Richtlijn 2017/853 - Wijziging van Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens - Hoofdinhoud
24.5.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 137/22 |
RICHTLIJN (EU) 2017/853 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 mei 2017
tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 91/477/EEG van de Raad (3) vormt een begeleidende maatregel voor de interne markt. Deze richtlijn heeft een evenwicht tot stand gebracht tussen enerzijds de verbintenis een zekere mate van vrij verkeer voor bepaalde vuurwapens en essentiële onderdelen daarvan binnen de Unie te waarborgen, en anderzijds de noodzaak die vrijheid in te perken door gebruik te maken van aan die producten aangepaste beveiligingsmaatregelen. |
(2) |
Bepaalde aspecten van Richtlijn 91/477/EEG moeten op evenredige wijze verder worden uitgewerkt, teneinde misbruik van vuurwapens voor criminele doeleinden aan te pakken, alsook in het licht van recente terreuraanslagen. In dit verband heeft de Commissie in haar mededeling van 28 april 2015 over de „Europese veiligheidsagenda” opgeroepen tot de herziening van die richtlijn en tot een gemeenschappelijke aanpak voor het onbruikbaar maken van vuurwapens om het opnieuw gebruiksklaar maken en het gebruik ervan door criminelen te voorkomen. |
(3) |
Wanneer vuurwapens op rechtmatige wijze zijn verworven en voorhanden worden gehouden in overeenstemming met Richtlijn 91/477/EEG, moeten de nationale bepalingen inzake het dragen van wapens, de jacht of het sportschieten worden toegepast. |
(4) |
In de zin van Richtlijn 91/477/EEG moet de definitie van een wapenmakelaar betrekking hebben op elke natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van partnerschappen, en moet de term „leveren” geacht worden ook betrekking te hebben op uitlenen en leasing. Aangezien wapenmakelaren vergelijkbare diensten verrichten als wapenhandelaren, moeten zij ook onder Richtlijn 91/477/EEG vallen wat betreft die verplichtingen van wapenhandelaren die relevant zijn voor de activiteiten van wapenmakelaren, in de mate dat zij in staat zijn die verplichtingen te vervullen en in zoverre deze niet worden vervuld door een wapenhandelaar met betrekking tot dezelfde onderliggende verrichting. |
(5) |
De activiteiten van een wapenhandelaar omvatten niet alleen de vervaardiging maar ook de aanpassing of ombouw van vuurwapens, van essentiële onderdelen en van munitie, zoals de verkorting van een volledig vuurwapen, die ertoe leidt dat het moet worden ingedeeld in een andere categorie of subcategorie. Zuiver particuliere, niet-commerciële activiteiten zoals het met de hand laden en herladen van munitie afkomstig van munitieonderdelen voor eigen gebruik of aanpassingen van vuurwapens of essentiële onderdelen in eigendom gehouden door de betrokken persoon, zoals wijzigingen aan de kolf of het vizier of het onderhoud ter behandeling van slijtage van essentiële onderdelen, mogen niet beschouwd worden als activiteiten die enkel door een wapenhandelaar mogen worden verricht. |
(6) |
Om de traceerbaarheid van alle vuurwapens en essentiële onderdelen te vergroten en het vrije verkeer ervan te faciliteren, dienen alle vuurwapens en essentiële onderdelen daarvan te worden gemerkt met een duidelijke, blijvende en unieke markering en moeten zij worden geregistreerd in de systemen van gegevensbestanden van de lidstaten. |
(7) |
De documentatie die in de systemen van gegevensbestanden wordt bijgehouden dient alle informatie te bevatten waardoor een verband kan worden gelegd tussen een vuurwapen en de eigenaar ervan en dient de naam te bevatten van de fabrikant of het merk, het land of de plaats van productie, het type, merk, model, kaliber en serienummer van het vuurwapen of unieke markeringen die zijn aangebracht op de frame- of kastgroep van het vuurwapen. Gegevens over andere essentiële onderdelen dan de frame- of kastgroep moeten in de systemen van gegevensbestanden worden ondergebracht in het bestand dat betrekking heeft op het vuurwapen waarop ze moeten worden gemonteerd. |
(8) |
