • 4. 
    Indien de bijdragen niet toereikend zijn om tijdens het desbetreffende begrotingsjaar in de daadwerkelijke behoeften van het EOF te voorzien, kan overeenkomstig artikel 10, lid 4, van het Intern Akkoord tot eventuele aanvullende stortingen worden besloten.
  • 5. 
    De storting van de bijdragen door de lidstaten geschiedt overeenkomstig artikel 38.

TITEL III

UITVOERING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 9

De Commissie kan haar bevoegdheden tot uitvoering van de middelen van het EOF binnen haar diensten delegeren onder de in dit reglement bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen die zij in het delegatiebesluit vaststelt. De delegatieverkrijgers kunnen slechts handelen binnen de grenzen van de hun uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.

Artikel 10

Het is alle financiële actoren zoals gedefinieerd in hoofdstuk 3 verboden enige handeling tot uitvoering van de middelen van het EOF te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Gemeenschap. Indien een dergelijk geval zich voordoet, dient de betrokken actor van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

Artikel 11

  • 1. 
    Teneinde de gang van zaken te bespoedigen, dient de Commissie, volgens de in artikel 24, leden 1 en 3, van het Intern Akkoord bedoelde procedures voor financieringsvoorstellen, financieringsvoorstellen in betreffende de goedkeuring van de algemene bedragen voor de financiering van de in artikel 16, lid 7, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst bedoelde activiteiten. Na goedkeuring van het voorstel kan de Commissie op grond van de algemene machtiging financieringsbesluiten nemen.
  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde financieringsvoorstellen moeten de doelstellingen worden vermeld en, in voorkomend geval, het verwachte effect van de communautaire bijdrage. Tevens moeten de haalbaarheid van de activiteiten, de opgedane ervaring en eerdere evaluaties, alsmede de coördinatie met andere donateurs worden vermeld.

HOOFDSTUK 2

WIJZE VAN UITVOERING

Artikel 12

De Commissie zorgt via gedecentraliseerd beheer met de ACS-staten voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst, met name wat betreft de gezamenlijke verantwoordelijkheid zoals bedoeld in artikel 57 van deze overeenkomst en de artikelen 34, 35 en 36 van bijlage IV bij die overeenkomst.

De Commissie zorgt via gedecentraliseerd beheer met de LGO voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF overeenkomstig de bepalingen van het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit.

In de in de ACS-EG-overeenkomst, het Intern Akkoord, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit bedoelde gevallen kan de Commissie ook op gecentraliseerde wijze zorgen voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

In bepaalde in de ACS-EG-overeenkomst, het Intern Akkoord, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit bedoelde specifieke gevallen kan de Commissie via gezamenlijk beheer met internationale organisaties zorgen voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.

De middelen van het EOF kunnen worden toegevoegd aan middelen uit andere bronnen om een gezamenlijke doelstelling te verwezenlijken.

Artikel 13

  • 1. 
    In het kader van het gedecentraliseerd beheer zorgt de Commissie overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.
  • 2. 
    De Commissie en de begunstigde ACS-staten of LGO:
  • a) 
    vergewissen zich er regelmatig van dat de uit de middelen van het EOF gefinancierde acties correct zijn uitgevoerd;
  • b) 
    nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen, waar van toepassing, vervolging in om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.
  • 3. 
    Om zich ervan te vergewissen dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de geldende regelgeving en binnen de grenzen van de bevoegdheden die deze regelgeving haar verleent, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen haar verantwoordelijkheden op zich te nemen overeenkomstig de ACS-EG-overeenkomst, met name ingevolge artikel 34, lid 1, van bijlage IV bij die overeenkomst inzake de controle van de uit de middelen van het EOF gefinancierde uitgaven, alsmede overeenkomstig het LGO-besluit, met name ingevolge de artikelen 20 en 32 van dat besluit.

De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van uit de middelen van het EOF gefinancierde acties door de ACS-staten en LGO. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf, controle achteraf of een gemengde procedure overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit.

  • 4. 
    Met inachtneming van de mate van decentralisatie die in de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit en de maatregelen ter uitvoering van dat besluit is overeengekomen, tracht de Commissie te bevorderen dat de begunstigde ACS-staten en de LGO bij de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer in acht nemen, en met name wat betreft de geleidelijke toepassing van de volgende punten:
  • a) 
    daadwerkelijke scheiding van de functies van afgifte van de betalingsopdracht en betaling;
  • b) 
    een doeltreffend intern systeem voor de controle van de beheerverrichtingen;
  • c) 
    procedures voor afzonderlijke rekening en verantwoording die aantonen op welke wijze de middelen van het EOF zijn gebruikt;
  • d) 
    een openbaar of particulier onafhankelijk extern controlesysteem;
  • e) 
    doorzichtige, niet-discriminerende en belangenconflicten uitsluitende procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten;
  • f) 
    voor de in artikel 80, lid 2, bedoelde uitvoering in direct eigen beheer passende bepalingen inzake beheer en controle van de rekeningen en de omschrijving van de verantwoordelijkheden van de beheerder en de rekenplichtige.

Voor de toepassing van de eerste alinea neemt de Commissie in overleg met de begunstigde ACS-staten en LGO in de in artikel 51, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten passende bepalingen op.

Artikel 14

  • 1. 
    Wanneer de Commissie de middelen van het EOF op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten, ofwel indirect overeenkomstig de leden 2 tot en met 7 van dit artikel en de artikelen 16 en 17 verricht.
  • 2. 
    De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit bezit, niet aan derden toevertrouwen wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald.

Het in de eerste alinea bepaalde geldt met name voor de in artikel 51, lid 2, bedoelde financieringsbesluiten.

Bij de in lid 3 bedoelde indirecte uitvoeringswijzen moeten de gedelegeerde uitvoeringstaken precies worden omschreven en gecontroleerd.

  • 3. 
    Binnen de grenzen van lid 2 mag de Commissie overheidstaken en met name financiële uitvoeringstaken toevertrouwen aan:
  • a) 
    uitvoeringsorganen in de zin van artikel 15;
  • b) 
    nationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbare dienstverleningstaak die voldoende financiële garanties bieden voor de uitvoering van de taken die hun overeenkomstig dit lid worden toevertrouwd.

De Commissie kan in het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval van programma's of projecten die door de lidstaten of hun uitvoeringsorganen worden medegefinancierd en die in overeenstemming zijn met de prioriteiten welke worden genoemd in de in hoofdstuk III van het Intern Akkoord en artikel 20 van het LGO-besluit bedoelde nationale samenwerkingsstrategieën, het beheer van de steun van de Gemeenschap aan de lidstaten of hun uitvoeringsorganen toevertrouwen. De Commissie kan uit de in artikel 1, lid 2, onder a), punten i) en ii), van het Intern Akkoord bedoelde middelen van het EOF een financiële vergoeding betalen voor de administratieve lasten.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde organen en entiteiten kunnen slechts met uitvoeringstaken worden belast indien blijkt dat de delegatie van de uitvoeringstaken voldoet aan de via een voorafgaande analyse vastgestelde vereisten van goed financieel beheer en dat het niet-discriminatiebeginsel in acht wordt genomen, en indien de zichtbaarheid van de bijdrage van de Gemeenschap ten volle wordt gewaarborgd. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen geen aanleiding geven tot belangenconflicten. Indien uit deze analyse blijkt dat de delegatie aan de vereisten van goed financieel beheer voldoet, wint de Commissie, voordat zij tot uitvoering ervan overgaat, het advies in van het in artikel 21 van het Intern Akkoord bedoelde Comité van het EOF. Het Comité van het EOF kan zich tevens uitspreken over de voorgenomen toepassing van de selectiecriteria.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde financiële garanties zijn met name van toepassing op de integrale terugvordering van de eventueel door de betrokken organen of entiteiten verschuldigde bedragen.

  • 4. 
    Bij de in lid 3 bedoelde indirecte uitvoeringswijzen moeten de met uitvoeringstaken belaste organen:
  • a) 
    zich er regelmatig van vergewissen dat de te financieren acties correct zijn uitgevoerd;
  • b) 
    de nodige maatregelen nemen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en, waar van toepassing, vervolging instellen om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.
  • 5. 
    De in lid 3 bedoelde besluiten waarbij uitvoeringstaken worden gedelegeerd, bevatten alle nodige bepalingen om de doorzichtigheid van de verrichte handelingen te garanderen en voorzien ten minste in:
  • a) 
    een onafhankelijke externe controle;
  • b) 
    een doelmatig systeem voor de interne controle van de beheerverrichtingen;
  • c) 
    een boekhouding van deze verrichtingen en procedures voor rekening en verantwoording om zich te verzekeren van een correct gebruik van de middelen van het EOF en om in de rekeningen de werkelijke benuttingsgraad weer te geven;
  • d) 
    procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en het toekennen van subsidies die in overeenstemming zijn met de titels IV en VI.

De Commissie kan de gelijkwaardigheid van de controle- en boekhoudsystemen en de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten van de in lid 3 bedoelde nationale organen met haar eigen regels erkennen, rekening houdend met de internationaal erkende normen.

  • 6. 
    De Commissie zorgt voor bewaking, evaluatie en controle van de uitvoering van de taken die aan de in lid 3 bedoelde organen zijn toevertrouwd. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) beschikt jegens deze organen over dezelfde bevoegdheden als jegens de diensten van de Commissie. De betrokken organen nemen de nodige maatregelen om het verrichten van interne onderzoeken door het OLAF te vergemakkelijken. Elke door deze organen verrichte handeling in verband met de financiële uitvoering van de middelen van het EOF, en met name elk besluit dat door hen wordt genomen of elke overeenkomst die door hen wordt gesloten, moet uitdrukkelijk voorzien in dezelfde controles als die waarin artikel 51, lid 4, voorziet.
  • 7. 
    De Commissie mag uitvoeringstaken ten aanzien van gelden uit middelen van het EOF, inclusief betaling en invordering, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen opdragen, met uitzondering van de in lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde organen of entiteiten.

Taken die door de Commissie contractueel aan andere privaatrechtelijke externe entiteiten of organen dan de in lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde organen of entiteiten kunnen worden opgedragen, zijn: technische expertises en administratieve, voorbereidende of bijkomende taken die geen overheidstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden.

Artikel 15

De uitvoeringsorganen zijn bij besluit van de Commissie opgerichte rechtspersonen naar gemeenschapsrecht waaraan, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie, de uitvoering geheel of gedeeltelijk kan worden gedelegeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van 19 december 2002 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van de communautaire programma's worden gedelegeerd(8) en waarin de voorwaarden en regelingen voor hun oprichting en werking worden omschreven.

Artikel 16

In het kader van gezamenlijk beheer met internationale organisaties passen deze organisaties inzake boekhouding, audit, controle en overheidsopdrachten normen toe die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen. De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van uit de middelen van het EOF gefinancierde maatregelen door internationale organisaties. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf, controle achteraf of een gemengde procedure.

HOOFDSTUK 3

FINANCIËLE ACTOREN

Afdeling 1

Beginsel van scheiding van functies

Artikel 17

  • 1. 
    De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en onderling onverenigbaar.
  • 2. 
    Tenzij anders aangegeven, gelden de verwijzingen in dit reglement naar de ordonnateur of de bevoegde ordonnateur als verwijzingen naar de ordonnateurs van de Commissie, omschreven in afdeling 2. Verwijzingen naar de rekenplichtige gelden als verwijzingen naar de rekenplichtigen van de Commissie, omschreven in afdeling 3.

Afdeling 2

Ordonnateur

Artikel 18

  • 1. 
    In het kader van de financiële uitvoering van de in artikel 9, lid 1, bedoelde verrichtingen oefent de Commissie de functies van ordonnateur uit.
  • 2. 
    De Commissie bepaalt aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij de functies van ordonnateur delegeert, en zij stelt de omvang van de toegekende bevoegdheden vast, alsmede de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te delegeren.
  • 3. 
    Overeenkomstig artikel 34 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst wijst de Commissie een gedelegeerd ordonnateur aan als hoofdordonnateur van het EOF. Zij stelt tevens zijn functies met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het LGO-besluit vast. De hoofdordonnateur kan zijn bevoegdheden aan gesubdelegeerde ordonnateurs delegeren.
  • 4. 
    Delegatie en subdelegatie van de functies van ordonnateur worden slechts toegestaan aan personeelsleden die onderworpen zijn aan het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen ("statuut").
  • 5. 
    De in deze titel vastgestelde bevoegdheidsregels zijn van toepassing op gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs. De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in het (sub)delegatiebesluit gestelde grenzen. Elk delegatiebesluit vermeldt de grenzen van de delegatie van bevoegdheden en, in voorkomend geval, de duur daarvan. De bevoegde gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur kan bij de vervulling van zijn taak worden bijgestaan door een of meer functionarissen die, onder de verantwoordelijkheid van eerstgenoemde, bepaalde handelingen verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van het EOF en de indiening van de rekeningen.
  • 6. 
    De delegatieverkrijgers, de rekenplichtige, de interne controleur en de Rekenkamer worden in kennis gesteld van de krachtens de leden 2, 3 en 5 genomen besluiten.

Artikel 19

De ordonnateur die met het beheer van de middelen van het EOF is belast, int de ontvangsten en verricht de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.

Artikel 20

  • 1. 
    Voor het verrichten van de uitgaven gaan de hoofdordonnateur en de gesubdelegeerde ordonnateurs vastleggingen aan, stellen zij de uitgaven betaalbaar, geven zij betalingsopdrachten en verrichten zij de voor de uitvoering van de middelen van het EOF vereiste voorafgaande handelingen.
  • 2. 
    De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van schuldvorderingsramingen, de vaststelling van de te innen rechten en de verstrekking van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.

