Verordening 2017/1970 - Vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee

1.

Wettekst

31.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/1

 

VERORDENING (EU) 2017/1970 VAN DE RAAD

van 27 oktober 2017

tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/127

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet bij de vaststelling van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij en van andere adviesinstanties, alsook met de adviezen van de adviesraden die voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden zijn opgericht, en de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

 

(2)

Het is aan de Raad om maatregelen vast te stellen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

 

(3)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het GVB onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable yield — MSY) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, door het geleidelijk te laten oplopen, uiterlijk in 2020 voor alle bestanden te verwezenlijken.

 

(4)

De totaal toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, rekening houdend met de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en met inachtneming van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

 

(5)

In Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2) is een meerjarenplan vastgesteld voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren („het plan”). Het plan beoogt ervoor te zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd boven een niveau dat de MSY kan opleveren. Daartoe moeten de streefdoelen voor de visserijsterfte, uitgedrukt in bandbreedtes, voor de betrokken bestanden zo snel mogelijk, en geleidelijk oplopend, uiterlijk in 2020 worden gerealiseerd. Het is passend dat de vangstbeperkingen voor 2018 voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee worden vastgesteld met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan.

 

(6)

Volgens het plan moeten, wanneer uit wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een van de betrokken bestanden beneden de in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1139 vastgestelde referentiepunten voor de paaibiomassa ligt, alle passende corrigerende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat het betrokken bestand snel opnieuw boven het niveau zit dat de MSY kan opleveren. De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft aangegeven dat de biomassa van kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee (Gadus morhua) en van haring in het westelijke deel van de Oostzee (Clupea harengus) zich onder de in bijlage II bij die verordening vermelde instandhoudingsreferentiepunten bevindt. Bijgevolg is het passend de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee en voor haring in het westelijke deel van de Oostzee onder de in kolom B van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1139 genoemde bandbreedte voor visserijsterfte vast te stellen, op een niveau dat rekening houdt met de afname van de biomassa. Daartoe dient rekening te worden gehouden met de termijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en van het plan, in het bijzonder in het licht van het verwachte effect van de genomen corrigerende maatregelen, terwijl tegelijk wordt vastgehouden aan de doelstellingen om economische, sociale en werkgelegenheidsvoordelen te bewerkstelligen, zoals bepaald in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

(7)

Voor de kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee moeten verdere corrigerende maatregelen worden genomen. De handhaving van de thans geldende sluitingsperiode van acht weken zou verder bescherming bieden aan de scholen paaiende kabeljauw. Volgens wetenschappelijk advies dragen recreatieve visserijen op kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee in aanzienlijke mate bij tot de algemene visserijsterfte van dat bestand. Rekening houdend met de huidige toestand van dat bestand is het aangewezen bepaalde nu geldende maatregelen betreffende de recreatievisserijen te handhaven. Er moet een meeneemlimiet per dag per visser gelden die restrictiever moet zijn tijdens de paaitijd. Dit doet geen afbreuk aan het beginsel van relatieve stabiliteit, dat van toepassing is op commerciële visserijactiviteiten.

 

(8)

Voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee (Gadus morhua) heeft de ICES wegens wijzigingen in de biologie van dat bestand geen biologische referentiepunten kunnen vaststellen. Daarom is het, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan, zinvol de TAC voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee overeenkomstig het voorzorgsbeginsel vast te stellen, zoals bepaald in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr.1380/2013. Voorts dient een sluitingsperiode van acht weken te worden ingevoerd om de scholen paaiende kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee in de deelsectoren 25-26 bescherming te bieden.

 

(9)

Door tevens vissersvaartuigen van minder dan 12 m lengte over alles toe te staan te vissen in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter, zou een beperkt aantal vissers zijn visserijactiviteiten kunnen voortzetten en zich op andere soorten dan kabeljauw kunnen richten. Het is daarom een proportionele maatregel om vissersvaartuigen van minder dan 12 m lengte over alles toe te staan te vissen in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter.

 

(10)

Voor haring in de Botnische Golf heeft de ICES een evaluatie van het bestand gemaakt aan de hand van de meest recente gegevens en de meest actuele informatie en heeft hij de bandbreedtes voor de visserijsterfte die met de maximale duurzame opbrengst overeenkomen, herzien. Hoewel er een verschil is tussen de bandbreedtes voor de visserijsterfte in het wetenschappelijk advies en die in het plan, dat ook gebaseerd is op het beste wetenschappelijk advies dat op het tijdstip van de vaststelling beschikbaar was, is het plan juridisch bindend en van kracht en moet het daarom bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor dat bestand worden gevolgd. Aangezien de paaibiomassa van dat bestand boven het in bijlage II, kolom A, bij Verordening (EU) 2016/1139 vastgestelde biomassareferentiepunt ligt, is het aangewezen de TAC vast te stellen overeenkomstig de bandbreedtes voor de visserijsterfte in bijlage I, kolom B, bij die verordening, teneinde schommelingen in de vangstmogelijkheden tussen opeenvolgende jaren te beperken overeenkomstig artikel 4, lid 4, punt c), van die verordening. Voorts bestrijkt een TAC voor dat bestand op dit moment de deelsectoren 30 en 31. Aangezien er in het plan geen bandbreedte voor deelsector 31 is omschreven, wordt voor dat deelsector de MSY-benadering gevolgd, overeenkomstig het wetenschappelijk advies.