Om te voorkomen dat markeringen gemakkelijk kunnen worden verwijderd en te verduidelijken op welke essentiële onderdelen de markeringen moeten worden aangebracht, moeten gemeenschappelijke markeringsregels van de Unie worden ingevoerd. Deze regels moeten enkel gelden voor vuurwapens of essentiële onderdelen die zijn geproduceerd of ingevoerd in de Unie op of na 14 september 2018, wanneer ze op de markt worden gebracht, terwijl voor vuurwapens en onderdelen die vóór deze datum zijn geproduceerd of ingevoerd in de Unie de markerings- en registratievoorschriften van Richtlijn 91/477/EEG moeten blijven gelden die tot op die datum van toepassing zijn. |
(9) |
Gezien de gevaarlijke aard en duurzaamheid van vuurwapens en essentiële onderdelen is het noodzakelijk, teneinde te waarborgen dat bevoegde autoriteiten in staat zijn vuurwapens en essentiële onderdelen te traceren in het kader van administratieve en strafrechtelijke procedures en rekening houdend met nationaal procesrecht, dat de gegevens in de systemen van gegevensbestanden worden bewaard voor een periode van 30 jaar na de vernietiging van de betrokken vuurwapens of essentiële onderdelen. De toegang tot die gegevens en alle ermee verband houdende persoonsgegevens moet beperkt blijven tot bevoegde autoriteiten en moet slechts tot maximaal 10 jaar na de vernietiging van het betrokken vuurwapen of de betrokken essentiële onderdelen worden verleend in het kader van de toekenning of intrekking van vergunningen of voor douaneprocedures, met inbegrip van de mogelijkheid om administratieve sancties op te leggen, en tot maximaal 30 jaar na de vernietiging van het betrokken vuurwapen of de betrokken essentiële onderdelen indien die toegang nodig is voor wetshandhaving op strafrechtelijk gebied. |
(10) |
Het efficiënt delen van informatie tussen wapenhandelaren en -makelaren enerzijds, en nationale bevoegde autoriteiten anderzijds, is van belang voor de doeltreffende werking van de systemen van gegevensbestanden. Wapenhandelaren en -makelaren moeten derhalve onverwijld informatie verstrekken aan de nationale bevoegde autoriteiten. Om dat proces te vergemakkelijken, moeten de nationale bevoegde autoriteiten een methode uitwerken om een elektronische verbinding tot stand te brengen die toegankelijk is voor wapenhandelaren en -makelaren, met de mogelijkheid tot het indienen van de informatie via e-mail of rechtstreeks via een gegevensbank of ander register. |
(11) |
Wat betreft de verplichting van de lidstaten om te beschikken over een monitoringsysteem om te waarborgen dat aan de voorwaarden voor het vergunnen van vuurwapens is voldaan voor de volledige duur ervan, dienen de lidstaten te beslissen of de beoordeling al dan niet gepaard dient te gaan met een voorafgaand medisch of psychologisch onderzoek. |
(12) |
Onverminderd nationale wetgeving met betrekking tot beroepsaansprakelijkheid, mag de beoordeling van desbetreffende medische of psychologische informatie niet worden aangewend om de medicus of andere personen die deze informatie verstrekken aansprakelijk te stellen bij misbruik van vuurwapens die in het bezit worden gehouden overeenkomstig Richtlijn 91/477/EEG. |
(13) |
Vuurwapens en munitie moeten op een veilige manier worden opgeborgen wanneer er geen rechtstreeks toezicht op is. Indien ze anders dan in een kluis worden opgeborgen, moeten vuurwapens en munitie gescheiden van elkaar worden opgeborgen. Wanneer het vuurwapen en de munitie voor vervoer moeten worden overgedragen aan een vervoerder, moet die vervoerder verantwoordelijk zijn voor passend toezicht en passende opslag. In het nationaal recht dienen criteria voor passende opslag en voor veilig vervoer te worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal en de categorie van de vuurwapens en munitie in kwestie. |
(14) |
Richtlijn 91/477/EEG mag geen invloed hebben op regelgeving van de lidstaten uit hoofde waarvan het is toegestaan dat rechtmatige transacties waarin vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie verwikkeld zijn, worden geregeld door middel van postorder, het internet of overeenkomsten op afstand in de zin van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), bijvoorbeeld via online veilingcatalogi of gerubriceerde advertenties, telefoon of e-mail. Het is echter van cruciaal belang dat de identiteit van de partijen bij dergelijke transacties en hun wettige bevoegdheid om deze transacties aan te gaan controleerbaar zijn en daadwerkelijk worden gecontroleerd. Wat kopers betreft is het daarom wenselijk te waarborgen dat hun identiteit en, in voorkomend geval, het feit dat ze over een vergunning beschikken om een vuurwapen, essentiële onderdelen of munitie te verwerven worden gecontroleerd door een vergunde of gemachtigde wapenhandelaar of -makelaar of door een overheidsinstantie of een vertegenwoordiger daarvan, voorafgaand aan of uiterlijk op het moment van levering. |
