Resolutie van de Raad van de EG en de Vertegenwoordigers van de Regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 mei 1977 betreffende de voortzetting en verwezenlijking van een beleid en een actieprogramma van de EG inzake het milieu - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Resolutie van de Raad van de Europese Gemeenschappen en de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 17 mei 1977 betreffende de voortzetting en verwezenlijking van een beleid en een actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu
Publicatieblad Nr. C 139 van 13/06/1977 blz. 0001
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0238
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0238
++++
RESOLUTIE VAN DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LID-STATEN , IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN ,
van 17 mei 1977
betreffende de voortzetting en verwezenlijking van een beleid en een actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu
De Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen , in het kader van de Raad bijeen , constateren dat de acties waartoe het aan deze resolutie gehechte programma aanleiding zal geven , in sommige gevallen op het niveau van de Gemeenschap moeten worden ondernomen en in andere gevallen door de Lid-Staten .
Wat de acties betreft die moeten worden uitgevoerd door de Lid-Staten , dienen deze laatste voor de goede uitvoering daarvan te zorgen , met dien verstande dat de Raad ten aanzien van deze acties de in de Verdragen vastgelegde coordinatiebevoegdheden uitoefent .
Wat de acties van het programma betreft die door de Instellingen van de Gemeenschappen moeten worden uitgevoerd , verklaart de Raad het volgende :
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ,
Gezien het ontwerp van de Commissie ,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,
Overwegende dat de verklaring van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten , in het kader van de Raad bijeen , van 22 november 1973 ( 3 ) , in de tenuitvoerlegging van een actieprogramma inzake het milieu voorziet ;
Overwegende de taken van de Gemeenschappen die in de Verdragen tot oprichting van deze Gemeenschappen zijn vastgesteld ;
Overwegende in het bijzonder dat de Europese Economische Gemeenschap luidens artikel 2 van haar oprichtingsverdrag met name tot taak heeft een harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap alsmede een gestadige en evenwichtige expansie te bevorderen en dat de verwezenlijking van deze taak tegenwoordig ondenkbaar is zonder een doeltreffende bestrijding van verontreiniging en hinder of een verbetering van de kwaliteit van het bestaan en de bescherming van het milieu ;
Overwegende derhalve dat de verbetering van de kwaliteit van het bestaan en de bescherming van het natuurlijke milieu tot de voornaamste taken van de Europese Economische Gemeenschap behoren en dat een communautair beleid op het gebied van het milieu tot de vervulling van deze taak kan bijdragen ;
Overwegende de reeds door de Raad goedgekeurde doelstellingen en beginselen van dit beleid ;
Overwegende dat het actieprogramma inzake het milieu van 22 november 1973 dient te worden bijgewerkt ten einde de continuïteit van de reeds aangevangen werkzaamheden te waarborgen , en dat voor de jaren 1977 tot en met 1981 nieuwe taken dienen te worden ondernomen ;
Overwegende met name dat op het gebied van de vermindering van verontreiniging en hinder voorrang moet worden gegeven aan de maatregelen in verband met de bescherming van de wateren en aan de maatregelen in verband met de luchtverontreiniging , en dat nieuwe ontwikkelingen geboden zijn ten aanzien van de bestrijding van de geluidhinder ; dat voorts het preventieve karakter van het milieubeleid moet worden versterkt en dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de bescherming en het rationele beheer van de ruimte , het milieu en de natuurlijke hulpbronnen ,
HECHT ZIJN GOEDKEURING aan de beleidslijnen die zijn uitgestippeld in het in de bijlage opgenomen actieprogramma ,
NEEMT AKTE van het feit dat de Commissie passende voorstellen zal indienen om de uitvoering van dit programma tot een goed einde te brengen ,
VERBINDT ZICH ertoe over bovengenoemde voorstellen te beslissen binnen negen maanden , te rekenen vanaf het tijdstip waarop zij door de Commissie zijn ingediend of , in voorkomend geval , vanaf het tijdstip waarop de adviezen van het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité zijn toegezonden .
( 1 ) PB nr . C 178 van 2 . 8 . 1976 , blz . 44 .
( 2 ) PB nr . C 281 van 27 . 11 . 1976 , blz . 21 .
( 3 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 1 .
BIJLAGE
ACTIEPROGRAMMA VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN INZAKE HET MILIEU
( 1977-1981 )
INHOUDSOPGAVE
-
** Blz . *
INLEIDING * * 5 *
TITEL I : * KORTE SCHETS VAN DE DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN VAN EEN MILIEUBELEID IN DE GEMEENSCHAP * 6 *
TITEL II : * VERMINDERING VAN VERONTREINIGING EN HINDER * 8 *
-
*Hoofdstuk 1 : Objectieve beoordeling van de gevaren van verontreiniging voor de gezondheid en het milieu * 8 *
-
*Hoofdstuk 2 : Voorkomen en verminderen van de verontreiniging van zoet water en zeewater * 9 *
-
*Hoofdstuk 3 : Luchtverontreiniging * 13 *
-
*Hoofdstuk 4 : Bestrijding van geluidshinder * 15 *
-
*Hoofdstuk 5 : Specifieke acties voor bepaalde industriesectoren en voor de energieproduktie * 17 *
-
*Afdeling 1 : Specifieke acties voor bepaalde industriesectoren * 17 *
-
*Afdeling 2 : Specifieke acties voor de energieproduktie * 17 *
-
*Hoofdstuk 6 : Werkzaamheden betreffende bepaalde produkten * 18 *
-
*Hoofdstuk 7 : Controle en beoordeling * 18 *
TITEL III : * BESCHERMING EN RATIONEEL BEHEER VAN DE RUIMTE , HET MILIEU EN DE NATUURLIJKE HULPBRONNEN * 19 *
-
*Hoofdstuk 1 : Bescherming en rationeel beheer van de natuur * 19 *
-
*Afdeling 1 : Opzet van een ecologische karteringsmethode * 19 *
-
*Afdeling 2 : Werkzaamheden betreffende het platteland en de bosbouw * 20 *
-
*Afdeling 3 : Stedelijke , plattelands - , kust - , en berggebieden * 23 *
-
*Hoofdstuk 2 : Bescherming van flora en fauna * 25 *
-
*Hoofdstuk 3 : Bescherming en beheer van de natuurlijke hulpbronnen ; tegengaan van verspilling * 29 *
-
*Afdeling 1 : Watervoorraden * 29 *
-
*Afdeling 2 : Beheer van afvalstoffen door een overkoepelend beleid van preventie , terugwinning en verwijdering * 31 *
-
*Afdeling 3 : Milieuvraagstukken in verband met het schaarser worden van bepaalde natuurlijke hulpbronnen * 35 *
TITEL IV : * ALGEMENE WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET DE BESCHERMING EN DE VERBETERING VAN HET MILIEU * 35 *
-
*Hoofdstuk 1 : Beoordeling van de weerslag op het milieu * 35 *
-
*Hoofdstuk 2 : Economische aspecten * 36 *
-
*Hoofdstuk 3 : Verspreiding van kennis op het gebied van de milieubescherming * 38 *
-
*Hoofdstuk 4 : Onderzoekactiviteiten op het gebied van de milieubescherming * 40 *
-
** Blz . *
-
*Hoofdstuk 5 : Bewustmaking en opleiding op milieugebied * 41 *
-
*Hoofdstuk 6 : Europese Stichting tot verbetering van de arbeids - en levensomstandigheden * 43 *
-
*Hoofdstuk 7 : Verbetering van het arbeidsmilieu * 44 *
-
*Hoofdstuk 8 : Acties met betrekking tot de naleving van de voorschriften ter bescherming van het milieu * 44 *
TITEL V : * ACTIE VAN DE GEMEENSCHAP OP INTERNATIONAAL GEBIED * 44 *
-
*Hoofdstuk 1 : Activiteit van de Gemeenschap en haar Lid-Staten in het kader van internationale organisaties en forums en samenwerking met derde landen * 45 *
-
*Hoofdstuk 2 : Samenwerking op milieugebied met de ontwikkelingslanden * 45 *
INLEIDING
1 . Met de aanneming , op 22 november 1973 , van het Actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu ( 1 ) , hierna te noemen " actieprogramma van 1973 " , heeft de Gemeenschap zich voorzien van een milieubeleid ; dit beleid heeft ten doel " de expansie in dienst te stellen van de mens door hem een milieu te geven waarin hem de best mogelijke levensomstandigheden worden gewaarborgd , en om deze expansie te verzoenen met de steeds dringender noodzaak om het natuurlijk leefmilieu te bewaren " .
2 . Dit beleid is met name een gevolg van de constatering dat de ongekende economische ontwikkeling die de westerse landen in staat heeft gesteld in enkele decennia te voldoen aan hun wezenlijke behoeften , momenteel op bepaalde hinderpalen stuit . Tot die hinderpalen behoort de beperktheid van de natuurlijke hulpbronnen . De natuur betaalt een zware tol aan de economische expansie en bepaalde produktiemogelijkheden lopen dan ook terug , terwijl de kosten van deze produktie , onder de druk van de uitgaven die noodzakelijk zijn voor de vervanging van de natuurlijke hulpbronnen , in bepaalde gevallen moeten toenemen .
3 . Ook al zijn de cijfers uit bepaalde recente rapporten aan kritiek onderhevig , toch hebben zij de publieke opinie bewust gemaakt van een principiële kwestie waaraan niet langer kan worden voorbijgegaan : de materiële groei heeft fysieke grenzen die wij moeten trachten te verplaatsen , waarbij alles in het werk moet worden gesteld om zo snel mogelijk tot de geleidelijke invoering van een meer kwalitatief groeimodel te komen .
4 . Voorts kan worden geconstateerd dat de aard van de consumptie is veranderd . Groepen van de bevolking plaatsen vraagtekens bij bepaalde aspecten van de economische ontwikkeling , terwijl ook hier en daar verzadigingsverschijnselen optreden .
5 . Onder meer om deze redenen zijn , zoals in de verklaring van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten , in het kader van de Raad bijeen , van 22 november 1973 ( 2 ) wordt gesteld , de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap , alsmede een gestadige en evenwichtige expansie , die tot de taken van de EEG behoren ( artikel 2 van het EEG-Verdrag ) , tegenwoordig ondenkbaar zonder een doeltreffende bestrijding van de vervuiling en hinder , noch zonder kwalitatieve verbetering van het bestaan en bescherming van het milieu . Deze laatste doelstellingen behoren volgens deze zelfde verklaring tot de voornaamste taken van de Gemeenschap en daarom moet een communautair milieubeleid ten uitvoer worden gelegd .
6 . De Lid-Staten zijn vast besloten erop toe te zien dat de huidige kwaliteit van de diverse milieus , gezien als een samenhangend geheel van alle regio's van de Gemeenschap , niet achteruit gaat , mede gelet op het vaak onomkeerbare of nagenoeg onomkeerbare karakter van sommige vormen van verontreiniging .
7 . Het actieprogramma van 1973 heeft inmiddels tot en met 31 december 1976 geleid tot een groot aantal teksten die eraan uitvoering geven ( de Commissie heeft 36 voorstellen ingediend , waarvan de Raad er 17 heeft goedgekeurd ) . Parallel hiermee werden tot deze zelfde datum door de Lid-Staten talrijke maatregelen getroffen op milieugebied ( er werden 148 kennisgevingen van wetgeving en 12 internationale verdragen toegezonden aan de Commissie en aan alle Lid-Staten in het kader van het kennisgevingsakkoord van 5 maart 1973 ( 3 ) ) .
8 . Deze krachtingspanning moet in de komende jaren worden voortgezet , niettegenstaande de onzekere conjunctuurfactoren , waarvan er sommige trouwens juist hun oorsprong vinden in de hierboven geanalyseerde verschijnselen .
Dit is de conclusie van het debat inzake de toekomstige activiteit van de Gemeenschap op milieugebied dat heeft plaatsgevonden in de Raadsvergadering van 16 oktober 1975 en dit is ook het doel van het onderhavige actieprogramma .
9 . De vijf volgende punten staan in dit programma centraal :
9.1 . Het beoogt de continuïteit van het sedert november 1973 gevoerde beleid ( 4 ) . De op dat tijdstip omschreven doelstellingen en beginselen blijven onverminderd van kracht en worden derhalve opnieuw bevestigd . De werkzaamheden die nog niet konden worden beëindigd , zullen worden voortgezet : overal in de tekst wordt hiernaar verwezen voor zover zij niet opnieuw zijn geschetst .
9.2 . Zeer in het bijzonder wordt de nadruk gelegd op maatregelen waarmee bepaalde preventief werkende mechanismen kunnen worden geschapen , met name ten aanzien van de verontreiniging , de ruimtelijke ordening en de produktie van afvalstoffen . Het programma voorziet in werkzaamheden ter bestudering van de modaliteiten van een procedure voor de " beoordeling van de weerslag op het milieu " , voor de opzet van een ecologische karteringsmethode van de Gemeenschap waarmede de economische vraag kan worden getoetst aan het ecologische aanbod en voor een onderzoek naar de middelen waarmee de produktie van afvalstoffen , welke soms gelijk staat met een werkelijke verspilling van hulpbronnen , kan worden voorkomen . Zo tekent zich de opzet af van een meer algemeen milieubeleid , dat beter is afgestemd op de economische planning en bij het ontwerp en de uitvoering waarvan ook de bevolking individueel nauwer betrokken is .
9.3 . De bescherming en het rationeel beheer van de ruimte , het milieu en de natuurlijke hulpbronnen krijgen bijzondere aandacht ; hierbij wordt speciaal rekening gehouden met de voorstellen die ter zake door de Italiaanse en de Duitse autoriteiten zijn geformuleerd .
9.4 . Ten aanzien van de vermindering van verontreiniging en hinder wordt voorrang gegeven aan de maatregelen ter bescherming van zoet water en zeewater alsmede aan de maatregelen in verband met de luchtverontreiniging , terwijl er op het gebied van de bestrijding van de geluidshinder nieuwe ontwikkelingen tot stand komen .
9.5 . Ten slotte wordt de activiteit van de Gemeenschap op internationaal niveau opnieuw bevestigd en wordt voorgesteld om bij het beleid van samenwerking tussen de Gemeenschap en de ontwikkelingslanden zoveel mogelijk rekening te houden met de milieu-aspecten .
10 . Het onderhavige actieprogramma bestrijkt een periode van vijf jaar ( 1977-1981 ) . Tijdens de uitvoering kan het op voorstel van de Commissie worden herzien en aangevuld , ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de toestand en met de inmiddels opgedane ervaring .
TITEL I
KORTE SCHETS VAN DE DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN VAN EEN MILIEUBELEID IN DE GEMEENSCHAP
Doelstellingen
11 . Een milieubeleid in de Gemeenschap heeft tot doel de kwaliteit van het bestaan , het leefklimaat , het leefmilieu en de levensomstandigheden van de volkeren van die Gemeenschap te verbeteren . Dit beleid moet ertoe bijdragen om de expansie in dienst te stellen van de mens , door deze een milieu te geven waarin hem de best mogelijke levensomstandigheden worden gewaarborgd , en om deze expansie te verzoenen met de steeds dringender noodzaak om het natuurlijk milieu te bewaren .
12 . Het milieubeleid moet met name gericht zijn op :
-
-het voorkomen , het beperken en het zoveel mogelijk uitschakelen van verontreiniging en hinder ,
-
-handhaving van een bevredigend ecologisch evenwicht en bescherming van de biosfeer ,
-
-een goed beheer van de hulpbronnen en het natuurlijke milieu , en het voorkomen van ieder gebruik daarvan waardoor gevoelige schade wordt toegebracht aan het ecologische evenwicht ,
-
-het afstemmen van de ontwikkeling op de kwaliteitseisen , met name door verbetering van de arbeidsomstandigheden en het leefklimaat ,
-
-meer aandacht voor de milieu-aspecten bij structurele planning en ruimtelijke ordening ,
-
-het zoeken , te zamen met de Staten buiten de Gemeenschap , naar gemeenschappelijke oplossingen voor de milieuproblemen , met name in het kader van de internationale organisaties .
Beginselen
13 . Het beste milieubeleid bestaat erin , van meet af aan het ontstaan van verontreiniging of hinder te vermijden , veeleer dan later de gevolgen ervan te bestrijden . Te dien einde dient de technische vooruitgang afgestemd en gericht te worden op de zorg voor de bescherming van het milieu en de verbetering van de kwaliteit van het bestaan , tegen de laagst mogelijke kosten voor de gemeenschap . Dit milieubeleid kan en moet samengaan met de economische en sociale ontwikkeling . Dit geldt ook voor de technische vooruitgang .
14 . Er dient in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te worden gehouden met de gevolgen voor het milieu van alle technische plannings - en beslissingsprocessen .
Het milieu mag niet worden gezien als een omgeving waarvan men de invloeden en aanvallen ondergaat , maar moet beschouwd worden als een gegeven dat onlosmakelijk verbonden is met de organisatie en de bevordering van de vooruitgang van de mensheid . Van iedere maatregel die op nationaal of communautair niveau genomen of overwogen wordt , dienen daarom de gevolgen bepaald te worden voor de kwaliteit van het bestaan en voor het natuurlijke milieu , indien deze maatregel een aantasting daarvan kan betekenen .
15 . Ieder gebruik van de natuurlijke hulpbronnen of van het natuurlijke milieu waardoor gevoelige schade toegebracht wordt aan het ecologische evenwicht , moet worden vermeden .
Het natuurlijk milieu biedt beperkte mogelijkheden en kan slechts ten dele verontreinigingen opnemen en de schadelijke effecten daarvan neutraliseren . Het is een goed dat men mag gebruiken , maar niet misbruiken , en dat men zo goed mogelijk moet beheren .
16 . Het wetenschappelijke en technologische kennisniveau in de Gemeenschap dient verbeterd te worden met het oog op een doeltreffende actie voor het behoud en de verbetering van het milieu en de bestrijding van verontreiniging en hinder . Daartoe dient het onderzoek op dit gebied te worden bevorderd .
17 . De kosten die het voorkomen en de uitschakeling van hinder met zich meebrengen komen in beginsel ten laste van de vervuiler ; er kunnen echter , vooral voor overgangsperioden , bepaalde uitzonderingen en speciale regelingen worden gemaakt , mits daaruit geen belangrijke distorsies van internationale handel en investeringen voortvloeien . Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de Verdragen , zal het noodzakelijk zijn dit beginsel nader te omschrijven en de toepassingsvoorschriften ervan , met inbegrip van de uitzonderingen , te bepalen op communautair niveau . Wanneer uitzonderingen worden toegestaan , dient mede rekening te worden gehouden met de noodzaak , de in de Gemeenschap bestaande regionale wanverhoudingen geleidelijk op te heffen .
18 . Overeenkomstig de te Stockholm aangenomen verklaring van de Conferentie der Verenigde Naties over het milieu van de mens , dient er voor gezorgd te worden dat de activiteiten die in een Staat worden verricht geen verslechtering van het milieu in een andere Staat veroorzaken .
19 . Bij hun milieubeleid moeten de Gemeenschap en haar Lid-Staten rekening houden met de belangen van de ontwikkelingslanden en met name onderzoeken of de in het kader van dit beleid overwogen maatregelen mogelijk een weerslag uitoefenen op de economische ontwikkeling van en de handel met deze landen , ten einde eventuele ongunstige gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te verminderen .
20 . De doeltreffendheid van de inspanningen ter bevordering van een mundiaal milieu-onderzoek en milieubeleid wordt versterkt door een duidelijk concept op lange termijn voor een Europees milieubeleid .
In de geest van de verklaring van Staatshoofden en Regeringsleiders te Parijs moeten de Gemeenschap en haar Lid-Staten hun stem laten horen in de internationale organisaties die milieu-aspecten behandelen , en aldaar met het gezag van een gemeenschappelijk standpunt een eigen bijdrage leveren .
Overeenkomstig de conclusies van de Conferentie van Stockholm moet de regionale samenwerking , die het vaak mogelijk maakt problemen beter op te lossen , worden geïntensiveerd .
De samenwerking op wereldniveau moet gericht zijn op die gebieden waar op grond van de betrokken milieuproblemen mundiale inspanningen vereist zijn ; zij dient te st * nen op de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties , die reeds belangrijk werk hebben gedaan en wier acties dienen te worden voortgezet en versterkt .
Een algemeen milieubeleid is slechts mogelijk op basis van nieuwe , meer efficiënte vormen van internationale samenwerking , waarbij zowel rekening wordt gehouden met de mundiale ecologische verhoudingen als met de vervlechting van de wereldeconomie .
21 . Die milieubescherming gaat een ieder aan in de Gemeenschap , en dus dient het publiek bewust gemaakt te worden van het belang ervan . Om een geslaagd milieubeleid te voeren moeten alle bevolkingsgroepen en alle maatschappelijke krachten van de Gemeenschap zich inspannen om bij te dragen tot bescherming en verbetering van het milieu . Dit vereist dat er op alle niveaus een constante en grondige opvoeding tot stand komt , opdat een ieder in de Gemeenschap zich bewust wordt van het probleem en zich volledig verantwoordelijk weet ten aanzien van de komende generaties .
22 . Voor elke soort milieuverontreiniging dient een actieniveau ( lokaal , regionaal , nationaal , communautair , multinationaal ) te worden vastgesteld dat is aangepast aan de aard van de verontreiniging alsmede aan de te beschermen geografische zone .
Acties die op communautair niveau het meest doeltreffend kunnen zijn , moeten op dat niveau gebundeld worden ; de prioriteiten moeten zeer zorgvuldig worden vastgesteld .
23 . Belangrijke aspecten van het milieubeleid mogen niet langer in de verschillende landen geïsoleerd worden gepland en uitgevoerd . Op basis van een gemeenschappelijk concept op lange termijn dienen de nationale programma's op deze gebieden in de Gemeenschap te worden gecoordineerd en moet het beleid worden geharmoniseerd . Doel van dit beleid moet zijn een verbetering van de kwaliteit van het bestaan , waarbij de economische groei niet alleen vanuit kwantitatief oogpunt mag worden beschouwd .
Deze coordinatie en harmonisatie moeten het met name mogelijk maken de doeltreffendheid te vergroten van de acties die op de diverse niveaus ondernomen worden ten einde het milieu in de Gemeenschap te beschermen en te verbeteren , met inachtneming van de in de Gemeenschap bestaande regionale verschillen en de goede werking van de gemeenschappelijke markt .
Doel van het milieubeleid in de Gemeenschap moet zijn , zoveel mogelijk een gecoordineerde en geharmoniseerde vooruitgang van het nationale beleid in de verschillende landen te bevorderen , zonder dat de vooruitgang die op nationaal niveau reeds werd bereikt , of zou kunnen worden bereikt , hierdoor belemmerd wordt . Een dergelijke vooruitgang dient dusdanig te worden verwezenlijkt dat hierdoor een goede werking van de gemeenschappelijke markt niet in gevaar wordt gebracht .
Deze coordinatie en harmonisatie worden met name verwezenlijkt door :
-
-toepassing van de desbetreffende bepalingen in de Verdragen ;
-
-uitvoering van de acties die zijn omschreven in het onderhavige programma ;
-
-uitvoering van de procedure betreffende kennisgeving van maatregelen ter bescherming van het milieu ( 5 ) .
TITEL II
VERMINDERING VAN VERONTREINIGING EN HINDER
HOOFDSTUK 1
OBJECTIEVE BEOORDELING VAN DE GEVAREN VAN VERONTREINIGING VOOR DE GEZONDHEID EN HET MILIEU
24 . De werkzaamheden omschreven in deel I , titel III , hoofdstuk 1 , en in deel II , titel I , hoofdstuk 1 en 2 , van het actieprogramma van 1973 , aangevuld met de resolutie van de Raad van 24 juni 1975 ( 6 ) , zullen door de Commissie worden voortgezet ( 7 ) voor alle in bovengenoemde teksten opgesomde verontreinigende stoffen van de eerste en van de tweede categorie .
25 . Wat de verontreinigende stoffen van de eerste categorie betreft , zullen bij voorrang de verontreinigende stoffen van lijst I van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd ( 8 ) worden onderzocht . Wat de verontreinigende stoffen van de tweede categorie betreft , zal de Commissie een groep nationale deskundigen raadplegen en rekening houden met de aan Richtlijn 76/464/EEG van 4 mei 1976 gehechte lijsten I en II .