Artikel 21

  • 1. 
    Met uitzondering van de gevallen van gecentraliseerd beheer worden de verrichtingen in verband met de uitvoering van programma's of projecten uitgevoerd door de nationale of regionale ordonnateur zoals gedefinieerd in artikel 35 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit, in nauwe samenwerking, in de ACS-staten, met het hoofd van de delegatie overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van die bijlage.
  • 2. 
    Het hoofd van de delegatie is een gesubdelegeerde ordonnateur die bij de uitoefening van de aan hem gedelegeerde bevoegdheden aan dit reglement onderworpen is. Hij ontvangt de nodige instructies en bevoegdheden voor de vervulling van zijn taken zoals omschreven in artikel 36 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

Artikel 22

  • 1. 
    De hoofdordonnateur neemt alle nodige maatregelen voor de toepassing van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en de artikelen 18 en 33 van het LGO-besluit en de bijlagen II A tot en met II D bij dat besluit.
  • 2. 
    De hoofdordonnateur neemt de nodige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat de nationale, regionale of territoriale ordonnateurs de taken vervullen waarmee zij krachtens de ACS-EG-overeenkomst, en met name bijlage IV, en het LGO-besluit of de maatregelen ter uitvoering van dat besluit zijn belast. Hij neemt, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur, de vastleggingsbesluiten en de financiële maatregelen die nodig zijn voor een in economisch en technisch opzicht goede uitvoering van de activiteiten.

Artikel 23

Indien de hoofdordonnateur kennis draagt van problemen bij de afwikkeling van de procedures voor het beheer van de middelen van het EOF, legt hij, in samenwerking met de nationale of regionale ordonnateur, alle contacten die nodig zijn om deze toestand te verhelpen en neemt hij in voorkomend geval alle nodige maatregelen, waaronder, wanneer de nationale of regionale ordonnateur zijn taken overeenkomstig de ACS-EG-overeenkomst niet vervult of niet kan vervullen, tijdelijke vervanging door de hoofdordonnateur. In dit geval kan de Commissie voor de extra administratieve last die zij draagt, een financiële vergoeding ontvangen ten laste van de aan de betrokken ACS-staat toegewezen middelen.

Elke maatregel die de hoofdordonnateur krachtens de eerste alinea neemt, wordt genomen namens en voor rekening van de betrokken nationale of regionale ordonnateur.

Artikel 24

  • 1. 
    De hoofdordonnateur voert, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken, inclusief, in voorkomend geval, verificaties achteraf. Voordat een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan gecontroleerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. Inleiding en verificatie vooraf en achteraf van een verrichting zijn gescheiden functies.
  • 2. 
    Elk personeelslid dat verantwoordelijk is voor de controle van het beheer van de financiële verrichtingen, bezit de vereiste beroepsbekwaamheden. Deze personeelsleden respecteren de specifieke beroepscode die door de Commissie wordt vastgesteld.
  • 3. 
    Elk bij het financieel beheer en de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid dat oordeelt dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepsregels waaraan dit personeelslid zich moet houden, deelt dit schriftelijk aan de hoofdordonnateur mede en, als deze laatste niet optreedt, aan de in artikel 35, lid 3, bedoelde instantie. In geval van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschappen kunnen schaden, waarschuwt dit personeelslid het OLAF en de bij het statuut aangewezen instanties.

Artikel 25

De hoofdordonnateur legt aan de Commissie verantwoording af van de uitoefening van zijn functies in een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van de relevante financiële informatie en beheersinformatie. Dit verslag vermeldt de resultaten van zijn verrichtingen in het licht van de hem gestelde doelstellingen, de met deze verrichtingen verbonden risico's, het gebruik van de hem ter beschikking gestelde middelen en de werking van het interne controlesysteem. De interne controleur van de Commissie neemt kennis van het jaarlijkse activiteitenverslag en van de andere genoemde informatie. De Commissie zendt elk jaar uiterlijk op 15 juni een samenvatting van het jaarlijkse activiteitenverslag van het vorige jaar aan het Europees Parlement en de Raad toe.

Afdeling 3

Rekenplichtige

Artikel 26

  • 1. 
    De rekenplichtige is belast met:
  • a) 
    de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;
  • b) 
    de voorbereiding en de indiening van de financiële staten en de staten over de financiële uitvoering overeenkomstig de artikelen 100 en 101;
  • c) 
    het voeren van de boekhouding:
  • i) 
    van de in artikel 6 bedoelde toewijzingen, met uitzondering van de investeringsfaciliteit en de rentesubsidies;
  • ii) 
    de in artikel 51 bedoelde vastleggingen;
  • iii) 
    de betalingen, ontvangsten en vorderingen;
  • d) 
    het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden en het rekeningstelsel overeenkomstig titel VII;
  • e) 
    het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de hoofdordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudkundige gegevens te verstrekken of te motiveren;
  • f) 
    het beheer van de kasmiddelen.
  • 2. 
    De rekenplichtige ontvangt van de hoofdordonnateur en de EIB, die de betrouwbaarheid ervan garanderen, elk voor hun deel, alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van de financiële uitvoering van de middelen van het EOF.
  • 3. 
    De rekenplichtige is hij als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en waardepapieren. Hij is aansprakelijk voor de bewaring ervan.

Artikel 27

De rekenplichtige wordt door de Commissie benoemd. Hij kan voor de uitvoering van zijn taken sommige van zijn functies delegeren aan onder zijn hiërarchische verantwoordelijkheid geplaatste personeelsleden die zijn onderworpen aan het statuut. In het delegatiebesluit worden de aan de delegatie verkrijgende personeelsleden toevertrouwde taken omschreven.

De delegatieverkrijgers, de hoofdordonnateur, de interne controleur en de Rekenkamer worden in kennis gesteld van de krachtens de eerste alinea genomen besluiten.

Afdeling 4

Betalingsgemachtigden

Artikel 28

Met het oog op het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 37, leden 1 en 4, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst of de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit, opent de rekenplichtige rekeningen bij financiële instellingen in de ACS-staten en de LGO, voor de betalingen in nationale valuta van de ACS-staten of in plaatselijke valuta van de LGO, en bij financiële instellingen in de lidstaten, voor de betalingen in euro en andere valuta's. In overeenstemming met artikel 37, lid 2, van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst is over de deposito's op rekeningen bij financiële instellingen in de ACS-staten en de LGO geen rente verschuldigd en ontvangen genoemde financiële instellingen geen vergoeding voor hun diensten. In overeenstemming met artikel 1, lid 3, van het Intern Akkoord is over deposito's op rekeningen bij financiële instellingen in de lidstaten rente verschuldigd, en wordt die rente gecrediteerd op een van de in dat artikel bedoelde rekeningen.

Artikel 29

De betrekkingen tussen de Commissie en de in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst en de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit bedoelde betalingsgemachtigden worden bij overeenkomst geregeld. Zodra deze overeenkomsten zijn ondertekend, wordt een exemplaar ervan ter informatie aan de Rekenkamer toegezonden.

Artikel 30

  • 1. 
    De Commissie schrijft van de overeenkomstig artikel 40, lid 3, geopende speciale rekeningen de bedragen over die nodig zijn voor het opbouwen van een tegoed op de krachtens artikel 28 op haar naam geopende rekeningen. Deze overschrijvingen worden verricht naar gelang van de behoeften aan kasmiddelen in verband met de projecten en programma's.
  • 2. 
    De Commissie tracht de bedragen die van de in artikel 40, lid 3, eerste alinea, bedoelde speciale rekeningen worden afgeschreven zodanig te verdelen dat de verdeling van haar tegoeden tussen deze rekeningen overeenkomstig de verhouding waarin de lidstaten aan het EOF bijdragen, gehandhaafd blijft.

Artikel 31

De handtekeningen van de ambtenaren en personeelsleden van de Commissie die gemachtigd zijn tot het uitvoeren van verrichtingen voor rekening van het EOF, worden bij de betrokken banken neergelegd bij de opening van de rekeningen of, voor nadien gemachtigde ambtenaren en personeelsleden, bij hun aanwijzing. Deze procedure is eveneens van toepassing voor het neerleggen van de handtekeningen van nationale en regionale ordonnateurs en hun delegatieverkrijgers voor verrichtingen op in de ACS-staten of de LGO geopende rekeningen van de betalingsgemachtigden en eventueel op in de lidstaten geopende rekeningen.

HOOFDSTUK 4

VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE ACTOREN

Afdeling 1

Algemene regels

Artikel 32

  • 1. 
    Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de hoofdordonnateur en de gesubdelegeerde ordonnateurs te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd, tijdelijk of definitief van hun delegatie of subdelegatie worden ontheven.
  • 2. 
    Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de rekenplichtigen te allen tijde door de Commissie tijdelijk of definitief van hun functies worden ontheven.

Artikel 33

  • 1. 
    De bepalingen van dit hoofdstuk doen niets af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 32 bedoelde personeelsleden krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 34, 35 en 36, is elke ordonnateur of rekenplichtige tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut. In geval van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, worden het OLAF en de bij het statuut aangewezen instanties ingeschakeld.

Afdeling 2

Regels betreffende de ordonnateurs

Artikel 34

Elke ordonnateur is geldelijk aansprakelijk overeenkomstig de voorwaarden van het statuut die bepalen dat de ambtenaar kan worden verplicht de schade die de Gemeenschappen door grove schuld zijnerzijds in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan hebben geleden, geheel of gedeeltelijk te vergoeden, met name wanneer hij in te vorderen rechten vaststelt, invorderingsopdrachten afgeeft, een uitgave vastlegt of een betalingsopdracht ondertekent op een wijze die in strijd is met dit financieel reglement. Ditzelfde geldt wanneer hij, door grove schuld zijnerzijds, nalaat een schuldvordering vast te stellen, wanneer hij zonder geldige reden de afgifte van een invorderingsopdracht achterwege laat of vertraagt of wanneer hij zonder geldige reden de afgifte van een betalingsopdracht achterwege laat of vertraagt, waardoor een civielrechtelijke aansprakelijkheid van de Commissie tegenover derden kan ontstaan.

Artikel 35

  • 1. 
    Wanneer de hoofdordonnateur of een gesubdelegeerde ordonnateur oordeelt dat een door hem te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenend gezag. Indien dit schriftelijk de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit te nemen, is de hoofdordonnateur of de gesubdelegeerde ordonnateur van zijn verantwoordelijkheid ontslagen.
  • 2. 
    In geval van subdelegatie binnen zijn diensten blijft de hoofdordonnateur verantwoordelijk voor de doelmatigheid van het ingestelde systeem voor beheer en interne controle en de keuze van de gesubdelegeerde ordonnateur.
  • 3. 
    De door de Commissie overeenkomstig het Algemeen Financieel Reglement ingestelde gespecialiseerde instantie is bevoegd om het bestaan van een financiële onregelmatigheid en de eventuele gevolgen ervan in het kader van het EOF vast te stellen. Wat het beheer van de middelen van het EOF door de Commissie betreft, wordt deze instantie ingeschakeld in de omstandigheden als bepaald in de uitvoeringsvoorschriften van het Algemeen Financieel Reglement.

Op grond van het advies van deze instantie neemt de Commissie een beslissing over het instellen van een procedure wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid. Als zij systeemproblemen ontdekt, zendt zij de hoofdordonnateur en de interne controleur een verslag met aanbevelingen toe.

Afdeling 3

Regels betreffende de rekenplichtigen

Artikel 36

De rekenplichtige kan, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld in het statuut, met name tuchtrechtelijk verantwoordelijk of geldelijk aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

  • a) 
    middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;
  • b) 
    bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;
  • c) 
    invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;
  • d) 
    nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

HOOFDSTUK 5

ONTVANGSTEN

Afdeling 1

Terbeschikkingstelling van de middelen van het EOF

Artikel 37

De ontvangsten van het EOF bestaan uit de overeenkomstig het Intern Akkoord en dit reglement door de lidstaten verrichte betalingen, de opbrengsten van de overeenkomstig artikel 6, lid 2, van dit reglement gedeponeerde gelden en elk ander bedrag dat de Raad besluit te accepteren.

Artikel 38

  • 1. 
    De jaarlijkse bijdragen van de lidstaten worden op basis van een voorstel van de Commissie door de Raad vastgesteld met de in artikel 21 van het Intern Akkoord vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen, in drie tranches die opeisbaar zijn volgens de onderstaande procedures.
  • 2. 
    Het voorstel voor de eerste tranche van het volgende jaar wordt door de Commissie tegelijk met de in artikel 8, lid 1, bedoelde mededeling ingediend. De Raad neemt uiterlijk voor het eind van het lopende jaar een besluit over die tranche en de lidstaten betalen de verschuldigde bijdragen uiterlijk voor 21 januari van het volgende jaar.

Het voorstel voor de tweede tranche van het lopende jaar wordt door de Commissie tegelijk met de in artikel 8, lid 3, bedoelde mededeling ingediend. De Raad neemt uiterlijk 21 kalenderdagen na de indiening van het voorstel door de Commissie een besluit over deze tranche. De lidstaten betalen de uit hoofde van deze tranche verschuldigde bijdragen uiterlijk 21 kalenderdagen na de datum waarop het besluit van de Raad te hunner kennis is gebracht.

Het voorstel voor de derde tranche van het lopende jaar wordt voor 10 oktober door de Commissie ingediend. De Raad neemt uiterlijk 21 kalenderdagen na de indiening van het voorstel door de Commissie een besluit over deze tranche. De lidstaten betalen de uit hoofde van deze tranche verschuldigde bijdragen uiterlijk 21 kalenderdagen na de datum waarop het besluit van de Raad te hunner kennis is gebracht.

De aanvullende bijdragen waartoe de Raad heeft besloten overeenkomstig artikel 10, lid 4, van het Intern Akkoord zijn, tenzij de Raad anders besluit, opeisbaar en worden verricht binnen een zo kort mogelijke termijn, die in het besluit tot afroeping van deze bijdragen is vastgesteld en die niet meer dan drie maanden mag bedragen.