(15) |
Voor de gevaarlijkste vuurwapens moeten in Richtlijn 91/477/EEG strengere regels worden ingevoerd om te waarborgen dat het verwerven, voorhanden hebben of verhandelen van die vuurwapens, behoudens een beperkt aantal en naar behoren gemotiveerde uitzonderingen, niet is toegestaan. Wanneer deze regels niet worden nageleefd, moeten de lidstaten alle passende maatregelen nemen, waaronder eventueel de inbeslagname van deze vuurwapens. |
(16) |
De lidstaten moeten echter wel de mogelijkheid hebben de verwerving en het voorhanden hebben van vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie ingedeeld in categorie A toe te staan indien dat nodig is voor educatieve, culturele (onder meer voor film en theater), onderzoeks- of historische doeleinden. Toestemming kan onder meer worden verleend aan wapensmeden, keuringsinstanties, fabrikanten, gecertificeerde deskundigen, forensische wetenschappers en, in bepaalde gevallen, personen die betrokken zijn bij film- of televisieopnames. De lidstaten moeten ook toestemming kunnen verlenen aan afzonderlijke personen om vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie ingedeeld in categorie A te verwerven en voorhanden te hebben voor nationale defensie, zoals in het kader van vrijwillige militaire opleiding als voorzien in nationaal recht. |
(17) |
De lidstaten moeten ervoor kunnen opteren erkende musea en verzamelaars toestemming te verlenen voor het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie ingedeeld in categorie A wanneer dit noodzakelijk is voor historische, culturele, wetenschappelijke, technische en educatieve doeleinden of uit erfgoedoverwegingen, op voorwaarde dat die musea en verzamelaars voorafgaand aan een dergelijke toestemmingverlening aantonen dat zij de nodige maatregelen hebben getroffen om te kunnen omgaan met risico's voor de openbare veiligheid of de openbare orde, onder meer door middel van passende opslag. Bij elke toestemmingverlening moet aandacht worden besteed aan en rekening worden gehouden met de specifieke situatie, waaronder de aard en het doel van de verzameling, en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat er over een systeem wordt beschikt voor toezicht op verzamelaars en verzamelingen. |
(18) |
Wapenhandelaren en -makelaren mogen niet worden belet vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie ingedeeld in categorie A te hanteren in gevallen waarin de verwerving en het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie bij wijze van uitzondering is toegestaan, als het hanteren ervan nodig is voor het onbruikbaar maken of ombouwen, of wanneer zulks anderszins is toegestaan in Richtlijn 91/477/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn. Ook mogen wapenhandelaren en -makelaren niet worden belet dergelijke vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie te hanteren in gevallen die niet onder Richtlijn 91/477/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn, vallen, zoals vuurwapens, essentiële onderdelen en munitie voor uitvoer naar landen buiten de Unie of wapens die door het leger, de politie of de overheidsdiensten worden verworven. |
(19) |
Wapenhandelaren en -makelaren moeten kunnen weigeren een verdachte transactie met het oog op de verwerving van volledige patronen of scherpe ontstekingsonderdelen van munitie te verrichten. Een transactie kan als verdacht worden beschouwd indien bijvoorbeeld sprake is van ongebruikelijke hoeveelheden voor het beoogde eigen gebruik, indien de koper niet vertrouwd lijkt te zijn met het gebruik van de munitie of indien de koper erop aandringt met contant geld te betalen en niet bereid is bewijsstukken betreffende zijn of haar identiteit voor te leggen. Wapenhandelaren en -makelaren moeten dergelijke verdachte transacties ook kunnen melden bij de bevoegde autoriteiten. |
(20) |