26 . Bij de uitvoering van de bovengenoemde werkzaamheden :
-
-zal rekening worden gehouden met het feit dat talrijke verontreinigende stoffen tegelijkertijd aanwezig zijn in verschillende milieus , bijvoorbeeld in water en lucht , in levensmiddelen en in bepaalde industrieprodukten ;
-
-zal de blootstelling van de mens aan gelijktijdig in verschillende milieus aanwezige verontreinigende stoffen worden beoordeeld door de bepaling van de geïntegreerde blootsteling ( meting die wordt verricht door een bepaling van verontreinigingen op het niveau van het object ) ;
-
-zal worden overgegaan tot een onderzoek van synergismen tussen :
-
-diverse verontreinigende stoffen van de eerste en de tweede categorie ,
-
-verontreinigende stoffen en pathogene organismen ,
-
-verontreinigende stoffen en meteorologische factoren ,
-
-verontreinigende stoffen en samenstelling van het voedselpakket ,
-
-verontreinigende stoffen en chemische en farmaceutische produkten ;
-
-zal rekening worden gehouden met de gevolgen , ook die op lange termijn , van de verontreinigende stoffen voor de verschillende groepen van de bevolking alsmede voor het milieu , in het bijzonder voor cultuurgewassen en levensmiddelen van dierlijke oorsprong .
HOOFDSTUK 2
VOORKOMEN EN VERMINDEREN VAN DE VERONTREINIGING VAN ZOET WATER EN ZEEWATER
27 . Van alle natuurlijke hulpbronnen is water een van de belangrijkste die steeds wordt vervangen via de meteorologische cyclus . Deze vervanging zorgt voor een continuvoorziening van bijna alle gebieden van de Gemeenschap .
28 . Met name echter door de dichtheid , de concentratie en de levensstandaard van de bevolkingen en de omvang van de economische activiteit in West-Europa , wordt een gedeelte van de potentieel aanwezige hulpbronnen ten dele en soms volledig onbruikbaar gemaakt door verontreiniging , waar in sommige gevallen nog bijkomt dat passende voorzieningen op het gebied van de waterhuishouding ontbreken .
29 . Water vormt een onontbeerlijk element voor het menselijk leven en vervult tevens talrijke functies die onmisbaar zijn voor de activiteiten van de mens , die het voor vele uiteenlopende doeleinden gebruikt .
30 . Bij de uitvoering van het actieprogramma van 1973 is in de eerste plaats veel aandacht besteed aan de bestrijding van de verontreiniging van zoet water . De ondernomen acties moeten echter worden voortgezet , om de kwaliteit van dit water te verbeteren en om een eind te maken aan de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd .
31 . Met betrekking tot de zee wordt in het actieprogramma van 1973 ( deel II , titel I , hoofdstuk 6 , afdeling 1 ) gezegd , dat deze
" een onontbeerlijke bron is van produkten en in het bijzonder van kostbare eiwitten in een wereld die steeds meer overbevolkt raakt . Voorts speelt het een essentiële rol bij de handhaving van het natuurlijke ecologische evenwicht doordat het een aanzienlijk gedeelte van de voor het leven benodigde zuurstof levert . Zeeën en kuststroken zijn voorts van grote waarde voor recreatie en vrijetijdsbesteding .
De verontreiniging van de zee is reeds bijzonder ver voortgeschreden . Er kan een verontrustende opeenhoping worden geconstateerd van bepaalde verontreinigingen in plankton en andere levende organismen en sedimenten , terwijl zich reeds nu in bepaalde riviermonden en bepaalde kustgebieden een niet te verwaarlozen gevaar van eutrofiëring voordoet .
De verontreiniging van de zee raakt de gehele Gemeenschap , zowel wegens de belangrijke rol die de zee vervult bij het proces van instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke soorten , als wegens het belang van de scheepvaart en het vervoer ter zee voor de harmonische economische ontwikkeling van de Gemeenschap . " .
32 . De bescherming en de sanering van zoet water en zeewater , ten einde te voorzien in de economische en sociale behoeften en op vitale punten het ecologische evenwicht te bewaren , vormen een prioritair onderdeel van het onderhavige actieprogramma .
33 . Op dit gebied verschaffen een aantal reeds aangenomen of overwogen belangrijke maatregelen de grondslag voor een samenhangend beleid met het oog op het voorkomen en verminderen van dit type verontreiniging op communautair niveau . De activiteit op dit gebied zal in de komende jaren dan ook de voortzetting van de uitvoering van deze maatregelen omvatten .
34 . De Gemeenschap zal voortgaan met de uitvoering van de werkzaamheden ten aanzien van waterverontreiniging die zijn omschreven in deel II , titel I , van het actieprogramma van 1973 , te weten :
-
-objectieve beoordeling van de gevaren van verontreinigingen voor de gezondheid en het milieu ( zie hoofdstuk 1 ) ;
-
-vaststelling van normen ( zie hoofdstuk 2 ) ;
-
-informatie-uitwisseling tussen de netten voor toezicht en controle ( zie hoofdstuk 3 ) ;
-
-vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen ( zie hoofdstuk 3 ) ;
-
-werkzaamheden betreffende bepaalde produkten ( zie hoofdstuk 4 ) ;
-
-specifieke acties voor bepaalde industriesectoren en voor de energieproduktie ( zie hoofdstuk 5 ) ;
-
-specifieke acties met betrekking tot bepaalde gebieden van gemeenschappelijk belang :
-
-verontreiniging van de zeeën ;
-
-bescherming van het water van het stroomgebied van de Rijn ;
-
-werkzaamheden met betrekking tot de bescherming van het milieu in grenszones ( zie hoofdstuk 6 ) .
35 . De Commissie zal , onverminderd de toepassing door de Lid-Staten van de door de Raad vastgestelde richtlijnen , de werkzaamheden uitvoeren die haar zijn opgedragen in het kader van de onderstaande richtlijnen ( alsmede in het kader van de richtlijnen die op een later tijdstip op grond van het huidige actieprogramma zullen worden vastgesteld ) :
-
-Richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de produktie van drinkwater in de Lid-Staten ( 9 ) ;
-
-Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater ( 10 ) ;
-
-Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd ( 11 ) .
Deze werkzaamheden zullen het volgende inhouden :
36 . Voor wat Richtlijn 75/440/EEG betreft :
-
-bestudering van de nationale actieplannen ter sanering van het oppervlaktewater ( zie artikel 4 , lid 2 ) ;
-
-bestudering van de motieven voor het gebruik van water van slechtere kwaliteit dan de kwaliteit A 3 ( zie artikel 4 , lid 3 ) ;
-
-indiening van een ontwerp-richtlijn inzake meetmethoden en inzake de frequentie van monstertrekking en analyse van de in de richtlijn vastgestelde parameters ( zie artikel 5 , lid 2 ) ;
-
-bestudering van de afwijkingen bedoeld in artikel 8 ;
-
-eventueel voorstellen inzake de herziening van de in de richtlijn vastgestelde waarden en parameters ( zie artikel 9 ) ;
-
-indiening van een richtlijnvoorstel inzake infiltratiewater ;
-
-in het algemeen , toezicht op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn .
37 . Voor wat Richtlijn 76/160/EEG betreft :
-
-bestudering van de motieven voor eventueel door een Lid-Staat toegestane afwijkingen alsmede van de plannen voor het waterbeheer binnen de betrokken gebieden ( zie artikel 4 , lid 3 ) ;
-
-deelneming aan het overleg tussen de oeverstaten , bedoeld in artikel 4 , lid 4 ;
-
-bestudering van de afwijkingen , bedoeld in artikel 8 ;
-
-voorstellen voor de wijzigingen die noodzakelijk zijn om de richtlijn aan te passen aan de vooruitgang van de techniek ( artikelen 9 , 10 en 11 ) ;
-
-publikatie van een samenvattend verslag over het zwemwater in de Lid-Staten en over de meest betekenisvolle kenmerken daarvan ( artikel 13 ) ;
-
-in het algemeen , toezicht op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn .
38 . Voor wat Richtlijn 76/464/EEG betreft :
-
-indiening van voorstellen die in het bijzonder zijn gericht op de reglementering van de verontreiniging van de territoriale zeewateren door bedrijfsmatige lozingen vanaf schepen , met inachtneming van de op dit gebied bestaande internationale verdragen ;
-
-indiening van een voorstel voor een richtlijn inzake de bescherming van het grondwater ( artikel 4 ) ;
-
-indiening van voorstellen inzake de grenswaarden , maximumtermijnen , kwaliteitsdoelstellingen en controleprocedure voor de stoffen van lijst I ( zie artikel 6 ) ;
-
-bestudering - indien een Lid-Staat zich wenst te beroepen op de kwaliteitsdoelstellingen - van de bewijzen dat deze doelstellingen zijn bereikt en worden gehandhaafd overeenkomstig artikel 6 , lid 3 ;
-
-het uitbrengen van verslag aan de Raad omtrent gevallen waarin de Commissie heeft ingestemd met het gebruik van de methode der kwaliteitsdoelstellingen ( zie artikel 6 , lid 3 ) ;
-
-het regelmatig organiseren van een onderlinge vergelijking van de programma's met betrekking tot de stoffen van lijst II , ten einde een voldoende geharmoniseerde tenuitvoerlegging daarvan te waarborgen ;
-
-eventuele indiening van voorstellen tot herziening van de lijsten I en II in het licht van de opgedane ervaring , waarbij zo nodig bepaalde stoffen van lijst II worden overgebracht naar lijst I ;
-
-in het algemeen , toezicht op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn .
39 . De Commissie zal overigens de toepassing voortzetten van de onderstaande besluiten van de Raad met betrekking tot de activiteit van de Europese Economische Gemeenschap in het kader van internationale verdragen :
-
-Besluit 75/437/EEG van de Raad van 3 maart 1975 houdende sluiting van het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land ( 12 ) ; dit Verdrag wordt hierna genoemd Verdrag van Parijs ;
-
-Besluit 75/438/EEG van de Raad van 3 maart 1975 inzake deelneming van de Gemeenschap aan de Interimaire Commissie die is ingesteld op basis van resolutie nr . III van het Verdrag tot voorkoming van verontreiniging van de zee vanaf het land ( 13 ) ;
-
-besluit van de Raad van 8 december 1975 inzake de deelneming van de Europese Economische Gemeenschap aan de onderhandelingen over een kaderovereenkomst en bijbehorende protocollen ter voorkoming van verontreiniging van de Middellandse Zee ( 14 ) ;
-
-besluit van de Raad van 19 januari 1976 inzake de deelneming van de Europese Economische Gemeenschap aan de onderhandelingen met het oog op het sluiten van een verdrag voor de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging ( 15 ) .
40 . Op 14 maart 1977 heeft de Commissie aan de Raad een aanbeveling voorgelegd voor een besluit van de Raad betreffende het openen van onderhandelingen met het oog op de toetreding van de Gemeenschap tot de Conventie van 22 maart 1974 inzake de bescherming van het mariene milieu in de Oostzee-zone . Bij haar werkzaamheden betreffende de verontreiniging van de zee , zal de Commissie voorstellen doen met het oog op de onderlinge aanpassing van de regels voor de toepassing van internationale verdragen wanneer dit nodig blijkt te zijn voor de goede werking van de gemeenschappelijke markt en voor de tenuitvoerlegging van het actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu . Daarbij zal zij rekening houden met het feit dat de bepalingen van de diverse verdragen van elkaar kunnen verschillen .
41 . Ten aanzien van de verontreiniging van de zee ten gevolge van lozing van afvalstoffen ( dumping ) , heeft de Commissie reeds op 12 januari 1976 een ontwerp-richtlijn ingediend ( 16 ) . Zij zal bovendien ter zake dienende voorstellen indienen voor deelneming van de Gemeenschap aan verschillende internationale verdragen met betrekking tot dit type verontreiniging .
42 . Ten aanzien van de verontreiniging van de zee ten gevolge van vervoer en scheepvaart , zal de Commissie behalve de in punt 38 , eerste streepje , bedoelde voorstellen , studies verrichten en eventueel ter zake dienende voorstellen indienen met betrekking tot de efficiënte tenuitvoerlegging van de internationale verdragen en de onderlinge aanpassing van de voorschriften inzake de uitvoering van deze verdragen , voor zover zulks noodzakelijk is voor de goede werking van de gemeenschappelijke markt en de uitvoering van het onderhavige actieprogramma .
43 . Ten aanzien van de verontreiniging van de zee ten gevolge van lozing van afvalstoffen vanaf het land , neemt de Commissie namens de Gemeenschap deel aan de werkzaamheden van de Interimaire Commissie van het Verdrag van Parijs . Meer in het algemeen zal de Commissie voorstellen voor communautaire maatregelen ter voorkoming en vermindering van verontreiniging vanaf het land indienen , op grond van deel II , titel I , hoofdstuk 6 , afdeling 1 , van het actieprogramma van 1973 en Richtlijn 76/464/EEG .
44 . Ten aanzien van de verontreiniging van de zee ten gevolge van de exploratie en de exploitatie van de zeebodem , neemt de Gemeenschap deel aan de werkzaamheden in verband met dit type verontreiniging die met name plaatsvinden in het kader van het Verdrag van Parijs . De Gemeenschap neemt als waarneemster deel aan de werkzaamheden in het kader van de Conferentie van Londen ( 17 ) ; een der werkgroepen daarvan is belast met de vraagstukken inzake wettelijke aansprakelijkheid in verband met dit type verontreiniging . Tenslotte volgt de Commissie met aandacht de werkzaamheden die op dit gebied gaande zijn in het kader van de derde Zeerechtconferentie .
45 . Voor wat meer in het algemeen de werkzaamheden in het kader van deze Conferentie met betrekking tot de verontreiniging van de zee betreft , zal de Commissie trachten te bereiken dat de resultaten van de Conferentie zowel stroken met de bepalingen van de Verdragen als met de maatregelen die in Gemeenschapsverband op het gebied van de milieubescherming zijn genomen . Zo nodig zal zij te gelegener tijd voorstellen indienen om deze overeenstemming te waarborgen .
46 . De Gemeenschap zal , vertegenwoordigd door de Commissie , deelnemen aan de werkzaamheden van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging . In het kader van de Overeenkomst inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging , zal zij erop toezien dat deze Overeenkomst zo spoedig en doeltreffend mogelijk ten uitvoer wordt gelegd opdat de specifieke problemen van de verontreiniging van de Rijn , rekening houdend met de communautaire wetgeving , worden opgelost .
47 . De Commissie heeft bij de Raad reeds voorstellen ingediend om de deelneming van de Gemeenschap aan de Europese Conventie inzake de bescherming van de internationale waterlopen tegen verontreiniging ( Conventie van Straatsburg ) mogelijk te maken , en zal de Raad verzoeken deze voorstellen definitief aan te nemen zodra de onderhandelingen in het kader van de Raad van Europa beëindigd zullen zijn .
48 . Gelet op de voorafgaande punten zullen de werkzaamheden van de Gemeenschap op het gebied van het voorkomen en verminderen van de verontreiniging van zoet water en zeewater met name betrekking hebben op de volgende met voorrang te behandelen onderwerpen :
-
-de richtlijn betreffende de bescherming van het grondwater ;
-
-vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen voor water , met welke werkzaamheden reeds een begin is gemaakt of die worden beoogd in het actieprogramma van 1973 en die nog niet zijn voltooid ;
-
-bepaling van meetmethoden en van frequentie van monstertrekking ;
-
-bepaling van gemeenschappelijke methoden voor de vaststelling van de nodige maatregelen om de huidige en toekomstige kwaliteitsdoelstellingen te verwezenlijken en te handhaven ;
-
-het gezamenlijk zoeken naar en bepalen van op lange termijn bevredigende minimale kwaliteitseisen waaraan het water van de Gemeenschap dient te voldoen ;
-
-uitwisseling van informatie tussen de netten voor toezicht en controle op de waterverontreiniging in de Gemeenschap ;
-
-vaststelling van grenswaarden voor de emissie , maximumtermijnen en kwaliteitsdoelstellingen voor een eerste lijst van stoffen van lijst I van Richtlijn 76/464/EEG ;
-
-opstelling van een procedure voor controle en toezicht voor de stoffen van lijst I van Richtlijn 76/464/EEG ;
-
-toepassing van de door de Raad vastgestelde richtlijnen inzake de kwaliteitsdoelstellingen ;
-
-het voorkomen en verminderen van de verontreiniging van de zee vanaf het land in het kader van het Verdrag van Parijs en van Richtlijn 76/464/EEG ;
-
-toepassing van de internationale verdragen betreffenden zoet water en zeewater , waarbij de Gemeenschap partij is of zal zijn .
49 . De Commissie zal voorts de maatregelen bestuderen die moeten worden genomen ter bevordering van de uitwisseling van gegevens over de bouw in de Gemeenschap van zuiveringsstations en stations voor toezicht en controle op de verontreiniging in de loop van de komende vijftien jaar .
HOOFDSTUK 3
LUCHTVERONTREINIGING
Inleiding
50 . Luchtverontreiniging vertoont , onder andere , de volgende kenmerken :
Zij is het meest accut in de grote stedelijke en industriële agglomeraties , waarin momenteel ruim 60 % van de bevolking van de Gemeenschap woont .
Zij wordt sterk beïnvloed door de weers - en klimaatomstandigheden ( invloed van wind , neerslag , temperatuurinversies , zonnestraling , enz . ) en omgekeerd kan zij deze omstandigheden beïnvloeden .
Zij kan worden veroorzaakt door ver verwijderde bronnen van verontreiniging doordat bepaalde verontreinigende stoffen grote afstanden afleggen onder invloed van de wind en grensoverschrijdende verontreiniging tot gevolg kunnen hebben . Zo kunnen de activiteiten in één Staat een verslechtering van het milieu in een andere Staat binnen of buiten de Gemeenschap veroorzaken en aldus passende maatregelen noodzakelijk maken .
Zij wordt veroorzaakt door zowel vaste als mobiele bronnen .
51 . Er worden steeds meer verontreinigende stoffen in de lucht geloosd doordat nieuwe produkten worden vervaardigd en gebruikt . De toepassing van nieuwe fabricagemethoden leidt voorts tot een wijziging in de samenstelling van de emissies . Het komt voor dat bepaalde in de lucht geëmitteerde stoffen gunstige omstandigheden voor omzetting aantreffen en dat zij zich derhalve omzetten door , vaak onder invloed van de straling van de zon , hetzij onderling , hetzij met de normale chemische bestanddelen van de lucht te reageren , zodat nieuwe chemische soorten ontstaan die schadelijker eigenschappen kunnen hebben dan de oorspronkelijke verontreinigende stoffen . Het is mogelijk dat het gehalte aan ozon in de stratosfeer wordt beïnvloed door verontreinigingen afkomstig van menselijke activiteiten .
52 . De monstertrekking en analyse van , vaak in geringe sporen voorkomende , verontreinigingen houden nog moeilijkheden in die moeten worden opgelost alvorens de in verschillende streken verkregen resultaten gemakkelijk onderling kunnen worden vergeleken .
53 . De chemische complexiteit van bepaalde luchtverontreinigende stoffen en van de uit hun omzetting voortkomende produkten , alsmede de variërende blootstellingsomstandigheden die samenhangen met wijzigingen in de weersomstandigheden , bemoeilijken de evaluatie van de gevolgen van de verontreinigingen voor gezondheid , ecologisch evenwicht , bodem , vegetatie en materialen . Op dit gebied moet het onderzoek worden voortgezet .
54 . Met deze kenmerken moet rekening worden gehouden wanneer wordt bepaald welke typen maatregelen op de verschillende beslissingsniveaus en speciaal op Gemeenschapsniveau moeten worden getroffen .
De noodzakelijke actie in Gemeenschapsverband
55 . Deze actie moet in de eerste plaats bestaan uit de tenuitvoerlegging van de reeds door de Raad op dit gebied aangenomen besluiten .
Het actieprogramma van 1973
56 . Met de uitvoering van de op dit gebied in het actieprogramma van 1973 beoogde werkzaamheden zal worden voortgegaan , namelijk met :
a ) de vaststelling van criteria ( zie deel II , titel I , hoofdstuk 1 , van het actieprogramma van 1973 en titel II , hoofdstuk 1 , van het onderhavige actieprogramma ) .
Zoals in het actieprogramma van 1973 is aangegeven zal de vaststelling van criteria gepaard gaan met werkzaamheden op het gebied van de normalisatie en de harmonisatie van meetmethoden en -instrumenten ; doordat aldus leemten in de bestaande kennis aan het licht worden gebracht , zullen onderzoekobjecten kunnen worden gevonden die eventueel moeten worden opgenomen in het communautaire programma voor onderzoek en ontwikkeling ;
b ) de vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen ( deel II , titel I , hoofdstuk 3 , afdeling 2 , van het actieprogramma van 1973 ) .
Deze activiteit zal vooral worden gericht op de onderstaande verontreinigende stoffen :
-
-lood ,
-
-stikstofoxyden ,
-
-koolmonoxyde ,
-
-zwaveldioxyde en zwevende deeltjes ,
-
-fotochemische oxydanten ,
-
-asbest ,
-
-koolwaterstoffen ,
-
-vanadium ;
c ) de vaststelling van normen ( deel II , titel I , hoofdstuk 2 , van het actieprogramma van 1973 ) .
In bepaalde gevallen kan het nodig blijken , om dringende redenen die verband houden met de bescherming van de menselijke gezondheid of van het milieu , voorlopige gemeenschappelijke normen vast te stellen zonder de vaststelling van criteria en kwaliteitsdoelstellingen op communautair vlak af te wachten , indien de informatie waarover men reeds op internationaal en nationaal niveau beschikt hiertoe voldoende kan worden geacht ;
d ) de uitwisseling van informatie tussen de netten voor toezicht en controle ( deel II , titel I , hoofdstuk 3 , afdeling 1 , van het actieprogramma van 1973 ) .
De Commissie zal in het bijzonder toezien op de tenuitvoerlegging van Beschikking 75/441/EEG van de Raad van 24 juni 1975 tot instelling van een gemeenschappelijke procedure voor de uitwisseling van inlichtingen tussen de netten voor toezicht en controle met betrekking tot gegevens inzake de luchtverontreiniging door bepaalde zwavelverbindingen en zwevende deeltjes ( 18 ) . Eventueel zal de Commissie nog andere voorstellen indienen met betrekking tot andere verontreinigende stoffen , overeenkomstig het gestelde in deel II , titel I , hoofdstuk 3 , afdeling 1 , sub A , B en C , van het actieprogramma van 1973 ;
e ) werkzaamheden betreffende bepaalde produkten ( deel II , titel I , hoofdstuk 4 , van het actieprogramma van 1973 ) .
De in dit hoofdstuk beoogde werkzaamheden zullen worden voortgezet voor de luchtverontreinigende stoffen . Zo zullen in het bijzonder de richtlijn inzake de stoffen die zich bevinden in uitlaatgassen van motorvoertuigen ( 19 ) en de richtlijn betreffende het zwavelgehalte van gasolie ( 20 ) zo nodig worden gewijzigd of aangevuld , met inachtneming van de meest recente wetenschappelijke en technische vorderingen ;
f ) specifieke acties voor bepaalde industriesectoren en voor de energieproduktie ( deel II , titel I , hoofdstuk 5 , afdelingen 1 en 2 , van het actieprogramma van 1973 ) .
De in dit hoofdstuk beoogde werkzaamheden zullen worden voortgezet , waarbij voorrang zal zwavel - en stikstofoxyden , koolwaterstoffen en oplosmiddelen , fluor en zware metalen lozen ;
g ) werkzaamheden met betrekking tot de bescherming van het milieu in de grenszones ( deel II , titel I , hoofdstuk 6 , afdeling 3 van het actieprogramma van 1973 ) .
Resolutie van de Raad van 3 maart 1975 inzake energie en milieu
57 . In zijn resolutie van 3 maart 1975 inzake energie en milieu ( 21 ) , heeft de Raad de Commissie verzocht om aan de hand van de meest recente vooruitzichten inzake de ontwikkeling van het aardolieverbruik en van de kostenniveaus , voorstellen te doen betreffende met name :
" a ) de totstandbrenging van een rationelere voorziening met weinig verontreinigende brandstof , bijvoorbeeld ruwe aardolie met een laag zwavelgehalte , in bijzonder verontreinigde zones en voor gebruikers die ernstige verontreiniging veroorzaken ,
b ) de bevordering van de ontwikkeling van de procédés van ontzwaveling en van alle andere technieken met het oog op een selectieve vermindering van de emissie van zwaveldioxyde in de lucht , en bevordering in het bijzonder van de bouw van modelinstallaties , waarvan men de totstandbrenging moet stimuleren , zodra de techniek ervan afgerond is ,
c ) de bevordering van een doelmatig brandstofgebruik ,
d ) de intensivering van het onderzoek naar de effecten van stikstofoxyden op mens en milieu ,
e ) de ontwikkeling van geschikte meetmethoden voor stikstofoxyden ,
f ) het nemen van preventieve maatregelen ter vermindering van de verontreiniging uit stikstofoxyde-bronnen , in afwachting van de verwerving van grotere kennis op dit gebied . " .
