Uitvoeringsbesluit 2017/818 - Aanbeveling ter verlenging van het tijdelijke toezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van het Schengengebied in gevaar komt

1.

Wettekst

13.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/73

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/818 VAN DE RAAD

van 11 mei 2017

tot vaststelling van een aanbeveling ter verlenging van het tijdelijke toezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van het Schengengebied in gevaar komt

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1), en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 12 mei 2016 heeft de Raad overeenkomstig artikel 29 van de Schengengrenscode op voorstel van de Commissie een uitvoeringsbesluit vastgesteld tot vaststelling van een aanbeveling inzake tijdelijk toezicht aan de binnengrenzen in uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van het Schengengebied in gevaar komt.

 

(2)

De Raad heeft vijf Schengenlanden (Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Noorwegen) aanbevolen om het evenredige, tijdelijke binnengrenstoezicht aan een beperkt aantal delen van hun binnengrens gedurende een periode van aanvankelijk zes maanden te handhaven, teneinde een antwoord te bieden op de ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in die landen ten gevolge van tekortkomingen bij het toezicht aan de buitengrenzen in Griekenland en de daarop volgende secundaire bewegingen van irreguliere migranten die via Griekenland het Schengengebied binnenkomen en naar andere Schengenlanden doorreizen. De Raad heeft deze periode op voorstel van de Commissie tweemaal verlengd, op 11 november 2016 en op 7 februari 2017, telkens met een periode van drie maanden.

 

(3)

Krachtens de artikelen 25 en 29 van de Schengengrenscode kan de periode die aanvankelijk in de aanbeveling van de Raad was vastgesteld, worden verlengd indien de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden.

 

(4)

Op grond van de aanbevelingen van 11 november 2016 en 7 februari 2017 moesten de betrokken Schengenlanden maandelijks verslag bij de Commissie uitbrengen over de resultaten van het uitgevoerde grenstoezicht en, indien van toepassing, over de beoordeling van de vraag of dit nog steeds noodzakelijk was. Alle betrokken Schengenlanden hebben dergelijke verslagen bij de Commissie ingediend. Uit deze verslagen blijkt dat het grenstoezicht overeenkomstig de in de aanbeveling vastgestelde voorwaarden is uitgevoerd. Ook wordt bevestigd dat de situatie in die landen stabiliseert wat betreft het aantal weigeringen van toegang en het aantal ontvangen asielaanvragen gedurende de tijd dat het toezicht actief was.

 

(5)

Niettegenstaande deze vooruitgang is nog steeds niet volledig voldaan aan de in het stappenplan „Terug naar Schengen” vastgestelde voorwaarden om alle binnengrenscontroles op te heffen en de normale werking van het Schengengebied te herstellen. Ondanks de huidige vorderingen en de aanzienlijke, door Griekenland in 2016 verwezenlijkte verbetering van het beheer van de buitengrenzen en de uitvoering door Griekenland van de na het onaangekondigde controlebezoek van 2015 uitgebrachte aanbevelingen, verkeert bovendien nog steeds een omvangrijk aantal irreguliere migranten in Griekenland en langs de Westelijke Balkanroute. Het risico van irreguliere secundaire bewegingen van die migranten binnen het Schengengebied is nog steeds aanwezig.

 

(6)

De Commissie heeft in haar mededeling „Terug naar Schengen — Een stappenplan” de verschillende beleidsmaatregelen die moeten worden ingevoerd om de werking van het Schengengebied volledig te herstellen, in kaart gebracht. Het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt momenteel operationeel gemaakt. Er zijn echter nog verdere bijdragen van lidstaten vereist om in alle benodigde middelen te voorzien en ervoor te zorgen dat het Agentschap zijn taak, het beveiligen van de buitengrenzen van de Unie, ten volle kan vervullen. Er zijn nog geen aanbevelingen gedaan naar aanleiding van de eerste kwetsbaarheidsbeoordelingen. Over de statusovereenkomst met Servië wordt momenteel onderhandeld.