Het risico dat akoestische signalen en andere typen vuurwapens voor het afvuren van losse patronen worden omgebouwd tot echte vuurwapens is groot. Het is daarom essentieel het probleem van dergelijke omgebouwde vuurwapens die bij het plegen van strafbare feiten worden gebruikt, aan te pakken, met name door deze binnen de werkingssfeer van Richtlijn 91/477/EEG te brengen. Bovendien moet de Commissie, om te vermijden dat alarm- en seinwapens worden geproduceerd op een wijze waardoor ze kunnen worden omgebouwd om een lading, een kogel of een projectiel uit te stoten door explosieve voortstuwing, technische specificaties vaststellen om te waarborgen dat zij niet zodanig kunnen worden omgebouwd. |
(21) |
Rekening houdend met het grote risico dat het opnieuw gebruiksklaar maken van op onjuiste wijze onbruikbaar gemaakte vuurwapens met zich meebrengt en met het oog op betere beveiliging in de hele Unie, moeten dergelijke vuurwapens onder Richtlijn 91/477/EEG vallen. Een definitie van onbruikbaar gemaakte vuurwapens moet worden opgesteld die overeenstemt met de algemene beginselen van het onbruikbaar maken van vuurwapens als bedoeld in het Protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, gevoegd bij Besluit 2014/164/EU van de Raad (5), waarbij dat protocol wordt opgenomen in het rechtskader van de Unie. |
(22) |
Vuurwapens die ontworpen zijn voor militair gebruik, zoals de AK47 en M16, en die uitgerust zijn met een vuurregelaar, moeten, indien manueel kan worden geschakeld tussen automatische en semiautomatische vuurmodus, worden ingedeeld als categorie A-vuurwapens en moeten derhalve worden verboden voor civiel gebruik. Indien ze worden omgebouwd tot semiautomatische vuurwapens moeten ze worden ingedeeld in punt 6 van categorie A. |
(23) |
Sommige semiautomatische vuurwapens kunnen gemakkelijk worden omgebouwd tot automatische vuurwapens, waardoor zij een bedreiging voor de veiligheid vormen. Ook zonder dergelijke ombouw kunnen bepaalde semiautomatische vuurwapens een groot gevaar vormen wanneer hun patrooncapaciteit hoog is. Daarom moeten semiautomatische vuurwapens met een vast magazijn waarmee een groot aantal patronen kan worden afgevuurd, alsook semiautomatische vuurwapens in combinatie met een afneembaar magazijn met hoge capaciteit, worden verboden voor civiel gebruik. De loutere mogelijkheid om een magazijn met een capaciteit van meer dan 10 patronen voor lange vuurwapens en 20 patronen voor korte vuurwapens te monteren, is niet bepalend voor de indeling van het vuurwapen in een bepaalde categorie. |
(24) |
Onverminderd de verlenging van vergunningen in overeenstemming met Richtlijn 91/477/EEG, mogen semiautomatische wapens waarin gebruik wordt gemaakt van randvuurontsteking, met inbegrip van vuurwapens met een kaliber van .22 of kleiner, niet in categorie A worden ingedeeld, tenzij ze zijn omgebouwd op basis van een automatisch vuurwapen. |
(25) |
De bepalingen van Richtlijn 91/477/EEG met betrekking tot de Europese vuurwapenpas, die dienst doet als het belangrijkste document dat schutters en andere overeenkomstig die richtlijn gemachtigde personen nodig hebben voor hun respectieve activiteiten, moeten worden verbeterd door in de desbetreffende bepalingen een verwijzing naar in categorie A ingedeelde vuurwapens op te nemen, onverminderd het recht van de lidstaten om ervoor te opteren strengere regels toe te passen. |
(26) |
Voorwerpen die qua vormgeving gelijk zijn aan vuurwapens („replica's”) maar zodanig zijn vervaardigd dat zij niet kunnen worden omgebouwd om een lading, een kogel of projectiel uit te stoten door explosieve voortstuwing, dienen niet onder Richtlijn 91/477/EEG te vallen. |
(27) |
Indien de lidstaten beschikken over nationale wetgeving inzake antieke wapens is Richtlijn 91/477/EEG niet van toepassing op deze wapens. Reproducties van antieke wapens gaan echter niet vergezeld van hetzelfde historische belang of nut en kunnen worden gebouwd met behulp van moderne technieken waardoor ze winnen aan duurzaamheid en precisie. Daarom moeten dergelijke reproducties binnen de werkingssfeer van Richtlijn 91/477/EEG worden gebracht. Richtlijn 91/477/EEG is niet van toepassing op andere voorwerpen, zoals airsofttoestellen, die niet voldoen aan de definitie van een vuurwapen en derhalve niet door middel van die richtlijn worden gereguleerd. |
(28) |