Reeds door de Raad goedgekeurde richtlijnen en besluiten op het gebied van de luchtverontreiniging
58 . Deze richtlijnen en besluiten zullen door de Lid-Staten en de Commissie ten uitvoer worden gelegd .
De Commissie zal in het bijzonder toezien op de vaststelling van gebruikszones voor gasolietypen door de Lid-Staten ( zie artikel 5 van Richtlijn 75/716/EEG ) . De Commissie zal zo nodig passende voorstellen bij de Raad indienen om deze richtlijn te herzien of aan te vullen ( zie artikel 6 ) .
De Commissie zal bovendien haar werkzaamheden voortzetten met het oog op de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke procedure die is ingesteld bij Beschikking 75/441/EEG , in het bijzonder door met de Lid-Staten overleg te plegen over de in het programma op te nemen gebieden en door gelijkluidende formulieren voor het verstrekken van de gegevens op te stellen . Voorts zal de Commissie een programma voor de verwerking van de gegevens voorbereiden met het oog op een duidelijke en eenvoudige weergave van de resultaten , door de Lid-Staten te raadplegen over de vorm van de op te stellen verslagen en over de verbetering van deze uitwisselingsprocedure , door programma's voor onderlinge vergelijking op te stellen en door de monstertrekkings - en analysemethoden te harmoniseren ter verbetering van de vergelijkbaarheid van de verkregen cijfers . Op deze gebieden zal de Commissie passende voorstellen aan de Raad doen .
59 . Naast de in dit hoofdstuk genoemde werkzaamheden zal de Commissie , in het kader van een groep nationale deskundigen uitwisselingen van informatie organiseren met betrekking tot de middelen die op nationaal of regionaal niveau worden gebruikt bij de bestrijding van de luchtverontreiniging , met name :
-
-uitvoering van nationale of regionale plannen ;
-
-oprichting van administratieve en wetenschappelijke organen voor het luchtbeheer ;
-
-gebruik van economische maatregelen ;
-
-inventarisatie van de verontreinigingsbronnen ;
-
-organisatie van een procedure voor de uitwisseling van informatie tussen de alarmsystemen ;
-
-gebruik van wiskundige modellen ;
-
-opstelling van normen voor bepaalde als gevaarlijk beschouwde verontreinigende stoffen ;
-
-controle op verontreinigende bedrijven .
60 . Voorts zal de Commissie zich met de volgende vraagstukken bezighouden :
-
-de invloed van fluor - en chloorverbindingen en stikstofoxyden op de bovenste lagen van de stratosfeer ;
-
-de verontreiniging ten gevolge van het toenemend gebruik van gasturbines ( 22 ) ;
-
-de verontreinigingsvraagstukken samenhangend met het gebruik van kleine installaties ( huisverwarmingsinstallaties , verbrandingsapparatuur , enz . ) ;
-
-de mogelijke gevolgen van de grensoverschrijdende luchtvervuiling .
61 . Aan de hand van de resultaten van deze uitwisselingen van informatie en deze studies en op basis van het werk van andere internationale organisaties zal de Commissie zo nodig ter zake dienende voorstellen doen aan de Raad .
HOOFDSTUK 4
BESTRIJDING VAN GELUIDSHINDER
Inleiding
62 . Lawaai wordt in het algemeen gedefinieerd als een samenstel van geluiden die voor de mens onaangenaam en min of meer onaanvaardbaar worden omdat zij met name hinder , vermoeidheid en eventueel pijn teweegbrengen alsmede storend kunnen werken .
Al naar gelang van de intensiteit en aard van het lawaai heeft dit voor de eraan blootgestelde mens een aantal gevolgen die variëren van hinder tot bepaalde psychische en pathologische effecten .
63 . De ondervonden hinder wisselt onder meer naar gelang van de aard en de intensiteit van het lawaai ( gescheiden klankelementen , stoottonen , golvend geluid ) , de informatie die door het geluidssignaal wordt doorgegeven ( bewust of onbewust ) , de zenuwgesteldheid en de activiteit van degene die aan het lawaai wordt blootgesteld ( bijvoorbeeld handarbeid , hoofdarbeid of recreatie ) .
Bij de meetbare effecten onderscheidt men in het bijzonder de verstoring van
-
-de mondelinge communicatie ,
-
-de prestaties ,
-
-de slaap ,
-
-de gezondheid , met name het optreden van gehoorstoornissen .
64 . Met de ontwikkeling van de moderne industriële samenleving en van de verstedelijking is het geluidsniveau sterk toegenomen , met name door het groeiend gebruik van steeds lawaaiiger mechanische uitrusting en apparatuur , dat geleidelijk doordringt in alle sectoren van de menselijke activiteit : de ontwikkeling van spoor - , weg - en luchtverkeer , mechanisering van de landbouw , ontwikkeling van de industrie , stijging van het aantal huishoudelijke apparaten en communicatietoestellen ( radio , televisie ) .
Van de ongewenste storende en schadelijke effecten van het geluid worden reeds vele jaren talrijke studies gemaakt , zowel op nationaal als internationaal niveau .
Om dit type hinder te verminderen , hebben de Lid-Staten met betrekking tot specifieke lawaaibronnen voorschriften en/of in bepaalde gevallen kaderwetten vastgesteld .
65 . Opgemerkt zij dat de op nationaal niveau getroffen maatregelen met het oog op de vermindering van de gevolgen van geluidshinder een zekere weerslag kunnen hebben op de werking van de gemeenschappelijke markt , aangezien zij technische belemmeringen kunnen scheppen voor het handelsverkeer in produkten waarvoor geluidsbeperkende specificaties bestaan of eventueel tot scheve verhoudingen kunnen leiden op het gebied van investeringen en prijzen voor installaties die lawaai veroorzaken . Het uiteenlopend karakter van de getroffen maatregelen en de verschillende voorschriften ten aanzien van het geluidsniveau kunnen bovendien leiden tot kwalitatieve verschillen tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap .
66 . Ten einde de economische distorsies op te heffen die kunnen ontstaan door verschillen in de specificaties voor bepaalde lawaai producerende produkten en machines , en om tegelijkertijd het daardoor voortgebrachte geluid te verminderen , heeft de Commissie de Raad een reeks voorstellen voorgelegd voor richtlijnen ter beperking van het geluid , voortgebracht door pneumatische hamers , torenkranen , energiegeneratoren , generatoren voor laswerk , motorvoertuigen , motorfietsen en luchtvaartuigen .
Omschrijving en uitvoering van een communautair beleid voor de bestrijding van geluidshinder
67 . De algemene toeneming van de geluidshinder leidt ertoe de oplossing voor dit algemene vraagstuk te zoeken in de tenuitvoerlegging van een algemeen programma voor de bestrijding van geluidshinder , dat in grote lijnen op communautair vlak wordt omschreven en al naar gelang van het beoogde type maatregel op passend niveau nader wordt uitgewerkt en uitgevoerd : communautair , nationaal , regionaal of plaatselijk niveau .
68 . De Commissie zal zo spoedig mogelijk een programma voorstellen waarin een algemeen kader wordt omschreven voor een aantal maatregelen die op die verschillende niveaus zouden moeten worden aangenomen voor de bestrijding van geluidshinder . Deze maatregelen moeten worden omschreven en gediversifieerd naar gelang van de soort activiteiten die tegen geluidshinder moeten worden beschermd ( activiteiten als : opvoeding , verzorging , ontspanning , rust , vrijetijdsbesteding , enz . ) , of waarvoor voorschriften moeten worden vastgesteld om het lawaai dat zij veroorzaken te verminderen ( vervoer , industrie , landbouw , lawaaiige vrijetijdsbesteding , enz . ) . De maatregelen moeten niet alleen betrekking hebben op de geluidsbronnen , maar ook rekening houden met de wijze van voortplanting en ontvangst van het lawaai ( zo kan bij voorbeeld het lawaai van het motorvoertuigenverkeer worden beperkt niet alleen door het geluidsniveau van de motoren te verminderen , maar ook door de aard van het wegdek te verbeteren en door de ruimtelijke ordening van de ligging van de verbindingswegen ) .
Dit voorstel van algemene aard zal , naar gelang van het geval , kunnen leiden tot communautaire acties of tot nationale of regionale programma's , waarbij rekening wordt gehouden met bijzondere economische en sociale kenmerken .
69 . Wat de communautaire acties betreft , zal de Commissie passende voorstellen doen betreffende :
-
-richtsnoeren die de bevoegde autoriteiten in aanmerking kunnen nemen bij het vaststellen van de niveaus ( kwaliteitsdoelstellingen ) die behoren bij de zones waarin overwegend een bepaalde activiteit wordt verricht : zones bestemd voor rust , woongebieden , zones voor vrijetijdsbesteding , voor industrie , wegen , spoorlijnen , luchthavens , internationale waterwegen , enz . ;
-
-methoden voor geluidsmeting ;
-
-specificaties voor produkten die lawaai veroorzaken ( 23 ) , eventuele maatregelen betreffende controle op het gebruik van deze produkten , regels voor de etikettering en het aanbrengen van zegels ; geholpen door nationale deskundigen zal de Commissie een prioriteitenlijst opstellen voor het doen van voorstellen met betrekking tot deze zaken . Deze lijst dient gebaseerd te zijn op een evaluatie van het aandeel van deze produkten in de totale geluidshinder die het milieu belast ;
-
-normen voor geluidsisolatie ;
-
-toelaatbaar geluidsniveau op de arbeidsplaats , in samenwerking met de Europese Stichting ter verbetering van het leef - en werkklimaat en het sociaal actieprogramma van de Europese Gemeenschappen .
Bovendien zal de Commissie voortgaan met onderzoek betreffende minder bekende effecten van lawaai op de mens ( met name korte en laagfrequente geluiden ) , alsmede met epidemiologische enquêtes .
70 . De Commissie zal in eigen kader een comité van nationale deskundigen oprichten dat moet helpen bij de uitwerking van het voorstel voor de omschrijving van het algemene kader van de maatregelen , alsmede van de hierboven vermelde specifieke voorstellen ( zulks doet geen afbreuk aan het bestaan van comités van deskundigen die reeds bijzondere onderwerpen behandelen ) . Bij het vergelijken van de nationale programma's voor de bestrijding van geluidshinder zal de Commissie worden bijgestaan door dit comité .
HOOFDSTUK 5
SPECIFIEKE ACTIES VOOR BEPAALDE INDUSTRIESECTOREN EN VOOR DE ENERGIEPRODUKTIE
Afdeling 1
SPECIFIEKE ACTIES VOOR BEPAALDE INDUSTRIESECTOREN
71 . Een aantal acties met betrekking tot de industriële werkzaamheden zijn opgenomen in de hoofdstukken inzake de waterverontreiniging , de luchtverontreiniging , het tegengaan van verspilling en de bestrijding van geluidshinder .
De Commissie zal de in deel II , titel I , hoofdstuk 5 , afdeling 1 , van het actieprogramma van 1973 ( 24 ) beoogde werkzaamheden voortzetten .
Afdeling 2
SPECIFIEKE ACTIES VOOR DE ENERGIEPRODUKTIE
72 . Een aantal acties met betrekking tot de luchtverontreiniging veroorzaakt door elektrische centrales en met betrekking tot radioactieve afval zijn opgenomen in titel II , hoofdstuk 3 , en titel III , hoofdstuk 3 , van dit actieprogramma .
De Commissie zal bovendien voortgaan met de werkzaamheden bedoeld in deel II , titel I , hoofdstuk 5 , afdeling 2 , van het actieprogramma van 1973 en in de resolutie van de Raad van 3 maart 1975 inzake energie en milieu .
73 . Speciaal met betrekking tot de thermische verontreiniging door elektrische centrales zal de Commissie , overeenkomstig de hierboven bedoelde resolutie , met het oog op eventuele voorstellen aan de Raad voortgaan met de bestudering van :
" 1 . het verzamelen van de bestaande gegevens over en het vergroten van de kennis van de effecten van de thermische verontreiniging op het milieu ;
2 . de uitwisseling van informatie op communautair niveau over de bepaling van de vestigingsplaats van nieuwe centrales , hierbij rekening houdend met de risico's van vervuiling en hinder ;
3 . de noodzaak om , overal waar de bescherming van het milieu zulks vereist , nieuwe centrales met koeltorens uit te rusten en de conceptie en de technologie van droge koeltorens spoedig te verbeteren , ten einde de bezwaren welke vanuit bepaalde milieu-aspecten nog tegen deze torens bestaan , te verkleinen ;
4 . benutting van geloosde warmte . " .
74 . Uit hoofde van punt 6 van de resolutie zal de Commissie de specifieke problemen bestuderen die samenhangen met de ontwikkeling van de kernenergie .
75 . De Raad heeft akte genomen van de resolutie van het Europese Parlement van 13 januari 1976 ( 25 ) .
De vestiging , de bouw en de werking van de kerncentrales in de verschillende Lid-Staten vertonen gemeenschappelijke kenmerken en kunnen aanleiding geven tot problemen die het nationale kader overschrijden . Deze problemen dienen in het passende kader te worden bestudeerd .
HOOFDSTUK 6
WERKZAAMHEDEN BETREFFENDE BEPAALDE PRODUKTEN
76 . Zoals wordt gezegd in het actieprogramma van 1973 , " is het voor de bescherming van de mens en zijn milieu noodzakelijk dat bijzondere aandacht wordt geschonken aan produkten waarvan het gebruik schadelijke gevolgen voor mens of milieu kan meebrengen " .
Een aantal acties met betrekking tot verontreinigende stoffen en produkten werd in vorige hoofdstukken genoemd .
77 . De Commissie zal op dit gebied bovendien voortgaan met de werkzaamheden , vermeld in deel II , titel I , hoofdstuk 4 , van het actieprogramma van 1973 , zowel met betrekking tot de harmonisatie van de specificaties van deze produkten , met name in het kader van het algemene programma voor de opheffing van de technische belemmeringen van het handelsverkeer , als inzake de samenstelling , de conceptie en het gebruik van deze produkten .
78 . Voor wat in het bijzonder de controle betreft op nieuwe chemische verbindingen die nadelige effecten voor de mens en het milieu kunnen hebben , heeft de Commissie een richtlijnvoorstel aan de Raad voorgelegd ( 26 ) .
79 . Het is tevens noodzakelijk dat op Gemeenschapsniveau wordt overgegaan tot een uiterst nauwkeurig onderzoek naar de invloed van chemische verbindingen op het milieu . In de laatste jaren is de overheid namelijk steeds vaker geconfronteerd met moeilijkheden veroorzaakt door het gebruik van reeds bestaande chemische verbindingen ( bij voorbeeld PCB , VCM , fluorkoolstof , kwikverbindingen ) waarvan de invloed op het milieu voordien niet of onvoldoende was aangetoond .
80 . Aan de hand van criteria inzake toxiciteit , bioaccumulatie en persistentie dient dan ook een systematische studie te worden gemaakt van de specificaties en gebruiksvoorwaarden van bepaalde chemische verbindingen die aan deze criteria beantwoorden , waarbij moet worden gelet op :
-
-de grondiger wetenschappelijke kennis van de eco-toxiciteit , die sedert het op de markt brengen van de desbetreffende produkten is verworven ,
-
-de meer nauwkeurige beoordeling van de blootstellingsniveaus van de objecten ,
-
-nieuwe toepassingen van de chemische verbindingen ,
-
-hun verenigbaarheid met de terugwinningstechnieken .
De Commissie zal dit onderzoek uitvoeren met de hulp van een comité van nationale deskundigen .
HOOFDSTUK 7
CONTROLE EN BEOORDELING
81 . Een groot aantal communautaire richtlijnen op milieugebied voorziet in de uitwisseling van controlegegevens of in eisen betreffende controle op de verontreinigingsniveaus in diverse situaties . De latere voorstellen zullen ongetwijfeld nog andere eisen op dit gebied bevatten . Hoewel elke richtlijn als regel specifieke procedures voorschrijft voor de controle en de aanpassing aan de technische vooruitgang , acht de Commissie het ook noodzakelijk een samenhangende algemene methode uit te werken , waardoor zij het geheel van controle-eisen en uitwisselingen van gegevens , welke in alle richtlijnen zijn neergelegd , kan beoordelen .
82 . Deze methode van controle en beoordeling zou verscheidene doelstellingen hebben , onder meer het zoveel mogelijk waarborgen dat :
-
-de eisen neergelegd in een richtlijn op geen enkele manier in strijd zijn met die welke in andere richtlijnen zijn opgenomen ;
-
-de informatie die ter uitvoering van verschillende richtlijnen wordt vergaard , tot een samenhangend geheel wordt gemaakt ;
-
-de door de Lid-Staten te verstrekken gegevens vergelijkbaar zijn , waarbij rekening moet worden gehouden met de verscheidenheid en complexiteit van de verschillende administratieve structuren en informatienetten ;
-
-de controle-eisen in toekomstige milieurichtlijnen verenigbaar zijn met de reeds bestaande eisen en die aanvullen .
83 . De Commissie zal de ontwikkeling van deze algemene methode van controle en beoordeling ter hand nemen , eventueel in overleg met nationale deskundigen .
TITEL III
BESCHERMING EN RATIONEEL BEHEER VAN DE RUIMTE , HET MILIEU EN DE NATUURLIJKE HULPBRONNEN
HOOFDSTUK 1
BESCHERMING EN RATIONEEL BEHEER VAN DE NATUUR
Inleiding
84 . Door de oprichting en de werking van de gemeenschappelijke markt zijn een aantal problemen in verband met het beheer van de ruimte , die zich reeds op nationaal en regionaal niveau deden gevoelen , nog nijpender geworden , te weten :
-
-de optimale spreiding van bevolking en activiteiten over het grondgebied ;
-
-de schadelijke of ongewenste effecten van een intensief gebruik van de ruimte voor mens en natuurlijk milieu .
85 . Het vrije verkeer van personen , produkten en kapitaal , de structuurveranderingen , met name in de landbouw , de snelle technologische , economische en sociologische veranderingen , met name de groei van de industriële en agrarische produktie , en de snelle ontwikkeling van de infrastructuur op vervoergebied hebben enerzijds geleid tot het ontstaan of de verscherping van regionale wanverhoudingen tussen stedelijke gebieden en platteland , en anderzijds tot een intensieve economische exploitatie van zowel platteland als stedelijke gebieden . In sommige gebieden van de Gemeenschap worden ongebruikte gronden en landbouw - en bosbouwgronden , die als natuurlijke hulpbronnen kunnen worden beschouwd , steeds zeldzamer .
86 . Dit zijn zeer ingewikkelde vraagstukken aangezien ze zich voordoen daar , waar de verschillende beleidsvormen inzake de vestiging van industrieën , de ontwikkeling van minder welvarende gebieden , de controle op de stedelijke groei , alsmede het vervoer - en landbouwbeleid , om slechts de belangrijkste te noemen , elkaar kruisen . In die gebieden valt het overheidsoptreden in verschillende mate onder de bevoegde nationale autoriteiten . Het lijkt nietternin gerechtvaardigd de aspecten die samenhangen met het milieu op communautair niveau te bestuderen en ook op dat niveau bepaalde acties te overwegen .
87 . In deel II , titel II , hoofdstuk 1 en 3 , van het actieprogramma van 1973 wordt bepaald dat er op dit gebied in Gemeenschapsverband een aantal studies en werkzaamheden moeten worden ondernomen .
Bovendien heeft de Raad in zijn vergadering van 7 november 1974 de Commissie verzocht werkzaamheden te beginnen voor de indeling van het grondgebied van de Gemeenschap aan de hand van zijn milieukenmerken , ten einde de na te streven doeleinden en de te ondernemen acties afzonderlijk te kunnen bepalen en omschrijven .
88 . Al deze activiteiten zullen in de komende jaren door de Gemeenschap worden voortgezet . Zij zullen betrekking hebben op :
-
-de opzet van een ecologische karteringsmethode waarbij de gegevens omtrent het natuurlijk milieu worden ingepast in de ruimtelijke ordening ;
-
-het zoeken naar oplossingen voor bepaalde milieuproblemen in verband met enerzijds de intensieve landbouwexploitatie en anderzijds het opgeven of het schaarser worden van de landbouw - en bosbouwgronden ;
-
-de ruimtelijke ordening van stedelijke , kust - en berggebieden .
Afdeling 1
OPZET VAN EEN ECOLOGISCHE KARTERINGSMETHODE
89 . De Commissie heeft zich ertoe verbonden gevolg te geven aan het in punt 87 genoemde verzoek van de Raad van 7 november 1974 en heeft onmiddellijk een begin gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden ter zake .
90 . Deze werkzaamheden moeten leiden tot de omschrijving van een hoofdzakelijk op kartering berustende methode waarmede de gegevens en het cijfermateriaal inzake het natuurlijk milieu moeten kunnen worden opgenomen in de ruimtelijke ordening als zodanig en waarmee de economische en sociale vraag kan worden getoetst aan het ecologische aanbod .
91 . Met deze methode zou het milieu op rationele wijze moeten kunnen worden beschreven en de grote verscheidenheid daarvan kunnen worden uitgedrukt in niveaus van geschiktheid voor een scala van toepassingen ; de methode zou alles moeten omvatten , gaande van de wetenschappelijke beschrijving van de elementaire kenmerken van het milieu tot de betekenis daarvan voor de ruimtelijke ordening en het milieubeleid .
Het gebruik van een dergelijke methode op de passende niveaus zou er belangrijk toe moeten bijdragen dat de overheid op preventieve basis rekening houdt met de gegevens betreffende het milieu , inclusief de verontreiniging , bij de besluitvorming inzake ruimtelijke ordening en milieubeleid ( vergelijk procedure voor de beoordeling van de weerslag op het milieu - titel IV , hoofdstuk 1 ) .
Met behulp van deze methode zouden er specifieke acties kunnen worden omschreven welke op Gemeenschapsniveau zouden kunnen worden uitgevoerd met het oog op een optimaal beheer van bepaalde streken , speciaal die welke steun van de Gemeenschap genieten ( regionale , sectoriële , agrarische steun , enz . ) .
92 . Deze actie moet worden uitgevoerd volgens een werkschema dat diverse jaren bestrijkt en moet worden gebaseerd op nauwe samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten . Bij de uitvoering van de verschillende stadia van dit werkschema zal de Commissie worden bijgestaan door een reeds opgerichte groep van nationale deskundigen .
De actie zal in vier fasen worden uitgevoerd :
-
-In de eerste fase zullen er een of meer proefmethoden worden ontwikkeld waarbij speciaal rekening wordt gehouden met de werkzaamheden die op dit gebied reeds in de Lid-Staten zijn uitgevoerd . Deze proefmethode zal door de Commissie in samenwerking met de betrokken Lid-Staten worden toegepast bij studies van specifieke gevallen in de verschillende Lid-Staten . De proefmethode , die zo nodig naar aanleiding van haar toepassing op deze studies zal worden verbeterd , zal vervolgens ter goedkeuring aan de Raad worden voorgelegd .
-
-Indien de Raad de voorgestelde methode goedkeurt , moeten in de tweede fase de procedures worden omschreven voor de toepassing van deze methode door de Lid-Staten , zodat geleidelijk het gehele grondgebied van de Lid-Staten wordt bestreken . De Commissie zal een voorstel dienaangaande aan de Raad voorleggen .
-
-In de derde fase zullen er nationale dossiers worden samengesteld die op Gemeenschapsniveau aan een vergelijkende analyse zullen worden onderworpen . De Commissie zal de resultaten van deze analyses aan de Raad voorleggen .
-
-In de vierde fase zal de Commissie zo nodig passende voorstellen aan de Raad voorleggen die voortvloeien uit de bestudering van de aldus verkregen kaarten , ten einde te komen tot een zo doeltreffend mogelijke toepassing van de karteringsmethode in de Gemeenschap en de Lid-Staten .