  • 3. 
    Bij elke door de Commissie voorgestelde en door de Raad vastgestelde tranche van de bijdragen wordt, in overeenstemming met artikel 1, vermeld:
  • a) 
    het bedrag van de bijdragen dat nodig is om de verrichtingen van het EOF te financieren die door de Commissie worden beheerd;
  • b) 
    het bedrag van de bijdragen dat nodig is om de verrichtingen van het EOF te financieren die door de EIB worden beheerd, inclusief rentesubsidies.
  • 4. 
    De door elke lidstaat te betalen bedragen, bedoeld in lid 3, worden zo vastgesteld dat zij evenredig zijn met de bijdragen van de betrokken lidstaat aan het EOF, zoals die in artikel 1, lid 2, van het Intern Akkoord zijn bepaald en in de bijlage bij dit reglement zijn vermeld, en wel voor elk van de in lid 3 van dit artikel bedoelde bedragen.

Artikel 39

Dit deel en deel III zijn uitsluitend van toepassing op de ontvangsten die uit hoofde van artikel 40 door de Commissie worden geïnd.

Artikel 40

  • 1. 
    De bijdragen van de lidstaten luiden in euro.
  • 2. 
    Elke lidstaat stort het bedrag van zijn bijdrage in euro.
  • 3. 
    Wat betreft het bedrag dat aan de Commissie verschuldigd is, als bedoeld in artikel 38, lid 2, onder a), worden de bijdragen door elke lidstaat gestort op een speciale rekening die onder de benaming "Commissie van de Europese Gemeenschappen - Europees Ontwikkelingsfonds" bij de centrale bank van de betrokken lidstaat of bij de door hem aangewezen financiële instelling is geopend. Deze bijdragen blijven op de speciale rekeningen totdat zij nodig zijn voor betalingen zoals bedoeld in artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst of de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

Wat betreft het bedrag dat aan de EIB verschuldigd is, als bedoeld in artikel 38, lid 2, onder b), worden de bijdragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 122 door elke lidstaat op een op naam van de lidstaat bij de EIB geopende rekening gecrediteerd.

De Commissie verleent in voorkomend geval alle passende technische bijstand ter uitvoering van de in artikel 38 bedoelde besluiten van de Raad.

  • 4. 
    Indien een overeenkomstig dit artikel te betalen bijdragentranche niet voor de in artikel 38, lid 1, vastgestelde uiterste datum is betaald, is de betrokken lidstaat over het niet-betaalde bedrag rente verschuldigd. Die rente wordt berekend tegen een percentage dat twee procentpunt hoger is dan het percentage dat door de Europese Centrale Bank op de eerste werkdag van de maand van de vervaldag op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, reeks C. Dit percentage wordt met 0,25 % per maand vertraging verhoogd. De rente is verschuldigd voor de gehele duur van de vertraging en wordt berekend vanaf de eerste kalenderdag volgende op de in artikel 38 vastgestelde uiterste datum voor de betaling van de tranche.

Wat betreft het bedrag dat aan de Commissie verschuldigd is, als bedoeld in artikel 38, lid 2, onder a), wordt deze achterstandsrente op een van de in artikel 6, lid 2, bedoelde rekeningen gecrediteerd.

Wat betreft het bedrag dat aan de EIB verschuldigd is, als bedoeld in artikel 38, lid 2, onder b), wordt deze achterstandsrente aan de EIB gecrediteerd.

  • 5. 
    Na het verstrijken van het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-overeenkomst wordt het gedeelte van de bijdragen dat de lidstaten nog verschuldigd zijn overeenkomstig artikel 38, door de Commissie naar gelang van de behoeften afgeroepen onder de in dit reglement vastgestelde voorwaarden.

Afdeling 2

Raming van schuldvorderingen

Artikel 41

Elke handeling of situatie waardoor een schuldvordering van het EOF, die door de nationale ordonnateur ter kennis van de Commissie is gebracht of waarvan de Commissie zelf kennis heeft genomen, ontstaat of wordt gewijzigd, wordt voorafgegaan door een schuldvorderingsraming van de bevoegde ordonnateur. Deze ramingen worden voor registratie aan de rekenplichtige toegezonden. Zij vermelden de aard en de aanwijzing van de ontvangst in de boekhouding, alsmede, zo mogelijk, het geraamde bedrag en de debiteur. Bij de opstelling van de schuldvorderingsramingen verifieert de bevoegde rekenplichtige:

  • a) 
    de juistheid van de aanwijzing;
  • b) 
    de rechtmatigheid en juistheid van de schuldvorderingsraming ten aanzien van de bepalingen die gelden voor het beheer van het EOF, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen en van het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer zijn genomen.

Afdeling 3

Vaststelling van schuldvorderingen

Artikel 42

De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

  • a) 
    het bestaan van de schuld van de debiteur verifieert;
  • b) 
    het voorwerp en het bedrag van de schuld vaststelt of verifieert;
  • c) 
    de invorderbaarheid van de schuld verifieert.

Afdeling 4

Invorderingsbeginsel

Artikel 43

  • 1. 
    Ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd.
  • 2. 
    De Commissie stelt de voorwaarden vast waaronder aan de Gemeenschap achterstandsrente verschuldigd is.

Afdeling 5

Invorderingsopdracht

Artikel 44

  • 1. 
    De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld in te vorderen.
  • 2. 
    Onverminderd de verantwoordelijkheid van de ACS-staten of de LGO, kan de Commissie de vaststelling van een schuldvordering jegens andere personen dan staten formeel neerleggen in een besluit dat executoriale titel vormt onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 256 van het Verdrag.

Artikel 45

Elke in het kader van de uitvoering van de middelen van het EOF als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering wordt vastgesteld door middel van een invorderingsopdracht aan de rekenplichtige, gevolgd door een aan de debiteur gerichte debetnota, welke beide worden opgesteld door de bevoegde ordonnateur. De invorderingsopdracht gaat vergezeld van bewijsstukken ter staving van de vastgestelde rechten. Bij de opstelling van de invorderingsopdracht verifieert de bevoegde ordonnateur:

  • a) 
    de juistheid van de aanwijzing;
  • b) 
    de regelmatigheid en juistheid van de invorderingsopdracht ten aanzien van de toepasselijke bepalingen;
  • c) 
    de regelmatigheid van de bewijsstukken;
  • d) 
    de juiste aanduiding van de debiteur;
  • e) 
    de vervaldatum;
  • f) 
    de verenigbaarheid met het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer;
  • g) 
    de juistheid van het in te vorderen bedrag en van de valuta.

Deze invorderingsopdrachten worden door de rekenplichtige geregistreerd.

Afdeling 6

Invordering

Artikel 46

  • 1. 
    De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij draagt zorg voor het innen van de ontvangsten van het EOF op de in de invorderingsopdrachten vermelde vervaldag en ziet toe op het behoud van de rechten van de Gemeenschappen.
  • 2. 
    Indien op de in de invorderingsopdracht genoemde vervaldag geen inning heeft plaatsgevonden, stelt de rekenplichtige de bevoegde ordonnateur hiervan in kennis, en start hij onverwijld de procedure tot inning met gebruikmaking van alle ter beschikking staande juridische middelen, waaronder, waar van toepassing, verrekening. Indien dit niet mogelijk is, gaat de rekenplichtige over tot dwanginvordering, hetzij uit hoofde van artikel 44, lid 2, hetzij langs gerechtelijke weg.
  • 3. 
    De rekenplichtige gaat over tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van het EOF of de Europese Gemeenschappen wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op het EOF of de Europese Gemeenschappen heeft.
  • 4. 
    Indien in het kader van de in titel V bedoelde uitvoering in direct eigen beheer schuldvorderingen die het EOF via de overheids- of semi-overheidsinstellingen van de betrokken ACS-staat of het betrokken LGO op de nationale ordonnateur heeft, niet binnen de voorgeschreven termijnen worden geïnd, neemt de bevoegde ordonnateur alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke inning van de verschuldigde bedragen te bewerkstelligen, inclusief, in voorkomend geval, stopzetting door de hoofdordonnateur van het gebruik van dit soort opdrachten voor die staat of dat LGO.

Artikel 47

  • 1. 
    Wanneer de bevoegde ordonnateur overweegt van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering af te zien, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel volgens de procedures en de criteria die daartoe van tevoren door de Commissie zijn vastgesteld. Het besluit wordt gemotiveerd. De ordonnateur mag het besluit alleen delegeren onder de voorwaarden die de Commissie in de in lid 2 bedoelde uitvoeringsvoorschriften heeft vastgesteld.
  • 2. 
    De uitvoeringsvoorschriften van het Algemeen Financieel Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel.

HOOFDSTUK 6

UITGAVEN

Afdeling 1

Algemene regels

Artikel 48

  • 1. 
    Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling.
  • 2. 
    De besluiten en procedures voor de vastlegging, betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van uitgaven door de Commissie worden in dit hoofdstuk gedefinieerd.

Afdeling 2

Vastlegging: beginselen en definities

Artikel 49

De vastlegging van een uitgave wordt voorafgegaan door een financieringsbesluit van de Commissie of de autoriteiten waarnaar de Commissie bevoegdheden heeft gedelegeerd.

Artikel 50

  • 1. 
    De financiële vastlegging door de Commissie is de handeling waarbij de middelen worden gereserveerd die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van een juridische verbintenis.

Het aangaan van een juridische verbintenis door de Commissie is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur een verbintenis jegens derden doet ontstaan die tot een uitgave ten laste van het EOF kan leiden.

De financiële vastlegging en de juridische verbintenis worden door dezelfde ordonnateur aangegaan. Van deze regel kan in de volgende gevallen worden afgeweken:

  • a) 
    bij administratieve uitgaven van de Commissie in de zin van lid 4 waarvoor de financiële vastleggingen overeenkomstig lid 3 zijn verdeeld;
  • b) 
    bij globale vastleggingen die betrekking hebben op financieringsovereenkomsten in de zin van artikel 51, lid 3.
  • 2. 
    Bij een individuele financiële vastlegging door de Commissie zijn de begunstigde en het bedrag van de uitgave bepaald.

Van een globale financiële vastlegging door de Commissie is sprake als ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, niet bepaald is.

  • 3. 
    Financiële vastleggingen voor administratieve uitgaven van de Commissie mogen in jaartranches over verschillende begrotingsjaren worden verdeeld. Deze verdeling wordt in de bijbehorende juridische verbintenissen vermeld.
  • 4. 
    Als administratieve uitgaven in de zin van lid 1, derde alinea, onder a), worden beschouwd de uitgaven voor:
  • a) 
    andere personele middelen dan statutair personeel,
  • b) 
    opleiding,
  • c) 
    dienstreizen,
  • d) 
    representatie,
  • e) 
    vergaderingen,
  • f) 
    freelance tolken en/of vertalers,
  • g) 
    uitwisseling van ambtenaren,
  • h) 
    huur van roerende en onroerende goederen van terugkerende aard,
  • i) 
    diverse verzekeringen,
  • j) 
    schoonmaak en onderhoud,
  • k) 
    gebruik van telecommunicatiediensten,
  • l) 
    water, gas en elektriciteit,
  • m) 
    periodieke publicaties.

Artikel 51

  • 1. 
    De bevoegde ordonnateur verricht een financiële vastlegging voordat hij een juridische verbintenis van de Commissie met derden sluit.
  • 2. 
    Aanleiding tot financiële vastleggingen van de Commissie zijn de financieringsbesluiten die de Commissie neemt overeenkomstig de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit die haar machtigen om financiële steun te verlenen uit hoofde van het EOF.
  • 3. 
    Juridische verbintenissen van de Commissie zijn:
  • a) 
    een financieringsovereenkomst tussen de Commissie, die namens de Gemeenschap optreedt, en de begunstigde ACS-staat of -staten of LGO of de door hen aangewezen organen;
  • b) 
    een subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of de natuurlijke of rechtspersonen die met de uitvoering ervan zijn belast.
  • 4. 
    In elke financieringsovereenkomst of subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie, het OLAF en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die financiering uit middelen van het EOF hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

Artikel 52

Bij elke financiële vastlegging vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

  • a) 
    de juistheid van de aanwijzing in de boekhouding;
  • b) 
    de beschikbaarheid van de middelen;
  • c) 
    de overeenstemming van de uitgave met de geldende bepalingen, in het bijzonder de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en dit reglement, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen zijn genomen;
  • d) 
    de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

Bij elke juridische verbintenis vergewist de ordonnateur zich van:

  • a) 
    de dekking van de verbintenis door de overeenkomstige financiële vastlegging;
  • b) 
    de overeenstemming van de uitgave met de geldende bepalingen, in het bijzonder de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en dit reglement, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van deze bepalingen zijn genomen;
  • c) 
    de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

Afdeling 3

Vastlegging van uitgaven en gecentraliseerd beheer

Artikel 53

  • 1. 
    In het kader van het gecentraliseerde beheer en het gezamenlijke beheer van middelen van het EOF door de Commissie zijn op de vastlegging van uitgaven de bepalingen van deze afdeling van toepassing.
  • 2. 
    De individuele juridische verbintenissen betreffende individuele financiële vastleggingen worden vóór 31 december van het jaar N door de Commissie gesloten, waarbij N het jaar is waarin de Commissie de individuele financiële vastleggingen heeft verricht, behoudens artikel 50, lid 3.

De globale financiële vastleggingen dekken in de regel de totale kosten van de bijbehorende individuele juridische verbintenissen die door de Commissie worden gesloten tot 31 december van het jaar N+1, waarbij N het jaar is waarin de Commissie de globale financiële vastleggingen heeft verricht, behoudens artikel 50, lid 3.

Bij de uitvoering van de in artikel 51, lid 3, bedoelde globale vastleggingen worden de bijbehorende individuele overeenkomsten evenwel uiterlijk drie jaar na de datum van de financiële vastlegging door de Commissie gesloten. Individuele contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op controle en evaluatie kunnen later worden gesloten.

Bij het verstrijken van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde perioden wordt het niet-gebruikte saldo van deze financiële vastleggingen door de bevoegde ordonnateur vrijgemaakt.