Om de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten beter te doen functioneren, zou het een goede zaak zijn als de Commissie onderzoek zou kunnen voeren naar de noodzakelijke elementen van een systeem om dergelijke uitwisseling van informatie uit al bestaande geautomatiseerde systemen voor gegevensbestanden in de lidstaten te ondersteunen, onder meer om na te gaan of het haalbaar is elke lidstaat toegang te geven tot een dergelijk systeem. Dat systeem kan gebruikmaken van een module van het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI), die specifiek is aangepast aan vuurwapens. Een dergelijke uitwisseling van informatie tussen de lidstaten moet verlopen met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming als vastgelegd in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7). Indien de bevoegde autoriteit toegang nodig heeft tot het strafregister van een persoon die een vergunning aanvraagt voor het verwerven of voorhanden hebben van een vuurwapen, moet die autoriteit in staat worden gesteld deze informatie te verkrijgen uit hoofde van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad (8). Indien wenselijk, zou het resultaat van het onderzoek door de Commissie vergezeld kunnen gaan van een wetgevingsvoorstel, waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande instrumenten voor de uitwisseling van informatie. |
(29) |
Teneinde passende uitwisseling van informatie op elektronische wijze tussen de lidstaten over verleende vergunningen voor de overbrenging van vuurwapens naar een andere lidstaat en over weigeringen om vergunningen te verlenen voor het verwerven of het voorhanden hebben van een vuurwapen te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepalingen vast te stellen om de lidstaten in staat te stellen een dergelijk systeem voor de uitwisseling van informatie op te zetten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(30) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10). |
(31) |
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
(32) |
Verordening (EU) 2016/679 moet van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn 91/477/EEG. Indien de overeenkomstig Richtlijn 91/477/EEG verzamelde gegevens worden verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, moeten de autoriteiten die die gegevens verwerken voldoen aan de regels die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (11). |
(33) |
Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(34) |
Richtlijn 91/477/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(35) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormen deze richtlijn en Richtlijn 91/477/EEG een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG van de Raad (13). |
(36) |
Wat Zwitserland betreft, vormen deze richtlijn en Richtlijn 91/477/EEG een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (14) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (15). |
(37) |
Wat Liechtenstein betreft, vormen deze richtlijn en Richtlijn 91/477/EEG een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (16) die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (17), |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 91/477/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1
Een object wordt geacht te kunnen worden omgebouwd zodat door middel van explosieve voortstuwing een lading, kogel of projectief uitgestoten kan worden, wanneer:
|
2) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2
(*1) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1).”;" |
3) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 4 bis wordt vervangen door: „Artikel 4 bis Onverminderd het bepaalde in artikel 3 staan de lidstaten het verwerven en voorhanden hebben van vuurwapens uitsluitend toe aan personen aan wie een vergunning is verleend of, met betrekking tot in categorie C ingedeelde vuurwapens, aan wie specifiek toestemming is verleend dergelijke vuurwapens te verwerven en voorhanden te hebben in overeenstemming met de nationale wetgeving.”; |
5) |
Artikel 4 ter wordt geschrapt; |
6) |
De artikelen 5 en 6 worden vervangen door: „Artikel 5
Indien aan een van de voorwaarden voor de verlening van een vergunning niet langer wordt voldaan, trekken de lidstaten de betrokken vergunning in. De lidstaten kunnen personen die op hun grondgebied verblijven, het voorhanden hebben van een in een andere lidstaat verworven vuurwapen alleen verbieden als de verwerving van hetzelfde type vuurwapen op hun eigen grondgebied is verboden.