Afdeling 2
WERKZAAMHEDEN BETREFFENDE HET PLATTELAND EN DE BOSBOUW
A . Oriëntaties en beginselen
93 . Hoewel , zoals in het actieprogramma van 1973 wordt gesteld , de landbouwers , gezien de aard van hun werkzaamheden , een nuttige functie vervullen bij de instandhouding van bodem en landschap , heeft de landbouw - en bosbouwbedrijvigheid ook enkele gevolgen voor het natuurlijke milieu , met name door de toegepaste moderne produktietechnieken . De werkzaamheden die in de komende jaren in het kader van het onderhavige actieprogramma op dit gebied moeten worden ondernomen , zullen dan ook in deze twee richtingen gaan : enerzijds moeten zij de gunstige invloed van de agrarische en de bosbouwactiviteiten op het milieu versterken , anderzijds de ongunstige gevolgen daarvan verminderen .
94 . Met dit doel voor ogen zal de Commissie :
-
-de kennis inzake de invloed van de landbouw - en bosbouwbedrijvigheid op het milieu uitbreiden . Dit onderde el zal aansluiten op de reeds begonnen werkzaamheden om de gevolgen aan te tonen voor de verschillende elementen waarmee rekening wordt gehouden bij de milieubescherming , zoals bodem , lucht , water , flora , fauna en landschap , alsmede om de oorzaken daarvan te bepalen . In het bijzonder zal worden getracht de relatieve betekenis van deze oorzaken vast te stellen ;
-
-aan de hand van de verkregen kennis die maatregelen bestuderen en voorstellen , die het best kunnen dienen om de gunstige invloed van de landbouw en van de bosbouw op het milieu te versterken ( bij voorbeeld technieken op het gebied van de bescherming tegen bodemerosie ) of de ongunstige gevolgen te verminderen ( bij voorbeeld vermindering van het verlies aan waardegevende bestanddelen van cultuurgrond , of wel beperking van de secundaire effecten op flora en fauna ten gevolge van het gebruik van bestrijdingsmiddelen ) .
95 . In het kader van het actieprogramma van 1973 , heeft de Commissie een aantal studies verricht met als doel een betere beoordeling van de effecten van verschillende produktietechnieken op het natuurlijk milieu .
Hierbij werd bijzondere aandacht besteed aan de twee volgende punten :
-
-het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de mogelijkheid om in plaats van de conventionele bestrijdingsmethoden met chemische middelen , biologische en geïntegreerde bestrijdingsmethoden te gebruiken voor de gewasbescherming bij landbouw en bosbouw ;
-
-de behandeling van afvalstoffen van de bio-industrie .
96 . In het vervolg van het programma zullen deze studies worden uitgebreid en aangevuld , waarbij rekening zal worden gehouden met de reeds verkregen resultaten alsmede met de door de Lid-Staten op dit gebied ingediende documenten . Terzelfder tijd zal de Commissie in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het beleid van consumentenbescherming de in het actieprogramma van 1973 vermelde acties inzake de kwaliteit van levensmiddelen , en in het bijzonder inzake de besmetting van levensmiddelen door gevaarlijke stoffen , voortzetten .
B . Acties betreffende de bestrijdingsmiddelen
97 . Wat de bestrijdingsmiddelen betreft , moet de hinder worden beperkt door uitwerking van de onderstaande maatregelen :
-
-gebruiksverbod of gebruiksbeperking voor gevaarlijke produkten ;
-
-controle op behandelingsmiddelen , voordat deze in de handel worden gebracht ;
-
-verbetering van de behandelingsmethoden en -apparatuur met het oog op een vermindering van de gebruikte hoeveelheden bestrijdingsmiddelen ;
-
-ontwikkeling van methoden die in de plaats kunnen komen van de chemische parasietenbestrijding ;
-
-controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen .
98 . In verband hiermede :
a ) heeft de Commissie op 5 augustus 1976 bij de Raad een voorstel ingediend voor een richtlijn houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen ( 27 ) ;
b ) heeft de Commissie op 4 augustus 1976 bij de Raad een voorstel ingediend voor een richtlijn betreffende het in het verkeer brengen van door de EEG goedgekeurde bestrijdingsmiddelen ( 28 ) . Indien de Raad dit richtlijnvoorstel goedkeurt , komen die produkten voor deze EEG-goedkeuring in aanmerking die bij een passend gebruik voor het bestemde doel geen ongewenste effecten hebben op planten of plantaardige produkten , geen schadelijke effecten op de gezondheid van mens of huisdier , en geen onaanvaardbare ongunstige invloeden op het milieu , met inbegrip van de in het wild levende flora en fauna ;
c ) zal de Commissie een studie laten maken van de mogelijkheden om de verliezen aan werkzame stoffen bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen door een technische ontwikkeling van de behandelingsapparatuur te verminderen . Aan de hand van de resultaten daarvan zal de Commissie vervolgens de acties ondernemen die ter zake het meest geschikt blijken ( verspreiding van een handleiding met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermende produkten , bevordering van de ontwikkeling van nieuwe behandelingsmaterialen en -apparatuur , met name sproeiapparatuur ) om het gebruik van te grote hoeveelheden te beperken ;
d ) zal de Commissie bij de Raad voorstellen indienen met betrekking tot de intensievere ontwikkeling van biologische en geïntegreerde bestrijdingsmethoden voor de gewasbescherming bij de fruitteelt ;
e ) zal de Commissie een actie van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek voorstellen ten einde de toepassing van deze technieken ook uit te breiden tot andere landbouwsectoren , met inbegrip van de bosbouw .
C . Werkzaamheden in verband met de bio-industrie
99 . Ten aanzien van de bio-industrie blijken er volgens de studie inzake de ecologische gevolgen van de toepassing van de moderne produktietechnieken in de landbouw drie soorten hinder te bestaan : afvalstoffen , hoofdzakelijk bestaande uit dierlijke uitwerpselen , stankoverlast en geluidshinder .
100 . De Commissie heeft geconstateerd dat voor het zoeken naar oplossingen voor deze problemen een afgerond geheel van nieuwe kennis nodig is . Met dit doel voor ogen werd Besluit 75/460/EEG van de Raad van 22 juli 1975 houdende vaststelling van programma's voor gemeenschappelijk onderzoek en programma's voor de coordinatie van het onderzoek op het gebied van leukose bij dieren , mest en gier , de rundvleesproduktie en de produktie van plantaardige eiwitten ( 29 ) aangenomen ; het onderzoekprogramma inzake mest en gier voorziet in samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten voor een periode van vier jaar vanaf 1975 .
101 . Gezien het bijzondere belang van de vraagstukken in verband met de produktie van uitwerpselen door grote aantallen dieren die zijn geconcentreerd op geringe oppervlakten , heeft de Commissie tijdens het actieprogramma van 1973 laten bestuderen onder welke omstandigheden de uitstrooiing van mest op het land , die kan worden gelijkgesteld met een recycling van organische stoffen en minerale elementen in cultuurgrond , een bevredigende oplossing kan vormen .
102 . In dit verband moet de hinder kunnen worden verminderd door de gecombineerde uitwerking van twee reeksen maatregelen : het voorkomen of beperken van het verdwijnen van mest en gier door uitspoeling en wegsijpeling , alsmede de toepassing van technieken ter vermindering van de stankoverlast zowel in het stadium van de vergaring en de opslag van mest als in dat van de uitstrooiing daarvan op het land .
103 . Om deze doelstellingen te verwezenlijken zal de Commissie :
a ) aan de Raad passende voorstellen met betrekking tot de vermindering van de hinder ten gevolge van de bio-industrie voorleggen ( zie deel II , titel II , hoofdstuk 1 , punt B , sub d ) , van het actieprogramma van 1973 )
-
-betreffende onder andere de technische eisen waaraan de apparatuur voor de vergaring en de opslag van deze afvalstoffen moet voldoen ,
-
-en betreffende grenzen die moeten worden gesteld aan de uitstrooiing op cultuurgrond ;
b ) een studie maken van de gezondheidsnormen en de toelaatbare maximumhoeveelheden voor ongewenste substanties in het afval van de veehouderij dat voor uitstrooiing bestemd is , alsmede voor bepaalde andere organische afvalstoffen die aan hetzelfde behandelingsprocédé zouden worden onderworpen . Aan de hand van de resultaten van deze studie zal de Commissie eventueel ter zake dienende voorstellen indienen bij de Raad .
D . Acties in verband met kunstmest
104 . Met betrekking tot het gebruik van kunstmest konden uit de studie over de ecologische gevolgen van de toepassing van moderne produktietechnieken slechts conclusies met een beperkte draagwijdte worden getrokken ten aanzien van de eutrofiëring van het oppervlaktewater en de nitraatverrijking van het grondwater . Opgemerkt zij echter dat dit vraagstuk in beginsel grote gelijkenis vertoont met dat van de afvalstoffen van de veehouderij . In beide gevallen gaat het er namelijk om dat wordt voorkomen dat bepaalde stoffen die ecologisch schadelijk kunnen zijn , speciaal stikstof en fosfor , in het water terechtkomen . Derhalve dienen de gevolgen van de uitstrooiing van organische mest en die van het gebruik van kunstmest te worden beschouwd als twee aspecten van hetzelfde probleem .
105 . Er zijn echter diverse omstandigheden die een diepgaande analyse van deze kwestie noodzakelijk maken : enerzijds de verschillende aanvoer van oppervlakte - en grondwater , anderzijds het intensieve gebruik van kunstmest en de invloed van deze methode op het teeltresultaat ; deze analyse zal eveneens betrekking hebben op bepaalde effecten die uit het intensieve gebruik van kunstmest kunnen voortvloeien voor de bodem en de levensmiddelen .
106 . De Commissie zal dan ook een studie maken van :
-
-de omstandigheden waaronder voor bepaalde oppervlaktewateren slechts een beperkte aanvoer van meststoffen toelaatbaar is , willen de kwaliteitsdoelstellingen in verband met hun gebruik worden gehandhaafd ;
-
-de omstandigheden waaronder voor bepaald grondwater slechts een beperkte aanvoer van meststoffen toelaatbaar is , willen de kwaliteitsdoelstelingen voor hun gebruik worden gehandhaafd ;
-
-de repercussies op het gebruik van de grond ( teelttype , teeltmethode , intensiteit van de produktie ) van maatregelen die een beperking van het verlies aan meststoffen beogen .
107 . Aan de hand van deze studies zal de Commissie dan voorstellen indienen bij de Raad .
E . Acties in verband met het gebruik van de plattelandsgebieden
108 . Door de grote onderlinge wisselwerkingen in de ecosystemen waarin de landbouw - en bosbouwbedrijvigheid wordt uitgeoefend , dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de ecologische gevolgen van het gebruik van de huidige teeltmethoden en de opzet van nieuwe landbouwsystemen .
109 . Deze aanpak beoogt in beginsel een samenvattende beoordeling van de gevolgen die uit het gebruik van de ruimte voor bepaalde typen landbouw - en bosbouwactiviteiten voortvloeien ; aan de andere kant stuit dit project echter op dezelfde moeilijkheden als iedere andere studie waarbij een groot aantal factoren zijn betrokken .
110 . Zonder het denkbeeld van een allesomvattende studie over dit onderwerp te laten varen , heeft de Commissie vastgesteld dat er een ecologische balans moet worden opgemaakt van de veranderingen in het natuurlijk milieu die voortvloeien uit de invoering van de huidige teeltmethoden .
111 . De Commissie zal :
-
-een studie maken van de ecologische gevolgen van terreinveranderingen ( 30 ) : herverkaveling , wijziging in de bebossingsstructuur , drainering van vochtige gebieden , wijziging van de loop van waterwegen ,
-
-deze studie meer in detail betrekken op verschillende kleine streken in de Gemeenschap ,
-
-een studie maken van de diverse alternatieve gebruiksmogelijkheden van minder begunstigde landbouwzones en zones die niet meer voor de landbouwproduktie worden gebruikt , daarbij rekening houdend met het ecologische belang van dergelijke zones .
112 . Aan de hand van de resultaten zal de Commissie de acties ondernemen die haar ter zake het meest geschikt voorkomen .
F . Bossen
113 . Bossen zijn van bijzonder belang door de functie die zijn vervullen voor het ecologisch evenwicht , van welke functie de maatschappij zich steeds beter bewust wordt .
De Commissie heeft reeds een studie gemaakt over de bosbouwproblemen en de gevolgen daarvan voor het milieu , en mede aan de hand daarvan moet nog meer onderzoek worden gedaan naar de uitgestrektheid en de samenstelling van de bossen , waarbij hun voornaamste functies in de diverse regionale omstandigheden alsmede de beste wijze om deze met elkaar in overeenstemming te brengen , worden bestudeerd .
Wat meer in het bijzonder de milieufuncties betreft , dienen met name de volgende punten te worden bestudeerd :
-
-de biologische rijkdommen van de bossen en hun functie als evenwichtsfactor in het milieu ;
-
-nadere bepaling welke bossen zeer dicht bij de natuurlijke staat zijn gebleven en derhalve bijzonder beschermd moeten worden ;
-
-de gevolgen voor het bosmilieu en in het bijzonder voor de natuurlijke en esthetische kenmerken daarvan , van economische en sociale ( toeristische en recreatieve ) exploitatie .
114 . In dit verband zij eraan herinnerd , dat de Commissie ten aanzien van de bevordering van bosbouwactiviteiten ter verbetering van de landbouwstructuur op 26 februari 1974 een richtlijnvoorstel ( 31 ) heeft ingediend dat thans nog bij de instanties van de Raad in discussie is .
Afdeling 3
STEDELIJKE , PLATTELANDS - , KUST - EN BERGGEBIEDEN
115 . In het actieprogramma van 1973 is vastgesteld dat de Commissie een aantal milieuvraagstukken zal bestuderen in verband met de ontwikkeling van bepaalde verstedelijkte gebieden : vraagstukken in verband met de ontwikkeling van een megalopolis in Noordwest-Europa en milieuvraagstukken in verband met de stadscentra en de kustgebieden . Met betrekking tot deze vraagstukken en het stedebouwkundig beleid van de Lid-Staten heeft de Commissie studies gemaakt om vast te stellen welke aspecten oplossingen in Gemeenschapsverband behoeven ; tevens heeft zij studies verricht betreffende de regionale ontwikkeling .
116 . De Commissie zal deze werkzaamheden voortzetten en na raadpleging van een groep nationale deskundigen de ter zake dienende voorstellen bij de Raad indienen .
117 . Verwacht kan worden dat de projecten en maatregelen beoogd in het kader van titel IV , hoofdstuk 1 , en in het kader van titel III , hoofdstuk 1 , afdeling 1 , van het onderhavige actieprogramma , van grote invloed zullen zijn op het beleid en de besluiten van de instanties die zijn belast met de stedebouwkundige planning en de ruimtelijke ordening .
118 . De Commissie zal bovendien de onderstaande werkzaamheden ondernemen , daarbij rekening houdend met de desbetreffende werkzaamheden van de internationale organisaties , met name van de Raad van Europa .
A . Organisatie van een conferentie in verband met stadsproblemen
119 . In 1978 zal de Commissie in samenwerking met de Raad van Europese gemeenten en de International Union of Local Authorities een conferentie organiseren van gekozen vertegenwoordigers en deskundigen van plaatselijke en regionale instanties uit alle Lid-Staten . De documenten en discussies zullen worden gebaseerd op de in punt 115 bedoelde studies .
B . Communautair onderzoekprogramma op het gebied van de stadsontwikkeling
120 . Met de hulp van een subgroep van het Comité voor Wetenschappelijk en Technisch Onderzoek ( CREST ) , zal de Commissie bij de Raad een voorstel indienen voor een besluit betreffende een onderzoekprogramma inzake de weerslag op het milieu van de ontwikkeling van grote stedelijke agglomeraties . Dit programma zal ten uitvoer worden gelegd in het kader van een gezamenlijke actie , waarbij een aantal onderzoekactiviteiten in de sector van de verstedelijking door de Lid-Staten zal worden gecoordineerd . Dit programma met een duur van twee jaar is gericht op een vergelijkende analyse van de oorzaken , het groeiproces en de gevolgen van de ontwikkeling van de grote stedelijke agglomeraties binnen de Gemeenschap .
121 . De volgende drie onderwerpen zullen bij voorrang worden behandeld :
-
-de omschrijving van de krachten waaraan verstedelijking en agglomeratievorming onderhevig zijn ;
-
-de analyse van de agglomeratievormingsprocessen en nadere belichting van de gevolgen van het bestaan van agglomeraties ;
-
-de beoordeling van het op dit gebied gevoerde beleid ( gevolgen van het vrije spel van de betrokken factoren of van een doelbewuste actie ) , bij voorbeeld het behoud van vrije ruimten om het ecologisch evenwicht in stand te houden en het scheppen of behouden van recreatieruimte in grote stedelijke agglomeraties .
C . Behoud van het natuurlijk en cultureel erfgoed
122 . Het architectonisch en landschappelijk schoon vormt een onvervangbaar bezit van de Gemeenschap , een belangrijk onderdeel van haar milieu en de voornaamste stoffelijke uitdrukking van de culturele en historische identiteit van Europa . Met name door de veranderingen in de leefwijze en ondanks de grote inspanningen van overheidszijde in alle Lid-Staten , bestaat er ernstig gevaar dat dit bezit in verval zal raken en verdwijnen . Dit geldt evenzeer voor het stadsmilieu als voor het plattelandsmilieu .
123 . In zijn resolutie van 13 mei 1974 nopens de instandhouding van het Europese culturele erfdeel ( 32 ) , heeft het Europese Parlement aanbevelingen geformuleerd voor communautaire acties op dit gebied , met name voor oprichting van een Europees fonds voor monumenten en historische plekken .
Communautaire actie kan dienstig zijn op de twee volgende gebieden :
a ) er dienen nieuwe technieken voor behoud en restauratie te worden ontwikkeld . Bij enkele instellingen in bepaalde Lid-Staten werd reeds met werkzaamheden in deze zin begonnen . De hierbij betrokken deskundigen zouden baat kunnen hebben bij een uitwisseling van gegevens en ervaringen in Gemeenschapsverband opdat de ontwikkeling van nieuwe technieken zowel vanuit technisch als vanuit financieel oogpunt onder optimale omstandigheden kan plaatsvinden ,
b ) het gebrek aan deskundigen op dit gebied doet zich gevoelen in alle Lid-Staten . Dientengevolge moeten er gespecialiseerde opleidingsprogramma's worden opgezet , die op uitsluitend nationale schaal echter niet altijd te rechtvaardigen zijn . Door coordinatie en bevordering van dergelijke programma's in Gemeenschapsverband zouden betere resultaten kunnen worden bereikt .
124 . Met inachtneming van hetgeen elders tot stand wordt gebracht en met bijstand van nationale deskundigen , zal de Commissie een onderzoek instellen naar de mogelijkheid en de wenselijkheid van dergelijke bijdragen tot de instandhouding van het architectonisch en landschappelijk schoon in de Gemeenschap . Indien uit dit onderzoek blijkt dat dit gewenst is , zal de Commissie passende voorstellen bij de Raad indienen .
125 . De onbebouwde ruimten en de landschappen van de Gemeenschap staan voortdurend onder druk van de stadsuitbreiding , de wegenaanleg , de moderne landbouwmethoden en de recreatie . Door het toenemen van deze activiteiten worden bepaalde voor Europa kenmerkende plattelandsgebieden en biotopen ernstig bedreigd .
126 . De in afdeling 2 omschreven maatregelen ten aanzien van de plattelandsgebieden , in het bijzonder die welke betrekking hebben op de huidige landbouwmethoden , zullen bijdragen tot het behoud van het landschappelijk schoon . Bovendien is een studie over de bescherming van karakteristieke landschappen en biotopen in de Gemeenschap voltooid .
De Commissie zal de resultaten daarvan gebruiken voor verschillende acties op dit gebied en voor deelneming aan de werkzaamheden van de internationale organisaties , met name die van de Raad van Europa .
D . Berggebieden
127 . In Richtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden ( 33 ) zijn onder andere de berggebieden van de Gemeenschap afgebakend en tegelijkertijd een aantal sociale en economische voorwaarden omschreven waaraan moet worden voldaan voor de instandhouding van het natuurlijk milieu in deze gebieden .
128 . Het is mogelijk dat de in deze richtlijn bedoelde maatregelen niet rechtstreeks een oplossing vormen voor de problemen die verband houden met de instandhouding van het natuurlijke milieu in de berggebieden ; daarvoor is een verder uitgediepte en meer gespecificeerde analyse nodig , waarbij inzonderheid rekening dient te worden gehouden met de volgende aspecten :
-
-fysische kwetsbaarheid ( terrein en klimaat ) , waardoor dergelijke gebieden bijzonder te lijden hebben van erosie en een scala van natuurrampen ( lawines , overstromingen van bergbeken , aardverschuivingen , vallend gesteente , enz . ) ; een dergelijke erosie kan te wijten zijn aan een onoordeelkundig gebruik van deze gebieden ;
-
-ecologische complexiteit en kwetsbaarheid van de ecosystemen die in aanmerking dienen te komen voor een principiële algemene bescherming ;
-
-noodzaak de geheel of half in natuurstaat verkerende landschappen alsmede de cultuurgronden in stand te houden ;
-
-evenwicht dat moet worden nagestreefd tussen het natuurlijke gebruik en de toeristische functie van deze gebieden .
129 . De Commissie zal de vele aspecten van de problemen in verband met de bergstreken bestuderen en zo nodig passende voorstellen bij de Raad indienen .
E . Kustgebieden
130 . Bij de werkzaamheden betreffende de ruimtelijke ordening en het ecologische beheer van het Europese kustgebied die door de Commissie in het kader van het actieprogramma van 1973 werden uitgevoerd , alsmede de werkzaamheden die op hetzelfde gebied door diverse internationale organisaties , met name de OESO en de Raad van Europa , werden verricht , zijn de specifieke problemen van de kustgebieden aan de dag getreden en is gewezen op het spoedeisend karakter van een tenuitvoerlegging van oplossingen op internationaal niveau .
131 . Deze problemen vloeien voornamelijk voort uit de snelle ontwikkeling in de loop van de laatste jaren van industrie en toerisme en worden nog nijpender door het veelvuldig ontbreken van algemene planning op lange termijn .
Een en ander leidt tot talrijke conflictsituaties tussen de verschillende activiteiten en tegenstrijdige belangen .
132 . De in punt 130 genoemde werkzaamheden hebben aanleiding gegeven tot de formulering van beginselen voor de geïntegreerde ruimtelijke ordening van kustgebieden welke in het bijzonder in de aanbevelingen van de Raad van Europa van 26 oktober 1973 en van de OESO van 12 oktober 1976 tot uiting zijn gekomen . Deze beginselen dienen thans op passende wijze op communautair niveau te worden toegepast .
133 . De Commissie zal op dit gebied passende voorstellen bij de Raad indienen .
HOOFDSTUK 2
BESCHERMING VAN FLORA EN FAUNA
Inleiding
134 . De in het wild voorkomende plantesoorten alsmede de in het wild levende diersoorten en dierenpopulaties vormen een onderdeel van het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid . Zij zijn daarom van belang omdat zij een onvervangbaar genetisch kapitaal vormen en bijdragen tot een algemeen ecologisch evenwicht waarvan de stabiliteit verband houdt met de complexe samenhang van de vele functies die daarbinnen worden vervuld en de grote verscheidenheid van organismen die aan het proces deelnemen . De geleidelijke teruggang van een steeds groter aantal wilde soorten komt niet alleen neer op een verarming van het natuurlijk erfdeel , doch vormt een aantasting van de verscheidenheid van onvervangbaar genetisch materiaal en kan tevens leiden tot een min of meer ernstige bedreiging van het ecologisch evenwicht . Het natuurlijk erfdeel dient derhalve niet alleen wat de verschillende plante - en diersoorten betreft , maar als één geheel te worden beschermd .
Voorts is de bescherming van een zo groot mogelijk aantal in het wild levende plante - en diersoorten noodzakelijk om ethische redenen .
135 . De functies die de wilde flora en fauna vervullen zijn talrijk :
-
-biologische regulering van de ontwikkeling van ongewenste organismen ;
-
-bescherming tegen bodemerosie en regulering van de watersystemen ;
-
-genetische reserve voor toekomstige ontwikkelingen en aanpassingen ;
-
-vroegtijdige waarschuwing omtrent bepaalde vormen van verontreiniging ( bio-indicatoren ) ;
-
-laboratorium voor het wetenschappelijk onderzoek en het onderwijs in de natuurwetenschappen ( biologie , ecologie , ethologie , enz . ) ;
-
-bron van recreatie en vrijetijdsbesteding in de open lucht ;
-
-bron van economische voordelen .