  • 3. 
    Elke individuele juridische verbintenis van de Commissie die volgt op een globale vastlegging wordt vóór ondertekening door de bevoegde ordonnateur in de financiële boekhouding van het EOF ingeschreven ten laste van de globale vastlegging.
  • 4. 
    Voor juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, alsook de desbetreffende financiële vastleggingen, behalve wanneer het gaat om de in artikel 50, lid 3, bedoelde administratieve uitgaven, geldt een uiterste uitvoeringsdatum die overeenkomstig de eisen van goed financieel beheer wordt bepaald.

De delen van deze verbintenissen die zes maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, worden vrijgemaakt, hetgeen leidt tot annulering van de betrokken kredieten.

Indien een juridische verbintenis gedurende een periode van drie jaar tot geen enkele betaling heeft geleid, gaat de bevoegde ordonnateur over tot vrijmaking van de desbetreffende financiële vastlegging en tot annulering van de kredieten.

  • 5. 
    Het project wordt afgesloten en de overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 vastgelegde middelen worden vrijgemaakt zodra de juridische verbintenissen die de Commissie uit hoofde van het project ten aanzien van derden is aangegaan, zijn beëindigd en de daarmee samenhangende betalingen en invorderingen zijn geboekt.
  • 6. 
    De bepalingen van lid 4 zijn van toepassing onverminderd de besluiten die de Raad uit hoofde van de artikelen 96 en 97 van de ACS-EG-overeenkomst zou kunnen nemen.

Afdeling 4

Vastlegging van uitgaven en gedecentraliseerd beheer

Artikel 54

  • 1. 
    In het kader van het gedecentraliseerde beheer van middelen van het EOF zijn op de vastlegging van uitgaven door de Commissie de bepalingen van deze afdeling van toepassing.
  • 2. 
    Financieringsovereenkomsten met begunstigde ACS-staten of LGO worden uiterlijk op 31 december van het jaar N + 1 gesloten, waarbij N het jaar is waarin de financiële vastlegging van de Commissie is goedgekeurd.

Indien de financieringsovereenkomst niet binnen de in de eerste alinea genoemde termijn wordt gesloten, worden de betrokken kredieten vrijgemaakt.

  • 3. 
    Voor de Commissie ontstaat een verplichting tot betaling uit de middelen van het EOF indien door het hoofd van de delegatie dat als gesubdelegeerd ordonnateur optreedt, worden goedgekeurd:
  • a) 
    de in artikel 80, lid 4, van dit reglement bedoelde contracten en programmabestekken, overeenkomstig artikel 36, lid 2, onder i), van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst of de desbetreffende bepalingen van de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit;
  • b) 
    subsidieovereenkomsten.

Het bedrag van de goedgekeurde contracten, programmabestekken of subsidies wordt door de bevoegde ordonnateur in het boekhoudsysteem geregistreerd als zogenoemde gedelegeerde kredieten.

De aldus geregistreerde gedelegeerde kredieten worden door de Commissie ten laste van de bij de betrokken financieringsovereenkomsten behorende globale vastleggingen gebracht.

  • 4. 
    Overeenkomstig het in artikel 4 bedoelde beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van haar bevoegdheden, streeft de Commissie ernaar dat:
  • a) 
    de individuele juridische verbintenissen waarmee de in lid 2 bedoelde financieringsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd, uiterlijk drie jaar na de datum van de bijbehorende financiële vastlegging door de Commissie worden gesloten;
  • b) 
    de gedelegeerde kredieten die betrekking hebben op de individuele juridische verbintenissen die voor de uitvoering van een in lid 2 bedoelde financieringsovereenkomst worden gesloten en die gedurende een periode van drie jaar tot geen enkele betaling hebben geleid, worden vrijgemaakt.

Individuele juridische verbintenissen in de zin van de eerste alinea zijn contracten, subsidieovereenkomsten of programmabestekken die door de ACS-staat of het LGO, zijn autoriteiten of de Commissie in naam en voor rekening van deze autoriteiten worden gesloten.

Voor de toepassing van de eerste en de tweede alinea neemt de Commissie, in overleg met de begunstigde ACS-staten en LGO, passende bepalingen op in de in lid 2, bedoelde financieringsovereenkomsten.

  • 5. 
    Het project wordt afgesloten en de overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 vastgelegde middelen worden vrijgemaakt zodra de juridische verbintenissen die door de ACS-staat of het LGO, zijn autoriteiten en/of de Commissie in naam en voor rekening van deze autoriteiten uit hoofde van het project ten aanzien van derden werden aangegaan, zijn beëindigd en de daarmee samenhangende betalingen en invorderingen zijn geboekt.
  • 6. 
    De bepalingen van lid 4 zijn van toepassing onverminderd de besluiten die de Raad uit hoofde van de artikelen 96 en 97 van de ACS-EG-overeenkomst zou kunnen nemen.

Afdeling 5

Betaalbaarstelling

Artikel 55

De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

  • a) 
    het bestaan van de rechten van de schuldeiser verifieert;
  • b) 
    het bestaan en het bedrag van de schuldvordering vaststelt en verifieert;
  • c) 
    de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.

Artikel 56

  • 1. 
    Betaalbaarstelling van een uitgave vindt plaats op grond van geldige bewijsstukken waaruit de rechten van de schuldeiser blijken op basis van daadwerkelijk verleende diensten, daadwerkelijk verrichte leveringen of daadwerkelijke uitgevoerde werken, of op grond van andere stukken die de betaling rechtvaardigen. De aard van de bij de betalingsopdracht te voegen bewijsstukken en de daarin te vermelden gegevens moeten de in de artikelen 55, 58 en 60 bedoelde controles mogelijk maken.
  • 2. 
    De bevoegde ordonnateur onderzoekt de bewijsstukken persoonlijk of verifieert onder eigen verantwoordelijkheid dat dit onderzoek is verricht, voordat hij het besluit tot betaalbaarstelling van de uitgave neemt.
  • 3. 
    Het besluit tot betaalbaarstelling leidt tot de ondertekening van een verklaring "betaalbaar" door de bevoegde ordonnateur.

Artikel 57

De criteria voor de ondertekening van de betaalbaarverklaring worden door de hoofdordonnateur vastgesteld naar analogie van de overeenkomstige bepalingen van de uitvoeringsvoorschriften van het Algemeen Financieel Reglement.

Artikel 58

In een niet-geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een stempel met de handtekening van de bevoegde ordonnateur. In een geïnformatiseerd systeem heeft de betaalbaarverklaring de vorm van een validering waarvoor de bevoegde ordonnateur zijn persoonlijke wachtwoord gebruikt.

Afdeling 6

Betalingsopdracht

Artikel 59

De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een uitgave te betalen die door hem betaalbaar is gesteld.

Artikel 60

Bij de opstelling van de betalingsopdracht verifieert de bevoegde ordonnateur:

  • a) 
    de regelmatigheid van de verstrekking van de betalingsopdracht, dat wil zeggen dat eerst een besluit tot betaalbaarstelling in de vorm van een betaalbaarverklaring is genomen;
  • b) 
    de overeenstemming van de betalingsopdracht met de financiële vastlegging ten laste waarvan hij wordt gebracht;
  • c) 
    de juistheid van de aanwijzing;
  • d) 
    de beschikbaarheid van de kredieten;
  • e) 
    de juistheid van de naam van de begunstigde.

Artikel 61

In de betalingsopdracht worden vermeld:

  • a) 
    het begrotingsjaar van de aanwijzing;
  • b) 
    het instrument en de toewijzing waarop de aanwijzing plaatsvindt, overeenkomstig artikel 3;
  • c) 
    een verwijzing naar de juridische verbintenis die recht geeft op de betaling;
  • d) 
    een verwijzing naar de financiële vastlegging ten laste waarvan deze wordt gebracht;
  • e) 
    het te betalen bedrag, onder vermelding van de valuta;
  • f) 
    de naam en het adres van de begunstigde;
  • g) 
    de te crediteren bankrekening;
  • h) 
    het voorwerp van de uitgave;
  • i) 
    de wijze van betaling.

De betalingsopdracht wordt door de bevoegde ordonnateur gedateerd en ondertekend en vervolgens aan de rekenplichtige toegezonden.

Artikel 62

De bewijsstukken worden door de bevoegde ordonnateur bewaard.

Afdeling 7

Betaling van de uitgaven

Artikel 63

  • 1. 
    Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de actie overeenkomstig het basisbesluit of het contract is en betrekking heeft op een van de volgende verrichtingen:
  • a) 
    betaling van het volledige verschuldigde bedrag;
  • b) 
    betaling van de verschuldigde bedragen door middel van:
  • i) 
    een voorfinanciering, eventueel verdeeld in verschillende stortingen;
  • ii) 
    een of meer tussentijdse betalingen;
  • iii) 
    betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen.
  • 2. 
    In de boekhouding wordt onderscheid gemaakt tussen de in lid 1 genoemde soorten betalingen op het ogenblik waarop zij worden verricht.
  • 3. 
    Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen.
  • 4. 
    Een tussentijdse betaling, die herhaald kan worden, heeft ten doel om de door de begunstigde gedane uitgaven op basis van een uitgavenstaat te vergoeden terwijl de actie in uitvoering is. Zij kan een volledige of gedeeltelijke verrekening van de voorfinanciering vormen, onverminderd het bepaalde in het basisbesluit of het contract.
  • 5. 
    De afsluiting van de uitgaven neemt de vorm aan van de eenmalige betaling van het saldo ter verrekening van alle voorgaande betalingen, of van een invorderingsopdracht.

Artikel 64

De betalingen worden door de rekenplichtige verricht binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

Artikel 65

De betalingen worden via de in artikel 28 bedoelde bankrekeningen verricht. De Commissie stelt de voorschriften inzake opening, beheer en aanwending van deze rekeningen vast.

Deze voorschriften bepalen met name dat voor overschrijvingen en betalingen per bank de handtekening van twee naar behoren gemachtigde functionarissen vereist is.

Artikel 66

  • 1. 
    Indien het hoofd van de delegatie overeenkomstig artikel 21, lid 2, de functie van gesubdelegeerd ordonnateur vervult, kunnen de desbetreffende betalingen door een gesubdelegeerd rekenplichtige worden verricht, eventueel ter plaatse.

De rekenplichtige kan betalingen verrichten in nationale valuta op de rekening van de betalingsgemachtigde in de ACS-staat of het LGO en betalingen in deviezen op één of meer rekeningen van betalingsgemachtigden in de Gemeenschap.

  • 2. 
    Bij betalingen die door de gesubdelegeerde rekenplichtige in de delegatie worden uitgevoerd, vergewist de bevoegde ordonnateur zich ervan dat controles worden uitgevoerd voor of na de uitvoering en tijdens de boeking ervan.

Afdeling 8

Termijnen voor de uitgavenverrichtingen

Artikel 67

De procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven moeten afgewikkeld zijn binnen een termijn van negentig dagen na de datum waarop de betaling verschuldigd wordt. Uiterlijk vijfenveertig dagen vóór het verstrijken van deze termijn geeft de nationale ordonnateur opdracht tot betaling en stelt hij het hoofd van de delegatie daarvan in kennis.

Claims inzake betalingsachterstanden waarvoor overeenkomstig artikel 37 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst de Commissie verantwoordelijk is, worden door de Commissie betaald met de middelen op de in artikel 6, lid 2, van dit reglement bedoelde rekening of rekeningen.

HOOFDSTUK 7

COMPUTERSYSTEMEN

Artikel 68

  • 1. 
    Wanneer de ontvangsten en uitgaven met behulp van computersystemen worden beheerd, kunnen de handtekeningen door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure worden aangebracht.
  • 2. 
    Indien voor de verwerking van de financiële uitvoeringsverrichtingen computersystemen en -subsystemen worden gebruikt, is een volledige beschrijving van elk systeem of subsysteem vereist.

Elke beschrijving definieert de inhoud van alle gegevensvelden en de wijze waarop het systeem elke individuele verrichting verwerkt. Voorts wordt gedetailleerd de wijze beschreven waarop het systeem waarborgt dat voor elke verrichting een volledig controletraject bestaat.

  • 3. 
    De gegevens van de computersystemen en -subsystemen worden periodiek opgeslagen en op een veilige plaats bewaard.

HOOFDSTUK 8

INTERNE CONTROLEUR

Artikel 69

De interne controleur van het EOF is de interne controleur van de Commissie. De interne controleur oefent zijn functie overeenkomstig de relevante internationale normen uit. Hij is jegens de Commissie verantwoordelijk voor de verificatie van de goede werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de middelen van het EOF die de Commissie overeenkomstig artikel 1 beheert. De interne controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn.

Artikel 70

  • 1. 
    De interne controleur staat de Commissie bij in het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer. Hem kan worden verzocht de autoriteiten van de ACS-landen of de LGO over dezelfde onderwerpen advies te geven.

Hij is met name belast met:

  • a) 
    het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma's en acties in relatie tot de ermee verbonden risico's;
  • b) 
    het beoordelen van de toereikendheid en kwaliteit van de interne controlesystemen die worden toegepast op de verrichtingen tot uitvoering van de middelen van het EOF.
  • 2. 
    De interne controleur heeft volledige en onbeperkte toegang tot alle informatie die hij voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft, zo nodig ter plaatse, inclusief in de lidstaten en in derde landen.
  • 3. 
    De interne controleur brengt aan de Commissie verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De Commissie zorgt ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd. De interne controleur dient tevens jaarlijks een intern controleverslag in bij de Commissie waarin het aantal en de soorten uitgevoerde controles, de gedane aanbevelingen en het aan die aanbevelingen gegeven gevolg worden vermeld.
  • 4. 
    De Commissie zendt het met de kwijting belaste gezag jaarlijks een verslag toe waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het aan die aanbevelingen gegeven gevolg.

Artikel 71

Voor de interne controleur gelden bijzondere voorschriften welke zijn vervat in de uitvoeringsvoorschriften van het Algemeen Financieel Reglement, met name wat betreft de onafhankelijkheid van zijn functie en de voorwaarden waaronder hij verantwoordelijk is.