tenzij aan deze persoon een vergunning is verleend uit hoofde van artikel 6 of een vergunning die is bevestigd, vernieuwd of verlengd uit hoofde van artikel 7, lid 4 bis. Artikel 5 bis Om het risico dat onbevoegde personen zich toegang verschaffen tot vuurwapens en munitie tot een minimum te herleiden, stellen de lidstaten voorschriften vast voor een passend toezicht op vuurwapens en munitie, alsmede voorschriften voor de passende opslag ervan op een veilige manier. Vuurwapens en munitie daarvoor mogen niet samen gemakkelijk toegankelijk zijn. Passend toezicht betekent in dergelijke gevallen dat de persoon die het betrokken vuurwapen of de betrokken munitie rechtmatig voorhanden heeft, er gedurende het vervoer en het gebruik ervan controle over heeft. Het niveau van toezicht op dergelijke passende opslagvoorzieningen houdt rekening met het aantal en de categorie van de betrokken vuurwapens en munitie. Artikel 5 ter De lidstaten waarborgen dat bij de verwerving en verkoop van in categorie A, B of C ingedeelde vuurwapens, essentiële onderdelen of munitie middels overeenkomsten op afstand als gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (*2), de identiteit en, indien vereist, de vergunning van de koper van het vuurwapen, de essentiële onderdelen of munitie voorafgaand aan of uiterlijk op het moment van levering aan die persoon worden gecontroleerd door:
Artikel 6
De lidstaten waarborgen dat verzamelaars aan wie uit hoofde van de eerste alinea van dit lid een vergunning is verleend kunnen worden geïdentificeerd binnen het systeem van gegevensbestanden als bedoeld in artikel 4. Die verzamelaars met een vergunning zijn verplicht om een voor de nationale bevoegde autoriteiten toegankelijk register bij te houden van alle in categorie A ingedeelde vuurwapens die zij voorhanden hebben. De lidstaten brengen met betrekking tot deze verzamelaars met een vergunning een passend monitoringsysteem tot stand waarin rekening wordt gehouden met alle relevante factoren.
Met betrekking tot in punt 6 van categorie A ingedeelde vuurwapens kunnen de lidstaten waar een algemene militaire dienstplicht geldt en waar gedurende de laatste 50 jaar een systeem bestond waarbij militaire vuurwapens worden overgedragen aan personen die het leger verlaten nadat zij hun dienstplicht hebben vervuld, die personen, in hun hoedanigheid van sportschutter, een vergunning verlenen om één vuurwapen dat zij gedurende hun dienstplicht hebben gebruikt te houden. De relevante overheidsinstantie bouwt deze vuurwapens om tot semiautomatische vuurwapens en controleert op gezette tijden of de personen die dergelijke vuurwapens gebruiken geen risico voor de openbare veiligheid vormen. Het bepaalde in de eerste alinea, onder a), b), en c), is van toepassing.