 

(7)

Na ruim een jaar levert de tenuitvoerlegging van de verklaring EU-Turkije van 18 maart 2016 nog steeds concrete resultaten op, zoals is bevestigd in het vijfde voortgangsverslag. (2) Het aantal aankomende migranten is echter nog steeds groter dan het aantal migranten dat vanuit Griekenland naar Turkije terugkeert, waardoor de Griekse eilanden onder nog meer druk komen te staan. Er is nog steeds vooruitgang nodig inzake andere onderdelen van de verklaring. De tenuitvoerlegging van de verklaring moet derhalve voortdurend worden gemonitord. Hetzelfde geldt voor de situatie op de Westelijke Balkanroute en de tenuitvoerlegging van de verklaring van de topbijeenkomst inzake de Westelijke Balkanroute.

 

(8)

De uitzonderlijke omstandigheden die een ernstige bedreiging voor de openbare orde en de binnenlandse veiligheid vormen en de algemene werking van het Schengengebied in gevaar brengen, blijven dus voortduren.

 

(9)

Gezien het bovenstaande lijkt het gerechtvaardigd om als uiterste middel toestemming te verlenen voor een verdere, laatste verlenging van het tijdelijke toezicht aan de betrokken binnengrenzen door de Schengenlanden die momenteel dergelijk toezicht uitvoeren, namelijk de lidstaten Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Zweden en het geassocieerde land Noorwegen, overeenkomstig artikel 29 van de Schengengrenscode.

 

(10)

De Raad neemt nota van de aanbeveling van de Commissie inzake evenredige politiecontroles en politiële samenwerking in het Schengengebied, die tevens zou bijdragen tot een stapsgewijze afschaffing van het tijdelijke binnengrenstoezicht, met als doel zo snel mogelijk al het binnengrenstoezicht op te heffen en de normale werking van het Schengengebied te herstellen, door met het oog op een passende aanpak van ernstige bedreigingen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voorrang te geven aan politiecontroles. De Raad neemt er nota van dat de Commissie de Schengenlanden aanbeveelt de aanbevolen maatregelen zo snel mogelijk en binnen uiterlijk zes maanden ten uitvoer leggen.

 

(11)

Op basis van een raming van de tijd die nodig is voor de uitvoering van de maatregelen die zijn getroffen voor de passende bescherming van de buitengrenzen van de EU en de passende beveiliging van het Schengengebied, zou de verlenging niet meer mogen bedragen dan zes maanden na de datum waarop dit uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld.

 

(12)

De lidstaten die besluiten om op grond van dit uitvoeringsbesluit het binnengrenstoezicht te verlengen, zouden de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie daarvan in kennis moeten stellen.

 

(13)

Alvorens voor dit grenstoezicht te kiezen, zouden de betrokken lidstaten moeten onderzoeken of er, om de geconstateerde dreiging doeltreffend af te wenden, geen andere maatregelen dan grenscontroles kunnen worden getroffen, die het vrije verkeer van personen en goederen in mindere mate hinderen. De Commissie roept in haar aanbeveling inzake evenredige politiecontroles en politiële samenwerking in het Schengengebied de Schengenlanden ertoe op doeltreffender gebruik te maken van hun politiële bevoegdheden op hun hele grondgebied, met inbegrip van het grensgebied, en op de belangrijkste verkeersverbindingen, en voorrang te geven aan politiecontroles. In afwachting van de tenuitvoerlegging van die aanbeveling van de Commissie zouden de betrokken Schengenlanden in hun kennisgevingen informatie moeten verstrekken over het resultaat van de afweging inzake de meest geschikte instrumenten en de redenen waarom zij kiezen voor grenstoezicht als uiterste middel.

 

(14)

Het grenstoezicht op grond van dit uitvoeringsbesluit zou alleen mogen worden uitgevoerd voor zover dat nodig is, en de intensiteit ervan zou tot het strikt noodzakelijke moeten worden beperkt en aan de omstandigheden moeten worden aangepast. Bijgevolg is het denkbaar dat een verdere afname van de stroom zou moeten leiden tot opschorting van het toezicht aan bepaalde delen van de grens. Om de baten van het grenstoezicht te optimaliseren en de negatieve effecten ervan op het vrije verkeer te beperken, zou alleen gericht toezicht mogen worden uitgevoerd, op basis van voortdurend geactualiseerde risicoanalyse en inlichtingen. De Schengenlanden die gevolgen ondervinden van dit toezicht aan de betrokken delen van de grens, zouden in de gelegenheid moeten worden gesteld regelmatig hun mening te geven over de noodzaak ervan; het Schengenland dat tot herinvoering van dit toezicht heeft besloten, zou deze meningen in aanmerking moeten nemen wanneer het de noodzaak van het toezicht onderzoekt en evalueert, met als doel het toezicht geleidelijk te beperken.