TITEL IV

OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK 1

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 72

  • 1. 
    Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk door een aanbestedende dienst in de zin van artikel 73 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de middelen van het EOF komende prijs de levering van roerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.

Deze opdrachten kunnen betrekking hebben op:

  • a) 
    leveringen,
  • b) 
    uitvoering van werken,
  • c) 
    diensten.
  • 2. 
    Subsidies vallen niet onder deze titel.

Artikel 73

  • 1. 
    Aanbestedende diensten in de zin van deze titel zijn:
  • a) 
    de begunstigde ACS-staten of de door hen naar behoren gemachtigde organen of hun vertegenwoordigers;
  • b) 
    de Commissie, voor de voor haar eigen rekening geplaatste opdrachten;
  • c) 
    de Commissie namens of voor rekening van een of meer begunstigde ACS-staten;
  • d) 
    organen naar nationaal of internationaal recht of natuurlijke of rechtspersonen die met één of meer ACS-staten of met de Commissie een financierings- of subsidieovereenkomst voor de uitvoering van een programma of project hebben gesloten.
  • 2. 
    De procedures voor de plaatsing van opdrachten worden vermeld in de in artikel 51, lid 3, genoemde financieringsovereenkomsten.

HOOFDSTUK 2

PROCEDURES EN BEGINSELEN INZAKE DE PLAATSING VAN OPDRACHTEN

Artikel 74

  • 1. 
    De procedures voor de gunning van opdrachten met betrekking tot de door het EOF ten behoeve van de ACS-staten gefinancierde operaties zijn omschreven in artikel 28 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

De procedures voor de gunning van opdrachten met betrekking tot de door het EOF ten behoeve van de LGO gefinancierde operaties zijn omschreven in de maatregelen ter uitvoering van het LGO-besluit.

  • 2. 
    De Commissie is verplicht de communautaire voorschriften inzake de plaatsing van opdrachten in acht te nemen wanneer zij de functie van aanbestedende dienst uitoefent voor de tenuitvoerlegging van de humanitaire hulp en de spoedhulp in het kader van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit.

HOOFDSTUK 3

DEELNAME AAN DE OPDRACHTEN

Artikel 75

  • 1. 
    De deelname aan aanbestedingen voor door het EOF gefinancierde opdrachten staat op gelijke voorwaarden open overeenkomstig de in artikel 20 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst vastgestelde voorwaarden.
  • 2. 
    De deelname van onderdanen van andere landen dan de ACS-staten en de lidstaten, met inbegrip van de LGO, kan worden toegestaan onder de voorwaarden van artikel 22 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst.

Artikel 76

Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-overeenkomst verleende bevoegdheden en onder de in artikel 21 van bijlage IV bij die overeenkomst gestelde voorwaarden zorgt de Commissie voor een zo uitgebreid mogelijke deelname, op gelijke voorwaarden, aan de aanbesteding voor door het EOF gefinancierde opdrachten en ziet zij toe op de naleving van het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie.

Artikel 77

Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-overeenkomst verleende bevoegdheden neemt de Commissie de nodige maatregelen om, naar analogie van de desbetreffende voorschriften van het financieel reglement, van toepassing op de algemene begroting, een centrale gegevensbank op te richten waarin nadere gegevens worden opgenomen betreffende de gegadigden en de inschrijvers die zich, volgens de in artikel 28 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst genoemde voorschriften, in een situatie bevinden op grond waarvan zij van de procedure voor de plaatsing van een opdracht voor door het EOF gefinancierde transacties uitgesloten zijn.

HOOFDSTUK 4

BEKENDMAKING

Artikel 78

Binnen de grenzen van de haar door de ACS-EG-overeenkomst verleende bevoegdheden en onder de in de artikelen 21 en 34 van bijlage IV bij die overeenkomst gestelde voorwaarden neemt de Commissie de nodige maatregelen om internationale aanbestedingen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie en via internet.

Artikel 79

  • 1. 
    Binnen de grenzen van de haar bij de ACS-EG-overeenkomst verleende bevoegdheden neemt de Commissie alle passende maatregelen voor een doelmatige informatieverstrekking aan de belanghebbende economische kringen, met name door de uit middelen van het EOF te financieren programma's en projecten regelmatig bekend te maken.
  • 2. 
    De Commissie zorgt met name voor bekendmaking, met de meest gepaste middelen en met vermelding van voorwerp, inhoud en bedrag van de opdrachten, van:
  • a) 
    de identificatiebladen van de projecten;
  • b) 
    een samenvatting van de financieringsvoorstellen die de Commissie, nadat het Comité van het EOF advies heeft uitgebracht, vaststelt.
  • 3. 
    Binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de ACS-EG-overeenkomst zijn verleend zorgt de Commissie voor een spoedige bekendmaking van de uitkomst van de aanbestedingen.

TITEL V

EIGEN BEHEER

Artikel 80

  • 1. 
    Deze titel regelt de uitvoering in eigen beheer, als bedoeld in artikel 24 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de financiële samenwerking met de LGO.
  • 2. 
    Bij uitvoering in direct eigen beheer worden de projecten en programma's rechtstreeks uitgevoerd door de overheidsdiensten van de betrokken ACS-staten.

De Gemeenschap draagt in de uitgaven van de betrokken diensten bij door het verschaffen van ontbrekende uitrusting en/of materieel en/of middelen waarmee het nodige aanvullende personeel kan worden aangeworven, zoals deskundigen die onderdaan zijn van de betrokken ACS-staat of van andere ACS-staten. De bijdrage van de Gemeenschap dekt slechts de kosten van aanvullende middelen en tijdelijke uitvoeringsuitgaven die uitsluitend verband houden met het betrokken project.

Het financiële beheer van een in eigen beheer uitgevoerd project overeenkomstig de eerste en de tweede alinea geschiedt door middel van rekeningen die worden beheerd door een beheerder en een rekenplichtige, waarvan de benoeming door de nationale ordonnateur vooraf moet worden goedgekeurd door het hoofd van de delegatie.

  • 3. 
    Bij uitvoering in indirect eigen beheer dragen de in artikel 73, lid 1, onder a), bedoelde aanbestedende diensten de met de uitvoering van de projecten of programma's verbonden taken op aan overheids- of semi-overheidsinstellingen of particuliere organisaties die juridisch gescheiden zijn van de betrokken ACS-staten. In dit geval zorgt de betrokken organisatie voor het beheer en de uitvoering van het project of programma in de plaats van de nationale ordonnateur. De aldus gedelegeerde taken kunnen de bevoegdheid omvatten om namens en voor rekening van de betrokken ACS-staten contracten te sluiten en als beheerder en opdrachtgever op te treden.
  • 4. 
    Uitvoering in eigen beheer geschiedt in de vorm van een programma van acties en een raming van hun kosten, hierna "programmabestek" genoemd. Het programmabestek is een document waarin de vereiste materiële en personele middelen, het budget en de technische en administratieve modaliteiten worden vastgesteld voor de uitvoering van een project in een bepaalde tijd door middel van eigen beheer en eventueel door plaatsing van overheidsopdrachten en toekenning van subsidies. Elk programmabestek wordt opgesteld door de in lid 2 bedoelde beheerder en rekenplichtige in geval van direct eigen beheer of door de in lid 3 bedoelde derde instelling of organisatie in geval van indirect eigen beheer, en vervolgens goedgekeurd door de nationale ordonnateur en het hoofd van de delegatie vóór de aanvang van de in het document vermelde activiteiten.
  • 5. 
    Bij de uitvoering van de in lid 4 bedoelde programmabestekken dienen de procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies in overeenstemming te zijn met die welke zijn vermeld in de titel IV respectievelijk titel VI. De voorstellen tot gunning van opdrachten worden door het hoofd van de delegatie goedgekeurd overeenkomstig artikel 36 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst. Hetzelfde geldt voor de voorstellen tot toekenning van subsidies.
  • 6. 
    In de in artikel 51, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomsten wordt vermeld of de projecten of programma's in eigen beheer worden uitgevoerd.

Artikel 81

Bij uitvoering in indirect eigen beheer sluit de in artikel 73, lid 1, onder a), bedoelde aanbestedende dienst een dienstenovereenkomst met een derde. De Commissie ziet erop toe dat in het contract het volgende wordt vermeld:

  • a) 
    passende voorschriften betreffende de controle van het gebruik van de middelen van het EOF door de hoofdordonnateur, het hoofd van de delegatie, het OLAF, de nationale ordonnateur, alsook de Rekenkamer en de nationale controle-instanties van de betrokken ACS-staten;
  • b) 
    een duidelijke omschrijving en exacte afbakening van de bevoegdheden die aan de betrokken instantie worden gedelegeerd en van de bevoegdheden die de nationale ordonnateur behoudt;
  • c) 
    de procedures die moeten worden nageleefd bij de uitoefening van de aldus gedelegeerde bevoegdheden, zoals de selectie van de te financieren acties, de aanbesteding van de opdrachten en de controle over de werkzaamheden;
  • d) 
    de mogelijkheid tot herziening achteraf en tot oplegging van financiële sancties, indien de toekenning van subsidies en gunning van opdrachten niet in overeenstemming zijn met de onder c) bedoelde procedures;
  • e) 
    daadwerkelijke scheiding van de functies van afgifte van de betalingsopdracht en betaling;
  • f) 
    het bestaan van een doeltreffend intern systeem voor de controle van het beheer;
  • g) 
    het bestaan van gescheiden procedures voor de boekhouding van het beheer en voor het afleggen van rekening en verantwoording, waarmee het gebruik van de middelen van het EOF kan worden verantwoord.

TITEL VI

SUBSIDIES

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 82

  • 1. 
    In het kader van het gecentraliseerde beheer zijn subsidies rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de middelen van het EOF, door de Commissie bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:
  • a) 
    een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een doelstelling in het kader van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit, of in het kader van een overeenkomstig de bepalingen hiervan vastgesteld programma of project; of
  • b) 
    de werking van een instelling die een dergelijke doelstelling nastreeft.

Subsidies zijn voorwerp van een schriftelijke overeenkomst.

  • 2. 
    Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:
  • a) 
    de in artikel 51, lid 3, onder a), bedoelde financieringsovereenkomsten;
  • b) 
    de in titel IV bedoelde overheidsopdrachten en uitvoering in eigen beheer als bedoeld in titel V;
  • c) 
    de door de EIB beheerde leningen, garanties, participaties, rentesubsidies en andere financiële steunverlening;
  • d) 
    de directe of indirecte begrotingssteun en de steun uit hoofde van schuldverlichting of ondersteuning van de exportopbrengsten in geval van schommelingen op korte termijn;
  • e) 
    de betalingen aan de in de artikelen 14 en 15 bedoelde organen die delegatie verkrijgen van de Commissie of in het kader van het in artikel 16 bedoelde gezamenlijke beheer.

HOOFDSTUK 2

BEGINSELEN VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES

Artikel 83

  • 1. 
    De toekenning van subsidies geschiedt met inachtneming van het transparantiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel.
  • 2. 
    De subsidie mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde winst oplevert.

Artikel 84

  • 1. 
    Wanneer een actie in het kader van het gecentraliseerde beheer voorziet in financiering door middel van subsidies, bevat de operationele planning van de actie een programmering, behoudens voor de hulp in crisissituaties en de humanitaire hulp.

Deze programmering wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de kenmerken van de begunstigde hem tot enige keuze voor een bepaalde actie maken.

  • 2. 
    Jaarlijks wordt een overzicht van de toegekende subsidies gepubliceerd, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen van vertrouwelijkheid en veiligheid.

Artikel 85

  • 1. 
    Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de middelen van het EOF aan eenzelfde begunstigde worden toegekend.
  • 2. 
    Per boekjaar van de begunstigde kan hem slechts één werkingssubsidie uit de middelen van het EOF worden toegekend.

Artikel 86

  • 1. 
    Subsidiëring van een reeds begonnen actie kan slechts worden aanvaard indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de overeenkomst.

In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen of indien de uitgaven noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties en de humanitaire operaties, zulks onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit.

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

  • 2. 
    De overeenkomst over een werkingssubsidie wordt uiterlijk vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde ondertekend. De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vroeger gedaan zijn dan de datum van indiening van de subsidieaanvraag en het begin van het boekjaar van de begunstigde.

Artikel 87

Een actie kan slechts volledig uit de middelen van het EOF worden gefinancierd indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering ervan.

HOOFDSTUK 3

TOEKENNINGSPROCEDURE

Artikel 88

  • 1. 
    Voor toekenning komen in aanmerking schriftelijke subsidieaanvragen van rechtspersonen die passen in het kader van de ACS-EG-overeenkomst of het LGO-besluit, of in het kader van een volgens de bepalingen daarvan vastgesteld programma of project. Bij wijze van uitzondering kan, op grond van de aard van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel, een subsidie worden toegekend aan natuurlijke personen, onder de voorwaarden die zijn gesteld in die overeenkomst en dat besluit.
  • 2. 
    Van aanspraak op subsidies zijn uitgesloten aanvragers die ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een situatie van uitsluiting van deelname verkeren overeenkomstig de communautaire regels inzake overheidsopdrachten.

De aanvragers moeten bewijzen dat zij niet in een in de eerste alinea bedoelde situatie verkeren.

  • 3. 
    Aan de aanvragers die ingevolge lid 2 zijn uitgesloten, kunnen door de hoofdordonnateur administratieve en financiële sancties worden opgelegd die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 89

  • 1. 
    Aan de hand van de selectiecriteria wordt beoordeeld of de aanvrager de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde kan brengen.
  • 2. 
    Aan de hand van de toekenningscriteria wordt de kwaliteit van de ingediende voorstellen beoordeeld in het licht van de doelstellingen en prioriteiten.

Artikel 90

  • 1. 
    De voorstellen worden door een daartoe ingesteld evaluatiecomité op basis van vooraf bekendgemaakt selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen.
  • 2. 
    De bevoegde ordonnateur stelt vervolgens, op basis van de in lid 1 bedoelde beoordeling, de lijst van de begunstigden en de aangehouden bedragen vast.
  • 3. 
    De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Indien de gevraagde subsidie niet wordt verleend, deelt hij de redenen voor de verwerping van de aanvraag mede, met name in het licht van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria. De aanvragers worden binnen vijftien dagen na de toezending van het toekenningsbesluit aan de begunstigden op de hoogte gebracht.