136 . Gezien deze vele belangrijke functies dienen de wilde flora en fauna op doeltreffende wijze te worden beschermd . Deze bescherming kan rechtstreeks worden gericht op de bedreigde plante - en diersoorten , doch ook worden gegeven door de bescherming van hun natuurlijke milieugebieden .
137 . De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamheden hebben betrekking op beide middelen tot bescherming van de wilde flora en fauna ; ze maken deel uit van een geïntegreerde aanpak ( 34 ) .
138 . Voor de tenuitvoerlegging van deze acties zal de Commissie zich in het bijzonder baseren op de in internationaal verband uitgevoerde werkzaamheden , met name op die van de Raad van Europa . Er moet namelijk op worden gewezen dat de Raad van Europa , op grond van de tweede Conferentie van de met milieuzaken belaste Ministers van de Raad van Europa op 23 en 24 maart 1976 te Brussel , de mogelijkheid nagaat om een wettelijke maatregel te treffen ter bescherming van de in het wild voorkomende flora en fauna en voor het behoud van de biotopen . De Commissie verleent haar medewerking bij de voorbereiding van dat instrument . Indien voor een bevredigende toepassing daarvan communautaire acties nodig zijn , zal de Commissie bij de Raad passende voorstellen indienen .
A . Bescherming van de wilde fauna
139 . In de afgelopen twee jaar heeft de Commissie een studie gemaakt van bepaalde vraagstukken in verband met de bescherming van trekvogels en van bepaalde bedreigde of uitstervende diersoorten . Deze studies hebben aangetoond dat het hier om typisch internationale vraagstukken gaat die alleen kunnen worden opgelost door initiatieven in internationaal verband alsmede door maatregelen op Gemeenschapsniveau .
140 . Het voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de instandhouding van de vogels , dat de Commissie op 20 december 1976 bij de Raad heeft ingediend ( 35 ) , vormt een maatregel in deze zin . Deze maatregel beantwoordt met name aan de wensen welke het Europese Parlement in zijn resolutie van 21 februari 1975 heeft uitgesproken ( 36 ) .
a ) Internationale handel in bedreigde wilde plante - en diersoorten
141 . Een belangrijk middel bij de bescherming van met uitsterving bedreigde wilde plante - en diersoorten bestaat hierin dat de internationale handel in de bedoelde planten en dieren alsmede in de op basis daarvan vervaardigde produkten aan strikte beperkingen en controle worden onderworpen .
142 . De Overeenkomst van Washington inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier - en plantesoorten beantwoordt aan dit doel ( 37 ) .
Gezien het commerciële karakter van deze Overeenkomst en de moeilijkheden die de verschillende toepassing ervan in de Lid-Staten wellicht voor het vrije goederenverkeer in de Gemeenschap met zich mee zal brengen , zal de Commissie bij de Raad passende voorstellen indienen .
Opdat deze Overeenkomst , die op 1 juli 1975 in werking is getreden , bovendien zo doeltreffend mogelijk kan zijn en geen economische wanverhoudingen binnen de gemeenschappelijke markt schept , moet zij op geharmoniseerde wijze in de Gemeenschap worden toegepast . De Commissie zal zo spoedig mogelijk ter zake dienende voorstellen bij de Raad indienen .
b ) Bescherming van migrerende diersoorten
143 . Er wordt thans op een tweede gebied een internationale actie gevoerd waaraan de Commissie deelneemt ; deze is gericht op het behoud van de migrerende diersoorten waarvoor een ontwerpverdrag in voorbereiding is in het kader van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties ( UNEP ) . Dit project gaat uit van het beginsel dat indien populaties van migrerende diersoorten over verschillende Staten zijn verdeeld , deze Staten gezamenlijk maatregelen nemen voor het behoud en het onderboud daarvan ; de maatregelen zijn afgestemd op de situatie waarin deze soorten verkeren al naar gelang het soorten betreft die al dan niet uitsterven of met uitsterving worden bedreigd .
144 . Bij de sluiting van overeenkomsten betreffende een enkele soort of groep soorten zal de Commissie voor die migrerende diersoorten die voor de Gemeenschap van belang zijn aan de Raad de maatregelen voorleggen voor een bevredigende toepassing van deze overeenkomsten in Gemeenschapsverband .
c ) Bescherming van de mariene fauna en de zoetwaterfauna
Mariene diersoorten
145 . De geleidelijke vermindering van bepaalde soorten vissen en mariene zoogdieren , die in sterke mate het gevolg van overbevissing is , vormt een ernstige bedreiging voor het ecologisch evenwicht van de zee . Bovendien dreigen er hierdoor ernstige problemen te rijzen voor de economische sector van de visserij , zowel voor wat de produktie als voor wat de continuïteit van de marktvoorziening betreft .
146 . Daarom werd in Verordening ( EEG ) nr . 2141/70 van de Raad van 20 oktober 1970 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk structuurbeleid in de visserijsector ( 38 ) uitdrukkelijk bepaald dat de Raad , op voorstel van de Commissie , eventueel de noodzakelijke maatregelen kan vaststellen voor de instandhouding van de visgronden ( artikel 5 ) .
147 . Ter uitvoering van deze maatregel heeft de Commissie de Raad eind 1975 een voorstel voor een verordening ( 39 ) doen toekomen ten einde het produktiepotentieel van de ambachtelijke kustvisserij aan te passen aan het wetenschappelijk aanbevolen vangstniveau en overbevissing van de visgronden te vermijden .
148 . Om anderzijds de moeilijkheden op te lossen die ongetwijfeld zullen voortvloeien uit het nieuwe internationale zeerecht waaraan momenteel wordt gewerkt in het kader van de derde Zeerechtconferentie van de Verenigde Naties , heeft de Commissie drie mededelingen aan de Raad doen toekomen respectievelijk op 4 december 1974 , 18 februari 1976 en 23 september 1976 .
In deze mededelingen bepleit de Commissie de tenuitvoerlegging van een reeks voorschriften tot instandhouding van de betrokken hulpbronnen en de invoering van een communautair systeem voor vangstquota in wateren die onder de rechtsmacht van de Lid-Staten kunnen gaan vallen .
Bij de toepassing van deze beginselen , waaromtrent de Commissie een voorstel zal doen , moet rekening worden gehouden met de op internationaal niveau vastgestelde grenzen voor de verschillende maritieme zones ( territoriale wateren , economische zones , internationale zones ) .
149 . De Commissie zal de mogelijkheden onderzoeken om de bescherming van mariene zoogdieren en speciaal die van de met uitroeiing bedreigde soorten te verbeteren .
150 . De Commissie zal bovendien de wenselijkheid bestuderen van harmonisatie van de wettelijke voorschriften inzake de onderwaterjacht .
Zoetwaterdieren
151 . De Commissie zal op dit terrein haar inspanningen op drie punten richten :
-
-bescherming van de biotopen tegen verontreiniging ;
-
-de vraagstukken in verband met de hygiënische aspecten van de methoden voor het opnieuw invoeren of het behoud van bepaalde vissoorten ;
-
-de vraagstukken in verband met het opnieuw invoeren en het behoud van migrerende diersoorten , meer in het bijzonder van zalm .
d ) Voorschriften betreffende de jacht
152 . Hoewel de jacht het ecologische evenwicht op positieve wijze kan helpen in stand houden , vormt het behoud van de wildsoorten en in het bijzonder de handhaving van de wildpopulaties op een uit ecologisch oogpunt toereikend niveau een probleem dat ver buiten het kader van de voorschriften betreffende de jacht en de naleving daarvan valt .
153 . De Commissie zal de voorschriften betreffende de jacht onderzoeken , in verband waarmede bepaalde maatregelen op communautair niveau moeten worden genomen om de instandhouding te waarborgen van - met name de bedreigde - diersoorten die bijdragen tot het bewaren van het ecologisch evenwicht . De Commissie zal de Raad ter zake dienende voorstellen voorleggen .
e ) Bescherming van vochtige gebieden van internationale betekenis
154 . Deze karakteristieke ecosystemen moeten in hoofdzaak worden beschermd omdat de specifieke levensvormen die met het bestaan van deze ecosystemen zijn verbonden , in stand moeten worden gehouden .
155 . De bescherming van de vochtige gebieden kwam reeds bij diverse gelegenheden op internationaal niveau ter sprake .
156 . De mogelijkheid om voor deze biotopen een internationaal instrument voor toezicht en instandhouding te scheppen werd voor de eerste maal in 1962 bestudeerd op de internationale conferentie voor moerasgebieden ( MAR-conferentie ) . Op 2 februari 1971 is tijdens de internationale conferentie van Ramsar in Iran een Overeenkomst goedgekeurd inzake watergebieden van internationale betekenis , in het bijzonder als verblijfplaats van watervogels .
157 . Een eerste noodzakelijke maatregel met het oog op de bescherming van de vochtige gebieden is de toetreding van zoveel mogelijk Lid-Staten tot de Overeenkomst van Ramsar ( 40 ) . Daarnaast dienen echter in nationaal verband en , in voorkomend geval , in communautair verband , andere initiatieven te worden genomen .
158 . Met inachtneming van hetgeen de Raad van Europa onderneemt en aan de hand van de nationale inventarissen zal de Commissie aan de Raad een samenhangende inventaris voorleggen van de vochtige gebieden in de Gemeenschap , die naar haar oordeel moeten worden beschermd , hetzij omdat deze gebieden door hun intrinsieke kenmerken van communautaire of internationale betekenis zijn , hetzij omdat zij door hun geografische ligging een onontbeerlijke basis vormen voor de trek van bepaalde vogelsoorten .
159 . Wanneer de Commissie deze inventaris voorstelt , zal zij de Raad eventueel , na raadpleging van nationale deskundigen en met inachtneming van hetgeen op communautair niveau en door internationale organisaties , zoals de Raad van Europa , tot stand wordt gebracht , ter zake dienende voorstellen voorleggen , met name inzake de bescherming en het beheer van bepaalde vochtige gebieden en aangrenzende zones .
B . Bescherming van de wilde flora
160 . In het kader van het actieprogramma van 1973 , waren de studies van de Commissie inzake de bescherming van wild leven beperkt tot bedreigde of uitstervende diersoorten . De toestand van talrijke plantesoorten is minder in het oog springend , maar daarom niet minder zorgwekkend .
161 . Een belangrijke stap op de weg naar een doeltreffende bescherming is de toetreding van zoveel mogelijk Lid-Staten tot de Overeenkomst van Washington en tot de Overeenkomst van Ramsar , alsook de toetreding van de Gemeenschap tot de Overeenkomst van Washington . De Commissie zal bovendien andere soorten werkzaamheden bestuderen die , uitgevoerd in Gemeenschapsverband , kunnen bijdragen tot de bescherming van de wilde flora .
C . Instandhouding van het genetisch materiaal
162 . Het genetisch kapitaal dat wordt gevormd door alle huidige plante - en diersoorten , is onvervangbaar materiaal van wetenschappelijke , ecologische en economische betekenis ( bij voorbeeld gebruik van genen van wilde soorten voor de veredeling van cultuurgewassen of dierenrassen ) .
De verschillende in dit hoofdstuk beschreven acties zijn er alle op gericht het genetisch materiaal als zodanig in stand te houden .
163 . Naast dit meer algemene beleid van instandhouding zijn er nog specifieke acties noodzakelijk voor huisdieren , cultuurgewassen en aanverwante soorten .
164 . Enkele Lid-Staten hebben evenals bepaalde derde landen reeds soortenverzamelingen aangelegd en genenbanken opgericht . De ontwikkeling en het rationeel beheer van deze projecten vereisen een bijzondere coordinatie .
In dit verband ontwikkelt zich momenteel een internationale samenwerking onder auspiciën van de FAO .
165 . Mede gelet op de ecologische en economische betekenis van de instandhouding van het genetisch materiaal aan soorten huisdieren en wilde dieren alsook cultuurgewassen en wilde gewassen , bijvoorbeeld met het oog op de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op lange termijn , zal de Commissie de verschillende op dit gebied ondernomen werkzaamheden ondersteunen , en wel in het bijzonder :
-
-de inventarisatie van de reeds in de Lid-Staten bestaande soorten verzamelingen en genenbanken ;
-
-de uitwerking van normen voor de documentatie en de uitwisseling van informatie ;
-
-de deelneming van de Gemeenschap aan de oprichting van een internationaal net van genenbanken ( programma FAO-IBPGR ( International Board for Plant Genetic Resources ) ) voor zover het de Gemeenschap betreft .
166 . De Commissie zal eventueel de initiatieven nemen die op Gemeenschapsniveau noodzakelijk blijken , bij voorbeeld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid .
HOOFDSTUK 3
BESCHERMING EN BEHEER VAN DE NATUURLIJKE HULPBRONNEN ; TEGENGAAN VAN VERSPILLING
Afdeling 1
WATERVOORRADEN
167 . De natuurlijke vervlechting van de verschillende milieus die te zamen het ecosysteem van het water vormen , zoals zoet oppervlaktewater , grondwater en zeewater , en dus ook van de kwaliteit en kwantiteit van de watervoorraden , zijn bij een overkoepelend beheersbeleid voor deze hulpbronnen van fundamenteel belang .
Elk jaar levert de kringloop van het water een veranderlijke hoeveelheid zoet water . Tot voor vrij kort deden er zich ten aanzien van de beschikbaarheid en de verdeling van dit water alleen problemen voor in droge gebieden . Tegenwoordig bestaat er in de gehele Gemeenschap behoefte aan planning en strengere controle in verband met de economische groei , de verstedelijking en de kwalitatieve verslechtering van de beschikbare watervoorraden . In sommige gebieden van de Gemeenschap vormt het watertekort zelfs een belemmering voor de ontwikkeling in het algemeen en voor die van de landbouw en de industrie in het bijzonder ; dit kan zelfs zover gaan dat er een chronische toestand van onderontwikkeling ontstaat .
Een dergelijke planning en de ordening inzake de hulpbronnen hebben een grotere draagwijdte gekregen en zijn niet alleen gericht op het nastreven van zeer uiteenlopende doelstellingen , zoals de regularisatie en handhaving van een minimumdebiet en het successievelijk hergebruik van het water , doch ook op een grondigere bestudering van de verschillende oplossingen voor de specifieke doelstellingen op economisch , sociaal en milieugebied .
In het kader van de planning moeten de verschillende aspecten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen . In dit verband dient aan de ecologische gevolgen evenveel aandacht te worden geschonken als aan de overwegingen op het stuk van de economische en regionale ontwikkeling .
168 . De vraagstukken in verband met de beschikbaarheidsgraad van de watervoorraden zijn reeds opgenomen onder de acties die worden beoogd in deel II , titel II , hoofdstuk 2 , van het actieprogramma van 1973 . Ook hebben zij aanleiding gegeven tot een besluit tijdens de 311e zitting van de Raad , op 7 november 1974 gehouden te Brussel . Bij die gelegenheid heeft de Raad , na kennis te hebben genomen van een Italiaans document alsmede van een mededeling van de Commissie , de Commissie uitgenodigd om besprekingen te beginnen voor de analyse van de vraag naar water en het bepalen van een minimum aan beschikbare hulpbronnen van water alsmede voor de indeling van het grondgebied aan de hand van zijn milieukenmerken ten einde de na te streven doeleinden en de te ondernemen acties afzonderlijk te kunnen bepalen en omschrijven .
169 . Ingevolge dit besluit heeft de Commissie een aantal studies gemaakt van de beschikbaarheid van watervoorraden in de Gemeenschap . Deze studies hebben aangetoond dat er in de Gemeenschap over het geheel genomen voldoende watervoorraden zijn om nog gedurende tal van jaren in de te verwachten behoefte te kunnen voorzien . De beschikbare voorraden variëren echter sterk van streek tot streek en van seizoen tot seizoen , terwijl zich op regionale schaal vraagstukken in verband met de watervoorziening voordoen . Deze studies hebben ook aangetoond dat er een nauw verband bestaat tussen kwaliteit en kwantiteit van de hulpbronnen .
170 . In het kader van het actieprogramma inzake het milieu dat in de komende jaren moet worden uitgevoerd , moeten op passend niveau maatregelen voor het waterbeheer worden getroffen , die op zodanige wijze moeten worden geformuleerd dat :
-
-wordt voldaan aan de eisen van de kwaliteit van het milieu en de economische ontwikkeling ;
-
-rekening wordt gehouden met de natuurlijke vervlechting van de verschillende milieus die niet los van elkaar kunnen worden beheerd ;
-
-de problemen in verband met de kwantiteit niet los komen te staan van die van de kwaliteit .
In bepaalde Lid-Staten zijn reeds structuren tot stand gebracht waarbij rekening wordt gehouden met de homogeniteit van de stroombekkens en die zowel uit kwalitatief als kwantitatief oogpunt een optimaal beheer van het zoet water waarborgen .
171 . De door de Commissie te ondernemen studies op dit gebied zullen met name zijn gericht op :
a ) verbetering van het gebruik van de beschikbare hulpbronnen en het beschikbaar maken van de potentiële hulpbronnen ten einde te garanderen dat er in de gebieden van de Gemeenschap die met een blijvend kwantitatief tekort te kampen hebben of waar dit tekort een seizoenverschijnsel is , minimale watervoorraden aanwezig zijn .
Met dit doel zal de Commissie :
-
-een vergelijking maken van de economische , juridische en technische middelen die kunnen worden aangewend bij de bestrijding van de waterverspilling en die de terugwinning en het hergebruik van het water kunnen bevorderen ;
-
-de nodige activiteit ontplooien om de consumenten bewust te maken van dit probleem ;
-
-gegevens verzamelen inzake significante voorbeelden van een optimaal gebruik van het natuurlijk of gedeeltelijk geregulariseerd waterdebiet voor de verschillende gebruiksdoeleinden van water , zoals de drinkwatervoorziening , de irrigatie , het transport en de produktie van energie ;
-
-de methoden bestuderen die kunnen worden gebruikt voor de vorming van voorzieningen op het gebied van de waterhuishouding voor diverse doeleinden , met een herverdeling van het debiet binnen de grenzen van het stroombekken , om de wateronttrekking te garanderen alsmede het successievelijk gebruik van water , de bestrijding van overstromingen , de regularisatie van de waterstanden en de verbetering van de waterkwaliteit ;
-
-studies maken betreffende de uitwerking van een programmaplan voor de ontwikkeling van de watervoorziening en de verbetering van het milieu in het kader van het structuurbeleid voor de communautaire landbouw ;
-
-de eventuele mogelijkheden bestuderen die ontstaan door de ontzilting van zeewater en * ak water , rekening houdend met het energieverbruik en de kosten van installaties en exploitaties ;
-
-het vraagstuk van de watervoorziening op kleine eilanden bezien ;
-
-bestuderen op welke wijze het verschijnsel van de verdampingstranspiratie kan worden verminderd ( speciaal door de ontwikkeling van bepaalde nuttige gewassen ) met name in die gebieden waar de schaarste van het seizoenwater samenvalt met een grote vraag ;
b ) bescherming van alle wateren en met name van voorraden van goede kwaliteit ; dit houdt onder meer het volgende in :
-
-het gebruik van bepaalde grondwatervoorraden wordt geleidelijk gereserveerd voor de menselijke consumptie voor zover dat verenigbaar is met een rationeel beheer van de voorraden ;
-
-de kwaliteit van het grondwater en de plaatsen waar dit wordt gewonnen worden beschermd tegen verontreiniging en tegen iedere ecologisch onaanvaardbare verandering in de waterhuishouding van het grondwater ;
-
-het grondwater wordt op kunstmatige of natuurlijke wijze aangevuld om de capaciteit ervan te vergroten ;
-
-waterverontreiniging in het algemeen wordt bestreden ( vgl . titel II , hoofdstuk 2 ) ;
c ) verbetering van de presentatie en de onderlinge vergelijkbaarheid van de overzichten van de beschikbare voorraden en de te verwachten waterbehoeften .
172 . Bovendien zal de Commissie in het kader van een groep nationale deskundigen inlichtingen uitwisselen over de middelen die op nationaal of regionaal niveau voor het waterbeheer worden gebruikt en met name over :
-
-opstelling en uitvoering van nationale of regionale plannen ;
-
-oprichting van administratieve organen belast met het waterbeheer ;
-
-toepassing van economische maatregelen ;
-
-gebruik van wiskundige modellen ;
-
-gebruik van planningsmodellen .
173 . Na kennisneming van de resultaten van de in punt 171 genoemde studies alsmede van de in punt 172 genoemde uitwisseling van inlichtingen zal de Commissie ter zake dienende voorstellen bij de Raad indienen ter verbetering van de watervoorziening in de Gemeenschap ( 41 ) .
Afdeling 2
HET BEHEER VAN AFVALSTOFFEN DOOR EEN OVERKOEPELEND BELEID VAN PREVENTIE , TERUGWINNING EN VERWIJDERING
174 . De hoeveelheid afvalstoffen van allerlei aard die jaarlijks in de Gemeenschap wordt geproduceerd , wordt geraamd op ongeveer 1,7 miljard ton , namelijk ongeveer 90 miljoen ton huishoudelijke afvalstoffen , ongeveer 115 miljoen ton industriële afvalstoffen , ongeveer 200 miljoen ton zuiveringsslib , ongeveer 950 miljoen ton afvalstoffen uit de landbouw en ongeveer 300 miljoen ton afvalstoffen van de winningsindustrieën . De jaarlijkse stijging van de hoeveelheid afvalstoffen kan op circa 5 % worden becijferd . De opeenhoping van deze afvalstoffen gaat vaak gepaard met lucht - en waterverontreiniging en een grote mate van hinder .
175 . Storting blijft een van de meest gebruikte verwijderingsmethoden en indien daarop geen toezicht wordt uitgeoefend levert zij voor de bevolking en het milieu ernstige risico's op , speciaal omdat er in veel afvalstoffen toxische en gevaarlijke stoffen aanwezig zijn . Bovendien dreigen de gestorte afvalstoffen nog in hoeveelheid toe te nemen door de maatregelen tegen verontreiniging waarbij lozing van deze stoffen in het water wordt verboden . In het algemeen levert de totale hoeveelheid gestorte afval , die thans circa 70 tot 80 % van de afvalstoffen vertegenwoordigt , afgezien van de daardoor veroorzaakte milieuproblemen , een verlies op aan materiaal voor zover dit afval economisch opnieuw kan worden gebruikt .
176 . De aanwezigheid van zulke grote hoeveelheden afvalstoffen en het probleem van de verwijdering daarvan leiden er , afgezien van de verontreinigingsvraagstukken die erdoor worden veroorzaakt , vanzelf toe dat wordt gezocht naar methoden om hetgeen op lange termijn kan worden beschouwd als een verspilling van hulpbronnen , te vermijden of te beperken .
De meeste afvalstoffen bevatten namelijk materialen met een potentiële waarde die weliswaar moeilijk te becijferen maar zeker aanzienlijk is , zoals metalen , glas , rubber , textiel , aardolie , kunststoffen , bepaalde chemische stoffen , enz .
177 . Al vele jaren , en speciaal sedert 1973 , wordt er zowel door de industrie als door de plaatselijke instanties veel gedaan om de materialen terug te winnen . Momenteel geschiedt dit echter slechts ten dele .
De Gemeenschap is echter in haar geheel sterk afhankelijk van buitenlandse bevoorradingsbronnen voor een aantal essentiële grondstoffen ( 42 ) :
-
-60 % voor papierpulp en papier ,
-
-80 à 90 % voor ijzer en non-ferrometalen , met name tin en zink .
178 . De bescherming van het milieu tegen verontreiniging , een gezond economisch beheer van de hulpbronnen , het streven naar een geringere mate van afhankelijkheid van de Gemeenschap ten aanzien van de ingevoerde grondstoffen en een rationeel beheer op lange termijn van de natuurlijke hulpbronnen die niet te vervangen dan wel slechts in een bepaald tempo te vervangen zijn , de combinatie van al deze factoren maakt het derhalve noodzakelijk dat onverwijld een daadwerkelijke afvalbestrijding wordt ingezet .