 

(15)

Stipt op het einde van elke maand waarin dit uitvoeringsbesluit is uitgevoerd, zou een volledig verslag over de resultaten van het toezicht aan de Commissie en de Raad moeten worden gestuurd, zo nodig met een beoordeling van de vraag of dat toezicht nog steeds noodzakelijk is. Dat verslag zou de volgende informatie moeten bevatten: het totale aantal gecontroleerde personen, het totale aantal toegangsweigeringen op basis van de controles, het totale aantal terugkeerbesluiten dat naar aanleiding van de controles is genomen, en het totale aantal asielaanvragen dat is ingediend aan de binnengrens waar de controles worden uitgevoerd.

 

(16)

De Raad neemt er nota van dat de Commissie heeft aangekondigd nauwlettend toezicht te zullen houden op de toepassing van dit uitvoeringsbesluit,

BEVEELT AAN:

 

1.

Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Noorwegen verlengen het evenredige, tijdelijke binnengrenstoezicht met ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf de dag waarop dit uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld, aan de volgende binnengrenzen:

 

Oostenrijk aan de landgrenzen met Hongarije en Slovenië;

 

Duitsland aan de landgrens met Oostenrijk;

 

Denemarken in de Deense havens met een veerbootverbinding met Duitsland en aan de landgrens met Duitsland;

 

Zweden in de Zweedse havens in de politieregio's Zuid en West en aan de Öresundbrug (Sontbrug);

 

Noorwegen in de Noorse havens met een veerbootverbinding met Denemarken, Duitsland en Zweden.

 

2.

Alvorens tot een verdere verlenging van het toezicht op basis van deze aanbeveling te besluiten, zouden de betrokken lidstaten met de relevante lidstaat of lidstaten van gedachten moeten wisselen om te waarborgen dat het binnengrenstoezicht slechts plaatsvindt waar dat noodzakelijk en evenredig wordt geacht. De betrokken lidstaten zouden tevens moeten waarborgen dat het binnengrenstoezicht alleen wordt uitgevoerd als uiterste middel, indien met alternatieve maatregelen niet dezelfde resultaten kunnen worden bereikt, en slechts aan die delen van de binnengrenzen waar dat noodzakelijk en evenredig wordt geacht, in overeenstemming met de Schengengrenscode. Indien daarmee dezelfde resultaten op het gebied van veiligheid worden bereikt, zou voorrang moeten worden gegeven aan het gebruik van politiële bevoegdheden, aangezien die maatregel minder gevolgen heeft voor het vrije verkeer van personen en goederen. De betrokken lidstaten zouden de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie hiervan in kennis moeten stellen.

 

3.

Het grenstoezicht zou steeds gericht moeten zijn, moeten berusten op voortdurend geactualiseerde risicoanalyse en inlichtingen, en wat betreft toepassingsgebied, frequentie, locatie en tijd moeten worden beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om de ernstige dreiging af te wenden en de openbare orde en de binnenlandse veiligheid te waarborgen. De lidstaat die op grond van dit uitvoeringsbesluit binnengrenstoezicht uitvoert, zou de noodzaak, frequentie, locatie en tijd daarvan wekelijks moeten evalueren, de intensiteit van het toezicht moeten aanpassen aan het dreigingsniveau, het toezicht geleidelijk moeten beëindigen wanneer dat passend is en stipt elke maand verslag moeten uitbrengen aan de Commissie en de Raad.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

  • C. 
    CARDONA
 

  • (2) 
    Vijfde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad over de vooruitgang bij de uitvoering van de verklaring EU-Turkije (COM(2017) 204 final van 2 maart 2017).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.