HOOFDSTUK 4

BETALING

Artikel 91

Het betalingstempo is afhankelijk van de financiële risico's, de duur en het vorderingsstadium van de actie of de door de begunstigde gemaakte kosten.

Artikel 92

De bevoegde ordonnateur kan van de begunstigde een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

Rekening houdend met de problemen van toegang tot lokale bankdiensten, wordt deze zekerheidstelling van andere actoren dan de overheid verlangd bij voorfinanciering ten belope van meer dan een miljoen euro of van meer dan 90 % van het totale subsidiebedrag. De bevoegde ordonnateur kan evenwel begunstigden die een kader-partnerschapsovereenkomst hebben gesloten, van deze verplichting vrijstellen.

Artikel 93

  • 1. 
    Het bedrag van de subsidie wordt eerst definitief vastgesteld nadat de Commissie de eindverslagen en -rekeningen heeft aanvaard, onverminderd latere controles door de Commissie.
  • 2. 
    Indien de begunstigde zijn wettelijke en contractuele verplichtingen niet nakomt, wordt de subsidie opgeschort; zij kan vervolgens worden verlaagd of ingetrokken, nadat de begunstigde in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te formuleren.

HOOFDSTUK 5

UITVOERING

Artikel 94

  • 1. 
    Wanneer voor de uitvoering van de actie door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, worden de procedures volgens communautaire regels voor het plaatsen van opdrachten die van toepassing zijn op de samenwerking met derde landen, in de in artikel 82, lid 1, bedoelde subsidieovereenkomsten vermeld.
  • 2. 
    In elke subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk vermeld dat de Commissie, het OLAF en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die financiële steun uit de middelen van het EOF hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

Artikel 95

Bij gedecentraliseerd beheer als bedoeld in artikel 13 tracht de Commissie bij de begunstigde ACS-staten en LGO een beheer te bevorderen waarbij bepalingen worden toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van deze titel.

TITEL VII

BOEKHOUDING

HOOFDSTUK 1

REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 96

  • 1. 
    De Commissie stelt uiterlijk op 31 juli van elk jaar de rekeningen van het EOF op, waarin de financiële situatie op 31 december van het afgelopen jaar wordt beschreven. De rekeningen van het EOF omvatten:
  • a) 
    de in artikel 100 bedoelde financiële staten;
  • b) 
    de in artikel 101 bedoelde staten van de financiële uitvoering;
  • c) 
    de door de EIB verstrekte financiële staten en informatie als bedoeld in artikel 125, lid 2.
  • 2. 
    De rekeningen van het EOF gaan vergezeld van een verslag over het financieel beheer van het afgelopen begrotingsjaar, dat een getrouwe uiteenzetting bevat over:
  • a) 
    de verwezenlijking van de doelstellingen van het begrotingsjaar overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer;
  • b) 
    de financiële situatie en de gebeurtenissen die een belangrijke invloed hebben gehad op de activiteiten van het begrotingsjaar.

Artikel 97

De rekeningen moeten regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig zijn en een getrouw beeld geven van:

  • a) 
    wat de financiële staten betreft: de activa, de passiva, de lasten en baten, de rechten en verplichtingen die niet bij de activa en passiva zijn opgenomen, alsmede de kasstromen;
  • b) 
    wat de staten van de financiële uitvoering betreft: de elementen van de uitvoering van het EOF aan de ontvangstenzijde en aan de uitgavenzijde.

Artikel 98

De in artikel 100 bedoelde financiële staten worden opgemaakt volgens de hierna opgesomde, algemeen erkende boekhoudbeginselen:

  • a) 
    continuïteit van de activiteiten;
  • b) 
    voorzichtigheid;
  • c) 
    bestendigheid van de boekhoudmethoden;
  • d) 
    vergelijkbaarheid van de informatie;
  • e) 
    relatief belang;
  • f) 
    niet-compensatie;
  • g) 
    het wezen gaat boven de vorm;
  • h) 
    periodetoerekening per begrotingsjaar.

Artikel 99

  • 1. 
    Volgens het beginsel van de periodetoerekening worden in de in artikel 100 bedoelde financiële staten de lasten en baten van het begrotingsjaar opgenomen, ongeacht de datum van betaling of inning.
  • 2. 
    De waarde van de actief- en passiefbestanddelen wordt bepaald volgens de waarderingsregels die zijn vastgesteld in de in artikel 111 bedoelde boekhoudmethoden.

Artikel 100

  • 1. 
    De financiële staten worden voorbereid door de rekenplichtige en zijn uitgedrukt in miljoen euro. Zij omvatten:
  • a) 
    de financiële balans, die de vermogenssituatie en de financiële situatie, alsook het economisch resultaat van het EOF op 31 december van het afgelopen begrotingsjaar weergeven; de balans wordt ingericht volgens de structuur die is vastgesteld in de richtlijnen van het Europees Parlement de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, evenwel met inachtneming van de bijzondere aard van de activiteiten van het EOF;
  • b) 
    de tabel van de kasstromen, die de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar en de eindstand weergeeft, en een staat van de middelen en bestedingen van het afgelopen begrotingsjaar;
  • c) 
    een staat van de vorderingen van het EOF, waarin worden vermeld:
  • i) 
    de aan het begin van het begrotingsjaar nog te innen vorderingen,
  • ii) 
    de in de loop van het begrotingsjaar vastgestelde vorderingen,
  • iii) 
    de in de loop van het begrotingsjaar geïnde vorderingen,
  • iv) 
    de annuleringen van vastgestelde vorderingen,
  • v) 
    de aan het einde van het begrotingsjaar nog te innen vorderingen.
  • 2. 
    De bijlage bij de financiële staten vult de in lid 1 bedoelde informatie aan en licht deze toe en bevat aantekeningen over de boekhoudbeginselen die bij de opstelling en de inrichting van de rekeningen werden gehanteerd.

Artikel 101

  • 1. 
    De staten van de financiële uitvoering worden voorbereid door de rekenplichtige en zijn uitgedrukt in miljoen euro. Zij omvatten de resultatenrekening van de financiële uitvoering, die een samenvatting is van alle financiële verrichtingen van het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde. De bijlage bij de resultatenrekening van de financiële uitvoering vult de daarin gegeven informatie aan en licht deze toe.
  • 2. 
    De staten van de financiële uitvoering omvatten tabellen, uitgedrukt in miljoen euro, welke door de hoofdordonnateur samen met de rekenplichtige zijn voorbereid, te weten:
  • a) 
    een tabel waarin de ontwikkeling van de in de bijlage vermelde toewijzingen tijdens het afgelopen begrotingsjaar wordt beschreven;
  • b) 
    een tabel waarin per toewijzing het totale bedrag van de vastleggingen, de gedelegeerde kredieten en de betalingen tijdens het begrotingsjaar en de gecumuleerde bedragen daarvan sedert de inwerkingtreding van het EOF zijn vermeld;
  • c) 
    tabellen waarin per toewijzing, land, gebied, regio of subregio het totale bedrag van de vastleggingen, de gedelegeerde kredieten en de betalingen van het begrotingsjaar en de gecumuleerde bedragen daarvan sedert de inwerkingtreding van het EOF zijn vermeld.

Artikel 102

De Commissie zendt het ontwerp van de rekeningen uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar toe aan de Rekenkamer. Zij doet uiterlijk op 30 april het verslag van het financieel beheer van het begrotingsjaar als bedoeld in artikel 96 toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Artikel 103

  • 1. 
    Uiterlijk op 15 juni maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over het ontwerp van de rekeningen wat betreft het deel van de middelen van het EOF waarvan de Commissie de financiële uitvoering verzekert overeenkomstig artikel 1, lid 2, teneinde de Commissie in de gelegenheid te stellen de correcties aan te brengen die nodig worden geacht om de definitieve rekeningen op te stellen.
  • 2. 
    De Commissie keurt de definitieve rekeningen goed en zendt deze uiterlijk op 31 juli van het volgende begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
  • 3. 
    De definitieve rekeningen worden tegen 31 oktober van het volgende begrotingsjaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt voor het deel van de middelen van het EOF waarvan de Commissie de financiële uitvoering verzekert overeenkomstig artikel 1, lid 2.

HOOFDSTUK 2

INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN DE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 104

  • 1. 
    De Commissie en de EIB zien, elk voor wat hun bevoegdheden betreft, toe op het gebruik van de EOF-steun door de ACS-staten, de LGO of andere begunstigden, alsook op de uitvoering van de door het EOF gefinancierde projecten en letten daarbij met name op de in de artikelen 55 en 56 van de ACS-EG-overeenkomst bedoelde doelstellingen en de overeenkomende bepalingen van het LGO-besluit.
  • 2. 
    De EIB houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de uitvoering van de uit de middelen van het EOF gefinancierde projecten die zij beheert, overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld in de operationele richtsnoeren van de investeringsfaciliteit.
  • 3. 
    De Commissie en de EIB verschaffen het Comité van het EOF informatie over de operationele besteding, op het niveau van de in de bijlage vermelde nationale en regionale toewijzingen, van de middelen van het EOF. Deze informatie betreft ook de projecten en programma's die uit hoofde van de investeringsfaciliteit worden gefinancierd. Deze informatie wordt door de Commissie aan de Rekenkamer medegedeeld overeenkomstig artikel 32, lid 4, van het Intern Akkoord.

HOOFDSTUK 3

BOEKHOUDING

Artikel 105

  • 1. 
    De boekhouding is een systeem van ordening van de financiële informatie om kwantitatieve gegevens te behandelen, in te delen en te registreren.
  • 2. 
    De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een financiële boekhouding. Deze boekhoudingen worden per begrotingsjaar en in euro gevoerd.
  • 3. 
    Aan het einde van het financiële jaar worden de gegevens van de algemene boekhouding en de financiële boekhouding afgesloten met het oog op de opstelling van de in hoofdstuk 1 bedoelde rekeningen.
  • 4. 
    De leden 2 en 3 vormen geen beletsel voor de hoofdordonnateur om een analytische boekhouding te voeren.

Artikel 106

De rekenplichtige controleert en boekt de overmakingen en andere ontvangsten van de lidstaten.

Artikel 107

De algemene boekhouding volgt op chronologische wijze, volgens de methode van dubbel boekhouden, de gebeurtenissen en verrichtingen die van invloed zijn op de economische, financiële en vermogenssituatie van het EOF, waarvan de saldi de balans van het EOF vormen.

Artikel 108

  • 1. 
    Alle verrichtingen per rekening en de saldi worden in de boekhouding geregistreerd.
  • 2. 
    Iedere boeking, inclusief de boekhoudkundige correcties, wordt gestaafd met bewijsstukken waarnaar zij verwijst.
  • 3. 
    Het boekhoudsysteem maakt het mogelijk alle boekingen terug te vinden.

Artikel 109

De rekenplichtige brengt tussen de afsluiting van het begrotingsjaar en de dag van aflegging van rekening en verantwoording de correcties aan die, zonder tot een betaling of inning voor het begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een regelmatige, getrouwe en juiste opmaak van de rekeningen.

Artikel 110

  • 1. 
    De financiële boekhouding maakt het mogelijk de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in detail te volgen.

In deze boekhouding worden alle handelingen geregistreerd met betrekking tot:

  • a) 
    de toewijzingen;
  • b) 
    de vastleggingen;
  • c) 
    de gedelegeerde kredieten;
  • d) 
    de betalingen, de vastgestelde vorderingen en de inningen van het begrotingsjaar, voor het volledige bedrag en zonder onderlinge verrekening.
  • 2. 
    Wanneer vastleggingen, betalingen en vorderingen in nationale valuta zijn uitgedrukt, maakt het boekhoudsysteem, ingeval dat nodig is, het mogelijk deze zowel in nationale valuta als in euro te boeken.
  • 3. 
    De in artikel 51 bedoelde vastleggingen worden in euro geboekt voor de waarde van de door de Commissie genomen financieringsbesluiten.

De in artikel 54, lid 3, bedoelde gedelegeerde kredieten worden in euro geboekt voor de tegenwaarde van de opdrachten, subsidies en programmabestekken die door de begunstigde ACS-staten of LGO of door de Commissie in het kader van de uitvoering van het project zijn aangenomen. Bij de vaststelling van deze tegenwaarde wordt eventueel rekening gehouden met voorzieningen voor:

  • a) 
    vergoeding van kosten, op overlegging van bewijsstukken;
  • b) 
    prijsherziening en onverwachte gebeurtenissen, als omschreven in de door het EOF gefinancierde contracten;
  • c) 
    wisselkoersschommelingen.
  • 4. 
    Voor de definitieve boeking van de betalingen in het kader van de projecten of programma's bedoeld in deel 4 van de ACS-EG-overeenkomst en bijlage IV bij die overeenkomst of het LGO-besluit worden de omrekeningskoersen toegepast die golden op de dag waarop de rekeningen van de Commissie als bedoeld in artikel 28 werden gedebiteerd.
  • 5. 
    Alle boekhoudstukken die betrekking hebben op de uitvoering van een vastlegging worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het in artikel 119 bedoelde besluit tot kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar waarin de vastlegging boekhoudkundig werd afgesloten.

Artikel 111

  • 1. 
    De rekenplichtige stelt de toepasselijke boekhoudregels en -methoden vast. Na raadpleging van de hoofdordonnateur stelt hij het rekeningstelsel op dat wordt toegepast voor de EOF-verrichtingen, uitgaande van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de openbare sector, waarvan hij mag afwijken als de bijzondere aard van de EOF-activiteiten dat wettigt.
  • 2. 
    De boekingen worden verricht overeenkomstig het rekeningstelsel. De nomenclatuur van het rekeningstelsel brengt een duidelijke scheiding aan tussen de algemene boekhouding en de financiële boekhouding. Het rekeningstelsel wordt medegedeeld aan de Rekenkamer.