De afvalbestrijding moet gebeuren :
-
-op het niveau van de consument , die door zijn mentaliteit en keuze een belangrijke rol speelt bij de produktie van afvalstoffen ;
-
-op het niveau van de industrie , die aan de ene kant wel streeft naar terugwinning van de kostbare grondstoffen die in de produktieprocessen worden gebruikt en belangstelling heeft voor eventuele terugwinningsprojecten , doch aan de andere kant , door aantal en aard van de gefabriceerde produkten , verantwoordelijk is voor het ontstaan van een groot gedeelte van de afvalstoffen . De industrie moet eveneens maatregelen overwegen om de duurzaamheid van haar produkten te verlengen ten einde de produktie van afvalstoffen te verlagen ;
-
-op het niveau van de plaatselijke bestuursinstanties , die belast zijn met de vergaring en eventueel de sortering van afvalstoffen ;
-
-op het niveau van de nationale overheid , die bij voorbeeld door middel van overheidsorders in belangrijke mate kan bijdragen tot de vergroting van de afzetmogelijkheden voor bepaalde teruggewonnen materialen en die meer in het algemeen een algemeen beleid kan voeren voor een rationeel gebruik van grondstoffen .
179 . Alle Lid-Staten zien thans de noodzaak in van een actie met het oog op een verbeterde terugwinning van materialen die voorkomen in afvalstoffen .
Alle Lid-Staten hebben organen opgericht die de vraagstukken in verband met de terugwinning moeten bestuderen en prioriteiten moeten vaststellen . In bepaalde gevallen werden gespecialiseerde instellingen opgericht voor de uitvoering van een aantal concrete werkzaamheden .
180 . De Gemeenschap is in de eerste plaats bij deze problemen betrokken en is het om tal van redenen aan zichzelf verplicht om een actief beleid voor de bestrijding van afvalstoffen te bevorderen , met name ten einde :
a ) de verontreiniging als gevolg van de ongeordende opeenhoping en de ondoeltreffende behandeling ervan te beperken ;
b ) bij te dragen tot de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit , welke taak haar bij het EEG-Verdrag is opgelegd , een ontwikkeling die de nadelige gevolgen wel moet ondergaan van de prijsstiging van grondstoffen , van de afhankelijkheid van de Gemeenschap en haar Lid-Staten inzake de voorziening en , op lange termijn , van het te verwachten schaarser en dus ook duurder worden van bepaalde stoffen ;
c ) concurrentievervalsing en handelsbelemmeringen te voorkomen die kunnen ontstaan als er uitsluitend op nationaal niveau maatregelen worden getroffen op het gebied van de afvalstoffen ( bij voorbeeld invoering van subsidies , heffingen en belastingen , overbrenging van toxische afvalstoffen van de ene Staat naar de andere of verbodsbepalingen met betrekking tot deze overbrenging ) ;
d ) de kennis te verbeteren omtrent deze vraagstukken alsmede omtrent de proeven die op de verschillende niveaus van besluitvorming worden genomen en aldus te komen tot een optimale tenuitvoerlegging van de meest geschikte oplossingen van juridische , technische en economische aard op adekwaat niveau .
181 . De Gemeenschap heeft reeds een aantal besluiten genomen met betrekking tot de terugwinning en de verwijdering van afvalstoffen : in het actieprogramma van 1973 wordt bepaald ( deel II , titel I , hoofdstuk 7 ) dat de Commissie een aantal studies en werkzaamheden op dit gebied zal ondernemen , aan de hand waarvan zij voorstellen han de Raad zal voorleggen . Overeenkomstig dit mandaat heeft de Commissie een aantal voorbereidende studies uitgevoerd en Richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( 43 ) , Richtlijn 75/439/EEG van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie ( 44 ) alsmede Richtlijn 76/403/EEG van 6 april 1976 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen ( 45 ) bij de Raad ingediend , die deze richtlijnen heeft goedgekeurd .
182 . In artikel 3 van Richtlijn 75/442/EEG wordt het volgende bepaald :
" De Lid-Staten nemen passende maatregelen ter bevordering van het voorkomen van afvalvorming , de recycling en het verwerken van afvalstoffen , het winnen van grondstoffen en eventueel energie uit afvalstoffen , alsmede van alle andere methoden voor het opnieuw gebruiken van afvalstoffen . Zij stellen de Commissie tijdig in kennis van de ontwerp-regelingen betreffende dergelijke maatregelen , inzonderheid van ontwerp-regelingen betreffende :
a ) het gebruik van produkten die een bron van technische moeilijkheden kunnen vormen bij de verwijdering of aanleiding kunnen zijn tot buitensporige verwijderingskosten ;
b ) het bevorderen van :
-
-de vermindering van de hoeveelheden van bepaalde afvalstoffen ,
-
-de behandeling van afvalstoffen met het oog op recycling en hergebruik ,
-
-de terugwinning van grondstoffen en/of het winnen van energie uit afvalstoffen ;
c ) het gebruik van bepaalde natuurlijke hulpbronnen , energiebronnen daaronder begrepen , wanneer deze kunnen worden vervangen door teruggewonnen materialen . " .
183 . De Commissie is van oordeel dat de in artikel 3 , lid 2 , van Richtlijn 75/442/EEG omschreven procedure slechts een eerste maatregel is , in afwachting van de tenuitvoerlegging van een actie van de Gemeenschap gericht op het vermijden van de verspreiding van moeilijk te verwijderen produkten , het bevorderen van terugwinning en hergebruik van afvalstoffen en meer in het algemeen op het bestrijden van verspilling van bepaalde natuurlijke hulpbronnen en energiebronnen .
Zij behoudt zich het recht voor dienaangaande te gelegener tijd aan de Raad passende voorstellen te doen , in het licht van de ontwikkeling van de situatie op dit gebied en de door Lid-Staten uitgevoerde proefnemingen .
De Raad heeft tijdens zijn zitting van 15 juli 1976 akte genomen van een door de Commissie in deze zin afgelegde verklaring .
184 . De Commissie zal voortgaan met de toepassing van alle hierboven vermelde Raadsbesluiten . Meer in het algemeen zal de actie van de Gemeenschap op het gebied van afvalstoffen enerzijds zijn gericht op het treffen van de noodzakelijke maatregelen voor de bevordering en de verbetering van terugwinning en hergebruik van afvalstoffen , en anderzijds op het bestuderen en het treffen van maatregelen die het ontstaan van afvalstoffen moeten voorkomen en moeten borg staan voor de verwijdering van niet terug te winnen restafval zonder gevaar voor mens en milieu .
A . Preventie van het ontstaan van afvalstoffen
185 . Ook al zijn vele ondernemers en particulieren thans reeds zeer wel doordrongen van de noodzaak dat iedere verspilling moet worden bestreden en dat zuinig moet worden omgegaan met de hulpbronnen , toch wordt dit proces van een sterkere bewustwording van deze noodzaak en van de dienovereenkomstige acties nog vaak vertraagd door de structuur en de omvang van de investeringen , het ontwerp van de produkten en de consumptiegewoontes .
186 . Een beleid inzake het beheer van afvalstoffen moet er , met inachtneming van dwingende economische en technische voorwaarden , op gericht zijn de produktie van afvalstoffen te voorkomen en zo zijn opgezet dat de materialen in alle stadia van de fabricage en het gebruik van de produkten zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt . Deze actie moet leiden tot de bestudering van de mogelijkheid om vervangingsmaterialen te gebruiken in het geval van materialen die bijzonder zeldzaam zijn of dit op den duur zullen worden , en moet de ondernemers stimuleren om de produkten op zodanige wijze te ontwerpen en te fabriceren dat niet alleen verspilling wordt vermeden maar ook de terugwinning van grondstoffen wordt vergemakkelijkt ( uitwerking van specificaties , normalisatie , verlenging van de levensduur der produkten , enz . ) .
De Commissie zal deze mogelijkheden bestuderen met de hulp van het bij Besluit 76/431/EEG van de Commissie ( 46 ) ingestelde Comité voor het beheer van afvalstoffen .
B . Terugwinning en hergebruik van afvalstoffen
187 . De moeilijkheden in verband met terugwinning en het hergebruik van afvalstoffen zijn toe te schrijven aan een combinatie van factoren , met name :
a ) de instabiliteit van de markt voor secundaire grondstoffen en het ontoereikend en onzekere karakter van de afzetmogelijkheden .
De vraag naar teruggewonnen materialen is namelijk onderhevig aan veranderingen op korte termijn welke verband houden met de beschikbaarheid van primaire grondstoffen en de prijzen daarvan . Dit veroorzaakt grote prijsschommelingen voor de secundaire grondstoffen , hetgeen de uitvoering van investerings - en technische ontwikkelingsprogramma's door de terugwinningsindustrie bemoeilijkt en remmend werkt op de initiatieven en de bereidheid van de plaatselijke instanties . Als gevolg daarvan hebben deze instanties en de industrie met problemen te kampen .
Secundaire grondstoffen zijn vaak onzuiver , hetgeen kostbare voorbehandelingen noodzakelijk maakt waarvoor aanvullende technieken en investeringen moeten worden ontwikkeld ; hierdoor geven de industrieën soms de voorkeur aan het gebruik van primaire grondstoffen . Bovendien wordt het gebruikt van secundaire grondstoffen soms bemoeilijkt door de normen in de omschrijving van de specificaties voor de produkten ;
b ) het onvoldoende voorhanden zijn van nauwkeurige economische gegevens , met name van resultaten van kosten-batenanalyses en optimalisatiemodellen die aangegen wat de beste procédés zijn ( terugwinning , energieterugwinning , verwijdering ) voor het gebruik van de materialen , mede gelet op de economische rentabiliteit van deze procédés , de daarmee gepaard gaande organisatiekosten , de maatschappelijke kosten van de aantasting van het milieu alsmede de beoordeling van de sociale en economische gevolgen van een buitensporig gebruik van zeldzamen hulpbronnen ;
c ) de ontoereikendheid van de technieken om het terugwinningsproces rendabel te maken , zonder daarbij schade toe te brengen aan het milieu ;
d ) de moeilijkheid om het terugwinningsproces zo te organiseren dat het rendabel is , mede gelet op het aantal betrokkenen , hun verscheidenheid en de onderlinge afstand van de betrokkenen . Terugwinning vereist namelijk coordinatie en samenwerking van een groot aantal betrokkenen ( op het niveau van de vergaring , de sortering , het vervoer , de behandeling en het eigenlijke hergebruik ) . Deze organisatiemoeilijkheid doet zich speciaal gevoelen ten aanzien van de terugwinning van materialen uit huisvuil .
188 . Gezien de in punt 187 omschreven moeilijkheden moeten de overheidsinstanties een aantal studies ondernemen en op de passende niveaus maatregelen treffen .
189 . Steunend op de adviezen van het Comité voor het beheer van afvalstoffen en , op onderzoek - en ontwikkelingsgebied , op de werkzaamheden van het CREST-subcomité " R en D-grondstoffen " zal de Commissie :
a ) haar aandeel uitvoeren in de werkzaamheden die worden beoogd in het kader van Richtlijn 75/442/EEG ( met name de artikelen 3 en 12 ) en Richtlijn 75/439/EEG ( met name artikel 15 ) ;
b ) de middelen bestuderen om een uitbreiding en een betere stabiliteit van de markt voor secundaire grondstoffen te bevorderen ;
c ) door middel van passende maatregelen de organisatie van beurzen voor afvalstoffen bevorderen ;
d ) studies maken op het gebied van optimalisatie en kosten-batenanalyse zodat een betere beoordeling mogelijk wordt van de typen op de afvalstoffen toe te passen behandelingen ;
e ) een studie maken van de onderzoek - en ontwikkelingssectoren die steun en coordinatie in Gemeenschapsverband behoeven ;
f ) de organisatiesystemen vergelijken , zodat een optimale terugwinning van de afvalstoffen wordt verzekerd , met name van toxische en gevaarlijke afvalstoffen ;
g ) de maatregelen bestuderen die door de overheidsinstanties kunnen worden genomen om bij voorbeeld door middel van overheidsorders de afzetmogelijkheden voor bepaalde secundaire grondstoffen te verbeteren ;
h ) haar krachten bundelen met die van de Lid-Staten in het kader van haar voorlichtingsactiviteiten en van haar beleid op het gebied van de voorlichting en de bescherming van de consument om het nodige besef aan te kweken bij het publiek en het ertoe te brengen zijn medewerking te verlenen aan de ondernomen acties ( bij voorbeeld door voorlichtingscampagnes omtrent als voorbeeld dienende initiatieven van bepaalde industrieën en plaatselijke instanties , toekenning van Gemeenschapsprijzen , enz . ) ;
i ) de wijze bestuderen waarop de ondernemers door een communautaire actie beter kunnen worden voorgelicht omtrent aanbod van en vraag naar afvalstoffen , omtrent het op dit gebied in de Lid-Staten verrichte onderzoek ( zie titel IV , hoofdstuk 3 ) , omtrent de risico's welke zijn verbonden aan de in de industrie gebruikte chemische produkten die eventueel ook weer kunnen voorkomen bij afvalstoffen ( Databank ECDIN ) en meer in het algemeen omtrent alle gegevens inzake gevaarlijke afvalstoffen en materialen .
190 . De hierboven genoemde werkzaamheden van de Commissie zullen bij voorrang betrekking hebben op onderstaande materialen :
-
-ferrometalen
-
-non-ferrometalen
-
-papier
-
-glas
-
-kunststoffen
-
-rubber
-
-textiel
-
-afgewerkte olie
-
-bepaalde chemische stoffen .
191 . Aan de hand van de resultaten van deze studies en mede gelet op het advies van het Comité voor het beheer van afvalstoffen , zal de Commissie ter zake dienende voorstellen bij de Raad indienen .
C . Onschadelijke verwijdering van niet terug te winnen reststoffen
192 . De Commissie heeft op 28 juli 1976 aan de Raad een voorstel voorgelegd voor een richtlijn betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ( 47 ) . Zij zal op het gebied van de verwijdering van afvalstoffen de werkzaamheden voortzetten die worden vermeld in deel II , titel I , hoofdstuk 7 , van het actieprogramma van 1973 , alsmede de werkzaamheden uit hoofde van de Richtlijnen 75/442/EEG en 75/439/EEG .
193 . Bovendien zal zij oplossingen zoeken voor de vraagstukken in verband met de produktie van bepaalde residuen door de primaire industrie ( residuen van de produktie van titaandioxyde , mijnbouwafval , enz . ) .
194 . Zij zal in het passende kader een studie maken van de vraagstukken in verband met het toezicht op de opslag van toxische produkten alsmede van de problemen inzake de civiele aansprakelijkheid en de verzekering die met de behandeling van deze produkten samenhangen .
Het specifieke geval van de radioactieve afvalstoffen
195 . Zoals aangegeven in titel II , hoofdstuk 5 , afdeling 2 , zal de Commissie bepaalde acties voor de energieproduktie voeren . Bovendien is het programma inzake de behandeling en de opslag van radioactieve afvalstoffen , dat is vastgesteld bij Besluit 75/406/Euratom ( 48 ) , momenteel in uitvoering .
196 . De Commissie zal bovendien een studie maken van de specifieke vraagstukken in verband met het buiten gebruik stellen van kerncentrales .
197 . De afvalstoffen die daarbij ontstaan zijn voor het grootste gedeelte grote componenten en betonnen structuurdelen voor de behandeling waarvan een beroep moet worden gedaan op gespecialiseerde technieken van ontmanteling , ontsmetting stuksnijden , vervoer , enz . Voor de definitieve opslag moeten gespecialiseerde installaties worden ingericht waarin grote componenten kunnen worden ondergebracht opdat de bescherming tegen de verspreiding van de in deze componenten opgesloten radioactiviteit grotendeels in stand wordt gehouden .
198 . De bevolkingsdichtheid in de Gemeenschap is zodanig dat de vestigingsplaatsen van afgedankte kerncentrales moeten worden " gereinigd " , zowel om esthetische redenen als om het hernieuwd gebruik van de terreinen mogelijk te maken .
In de komende decennia zullen de vraagstukken in verband met de buitengebruikstelling van deze installaties veel meer gewicht in de schaal gaan leggen , wanneer een groeiend aantal commercieel geëxploiteerde installaties aan het einde van hun bedrijfsperiode zullen zijn gekomen .
Hierbij kunnen de voor de buitengebruikstelling gekozen methoden wegens de aan de werkzaamheden verbonden kosten van invloed zijn op de ontwikkeling van de kernenergie ; ongeacht de gekozen technieken moeten zij een zelfde bescherming van mens en milieu garanderen .
199 . Gezien het specifieke karakter van deze vraagstukken moeten alle overwegingen en ervaringen dienaangaande worden gebundeld , opdat er een zowel technische als economische balans kan worden opgemaakt van de werkzaamheden die op korte termijn en vervolgens op langere termijn in aanmerking komen ; voorts moeten er aan de hand van deze balans acties worden uitgestippeld die in Gemeenschapsverband ten uitvoer moeten worden gebracht .
200 . De communautaire werkzaamheden zouden , met de hulp van nationale deskundigen , langs de volgende lijnen kunnen worden verricht :
a ) beoordeling van de te verwachten hoeveelheden radioactieve afvalstoffen van verschillende categorieën die het gevolg zijn van de buitengebruikstelling van kerninstallaties ;
b ) vergelijking van de reeds bestaande of in ontwikkeling zijnde gespecialiseerde technieken op het gebied van de buitengebruikstelling van deze installaties en een beoordeling daarvan , zowel vanuit het oogpunt van de bescherming van mens en milieu als vanuit economisch oogpunt . Aan de hand van deze balans moet worden bepaald welke werkzaamheden zijn geboden ;
c ) vergelijking van de beschikbare studies en ervaringen inzake het verloop van de werkzaamheden in verband met de buitengebruikstelling van kerninstallaties , alsmede van de verschillende methoden die in aanmerking komen voor de definitieve opslag van radioactieve afvalstoffen die resulteren uit deze werkzaamheden ;
d ) vaststelling van bepaalde leidende beginselen inzake ontwerp en exploitatie van kerninstallaties , ten einde de buitengebruikstelling daarvan op een later tijdstip te vergemakkelijken ;
e ) vaststelling van de grondbeginselen op het gebied van de buitengebruikstelling van kerninstallaties die als grondslag kunnen dienen van een communautair beleid op dit gebied .
201 . De Commissie zal , rekening houdend met de resultaten van deze werkzaamheden , de Raad ter zake dienende voorstellen voorleggen .
Afdeling 3
MILIEUVRAAGSTUKKEN IN VERBAND MET HET SCHAAPSER WORDEN VAN BEPAALDE NATUURLIJKE HULPBRONNEN
202 . Naast de in afdeling 1 van dit hoofdstuk vermelde acties , zal de Commissie voortgaan met de werkzaamheden bedoeld in deel II , titel I , hoofdstuk 2 , van het actieprogramma van 1973 ( 49 ) .
TITEL IV
ALGEMENE WERKZAAMHEDEN IN VERBAND MET DE BESCHERMING EN DE VERBETERING VAN HET MILIEU
HOOFDSTUK 1
BEOORDELING VAN DE WEERSLAG OP HET MILIEU
203 . Eén van de fundamentele beginselen van het milieubeleid in de Gemeenschap die in het actieprogramma van 1973 zijn vastgesteld betreft de noodzaak van een preventief beleid . " Het beste milieubeleid bestaat erin " , zo zegt dit programma , " van meet af aan het ontstaan van vervuiling of hinder te vermijden , veeleer dan later de gevolgen ervan te bestijden " . " Er dient " , zo wordt hieraan toegevoegd , " in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te worden gehouden met de gevolgen van alle technische plannings - en beslissingsprocessen voor het milieu . Het milieu ... moet worden beschouwd als een gegeven dat onlosmakelijk verbonden is met de organisatie en de bevordering van de voortuigang van de mensheid . Van iedere maatregel die op nationaal of communautair niveau genomen of overwogen wordt , dienen daarom de gevolgen bepaald te worden voor de kwaliteit van het bestaan en voor het natuurlijke milieu , indien deze maatregel een aantasting daarvan kan betekenen " .
204 . Dienaangaande dient ook te worden gememoreerd dat de Raad bij de aanneming van het actieprogramma van 1973 akte heeft genomen van de vastbeslotenheid van de Lid-Staten om erop toe te zien dat de huidige kwaliteit van de verschillende betrokken milieus , gezien als een samenhangend geheel van bepaalde regio's van de Gemeenschap , niet achteruit gaat , mede in verband met de vaak onomkeerbare of nagenoeg onomkeerbare aard van bepaalde verontreinigingen . Daartoe zal de Commissie verder gaan met haar studies over de middelen om deze beleidslijn vaste vorm te geven .
205 . In overeenstemming met zulk een preventief beleid is één van de door de Raad gekozen doelstellingen dan ook dat er gezorgd wordt " meer aandacht voor de milieuaspecten bij structurele planning en ruimtelijke ordening " .
206 . Tal van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en tal van administratieve handelwijzen die in de Lid-Staten soms sedert lang van kracht zijn , bieden de mogelijkheid om tot op zekere hoogte rekening te houden met het effect op het milieu van deze of gene sector . Bovendien hebben bepaalde Lid-Staten , inhakend op een zich in de Verenigde Staten en in andere industrielanden aftekenende tendens , specifieke voorzieningen ingevoerd of bestudeerd waarbij de systematische beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en projecten verplicht wordt gesteld .
207 . De toepassing , op de passende bestuurlijke niveaus , van procedures voor de beoordeling van de weerslag op het milieu beantwoordt aan de noodzaak om de doelstellingen en beginselen van een milieubeleid van de Gemeenschap , zoals deze in het actieprogramma van 1973 zijn vastgelegd , ten uitvoer te leggen .
208 . Om te kunnen antwoorden op de vraag of , en in hoeverre , een harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten geboden is en om uit te maken of zulk een procedure op communautair niveau nodig is , zal de Commissie de nodige onderzoekingen verrichten . Daarbij zal zij de modaliteiten bestuderen voor de toepassing in de Gemeenschap en in de Lid-Staten van de procedures voor de beoordeling van de weerslag op het milieu , met inachtneming van de specifieke bestuurlijke aspecten in elk der Lid-Staten .
Met medewerking van nationale deskundigen zal de Commissie alle ter zake dienende aspecten bij deze studie betrekken , met name de reeds in de nationale regelingen vervatte elementen ( bij voorbeeld : werkingssfeer en opzet van de procedures , inhoud en kosten van de beoordelingen ) .
209 . Voor alle aspecten van deze werkzaamheden zal de Commissie eventuele alternatief-oplossingen op hun voor - en nadelen beoordelen . Bij het opstellen van haar voorstellen zal de Commissie al het mogelijke doen om te vermijden dat de voorgestelde procedures onverantwoorde vertraging meebrengen voor de investeringsprogramma's , of de administratieve procedures op het stuk van planning en vergunningen bemoeilijken .
Aan de hand van de resultaten van de verrichte studies zal de Commissie passende voorstellen uitwerken en aan de Raad voorleggen .
HOOFDSTUK 2
ECONOMISCHE ASPECTEN
A . Inleideing
210 . De bescherming en de verbetering van het milieu ( ruimte , milieu en natuurlijke hulpbronnen beschouwd als een onafscheidelijk deel van het leefmilieu ) moeten worden beschouwd als gegevens die onlosmakelijk verbonden zijn met de organisatie en de bevordering van de vooruitgang van de mensheid . Een milieubeleid staat de economische ontwikkeling niet in de weg . In feite kan juist het ontbreken van een dergelijk beleid een beletsel vormen voor de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten . Het milieubeleid moet er voortdurend de aandacht op vestigen dat de economische ontwikkeling niet ten koste mag gaan van hetgeen de mens omringt en zijn lot bepaalt , of het nu gaat om het natuurlijk milieu dan wel om het door hem opgebouwde leefmilieu .
211 . Een milieubeleid kan dan ook van invloed zijn op bepaalde economische activiteiten , door de beperkingen die daaraan worden opgelegd en doordat op gematigde en samenhangende wijze bepaalde structuurwijzigingen tot stand worden gebracht . De noodzaak om de verslechterde natuurlijke hulpbronnen te vervangen leidt tot nieuwe economische activiteiten , hetgeen door de overheid kan worden benut in het kader van haar conjunctuurpolitiek .
Omgekeerd is het voor de tenuitvoerlegging van een milieubeleid noodzakelijk dat de economische en sociale implicaties daarvan aandachtig worden bestudeerd en dat er zoveel mogelijk rekening mee wordt gehouden .
212 . Van de kosten en de baten van de maatregelen die worden getroffen voor de bescherming en de verbetering van het milieu moet een raming worden gemaakt . Bij een dergelijke raming dient er echter rekening te worden gehouden met de effecten van deze maatregelen op lange termijn en met gegevens van sociale aard die vaak moeilijk kwantificeerbaar zijn .