(*2) Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64)." |
7) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 8, lid 3, wordt vervangen door: „3. Indien een lidstaat de verwerving en het voorhanden hebben van een in categorie B of C ingedeeld vuurwapen op zijn grondgebied verbiedt of afhankelijk stelt van een vergunning, stelt hij de andere lidstaten hiervan in kennis. Deze maken daarvan krachtens artikel 12, lid 2, uitdrukkelijk melding wanneer zij voor een dergelijk vuurwapen een Europese vuurwapenpas afgeven.”; |
9) |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Artikel 10
De verwerving van magazijnen voor semiautomatische vuurwapens met centrale ontsteking die meer dan 20 patronen of meer dan 10 patronen in het geval van lange vuurwapens kunnen bevatten, is enkel toegestaan voor personen aan wie een vergunning is verleend uit hoofde van artikel 6 of van wie een vergunning is bevestigd, vernieuwd of verlengd uit hoofde van artikel 7, lid 4 bis.
|
10) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 10 bis
Artikel 10 ter
(*4) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PB L 333 van 19.12.2015, blz. 62).”;" |
11) |
In de titel van Hoofdstuk 3 wordt het woord „Gemeenschap” vervangen door het woord „Unie”; |
12) |
Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door: „1. Onverminderd artikel 12 mogen vuurwapens slechts van de ene lidstaat naar een andere worden overgebracht indien de in dit artikel omschreven procedure wordt gevolgd. Die procedure is ook van toepassing op overbrenging van vuurwapens na verkoop middels een overeenkomst op afstand als gedefinieerd in punt 7 van artikel 2 van Richtlijn 2011/83/EU.”; |
13) |
Artikel 12, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Aan artikel 13 worden de volgende leden toegevoegd: „4. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen op elektronische wijze informatie uit over vergunningen die zijn verleend voor de overbrenging van vuurwapens naar een andere lidstaat en informatie over de weigering om overeenkomstig de artikelen 6 en 7 vergunningen te verlenen op grond van veiligheidsoverwegingen of in verband met de betrouwbaarheid van de betrokken persoon.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 13 bis gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door het vastleggen van gedetailleerde regelingen voor de systematische elektronische uitwisseling van informatie. De Commissie stelt de eerste van die gedelegeerde handelingen uiterlijk op 14 september 2018 vast.”; |
15) |
Artikel 13 bis wordt vervangen door: „Artikel 13 bis
|
16) |
Het volgende artikel wordt toegevoegd: „Artikel 13 ter
(*5) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”;" |
17) |
In het eerste lid van artikel 15 wordt het woord „Gemeenschap” vervangen door het woord „Unie”; |
18) |
Artikel 17 wordt vervangen door: „Artikel 17 Uiterlijk op 14 september 2020, en daarna om de 5 jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn, met inbegrip van een geschiktheidscontrole van de bepalingen ervan, in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen, met name betreffende de categorieën van vuurwapens in bijlage I en aangelegenheden in verband met de tenuitvoerlegging van het systeem voor de Europese vuurwapenpas, in verband met markering en in verband met de effecten van nieuwe technologieën zoals 3D-printen, het gebruik van een QR-code en het gebruik van radiofrequentie-identificatie (RFID.)”; |
19) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
20) |
In bijlage II wordt punt f) vervangen door:
|
Artikel 2
-
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 14 september 2018 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
-
2.In afwijking van het eerste lid van dit artikel, doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 14 december 2019 aan artikel 4, lid 3, en artikel 4, lid 4, van Richtlijn 91/477/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn, te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
-
3.Wanneer de lidstaten de in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
4.Niettegenstaande lid 1 kunnen de lidstaten, wat betreft vuurwapens die zijn verworven vóór 14 september 2018 het voorschrift dat vuurwapens ingedeeld in punt 5, 6 of 7 van categorie C moeten worden aangegeven, opschorten tot 14 maart 2021.
-
5.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste maatregelen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 17 mei 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
-
C.ABELA
-
Standpunt van het Europees Parlement van 14 maart 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 april 2017.
-
Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51).
-
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
-
Besluit 2014/164/EU van de Raad van 11 februari 2014 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, delen en onderdelen daarvan en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (PB L 89 van 25.3.2014, blz. 7).
-
Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie („de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
-
Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
-
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
-
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
-
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
-
Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
-
Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.