TITEL VIII

EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 112

De uit de middelen van het EOF gefinancierde operaties die overeenkomstig artikel 1, lid 3, door de EIB worden beheerd, zijn onderworpen aan de controle- en kwijtingsprocedures waarin het statuut van de EIB voorziet voor al haar verrichtingen. De wijze waarop deze controle door de Rekenkamer wordt verricht, wordt vastgesteld in de Tripartiete Overeenkomst. De bepalingen terzake worden door de EIB, de Commissie en de Rekenkamer in onderlinge overeenstemming vastgesteld in de vigerende overeenkomst, in een herziene overeenkomst of in een andere overeenkomst die in de plaats zou komen van de bestaande.

Over de uit de middelen van het EOF gefinancierde verrichtingen die overeenkomstig artikel 1, lid 5, door de Commissie worden beheerd, oefent de Rekenkamer haar bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen van deze titel.

HOOFDSTUK 2

EXTERNE CONTROLE

Artikel 113

De Commissie stelt de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij ter uitvoering van dit reglement heeft genomen.

Artikel 114

Ter vervulling van haar taak deelt de Rekenkamer aan de Commissie en de autoriteiten waarop dit reglement van toepassing is, de namen mede van de personeelsleden die bevoegd zijn bij hen controles te verrichten en de taken die zij hen heeft opgedragen.

Artikel 115

  • 1. 
    In het kader van de samenwerking met de ACS-staten onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van de ACS-EG-overeenkomst, dit reglement en alle besluiten tot uitvoering ervan.

In het kader van de samenwerking met de LGO onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven in het licht van de bepalingen van het EG-Verdrag, het LGO-besluit, dit reglement en alle andere besluiten die van toepassing zijn.

  • 2. 
    Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in lid 6 vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en inlichtingen betreffende het financieel beheer van de diensten of organen die betrokken zijn bij de uit de middelen van het EOF gefinancierde of medegefinancierde operaties. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor uitgaven- of ontvangstenverrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die aan de bedoelde diensten en organen zijn toegekend.

Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van haar taak, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de controleverrichtingen die in het kader van de financiële uitvoering door of voor rekening van de Commissie worden uitgevoerd.

  • 3. 
    De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze controles zelf verrichten.
  • 4. 
    Op verzoek van de Rekenkamer geeft de Commissie de financiële instellingen die houder zijn van tegoeden van het EOF toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.
  • 5. 
    De Commissie verleent de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekt haar alle inlichtingen welke zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houdt ter beschikking van de Rekenkamer alle bescheiden inzake plaatsing en uitvoering van overheidsopdrachten en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsbescheiden en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de ontvangsten en uitgaven, alle inventarislijsten en alle organigrammen welke de Rekenkamer voor de controle van het verslag over het resultaat van de financiële uitvoering aan de hand van stukken of ter plaatse nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle op geautomatiseerde gegevensdragers opgestelde of bewaarde documenten en gegevens.

De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:

  • a) 
    hun kas te openen, hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;
  • b) 
    inzage te geven in de correspondentie en ieder ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in lid 1 bedoelde controle.

Om mededeling van de in de tweede alinea, punt b), bedoelde inlichtingen kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht.

De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de ontvangsten en uitgaven van het EOF die bij de diensten van de Commissie berusten te verifiëren.

  • 6. 
    De controle van de wettigheid en regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van de overeenkomstig titel VI als subsidie ontvangen en beheerde middelen van het EOF door niet onder de Commissie ressorterende organen. Een communautaire financiering uit de middelen van het EOF waarvan de ontvanger niet onder de Commissie ressorteert, mag slechts worden toegekend mits de ontvangers, of indien zij zulks verzuimen, de contractanten en subcontractanten, schriftelijk de controle van de Rekenkamer van het gebruik van de toegekende middelen aanvaarden.
  • 7. 
    Het gebruik van geïntegreerde informatiesystemen mag niet tot gevolg hebben dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt.
  • 8. 
    De nationale controle-autoriteiten van de begunstigde staten worden aangemoedigd deel te nemen aan het werk van de Rekenkamer.

Artikel 116

  • 1. 
    Na de afsluiting van het begrotingsjaar stelt de Rekenkamer een jaarverslag op dat onderworpen is aan de leden 2 tot en met 6.
  • 2. 
    De Rekenkamer doet uiterlijk op 15 juni aan de Commissie de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk. De Commissie zendt haar antwoorden uiterlijk op 30 september aan de Rekenkamer;
  • 3. 
    Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer.
  • 4. 
    De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerking van algemene aard aan het jaarverslag toevoegen.
  • 5. 
    De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de Commissie op haar opmerkingen onmiddellijk na de opmerkingen waarop zij betrekking hebben worden gepubliceerd.
  • 6. 
    De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden van de Commissie uiterlijk op 31 oktober toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de Commissie, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 117

  • 1. 
    De Rekenkamer deelt aan de Commissie alle opmerkingen mede die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk.

De Commissie beschikt over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer haar eventuele commentaar op deze opmerkingen mede te delen.

De Rekenkamer stelt in de daaropvolgende maand de definitieve tekst van het betrokken speciaal verslag vast.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de Commissie onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

Indien de Rekenkamer besluit sommige van haar speciale verslagen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, laat zij deze vergezeld gaan van de antwoorden van de Commissie.

  • 3. 
    De Rekenkamer kan op verzoek van een van de andere instellingen advies uitbrengen over met het EOF verband houdende aangelegenheden.

Artikel 118

Samen met het in artikel 116 bedoelde jaarverslag legt de Rekenkamer aan het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

HOOFDSTUK 3

KWIJTING

Artikel 119

  • 1. 
    Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de financiële uitvoering van de middelen van het EOF in het begrotingsjaar n, die zij overeenkomstig artikel 1, lid 2, beheert. Indien deze datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mede waarom het besluit moest worden uitgesteld. Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen.
  • 2. 
    Het kwijtingsbesluit betreft de in artikel 96 bedoelde rekeningen van het EOF, behalve het deel dat door de EIB overeenkomstig artikel 125, lid 2, is verstrekt. Dit besluit bevat een beoordeling van de verantwoordelijkheid van de Commissie bij de uitvoering van het financieel beheer van de afgelopen periode.
  • 3. 
    Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de in artikel 96 bedoelde rekeningen van het EOF. Het onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de Commissie en haar speciale verslagen met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede haar verklaring waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.
  • 4. 
    De Commissie stelt alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en aan de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.
  • 5. 
    Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de Commissie verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies aan haar diensten die met de financiële uitvoering van de middelen van het EOF zijn belast. Dit verslag wordt ook toegezonden aan de Rekenkamer.
  • 6. 
    Het kwijtingsbesluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 120

De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor de controle van de uitvoering van de middelen van het EOF van het betrokken begrotingsjaar die zij overeenkomstig artikel 1, lid 2, beheert. De toegang tot en de behandeling van vertrouwelijke informatie geschieden met inachtneming van de grondrechten van de persoon, de bescherming van het zakengeheim, de bepalingen inzake gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures en de belangen van de Gemeenschap.

DEEL II

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE DOOR DE EIB BEHEERDE MIDDELEN VAN HET EOF

Artikel 121

Elk jaar doet de EIB de Commissie vóór 1 september haar vastleggings- en betalingsramingen toekomen, die nodig zijn voor de opstelling van de in artikel 8 lid 1, bedoelde mededeling van de Commissie, de verrichtingen van de investeringsfaciliteit, en de rentesubsidies, overeenkomstig het Intern Akkoord.

Elk jaar doet de EIB de Commissie vóór 1 mei de bijgewerkte vastleggings- en betalingsramingen toekomen, die nodig zijn voor de opstelling van de in artikel 8, lid 3, bedoelde mededeling.

Artikel 122

  • 1. 
    De in artikel 39 bedoelde en door de Raad vastgestelde bijdragen worden door de lidstaten aan de EIB overgemaakt op een speciale rekening die op naam van elke lidstaat is geopend.
  • 2. 
    Behoudens andersluidend besluit van de Raad met betrekking tot de vergoeding van de EIB overeenkomstig artikel 8 van het Intern Akkoord, worden de door de EIB op het creditsaldo van de in lid 1 van dit artikel bedoelde speciale rekeningen geïnde opbrengsten geboekt op een rekening op naam van de Commissie en besteed voor de in artikel 9 van het Intern Akkoord genoemde doeleinden.
  • 3. 
    De rechten die voortvloeien uit de door de EIB uit de middelen van het EOF verrichte operaties, met name als crediteur of eigenaar, worden uitgeoefend door de lidstaten.
  • 4. 
    De EIB voert het kasbeheer van de in lid 1 bedoelde bedragen op de wijze die is vastgesteld in de in artikel 128 bedoelde beheerovereenkomst.
  • 5. 
    De investeringsfaciliteit wordt beheerd overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit en het Intern Akkoord.

Artikel 123

De EIB wordt, volgens een formule van volledige kostendekking, vergoed voor het beheer van de verrichtingen in het kader van de investeringsfaciliteit. De Raad besluit ten aanzien van de middelen en de mechanismen voor de vergoeding van de EIB overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het Intern Akkoord. De bepalingen ter uitvoering van dat besluit worden opgenomen in de in artikel 128 bedoelde beheerovereenkomst.

Artikel 124

De EIB houdt de Commissie regelmatig op de hoogte van de verrichtingen in het kader van de investeringsfaciliteit, met inbegrip van de rentesubsidies, het gebruik van elke afroeping van bijdragen en met name van de totale kwartaalbedragen van de vastleggingen, de contracten en de betalingen, op de wijze die is vastgesteld in de in artikel 128 bedoelde beheerovereenkomst.

Artikel 125

  • 1. 
    De EIB voert de boekhouding van de investeringsfaciliteit, met inbegrip van de rentesubsidies, die door het EOF wordt gefinancierd, zodat de volledige cyclus van de middelen kan worden gevolgd, vanaf de ontvangst tot aan de betaling ervan, en vervolgens tot aan de gegenereerde ontvangsten en eventuele latere terugvorderingen. De EIB en de Commissie stellen in onderlinge overeenstemming de toepasselijke boekhoudregels en -methoden vast en delen deze mede aan de lidstaten.
  • 2. 
    De EIB doet elk jaar aan de Raad en de Commissie een verslag over de uitvoering van de financiële verrichtingen uit de middelen van het EOF die zij beheert toekomen, met inbegrip van de financiële staten die zijn opgesteld volgens de in lid 1 bedoelde regels en methoden en de in artikel 101, lid 2, bedoelde informatie.

Deze documenten worden in ontwerpvorm uiterlijk op 28 februari en in de definitieve versie uiterlijk op 30 juni van het volgende begrotingsjaar ingediend, opdat de Commissie overeenkomstig artikel 32, lid 1, van het Intern Akkoord de in artikel 96 van dit reglement bedoelde rekeningen kan opstellen. Het verslag over het financieel beheer van de door de EIB beheerde middelen wordt door haar uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar bij de Commissie ingediend.

Artikel 126

Op de opdrachten die worden gefinancierd uit de door de EIB beheerde middelen, zijn de eigen regels van de EIB van toepassing.

Artikel 127

De EIB kan, in geval van programma's of projecten die door de lidstaten of hun uitvoeringsorganen worden medegefinancierd en die in overeenstemming zijn met de prioriteiten welke worden genoemd in de in hoofdstuk III van het Intern Akkoord en artikel 20 van het LGO-besluit bedoelde nationale samenwerkingsstrategieën, het beheer van de steun van de Gemeenschap aan de lidstaten of hun uitvoeringsorganen toevertrouwen.

Artikel 128

De toepassingsvoorschriften van dit deel worden neergelegd in een beheerovereenkomst tussen de Commissie, die optreedt namens de Gemeenschap, en de EIB.

DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I

OVERGANGSBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

OVERDRACHT VAN RESTBEDRAGEN VAN EERDERE EOF'S

Artikel 129

  • 1. 
    De bepalingen van deze titel regelen de overdracht van de restbedragen van de middelen die zijn toegekend in het kader van het Intern Akkoord van het 6e(9), het 7e(10) en het 8e(11) EOF, hierna "eerdere EOF's" genoemd, naar het 9e EOF.
  • 2. 
    De restbedragen van de eerdere EOF's worden gebruikt voor de financiering van projecten, programma's en andere actievormen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit, overeenkomstig de bepalingen van respectievelijk de overeenkomst en het besluit en onder de in deze titel bedoelde voorwaarden.

Daartoe worden alle eventuele restbedragen van eerdere EOF's als vastgesteld op de datum van inwerkingtreding van het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-overeenkomst wat de ACS-staten betreft en op de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord wat de LGO betreft, alsmede alle vrij te maken bedragen van thans in het kader van de genoemde fondsen uitgevoerde projecten, naar het 9e EOF overgedragen. Dit lid is van toepassing onverminderd Besluit nr. 2/2000 van de ACS-EG-Raad van Ministers(12).

Artikel 130

  • 1. 
    Alle middelen die voor de datum van inwerkingtreding van het financieel protocol in bijlage I bij de ACS-EG-overeenkomst aan het indicatieve programma van een ACS-staat of een ACS-regio waren toegewezen en die naar het 9e EOF zijn overgedragen, blijven toegewezen aan de betrokken staat of regio.
  • 2. 
    De middelen die vóór de inwerkingtreding van het LGO-besluit aan de LGO waren toegewezen, blijven aan de LGO toegewezen. Alle middelen die naar het 9e EOF worden overgedragen na eerder te zijn toegewezen aan het indicatieve programma van een LGO of een regio, blijven toegewezen aan dit LGO of aan de regionale samenwerking in het kader van de tenuitvoerlegging van het LGO-besluit.
  • 3. 
    De restbedragen aan renteopbrengsten op de middelen van eerdere EOF's worden overgedragen naar het 9e EOF en worden voor dezelfde doeleinden bestemd als de in artikel 1, lid 3, van het Intern Akkoord bedoelde ontvangsten. Hetzelfde geldt voor de diverse ontvangsten van eerdere EOF's, bestaande uit achterstandsrente bij laattijdige storting van de bijdragen van de lidstaten ten behoeve van die EOF's en rente op de door de EIB beheerde middelen van het EOF welke aan de Gemeenschap verschuldigd zijn.