De Commissie zal de in deel II , titel I , hoofdstuk 9 , van het actieprogramma van 1973 vermelde werkzaamheden voortzetten . Zij zal in samenwerking met een groep nationale deskundigen voorrang verlenen aan de volgende werkzaamheden .
B . Raming van de kosten van de bestrijding van de verontreiniging en de uit de verbetering van het milieu voortvloeiende baten
a ) Specifieke voorstellen
213 . In het actieprogramma van 1973 wordt het volgende geconstateerd : " de bescherming van het milieu tegen verontreiniging en de verbetering van dit milieu door het in aanmerking nemen van de kwaliteit van het bestaan in de besluitvorming en in de produktiestructuren leiden noodzakelijkerwijze tot allerlei kosten " en " de overheid dient deze kosten nauwkeurig te ramen ten einde de economische , financiële en sociale gevolgen van de in overweging genomen besluiten te kennen en de uitvoeringsmodaliteiten van deze besluiten dienovereenkomstig aan te passen " .
214 . Ook al kunnen de kosten van maatregelen ter bescherming en verbetering van het milieu op macro-economisch niveau vrij beperkt zijn , toch kunnen deze kosten op sectorieel niveau voor een bepaalde industrie , een onderneming , een overheidsorgaan , de lagere overheid of particulieren aanzienlijk zijn . De Commissie zal in haar voorstellen rekening houden met de weerslag van de verschillende beoogde maatregelen op micro-economisch vlak , door de kosten van de voorgestelde maatregelen en , zo nodig , de invloed daarvan op de prijzen van de betrokken produkten te ramen en daarbij rekening te houden met de beoogde doelstellingen , de bij de bestrijding van de verontreiniging bereikte resultaten en de mogelijkheden van de betrokken ondernemingen , overheidsorganen , lagere overheid of particulieren om deze kosten te dragen .
Ook zal de Commissie nagaan welke invloed de beoogde maatregelen kunnen hebben op de internationale concurrentiepositie , de ontwikkeling en de werkgelegenheid .
215 . Bij het ramen van de voordelen van de voorstellen zal het echter niet altijd mogelijk zijn , deze te vergelijken met de kosten zonder deze voordelen te interpreteren en af te wegen . In de eerste plaats zal het vaak voorkomen dat de verbetering van de kwaliteit van het milieu - zijnde het gunstige effect van de getroffen maatregel - niet in financiële termen kan worden geraamd , zodat dit effect in een dergelijk geval onmogelijk rechtstreeks kan worden vergeleken met de kosten van de betrokken maatregel . Vaak echter zal het in een dergelijk geval mogelijk en zeer nuttig zijn om gebruik te maken van een meer rudimentair instrument waarmee de resultaten of voordelen van de genomen maatregelen in concretere termen kunnen worden gemeten . In de tweede plaats mag worden verwacht dat de toepassing van de maatregelen ten gunste van het milieu voor de industrie een algemene stimulans zal zijn om minder kostbare technieken voor de bestrijding van de verontreiniging te ontwikkelen , zodat de becijfering van de kosten van de bestrijding van de verontreiniging , uitgaande van de huidige stand van de techniek , normaal hoger zal liggen dan de reële kosten op lange termijn .
b ) Problemen inzake methoden en statistiek
216 . De kwantitatieve raming van de micro - en macro-economische effecten van het milieubeleid vereist dan ook een voortzetting van de werkzaamheden ten aanzien van de methoden waarmede in het kader van het actieprogramma van 1973 een begin is gemaakt . De gegevens inzake de kosten van de bestrijding van de verontreiniging en de raming van de baten hiervan voor de samenleving uit hoofde van de kwaliteit van het milieu , zullen als grondslag voor deze werkzaamheden dienen .
Ten aanzien van de kosten van de bestrijding van de verontreiniging , zal de Commissie een ramingsmethode trachten te ontwerpen die de nodige waarborgen geeft voor de vergelijkbaarheid van de gegevens die zowel door de industrie als door de overheidsinstanties worden verstrekt .
217 . De voordelen van een milieubeleid bestaan in een vermindering van de sociale kosten van de verontreiniging en in een verbetering van de kwaliteit van het milieu . De raming hiervan in financiële termen brengt zeer ingewikkelde vraagstukken met zich mee die bijzonder moeilijk tot een oplossing kunnen worden gebracht , met name gezien het noodzakelijkerwijze subjectieve aspect van een groot aantal factoren die hierbij een rol spelen . Het is dus allerminst waarschijnlijk dat er spoedig afdoende methoden voor een concrete financiële raming zullen worden ontwikkeld , ofschoon men moet blijven trachten een zo groot mogelijk aantal representatieve gegevens inzake het milieu op te nemen in een nieuwe sociale statistiek in de nationale boekhouding .
218 . Er zijn echter ook andere methoden dan een financiële raming om kwantitatieve gegevens over de kwaliteit van het milieu te verkrijgen die kunnen dienen als basis voor beleidsbesluiten of als toetssteen van de daarmede verkregen resultaten . Indicatoren van de kwaliteit van het milieu die op objectieve wijze bepaalde fysische , chemische of biologische kenmerken van het milieu meten , kunnen dergelijke informaties verschaffen zonder dat een financiële raming noodzakelijk is .
De Commissie zal dan ook de indicatoren die in de Lid-Staten reeds worden gebruikt of in voorbereiding zijn bestuderen , en nagaan of het mogelijk is om een gemeenschappelijk systeem van indicatoren voor bijzondere kenmerken en voor de algemene kwaliteit van het milieu te omschrijven .
De Commissie zal tevens de wenselijkheid bestuderen van een permanent communautair programma voor regelmatige statistieken inzake het milieu . Een dergelijk programma zou tevens tot doel kunnen hebben de verenigbaarheid van de in de Lid-Staten ontworpen statistische systemen voor het milieu te waarborgen en dit zowel onderling als met het systeem van de Verenigde Naties .
Op basis van deze studies zal de Commissie aan de Raad passende maatregelen voorstellen .
c ) Doeltreffendheid van de economische instrumenten
219 . De Commissie zal voortgaan met de in het kader van het actieprogramma van 1973 begonnen bestudering van de doeltreffendheid van de economische instrumenten die kunnen worden gebruikt bij de bestrijding van de verontreiniging . De Commissie zal daarbij de vermoedelijke gevolgen nagaan van de verschillende keuzemogelijkheden die er met betrekking tot de doelstellingen en instrumenten op milieugebied bestaan , ten einde de doeltreffendheid daarvan te beoordelen in samenhang met de doelstellingen van het onderhavige actieprogramma en de werking van de gemeenschappelijke markt .
C . Het beginsel " de vervuiler betaalt "
220 . In het kader van het actieprogramma van 1973 heeft de Raad op 3 maart 1975 Aanbeveling 75/436/Euratom/EGKS/EEG betreffende de toerekening der kosten en het optreden van de overheid op milieugebied ( 50 ) aangenomen waarin de regels voor de praktische toepassing van het beginsel " de vervuiler betaalt " worden omschreven .
221 . Bepaalde aspecten van de toepassing van dit beginsel moeten nog nader worden overwogen in het kader van studies die de Commissie in samenwerking met een groep economische deskundigen zal ondernemen . Deze aspecten hebben onder meer betrekking op de uitwerking van Aanbeveling 75/436/Euratom/EGKS/EEG voor de harmonisatie van de instrumenten , met name wat betreft de werking van de heffingssystemen . Het gaat voorts om de problemen in verband met de toepassing van het beginsel op vervuilers die door hun activiteiten een gebied verontreinigen dat zich over verscheidene Lid-Staten uitstrekt .
D . Bevordering van de acties ter verbetering van het milieu
222 . Al lag in het actieprogramma van 1973 de nadruk vooral op de vermindering van verontreiniging en hinder , daarin wordt ook melding gemaakt van maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het milieu , waarop het beginsel " de vervuiler betaalt " als zodanig niet van toepassing is .
Wat deze maatregelen betreft zal moeten worden nagegaan , of het wenselijk is criteria vast te stellen voor de toerekening van de kosten die deze maatregelen met zich meebrengen .
HOOFDSTUK 3
VERSPREIDING VAN KENNIS OP HET GEBIED VAN DE MILIEUBESCHERMING
223 . De Gemeenschap en de Lid-Staten getroosten zich momenteel een grote inspanning om structuren te ontwikkelen die de voor de uitvoering van de programma's voor milieubescherming noodzakelijke wetenschappelijke , technische en economische informatie kunnen leveren . Gezien het vrij recente karakter van deze initiatieven en de talrijke punten van overeenstemming die zowel tussen de informatiebehoeften in de verschillende landen als tussen de beoogde formules om in die behoeften te voorzien kunnen worden geconstateerd , is een coordinerende actie op bredere basis in Gemeenschapsverband niet alleen wenselijk doch ook vrij gemakkelijk te verwezenlijken .
224 . Deze coordinatie zal een minder kostbare vergaring en verwerking mogelijk maken van informatie , die bovendien geheel of gedeeltelijk als communautaire bijdrage kan dienen tot de informatiesystemen die worden beoogd in het kader van het UNEP en andere soortgelijke internationale systemen . In dit verband vormt Beschikking 76/161/EEG van de Raad van 8 december 1975 tot instelling van een gemeenschappelijke procedure voor het opzetten en bijhouden van een inventaris der informatiebronnen betreffende het milieu in de Gemeenschap ( 51 ) , een eerste belangrijke stap op de weg naar een dergelijke coordinatie . De toepassing van deze beschikking zal in de komende jaren één van de belangrijkste taken van de Lid-Staten en de Gemeenschap op dit gebied vormen .
225 . Bovendien zal de Commissie de in deel II , titel I , hoofdstuk 11 , van het actieprogramma van 1973 beoogde studies en werkzaamheden voortzetten in overleg met het Comité voor wetenschappelijke en technische informatie en documentatie ( CIDST ) en de groep deskundigen die de belangen van de gebruikers van informatie op milieugebied vertegenwoordigen .
De Commissie zal bij voorrang de volgende taken uitvoeren :
a ) Inventaris der informatiebronnen
226 . Krachtens Beschikking 76/161/EEG zal een eerste versie van de inventaris der informatiebronnen betreffende het milieu in de Gemeenschap ( documentatiediensten , aanwezige deskundigheid , onderzoekprojecten ) zo spoedig mogelijk toegankelijk worden gemaakt op magnetische banden . In samenwerking met de Lid-Staten zal de Commissie de meest adequate maatregelen treffen om :
-
-op gedecentraliseerde basis een doeltreffend referentiesysteem uit te werken waarbij de gebruiker naar alle bronnen met de vereiste informatie wordt geleid ;
-
-genoemde inventaris voor een deel of eventueel geheel uit te geven ;
-
-de bijdrage van de Gemeenschap aan het Internationale Referentiesysteem ( IRS ) dat in het kader van het UNEP wordt verwezenlijkt te verzorgen .
Ten slotte zal de Commissie bij de Raad passende voorstellen indienen betreffende de eventuele deelneming van de Gemeenschap als regionaal of sectorieel centrum aan het IRS .
b ) Oprichting van een samenhangend geheel van informatiediensten
227 . Krachtens Besluit 75/200/EEG van de Raad van 18 maart 1975 tot vaststelling van een eerste driejarenplan inzake actie op het gebied van wetenschappelijke en technische informatie en documentatie ( 52 ) zal het EURONET-systeem zijn gebruikers de beschikking geven over een gevarieerde reeks geautomatiseerde gegevensgrondslagen die door de belangrijkste mundiale referaatdiensten ( Chemical Abstracts , Biological Abstracts , enz . ) of in het kader van de Gemeenschap zijn opgesteld .
In deze geautomatiseerde gegevensgrondslagen zijn een groot aantal belangrijke documenten opgenomen die betrekking hebben op de verschillende vakgebieden die met het milieu samenhangen .
Behalve over deze geautomatiseerde diensten moet de gebruiker kunnen beschikken over feitelijke of documentaire numerieke informatie die is verzameld door de nationale , communautaire of andere reeds bestaande of nog op te richten diensten maar niet in het EURONET-systeem kan worden opgenomen omdat zij niet is geautomatiseerd .
De Commissie zal de nodige studies en proefprojecten ondernemen ten einde ervoor te zorgen dat instanties die met de controle , het beheer en de verbetering van het milieu zijn belast , op de meest passende wijze van de al dan niet geautomatiseerde informatiebronnen gebruik kunnen maken .
Deze studies zullen vooral betrekking hebben op :
-
-een nauwkeurige omschrijving van de behoeften van de verschillende categorieën gebruikers ;
-
-de structuur en de inhoud van de verschillende voor hen toegankelijke informatiebronnen ;
-
-de te beogen of te bevorderen nieuwe functies , bij voorbeeld op het gebied van het excerperen van de informatie ;
-
-de gedecentraliseerd op te bouwen structuren die de toegang tot de verschillende diensten via de bevoegde nationale centra moeten vergemakkelijken .
c ) Informatiesysteem betreffende de wetgeving op milieugebied
228 . Op grond van de resultaten van de thans lopende proeffase , zal de Commissie passende voorstellen bij de Raad indienen voor de verwezenlijking van een informatiesysteem betreffende de nationale en communautaire wetgeving op milieugebied . Dit systeem moet verenigbaar zijn met het meer algemene systeem dat voor de gehele communautaire wetgeving is gepland ( CELEX-systeem ) en het internationale systeem dat momenteel in het kader van de Internationale vereniging voor de bescherming van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen in samenwerking met het UNEP wordt opgebouwd .
d ) Analyse van de technologie voor de bestrijding van de verontreiniging
229 . Een door de Commissie bekostigde studie heeft meer klaarheid gebracht in de vraagstukken in verband met de vergaring en de analyse van de meest recente informatie over de verschillende procédés en uitrustingen waarmede de risico's van milieuverontreiniging kunnen worden bestreden of de kosten daarvan tot het minimum kunnen worden beperkt .
In plaats van naar oprichting van een Europees centrum voor de analyse van de informatie over deze technologieën schijnen de gedachten nu uit te gaan naar een systeem dat is gebaseerd op uitwisselingen tussen de in de Lid-Staten verspreide diensten . De Commissie zal een studie maken van de opbouw en de werking van dit speciale net , dat moet worden afgestemd op de toepassing van het onderhavige actieprogramma en van andere rechtsbesluiten van de Raad , inzonderheid op het zoeken naar " de beste beschikbare technische middelen " in het kader van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 76/464/EEG ( artikel 6 , lid 1 , derde alinea ) . De Commissie zal de Raad voorstellen doen met betrekking tot de praktische modaliteiten van de opbouw van dit gespecialiseerde net .
e ) Informatiesysteem betreffende conferenties
230 . Op basis van de resultaten van de lopende proefstudies , zal de Commissie voorstellen bij de Raad indienen betreffende de eventuele opbouw van een gespecialiseerd net voor informatie over congressen en conferenties op milieugebied dat ook de thans in de Lid-Staten aanwezige overeenkomstige systemen omvat en waarbij wordt samengewerkt met soortgelijke systemen in bepaalde derde landen en in internationaal verband .
f ) Databank betreffende de chemische produkten die het milieu kunnen besmetten
231 . De Commissie zal in samenwerking met nationale deskundigen overgaan tot een evaluatie van het proefproject ECDIN dat momenteel wordt uitgevoerd in het kader van het onderzoekprogramma dat is vastgesteld bij Besluit 73/174/EEG ( zie punt 232 ) ; dit project zal worden geïntegreerd in het IRS . Op basis van deze evaluatie zal zij de verwezenlijking en de werking van een operationele databank bestuderen en de Raad eventueel de ontwikkeling van een dergelijk systeem voorstellen .
HOOFDSTUK 4
ONDERZOEKACTIVITEITEN OP HET GEBIED VAN DE MILIEUBESCHERMING
Het doel van het onderzoekprogramma , dat wordt uitgevoerd in de vorm van directe acties en indirecte acties , is het ondersteunen van het actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu .
232 . Ten aanzien van de directe acties die worden uitgevoerd in de inrichting van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek te Ispra heeft de Raad Besluit 73/126/EEG ( 53 ) , Besluit 73/174/EEG ( 54 ) en Besluit 75/514/EEG ( 55 ) genomen . De werkzaamheden , die op 31 december 1976 zijn beëindigd , hebben betrekking gehad op de volgende onderwerpen :
-
-analyse en toezicht ( met name ontwikkeling van een multidetectieëenheid ; studies inzake de teledetectie en metingen van verontreinigende stoffen ; ontwikkeling van een databank voor chemische produkten ) ,
-
-verplaatsing en effect van verontreinigende stoffen ( met name studies van bio-indicatoren van waterverontreiniging , genetische toxiciteit en bio-telemetrie van sub-acute toxische effecten op proefdieren ) ,
-
-modellen en analyses van systemen betreffende de evolutie van de eutrofiëring van een alpenmeer en de luchtverontreiniging ,
-
-theoretische studies voor de thermische verontreiniging en de zuivering van water door katalytische oxydatie ,
-
-optimalisatie van de werking van de databank voor chemicaliën in het milieu ,
-
-vaststelling van criteria betreffende verenigbaarheid tussen nieuwe industrieprodukten en het milieu ( " milieukeur " , beoordeling en technische tests ) ,
-
-bestudering van de warmtebalans in een stedelijk milieu .
233 . De Commissie heeft op 11 mei 1976 aan de Raad een voorstel voor een meerjarenprogramma voor onderzoek voor het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek 1977-1980 toegezonden , waarin een actie betreffende milieu en hulpbronnen is opgenomen .
234 . De Raad heeft op 18 juni 1973 Besluit 73/180/EEG tot vaststelling van een onderzoekprogramma voor de Europese Economische Gemeenschap op het gebied van de milieubescherming ( indirecte actie ) ( 56 ) aangenomen . Dit programma , dat is beëindigd op 31 december 1975 , had betrekking op de volgende onderwerpen :
-
-oprichting van een databank voor chemicaliën die het milieu kunnen besmetten ;
-
-schadelijkheid van lood ;
-
-epidemiologische enquêtes inzake de invloed van lucht - en waterverontreiniging ;
-
-invloed van microverontreinigingen op de mens ;
-
-evaluatie van de ecologische effecten van waterverontreiniging ;
-
-teledetectie van atmosferische verontreiniging .
235 . De Raad heeft op 15 maart 1976 Besluit 76/311/EEG tot vaststelling van een onderzoekprogramma ( 1976-1980 ) voor de Europese Economische Gemeenschap inzake het milieu ( indirecte actie ) ( 57 ) ( 58 ) aangenomen . Dit programma , dat is vastgesteld voor een periode van 5 jaar gerekend vanaf 1 januari 1976 , heeft betrekking op de volgende onderzoekgebieden :
-
-onderzoek gericht op het opstellen van criteria ( relatie tussen blootstelling en effect ) voor verontreinigende stoffen en potentieel toxische chemische produkten ;
-
-onderzoek en ontwikkeling betreffende milieuinformatiebeheer , in het bijzonder betreffende de chemische produkten die het milieu kunnen besmetten ( ECDIN-project ) ;
-
-onderzoek en ontwikkeling betreffende de vermindering en voorkoming van verontreiniging en hinder , met inbegrip van de toepassing van " schone " technologieën ;
-
-onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot de bescherming en de verbetering van het natuurlijk milieu .
HOOFDSTUK 5
BEWUSTMAKING EN OPLEIDING OP MILIEUGEBIED
236 . " De milieubescherming gaat een ieder aan in de Gemeenschap , en dus dient het publiek bewust gemaakt te worden van het belang ervan . Om een geslaagd milieubeleid te voeren moeten alle bevolkingsgroepen en alle maatschappelijke krachten van de Gemeenschap zich inspannen om bij te dragen tot bescherming en verbetering van het milieu . Dit vereist dat er op alle niveaus een constante en grondige opvoeding tot stand komt , opdat een ieder in de Gemeenschap zich bewust wordt van het probleem en zich volledig verantwoordelijk weet ten aanzien van de komende generaties " ( zie punt 21 ) .
237 . De Commissie zal haar reeds van 1973 daterende activiteit voortzetten om dit belangrijke beginsel in de praktijk te brengen . Zij zal rekening houden met de in de bevoegde internationale organisaties verrichte werkzaamheden . Aldus zal zij de in deel II , titel II , hoofdstuk 6 , van het actieprogramma van 1973 beoogde werkzaamheden blijven uitvoeren volgens de eveneens in dat hoofdstuk geschetste richtsnoeren , in het bijzonder :
-
-periodieke publikatie van rapporten waarin de situatie op milieugebied in de Gemeenschap wordt belicht ;
-
-samenstelling van pedagogische dossiers ten behoeve van het onderwijzend personeel en docenten van het basisonderwijs en het secundair onderwijs en van materiaal dat in het basisonderwijs kan worden gebruikt ;
-
-steun van de Gemeenschap aan werkzaamheden die op universitair niveau worden uitgevoerd ;
-
-samenwerking met de niet-gouvernementele nationale en Europese organisaties , zoals het Europees Bureau voor Milieuzaken .
De Commissie zal bovendien de hieronder geschetste nieuwe acties ondernemen :
a ) Populaire uitgaven van studierapporten
238 . Ieder jaar geeft de Commissie haar diensten dan wel derden opdracht om een aantal studies te maken op het gebied van de bescherming en de verbetering van het milieu . Deze studies zijn ten dele technisch , waardoor zij slechts voor een beperkt publiek van belang zijn ( 59 ) .
Andere studies zijn daarentegen van algemeen belang en zijn niet alleen voor specialisten bestemd . Om aan de resultaten van deze studies een ruimere verspreiding te geven en te voldoen aan de vele aanvragen die zij dienaangaande ontvangt , zal de Commissie voortaan populaire versies van deze rapporten publiceren .
b ) Totstandbrenging van een net voor ervaringsuitwisseling tussen model-basisscholen
239 . Ter ondersteuning van de reeds ondernomen actie inzake de samenstelling van pedagogische dossiers ten behoeve van onderwijzend personeel en docenten van het basisonderwijs en het secundair onderwijs en van materiaal dat in het basisonderwijs kan worden gebruikt , zal de Commissie een net tot stand brengen voor de uitwisseling van ervaringen tussen model-basisscholen .
c ) Acties om de deelneming van het grote publiek aan de bescherming en de verbetering van het milieu te bevorderen
240 . Wil men het grote publiek belangstelling bijbrengen voor de milieuproblematiek , dan is een objectieve en volledige voorlichting een eerste vereiste .
De Gemeenschap zal een bijdrage leveren tot hetgeen in de Lid-Staat wordt ondernomen om de bevolking aan te sporen tot een actieve benadering van de problematiek in verband met de bescherming en de verbetering van het milieu door steun te verlenen aan bij voorbeeld de volgende acties :
-
-nationale campagnes voor actieve deelneming van de bevolking aan de processen van terugwinning en hergebruik en aan andere maatregelen voor een zuinig gebruik van bepaalde natuurlijke hulpbronnen ( bij voorbeeld op het gebied van het beheer van afval en van water ) , met name als communautaire bijdrage tot de doelstellingen van de Wereldmilieudag ( 5 juni ) ;
-
-allerlei soorten prijsvragen die worden georganiseerd om een beter begrip te kweken voor de problematiek en om een persoonlijke inzet te bevorderen in de strijd voor een beter milieu : fotowedstrijden , tekenwedstrijden , prijsvraag voor originele ideeën om vraagstukken van technische , economische of politieke aard op milieugebied tot een oplossing te brengen , enz .
d ) Specifieke voorlichtingsacties
241 . Voor zover een communautaire actie op dit gebied wenselijk blijkt , zal de Gemeenschap specifieke acties ondernemen die een aanvulling vormen op haar algemene activiteit op het gebied van de voorlichting en de bewustmaking . Tijdens de lopende programmaperiode zullen deze specifieke acties op de volgende projecten betrekking hebben :
-
-het ontwerpen , in overleg met de PTT-bedrijven in de Lid-Staten , van een serie Europese postzegels die verschillende aspecten van de kwaliteit van het bestaan uitbeelden ;
-
-het samenstellen van materiaal voor een reizende Europese tentoonstelling over de milieuproblematiek en de oplossingen die de Gemeenschap hiervoor kan en wil vinden . In eerste instantie zal dit mat * aal in de Lid-Staten kunnen worden gebruikt en in tweede instantie als bijdrage van de Gemeenschap voor soortgelijke tentoonstellingen of manifestaties buiten de Lid-Staten ;
-
-het nog sterker bewustmaken van de beroepscategorieën , vooral met betrekking tot de schadelijke effecten van bepaalde , bij de uitoefening van hun beroep toegepaste produkten en de verbetering van de gebruiksvoorwaarden daarvan , alsmede met betrekking tot de weerslag van bepaalde in het beroep gebruikelijke technieken op het milieu en meer in het algemeen met betrekking tot al hetgeen kan worden gedaan om bepaalde schade aan het milieu te vermijden en dit te verbeteren met een gelijkblijvend of soms zelfs groter rendement .
e ) Invoering van milieuzegels
242 . Er zouden door een hiertoe geëigend orgaan milieuzegels kunnen worden toegekend voor produkten die aan bepaalde criteria voldoen . Met een dergelijke actie zou worden beoogd de keuze van de consument te richten op produkten waarvan de vervaardiging en het gebruik met een minimale verontreiniging en verspilling gepaard gaan ( dat wil zeggen produkten die minder verontreinigend zijn ; produkten waarvoor bij de fabricage minder energie en minder onvervangbare grondstoffen nodig zijn ; produkten die in het stadium van afvalstof zo min mogelijk moeilijkheden opleveren ; produkten die meer vervangbare stoffen bevatten ) ; ook zou door de vraag naar zulke produkten van de zijde van de consument kunnen worden bereikt dat er een groter aantal produkten op de markt wordt gebracht dat aan deze criteria voldoet . Deze taak is echter geenszins uitsluitend voor de Gemeenschap weggelegd . Wel is een communautaire aanpak van dit probleem aanbevelenswaardig , gezien de omvang der werkzaamheden en de grotere uitwerking van een multinationaal systeem alsmede het feit dat onderling verschillende nationale systemen belemmeringen kunnen vormen voor de goede werking van de gemeenschappelijke markt .