Artikel 131

  • 1. 
    Wat de ACS-staten betreft, wordt ieder restbedrag dat niet aan een land of regio is toegewezen, rekening houdend met de overgangsmaatregelen die golden tot de inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst, toegewezen aan het 9e EOF overeenkomstig het in artikel 132 bedoelde besluit.

Het in de eerste alinea bepaalde geldt met name voor:

  • a) 
    ieder eventueel restbedrag van de middelen van eerdere EOF's die eerder niet waren toegewezen aan een bepaalde ACS-staat of -regio, met inbegrip van eventuele restbedragen van de beschikbare middelen voor spoedhulp, hulp aan vluchtelingen en structurele aanpassing;
  • b) 
    ieder eventueel restbedrag van de middelen van de instrumenten Stabex en Sysmin.
  • 2. 
    Wat de LGO betreft, wordt ieder restbedrag dat op de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord niet aan een indicatief programma is toegewezen, bij het niet-toegewezen bedrag van het EOF gevoegd.

Het in de eerste alinea bepaalde geldt met name voor ieder eventueel restbedrag van de globale bedragen bedoeld in de artikelen 118 en 142 van Besluit 91/482/EEG van de Raad(13) met betrekking tot, respectievelijk, de middelen van Stabex en Sysmin. Financieringsbesluiten betreffende de restbedragen van Sysmin kunnen echter worden genomen tot de datum van inwerkingtreding van het Intern Akkoord, indien een financieringsaanvraag is ingediend vóór de einddatum van Besluit 91/482/EEG.

Artikel 132

De Commissie stelt de uitvoeringsvoorschriften van deze titel vast met betrekking tot de definitieve behandeling, in het kader van het 9e EOF, van de restbedragen en de vrij te maken bedragen die naar het 9e EOF moeten worden overgedragen.

Deze uitvoeringsvoorschriften worden, na raadpleging van de EIB wat de door haar beheerde middelen betreft, vastgesteld overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit, het Intern Akkoord en dit reglement.

HOOFDSTUK 2

REGELS BETREFFENDE DE EERDERE EOF'S EN DE OVERGEDRAGEN RESTBEDRAGEN

Artikel 133

  • 1. 
    De restbedragen van eerdere EOF's die naar het 9e EOF zijn overgedragen, worden beheerd overeenkomstig het bepaalde in deze titel en de desbetreffende voorschriften van de ACS-EG-overeenkomst, het LGO-besluit of het Intern Akkoord.
  • 2. 
    Wat de ACS-staten betreft worden de vastleggingen van de eerdere EOF's die vóór de inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst zijn gedaan, verder uitgevoerd overeenkomstig de regels voor deze EOF's, behalve wat betreft de functie van financieel controleur, de rekening en verantwoording en de procedure voor het afroepen van bijdragen, waarop de bepalingen van dit reglement van toepassing zijn. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de ACS-EG-overeenkomst worden de naar het 9e EOF overgedragen restbedragen gebruikt overeenkomstig het bepaalde in de ACS-EG-overeenkomst, het Intern Akkoord en dit reglement.

Wat evenwel de overdrachten van eerdere EOF's ten behoeve van nationale of regionale indicatieve programma's als bedoeld in artikel 130 betreft:

  • a) 
    worden deze middelen, indien zij per land of regio meer dan 10 miljoen EUR bedragen, beheerd overeenkomstig de bepalingen van het oorspronkelijke EOF met betrekking tot de mogelijkheid tot deelname aan aanbestedingen en overheidsopdrachten;
  • b) 
    worden, indien de overgedragen middelen 10 miljoen EUR of minder bedragen, de regels voor deelname aan aanbestedingen van het 9e EOF toegepast.
  • 3. 
    Wat de LGO betreft worden de vastleggingen van de eerdere EOF's die vóór de inwerkingtreding van het Intern Akkoord en dit reglement zijn gedaan, verder uitgevoerd overeenkomstig de regels voor deze EOF's, behalve wat betreft de functie van financieel controleur, de rekening en verantwoording en de procedure voor het afroepen van bijdragen, waarop de bepalingen van dit reglement van toepassing zijn. De middelen van de eerdere EOF's worden verder besteed overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Besluit 91/482/EEG, dat voor dit doel van toepassing blijft tot de inwerkingtreding van het Intern Akkoord.
  • 4. 
    De besluiten betreffende de eerdere EOF's waarvan de EIB de financiële uitvoering verricht, worden uitgevoerd overeenkomstig de regels die op deze EOF's van toepassing zijn, behalve wat betreft de functie van financieel controleur en de rekening en verantwoording. Voor de afroeping van de bijdragen, nodig voor de uitvoering van deze besluiten, wordt de in het onderhavige reglement vastgestelde procedure voor door de Commissie beheerde verrichtingen gevolgd.

Artikel 134

Om te zorgen dat de vastleggingen van eerdere EOF's met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer worden uitgevoerd, past de Commissie procedures toe die onder meer bepalen dat, na het van kracht worden van dit reglement, een financieringsovereenkomst slechts eenmaal kan worden verlengd en in geen geval voor een periode van meer dan drie jaar vanaf de uiterste uitvoeringsdatum die op het ogenblik van inwerkingtreding van dit reglement is vastgesteld voor de voltooiing van het programma of project dat in het kader van de betrokken overeenkomst wordt gefinancierd.

HOOFDSTUK 3

OVERGANGSPERIODE

Artikel 135

  • 1. 
    De in de artikelen 8, 38 en 40 bepaalde procedures betreffende de bijdragen van de lidstaten zijn voor het eerst van toepassing met betrekking tot de eerste tranche die na de inwerkingtreding van dit reglement wordt voorgesteld.
  • 2. 
    De in de artikelen 102, 103, 116 en 125 bedoelde termijnen zijn voor het eerst van toepassing voor het begrotingsjaar 2005.

Voor de voorafgaande begrotingjaren worden deze termijnen vastgesteld op:

  • a) 
    30 april en 31 mei voor artikel 102;
  • b) 
    15 juli voor artikel 103, lid 1;
  • c) 
    15 oktober voor artikel 103, lid 2;
  • d) 
    30 november voor artikel 103, lid 3;
  • e) 
    15 juli en 31 oktober voor artikel 116, lid 2;
  • f) 
    30 november voor artikel 116, lid 6;
  • g) 
    31 maart, 15 september en 30 april voor artikel 125, lid 2, tweede alinea.
  • 3. 
    Titel VII van deel I wordt geleidelijk, naar gelang van de technische mogelijkheden, toegepast, om vol effect te sorteren voor het begrotingsjaar 2005.

TITEL II

SLOTBEPALINGEN

Artikel 136

  • 1. 
    Overeenkomstig de artikelen 2 en 34 van het Intern Akkoord gaan de lidstaten vóór het verstrijken van het EOF na in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn uitgevoerd. Daarbij evalueren zij tevens de behoeften van de Commissie in het kader van de in de artikelen 4 en 9 van het Intern Akkoord bedoelde middelen gereserveerd voor uitvoeringskosten. De behoefte aan nieuwe middelen voor de ondersteuning van de financiële samenwerking en de in artikel 9 van het Intern Akkoord bedoelde uitvoeringskosten wordt bepaald in het licht van deze evaluatie. Hierbij worden de niet-vastgelegde en niet-betaalde middelen van het EOF naar behoren in aanmerking genomen.

De Commissie houdt ten volle rekening met deze evaluatie wanneer zij de in artikel 16 van het Intern Akkoord bedoelde toewijzing van middelen bijstelt, en zij neemt een besluit over een eventuele nieuwe bestemming van de middelen teneinde een optimaal gebruik van de beschikbare middelen te waarborgen.

  • 2. 
    Vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het 9e EOF bepalen de lidstaten een datum waarna de middelen van het EOF niet meer kunnen worden vastgelegd.

Artikel 137

Dit reglement treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het geldt voor dezelfde periode als het Intern Akkoord.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    Stratakis
  • (1) 
    PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
  • (2) 
    PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.
  • (3) 
    PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.
  • (4) 
    PB C 262 E van 29.10.2002, blz. 533.
  • (5) 
    PB C 12 van 17.1.2003, blz. 19.
  • (6) 
    PB L 320 van 23.11.2002, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
  • (8) 
    PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.
  • (9) 
    PB L 86 van 31.3.1986, blz. 221.
  • (10) 
    PB L 229 van 17.8.1991, blz. 288.
  • (11) 
    PB L 156 van 29.5.1998, blz. 108.
  • (12) 
    PB L 17 van 19.1.2001, blz. 20.
  • (13) 
    PB L 263 van 19.9.1991, blz. 1.

BIJLAGE

FINANCIËLE GEGEVENS OVER HET EOF

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 1 van het Intern Akkoord bedraagt de toewijzing voor het EOF maximaal 13800 miljoen EUR, als volgt gefinancierd door de lidstaten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Van dit bedrag:

  • i) 
    is 13500 miljoen EUR bestemd voor de ACS-staten;
  • ii) 
    is 175 miljoen EUR bestemd voor de LGO;
  • iii) 
    is 125 miljoen EUR gereserveerd voor de Commissie ter dekking van de kosten in verband met de uitvoering van het EOF.

2.1. Van het in artikel 1, lid 2, onder a), van het Intern Akkoord genoemde totaalbedrag wordt ten hoogste 13500 miljoen EUR als volgt toegewezen aan de ACS-staten:

  • a) 
    maximaal 10000 miljoen EUR in de vorm van niet-terugvorderbare steun, waarvan:
  • i) 
    maximaal 9836 miljoen EUR ter ondersteuning van de langetermijnontwikkeling, te programmeren overeenkomstig de artikelen 1 tot 5 van bijlage IV bij de ACS-EG-overeenkomst. Deze middelen kunnen worden gebruikt voor de financiering van de humanitaire hulp en de spoedhulp op korte termijn, overeenkomstig artikel 72, lid 3, van de ACS-EG-overeenkomst. 195 miljoen EUR hiervan is bestemd voor de financiering van de rentesubsidies als bedoeld in artikel 3, punt c), van bijlage I en de artikelen 2 en 4 van bijlage II van de ACS-EG-overeenkomst;
  • ii) 
    90 miljoen EUR voor de financiering van de begroting van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB), overeenkomstig het bepaalde in bijlage III van de ACS-EG-overeenkomst;
  • iii) 
    70 miljoen EUR voor de financiering van de begroting van het Technisch centrum voor landbouwsamenwerking en plattelandsontwikkeling (TCLP), overeenkomstig het bepaalde in bijlage III van de ACS-EG-overeenkomst; en
  • iv) 
    4 miljoen EUR ter dekking van de uitgaven in verband met de Paritaire parlementaire vergadering van de ACS en de EG die is ingesteld bij artikel 17 van de ACS-EG-overeenkomst;
  • b) 
    maximaal 1300 miljoen EUR voor de ondersteuning van de regionale samenwerking en integratie van de ACS-staten, overeenkomstig de artikelen 6 tot 14 van bijlage IV bij de ACS-EG-Overeenkomst;
  • c) 
    maximaal 2200 miljoen EUR voor de financiering van de investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II (financieringsvoorwaarden) van de ACS-EG-overeenkomst, onverminderd de rentesubsidies als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van bijlage II van de overeenkomst, die worden gefinancierd uit de middelen welke worden genoemd onder a), punt i, van dit punt 2.1.

2.2. Van de in punt 2.1 bedoelde 13500 miljoen EUR mag 1000 miljoen EUR eerst worden vrijgegeven na de evaluatie van de resultaten die de Raad in 2004 op basis van een voorstel van de Commissie zal verrichten. Deze middelen worden, indien zij worden vrijgegeven, volgens de behoeften verdeeld over de in punt 2.1, onder a), b) en c), genoemde toewijzingen.

  • 3. 
    Het totale bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de LGO uit het in artikel 1, lid 2, onder a), van het Intern Akkoord genoemde bedrag wordt vastgesteld op 175 miljoen EUR, waarvan 155 miljoen EUR in de vorm van niet-terugvorderbare steun, waarvan 1 miljoen EUR bestemd is voor de financiering van de rentesubsidies als bedoeld in artikel 3, lid 3, onder d), van bijlage IIA van het LGO-besluit, en 20 miljoen EUR in het kader van de investeringsfaciliteit. De voorschriften voor de tenuitvoerlegging van deze bijstand worden gegeven in het besluit van de Raad betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap dat is vastgesteld krachtens artikel 187 van het Verdrag.
  • 4. 
    Voor de financiering van de kosten in verband met de uitvoering van het EOF die de Commissie in het kader van de ACS-EG-overeenkomst maakt, wordt 125 miljoen EUR uitgetrokken. Dit bedrag wordt gebruikt overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in artikel 9 van het Intern Akkoord en wordt verhoogd met de in artikel 1, lid 3, van hetzelfde akkoord bedoelde middelen.

5.1. Het in punt 1, tweede alinea, vastgestelde bedrag wordt vermeerderd met maximaal 1720 miljoen EUR aan leningen die de EIB uit haar eigen middelen verstrekt. Deze middelen worden toegestaan voor de in bijlage II van de ACS-EG-overeenkomst en het LGO-besluit genoemde doeleinden, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de statuten van de EIB en de desbetreffende bepalingen van de voorwaarden voor de financiering van investeringen als vastgesteld in bovengenoemde bijlage en besluit.

5.2. Deze leningen zijn bestemd voor:

  • a) 
    financieringsverrichtingen in de ACS-staten: maximaal 1700 miljoen EUR;
  • b) 
    financieringsverrichtingen in de LGO: maximaal 20 miljoen EUR.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.