Met de steun van bevoegde groepen van nationale deskundigen ( bij voorbeeld met de steun van het Comité voor het beheer van afvalstoffen en het Raadgevend Consumentencomité ) , zal de Commissie een studie maken van alle vraagstukken in verband met de invoering van een systeem van milieuzegels . Eerst zal zij een inventaris opmaken van de reeds in of buiten de Gemeenschap op dit gebied bestaande systemen , maatregelen , projecten , enz . en vervolgens zal zij deze gegevens analyseren aan de hand van de technische mogelijkheden en het economische en sociale nut . Op basis hiervan bestudeert zij de uitvoerbaarheid en het belang van de invoering van zo'n systeem voor bepaalde groepen produkten . Zij zal de resultaten van deze werkzaamheden aan de Raad voorleggen en hierbij eventueel ter zake dienende voorstellen indienen .
HOOFDSTUK 6
EUROPESE STICHTING TOT VERBETERING VAN DE LEVENS - EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
243 . In deel II , titel II , hoofdstuk 5 , van het actieprogramma van 1973 werd voorzien in de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden . Deze Stichting , die in Ierland is gevestigd , werd opgericht bij Verordening ( EEG ) nr . 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 ( 60 ) . Zij is inmiddels met haar praktische werkzaamheden begonnen .
244 . " De Stichting heeft als opdracht betere levens - en arbeidsomstandigheden uit te werken en te verwezenlijken door middel van een actie ter ontwikkeling en verspreiding van de kennis die deze evolutie kan bevorderen .
245 . Met het oog daarop heeft de Stichting tot taak om , op basis van de praktische ervaring , studies over de verbetering van het leefklimaat en de arbeidsomstandigheden op middellange en lange termijn te ontwikkelen en uit te diepen , en de factoren die veranderingen kunnen bewerkstellingen op te sporen . Bij de uitvoering van haar taken houdt de Stichting rekening met het communautaire beleid op deze gebieden en licht zij de Instellingen van de Gemeenschap voor over de in aanmerking komende doelstellingen en beleidslijnen , met name door hun de wetenschappelijke kennis en de technische gegevens te doen toekomen .
246 . In het kader van de verbetering van het leefklimaat en de arbeidsomstandigheden zal de Stichting zich meer in het bijzonder bezighouden met de volgende kwesties , en daarbij streven naar het vaststellen van de prioriteiten :
-
-de arbeidsomstandigheden van de mens ,
-
-de organisatie van het werk en met name de wijze waarop gestalte wordt gegeven aan de arbeidstaak ,
-
-de specifieke problemen van bepaalde categorieën werknemers ,
-
-de aspecten op lange termijn van de milieuverbetering ,
-
-de spreiding van de menselijke activiteiten in de tijd en in de ruimte . "
247 . De Commissie zal er , voor zover zulks in haar vermogen ligt , op toezien dat het onderzoek en de overige werkzaamheden van de Stichting een aanvulling vormen op de programma's op het gebied van milieu en sociale aangelegenheden die op nationale en communautaire schaal worden uitgevoerd .
HOOFDSTUK 7
VERBETERING VAN HET ARBEIDSMILIEU
248 . In deel II , titel II , hoofdstuk 4 , van het actieprogramma van 1973 worden enkele acties opgesomd die op de verbetering van het arbeidsmilieu zijn gericht . Een aantal van deze acties is opgenomen in het sociale actieprogramma van de Gemeenschap dat is opgenomen in de resolutie van de Raad van 21 januari 1974 ( 61 ) .
249 . De Commissie zal de reeds begonnen werkzaamheden voortzetten en nieuwe acties ondernemen aan de hand van de algemene aanwijzingen in bovengenoemd hoofdstuk van het actieprogramma van 1973 , speciaal op het gebied van het menswaardig maken van de arbeid .
HOOFDSTUK 8
ACTIES MET BETREKKING TOT DE NALEVING VAN DE VOORSCHRIFTEN TER BESCHERMING VAN HET MILIEU
250 . In het actieprogramma van 1973 wordt beklemtoond hoezeer de reële invloed van de gemeenschappelijke actie op milieugebied afhankelijk is zowel van een bevredigende toepassing van de communautaire bepalingen als van een doeltreffende en geharmoniseerde controle op de getroffen maatregelen .
Te dien einde heeft de Commissie in de afgelopen drie jaar haar werkzaamheden voor de onderlinge vergelijking van de nationale wetgevingen en van hun praktische toepassing voortgezet ten einde te bepalen op welke punten deze wetgevingen onderling moeten worden aangepast .
251 . De Commissie zal voortgaan met de tenuitvoerlegging van de in deel II , titel I , hoofdstuk 8 , van het actieprogramma van 1973 omschreven maatregelen met betrekking tot de organisatie op communautair niveau van de uitwisseling van informatie over de door iedere Lid-Staat verrichte controles en getroffen maatregelen met het oog op de naleving van de voorschriften inzake :
-
-de specificaties en het gebruik van verontreinigende produkten of produkten die hinder voor het milieu kunnen veroorzaken ;
-
-vaste installaties , met name die welke zijn gelegen in streken waarvoor identieke of gelijkaardige kwaliteitsdoelstellingen zijn aangenomen ;
-
-stoffen waarvan lozing of opslag is verboden of beperkt .
252 . De Commissie zal voorts nagaan of het wenselijk is , een uitwisselingssysteem in te stellen voor informatie over de gegevens betreffende de controle op de verontreiniging , zoals voorzien in het actieprogramma van 1973 ( deel II , titel I , hoofdstuk 3 ) .
TITEL V
ACTIE VAN DE GEMEENSCHAP OP INTERNATIONAAL GEBIED
253 . Tot de doelstellingen van het onderhavige actieprogramma behoort " het zoeken , te zamen met de Staten buiten de Gemeenschap , naar gemeenschappelijke oplossingen voor de milieuproblemen , met name in het kader van de internationale organisaties " .
254 . Een der beginselen van dit beleid luidt bovendien dat " de doeltreffendheid van de inspanningen ter bevordering van een mundiaal milieuonderzoek en milieubeleid wordt versterkt door een duidelijk concept op lange termijn voor een Europees milieubeleid . In de geest van de verklaring van Staatshoofden en Regeringsleiders te Parijs moeten de Gemeenschap en haar Lid-Staten hun stem laten horen in de internationale organisaties die milieuaspecten behandelen , en aldaar met het gezag van een gemeenschappelijk standpunt een eigen bijdrage leveren en dat " een algemeen milieubeleid slechts mogelijk is op basis van nieuwe , meer efficiënte vormen van internationale samenwerking , waarbij zowel rekening wordt gehouden met de mundiale ecologische verhoudingen als met de vervlechting van de wereldeconomie " .
255 . Ten slotte wordt in deel II , titel III , van het actieprogramma van 1973 de nadruk gelegd op de noodzaak van een actie van de Gemeenschap op internationaal niveau , binnen het kader van haar bevoegdheden , alsmede eventueel van een gemeenschappelijke actie der Lid-Staten met name in het kader van de internationale organisaties .
HOOFDSTUK 1
ACTIVITEIT VAN DE GEMEENSCHAP EN HAAR LID-STATEN IN HET KADER VAN INTERNATIONALE ORGANISATIES EN FORUMS EN SAMENWERKING MET DERDE LANDEN
256 . De Gemeenschap en haar Lid-Staten zullen hun internationale activiteit zoals bedoeld in deel II , titel III , van het actieprogramma van 1973 voortzetten en wel in het bijzonder de activiteit in het kader van internationale lichamen , zoals het UNEP , de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties , de OESO , de Raad van Europa , de WHO , de UNESCO , de FAO enz . De Gemeenschap zal daarbij trachten dubbel werk te vermijden door nauw samen te werken met de Secretariaten van deze verschillende lichamen .
257 . Binnen haar bevoegdheden , zal de Gemeenschap bovendien haar activiteit voortzetten in het kader van de internationale verdragen inzake milieuvraagstukken en in het bijzonder de bestrijding van de verontreiniging van zoet water en zeewater ( zie titel II , hoofdstuk 2 , van dit actieprogramma ) .
258 . Ten slotte zal de Commissie haar technische samenwerking voortzetten met de overheidsinstanties in bepaalde derde landen , in het bijzonder met die instanties die met soortgelijke verontreinigingsvraagstukken worden geconfronteerd als die waarmee de Gemeenschap heeft te kampen . Met betrekking tot hetzelfde gebied zij eraan herinnerd dat de Commissie en de Lid-Staten op de in het Akkoord betreffende kennisgeving van 5 maart 1973 ( 62 ) bepaalde wijze op de hoogte worden gehouden van de overeenkomsten die tussen bepaalde Lid-Staten en derde landen worden of zullen worden gesloten .
HOOFDSTUK 2
SAMENWERKING OP MILIEUGEBIED MET DE ONTWIKKELINGSLANDEN
259 . Volgens de beginselen van het onderhavige actieprogramma " is een algemeen milieubeleid slechts mogelijk op basis van nieuwe , meer efficiënte vormen van internationale samenwerking , waarbij zowel rekening wordt gehouden met de mundiale ecologische verhoudingen als met de vervlechting van de wereldeconomie " . Een adequate bescherming van het milieu kan namelijk wegens deze verhoudingen en vervlechting slechts behoorlijk worden verzekerd wanneer deze doelstellingen niet alleen worden geïntegreerd in het groeiproces van de geïndustrialiseerde landen , maar tevens in dat van de ontwikkelingslanden alsmede in de betrekkingen inzake samenwerking en economische ontwikkeling .
260 . In de afgelopen jaren hebben de internationale instanties , met name de Verenigde Naties , er vooral naar aanleiding van de Conferentie van Stockholm over het milieu van de mens , steeds meer op aangedrongen dat bij de ontwikkelings - en samenwerkingsstrategieën rekening wordt gehouden met de noodzaak en de urgentie om het behoud van het ecologisch evenwicht te verzekeren en de milieudoelstellingen te integreren .
De Conferentie van Stockholm heeft een oproep gedaan om deze beginselen toe te passen bij de samenwerking met de ontwikkelingslanden en in de desbetreffende ontwikkelingsplannen .
Ten slotte heeft de Beheersraad van het UNEP ( Milieuprogramma van de Verenigde Naties ) - waaraan de Gemeenschappen actief deelnemen - tijdens zijn vergadering van april 1976 de aandacht gevestigd op de noodzaak om samen met de internationale financieringsinstellingen technieken en methoden uit te werken waardoor het mogelijk wordt de milieu-aspecten en de te verwachten gevolgen van de ontwikkelingsprogramma's en -projecten te beoordelen .
261 . In het kader van de nauwe samenwerkingsbetrekkingen die tot stand zijn gebracht bij de Overeenkomst van Lomé en de communautaire Overeenkomsten met de Middellandse-Zeelanden , geeft de Gemeenschap de ontwikkelingslanden in aanvulling op hun eigen inspanningen steeds meer steun , gebaseerd op de voorstellen die ieder van deze landen doet naar gelang van hun beleid en hun prioriteiten op ontwikkelingsgebied .
In dit vooruitzicht en op deze grondslagen zal de Gemeenschap bestuderen of het mogelijk is om , naar aanleiding van haar bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de bij haar ingediende projecten en actieprogramma's , de aandacht van deze Staten te vestigen op de aangelegenheden die het milieu betreffen . Evenzo zal zij bijzondere aandacht besteden aan de ingediende projecten waarmee wordt beoogd , vervangbare plaatselijke hulpbronnen produktief te maken of technologieën te ontwikkelen die het best aan de specifieke behoeften van deze landen zijn aangepast .
262 . De Commissie zal voorts de middelen bestuderen om de toegankelijke informatie over de technische , juridische en administratieve ervaring en kennis die de Gemeenschap heeft verworven op het gebied van het milieubeheer , ter beschikking te stellen van deze Staten en om zo nodig ter zake gedachtenwisselingen te organiseren .
263 . Overeenkomstig de beginselen van dit actieprogramma " moeten de Gemeenschap en haar Lid-Staten bij hun milieubeleid rekening houden met de belangen van de ontwikkelingslanden en met name onderzoeken of de in het kader van dit beleid overwogen maatregelen mogelijk een weerslag uitoefenen op de economische ontwikkeling van en de handel met deze landen , ten einde eventuele ongunstige gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te verminderen " . De Gemeenschap en haar Lid-Staten zullen er , in het bijzonder in het kader van de harmonisatie en de coordinatie van de samenwerkingsbetrekkingen , op blijven toezien dat dergelijke ongunstige gevolgen worden vermeden .
Volgens dit beginsel , dat reeds vervat lag in de verklaring van de Conferentie van Stockholm , heeft de Commissie deelgenomen aan de enquêtes die door de Conferentie van de Verenigde Naties over Handel en Ontwikkeling zijn gehouden ; zij heeft haar evaluaties verstrekt van de voor de handel van de ontwikkelingslanden te verwachten gevolgen van de maatregelen die in het kader van haar actieprogramma op milieugebied worden overwogen .
( 1 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 3 .
( 2 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 1 .
( 3 ) Akkoord van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten , in het kader van de Raad bijeen , van 5 maart 1973 , betreffende de kennisgeving aan de Commissie en de Lid-Staten met het oog op eventuele harmonisatie in de gehele Gemeenschap van dringende maatregelen ter bescherming van het milieu ( PB nr . C 9 van 15 . 3 . 1973 , blz . 1 ) , aangevuld met het Akkoord van 15 juli 1974 ( PB nr . C 86 van 20 . 7 . 1974 , blz . 2 ) .
( 4 ) Zie in dit verband de mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende de stand van de uitvoering van het actieprogramma van de Europese Gemeenschappen op milieugebied per 15 november 1976 .
( 5 ) PB nr . C 9 van 15 . 3 . 1973 , blz . 1 .
( 6 ) PB nr . C 168 van 25 . 7 . 1975 , blz . 4 .
( 7 ) De Raad heeft op 9 december 1976 zijn goedkeuring gehecht aan de inhoud van een richtlijn betreffende de controle van de bevolking op mogelijke loodvergiftiging . De Commissie heeft aan de Raad reeds een resolutievoorstel betreffende de criteria voor zwaveldioxyde en zwevende deeltjes voorgelegd .
( 8 ) PB nr . L 129 van 18 . 5 . 1976 , blz . 23 .
( 9 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 34 .
( 10 ) PB nr . L 31 van 5 . 2 . 1976 , blz . 1 .
( 11 ) PB nr . L 129 van 18 . 5 . 1976 , blz . 23 .
( 12 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 5 .
( 13 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 30 .
( 14 ) Op 9 december 1976 heeft de Raad inhoudelijk zijn goedkeuring gehecht aan de sluiting van de Conventie inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging alsmede van het Protocol betreffende de preventie van de verontreiniging van de Middellandse Zee door lozingen vanuit schepen en luchtvaartuigen , welke op 13 september 1976 namens de Gemeenschap zijn ondertekend .
( 15 ) Op 9 december 1976 heeft de Raad inhoudelijk zijn goedkeuring gehecht aan de sluiting van deze Overeenkomst alsmede van de Aanvullende Overeenkomst bij de op 29 april 1963 in Bern ondertekende Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging , welke op 3 december 1976 namens de Gemeenschap zijn ondertekend .
( 16 ) PB nr . C 40 van 20 . 2 . 1976 , blz . 3 .
( 17 ) Conferenties van Londen van maart 1973 en oktober 1975 inzake de vraagstukken in verband met de veiligheid en de bescherming tegen verontreiniging bij de opsporing en de exploitatie van maritieme minerale hulpbronnen in Noordwest-Europa .
( 18 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 40 .
( 19 ) Richtlijn 74/290/EEG van de Raad van 28 mei 1974 en Richtlijn 77/102/EEG van de Commissie van 30 november 1976 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen tegen luchtverontreiniging door uitlaatgassen van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen ( respectievelijk PB nr . L 159 van 15 . 6 . 1974 , blz . 61 en PB nr . L 32 van 3 . 2 . 1977 , blz . 32 ) .
Richtlijn 72/306/EEG van de Raad van 2 augustus 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren , bestemd voor het aandrijven van voertuigen ( PB nr . L 190 van 20 . 8 . 1972 , blz . 1 ) .
( 20 ) Richtlijn 75/716/EEG van de Raad van 24 november 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen ( PB nr . L 307 van 27 . 11 . 1975 , blz . 22 ) .
( 21 ) PB nr . C 168 van 25 . 7 . 1975 , blz . 2 .
( 22 ) De Commissie herinnert eraan dat haar mededeling aan de Raad van 3 oktober 1975 betreffende een actieprogramma voor de Europese vliegtuigbouwindustrie voorziet in specifieke acties op het gebied van hinder .
( 23 ) De Commissie herinnert eraan dat haar mededeling aan de Raad van 3 oktober 1975 betreffende een actieprogramma voor de Europese vliegtuigbouwindustrie voorziet in specifieke acties op het gebied van hinder .
( 24 ) De Commissie heeft de Raad reeds op 20 januari 1975 en op 18 juli 1975 twee voorstellen voor richtlijnen doen toekomen inzake de vermindering van lozingen van respectievelijk de papierpulpindustrie en de titaandioxyde-industrie ( PB nr . C 99 van 2 . 5 . 1975 , blz . 2 en PB nr . C 222 van 29 . 9 . 1975 , blz . 110 ) .
( 25 ) PB nr . C 28 van 9 . 2 . 1976 , blz . 12 .
( 26 ) Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende zesde wijziging van de richtlijn van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling , de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen ( PB nr . C 260 van 5 . 11 . 1976 , blz . 4 ) .
( 27 ) PB nr . C 200 van 26 . 8 . 1976 , blz . 10 .
( 28 ) PB nr . C 212 van 9 . 9 . 1976 , blz . 3 .
( 29 ) PB nr . L 199 van 30 . 7 . 1975 , blz . 37 .
( 30 ) De Commissie zal bij die studies rekening houden met de werkzaamheden van internationale organisaties en met name van de Raad van Europa .
( 31 ) PB nr . C 44 van 19 . 4 . 1974 , blz . 14 .
( 32 ) PB nr . C 62 van 30 . 5 . 1974 , blz . 5 .
( 33 ) PB nr . L 128 van 19 . 5 . 1975 , blz . 1 .
( 34 ) De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamheden dienen in nauwe samenhang te worden gezien met bepaalde werkzaamheden , genoemd in hoofdstuk 1 , betreffende de ecologische karteringsmethode ( afdeling 1 ) , de ecologische gevolgen van de drainering van vochtige gebieden en de wijziging van de loop van waterwegen ( afdeling 2 , punt 111 , eerste streepje ) , het behoud van het natuurlijk en cultureel erfdeel ( afdeling 3 , sub C ) , alsook de kustgebieden ( afdeling 3 , sub E ) .
( 35 ) PB nr . C 24 van 1 . 2 . 1977 , blz . 3 .
( 36 ) PB nr . C 60 van 13 . 3 . 1975 , blz . 51 .
( 37 ) Op 1 februari 1977 hadden alle Lid-Staten deze Overeenkomst ondertekend ; twee hadden haar bekrachtigd .
( 38 ) PB nr . L 236 van 27 . 10 . 1970 , blz . 1 .
( 39 ) PB nr . C 6 van 10 . 1 . 1976 , blz . 2 .
( 40 ) Zie Aanbeveling 75/66/EEG van de Commissie van 20 december 1974 aan de Lid-Staten ( PB nr . L 21 van 28 . 1 . 1975 , blz . 24 ) . Op 1 februari 1977 hadden zes Lid-Staten deze Overeenkomst ondertekend ; twee hadden haar bekrachtigd .
( 41 ) In dit verband herinnert de Raad eraan , dat hij tijdens zijn 406e zitting op 9 september 1976 ( landbouw ) , reeds gunstig heeft geoordeeld over de uitwerking van een programmaplan voor de ontwikkeling van de watervoorziening .
( 42 ) Vergelijk in dit verband de mededeling van de Commissie aan de Raad van 5 februari 1975 inzake de grondstoffenvoorziening van de Gemeenschap .
( 43 ) Zie PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 47 .
( 44 ) Zie PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 31 .
( 45 ) Zie PB nr . L 108 van 26 . 4 . 1976 , blz . 41 .
( 46 ) PB nr . L 115 van 1 . 5 . 1976 , blz . 73 .
( 47 ) PB nr . C 194 van 18 . 9 . 1976 , blz . 2 .
( 48 ) PB nr . L 178 van 9 . 7 . 1975 , blz . 28 .
( 49 ) De Commissie heeft reeds studies ondernomen inzake de metalen van de platinagroep , kwik , fluor , fosfaten en chroom . Tevens zullen studies van het CREST tot deze werkzaamheden bijdragen .
( 50 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 1 .
( 51 ) PB nr . L 31 van 5 . 2 . 1976 , blz . 8 .
( 52 ) PB nr . L 100 van 21 . 4 . 1975 , blz . 26 .
( 53 ) PB nr . L 153 van 9 . 6 . 1973 , blz . 11 .
( 54 ) PB nr . L 189 van 11 . 7 . 1973 , blz . 30 .
( 55 ) PB nr . L 231 van 2 . 9 . 1975 , blz . 19 .
( 56 ) PB nr . L 189 van 11 . 7 . 1973 , blz . 43 .
( 57 ) PB nr . L 74 van 20 . 3 . 1976 , blz . 36 .
( 58 ) De Raad heeft op 15 maart 1976 tevens een vijfjarenprogramma voor onderzoek betreffende stralingsbescherming vastgesteld dat erop gericht is " de kennis die nodig is voor de objectieve beoordeling van de effecten en gevaren die ioniserende stralingen inhouden voor afzonderlijke personen en planten - , dieren - en mensengemeenschappen aan te vullen , uit te breiden en te verdiepen " . Dit programma omvat derhalve bepaalde onderzoekaspecten die op de milieubescherming betrekking hebben . Het programma voorziet in het bijzonder in omschrijving van de gevallen waarbij het milieu en de componenten daarvan op ontoelaatbare wijze door een eventuele radioactieve besmetting of door bestraling zouden kunnen worden aangetast , alsmede in de ontwikkeling van methoden waarmede deze aantasting kan worden voorkomen ( Besluit 76/309/Euratom - PB nr . L 74 van 20 . 3 . 1976 , blz . 32 ) .
( 59 ) De uiteindelijke rapporten over deze studies worden door de Commissie in het algemeen gepubliceerd in de serie " Milieu en kwaliteit van het leven " .
( 60 ) PB nr . L 139 van 30 . 5 . 1975 , blz . 1 .
( 61 ) PB nr . C 13 van 12 . 2 . 1974 , blz . 1 .
( 62 ) PB nr . C 9 van 15 . 3 . 1973 , blz . 1 .
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.