 

(11)

De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

 

(12)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, waaronder, in de artikelen 3 en 4, flexibiliteitsbepalingen voor voorzorgs-TAC's en analytische TAC's. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, met name op basis van de biologische situatie van de bestanden, voor welke bestanden artikel 3 of 4 niet van toepassing is.Meer recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de levende mariene biologische rijkdommen zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moeten de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 derhalve alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

(13)

Op basis van nieuw wetenschappelijk advies moet er in ICES-gebied 3a en in de Uniewateren van ICES-gebied 2a en deelsector 4 een TAC voor kever worden vastgesteld voor de periode van 1 november 2017 tot en met 31 oktober 2018. Verordening (EU) 2017/127 van de Raad (5) dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(14)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2018. Op kever moet deze verordening echter met ingang van 1 november 2017 van toepassing zijn. Gezien de urgentie moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee de vangstmogelijkheden voor 2018 vastgesteld.

Artikel 2

Werkingssfeer

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op Unievissersvaartuigen die actief zijn in de Oostzee.
  • 2. 
    Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserijen wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar die visserijen wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden ook de volgende definities:

  • 1. 
    „deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (6);
  • 2. 
    „totaal toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die in een jaar mag worden gevangen;
  • 3. 
    „quotum”: een aan de Unie, een lidstaat of een derde land toegewezen gedeelte van de TAC;
  • 4. 
    „recreatievisserijen”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene biologische rijkdommen worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC's en toewijzingen

De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:

 

a)

het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

 

c)

extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

d)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

e)

verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

  • 1. 
    Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, valt onder de aanlandingsverplichting van dat artikel.
  • 2. 
    De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in de bijlage bij deze verordening vermeld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde quota.

Artikel 7

Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22-24

  • 1. 
    In het kader van de recreatievisserij mag elke visser in de deelsectoren 22-24 per dag maximaal vijf kabeljauwen in bezit hebben.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 mag elke visser in de deelsectoren 22-24 in de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 maart 2018 per dag maximaal drie kabeljauwen in bezit hebben.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 gelden onverminderd strengere nationale maatregelen.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de hoeveelheden gevangen of aangelande vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 9

Flexibiliteit

  • 1. 
    Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC geldt, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC geldt.
  • 2. 
    Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 10

Wijziging van Verordening (EU) 2017/127

In bijlage IA bij Verordening (EU) 2017/127 wordt de tabel met de vangstmogelijkheden voor kever en bijvangsten in 3a en de Uniewateren van 2a en 4 vervangen door:

 

„Soort:

Kever en bijvangsten

Trisopterus esmarkii

Gebied:

3a; Uniewateren van 2a en 4

(NOP/2A3A4.)

Jaar

2017

2018

   

Denemarken

141 819  (7)  (9)

54 949  (7)  (12)

   

Duitsland

27 (7)  (8)  (9)

11 (7)  (8)  (12)

   

Nederland

104 (7)  (8)  (9)

40 (7)  (8)  (12)

   

Unie

141 950  (7)  (9)

55 000  (7)  (12)

   

Noorwegen

25 000  (10)

     

Faeröer

9 300  (11)

     

TAC

238 981

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018, met uitzondering van artikel 10 dat met ingang van 1 november 2017 van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 oktober 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    MAASIKAS
 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2017, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).
  • (7) 
    Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van schelvis en wijting (OT2/* 2A3A4). Bijvangsten van schelvis en wijting die op grond van deze bepaling in mindering worden gebracht op het quotum, en bijvangsten van soorten die op grond van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering worden gebracht, mogen samen niet meer dan 9 % van het quotum bedragen.
  • (8) 
    Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de Uniewateren van ICES-sectoren 2a,3Ia en 4.
  • (9) 
    Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 januari tot en met 31 oktober 2017.
  • Er moet een sorteerrooster worden gebruikt.
  • Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4) die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.
  • Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 november 2017 tot en met 31 oktober 2018.”
 

BIJLAGE

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC'S VOOR UNIEVISSERSVAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC'S GELDEN

De onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijgebieden verwijzingen naar ICES-gebieden.

De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 30-31

(HER/30/31.)

Finland

69 359

   

Zweden

15 240

   

Unie

84 599

   

TAC

84 599

 

Analytische TAC

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(HER/3BC+24)

Denemarken

2 426

   

Duitsland

9 551

   

Finland

1

   

Polen

2 252

   

Zweden

3 079

   

Unie

17 309

   

TAC

17 309

 

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

(HER/3D-R30)

Denemarken

5 045

   

Duitsland

1 338

   

Estland

25 767

   

Finland

50 297

   

Letland

6 359

   

Litouwen

6 696

   

Polen

57 142

   

Zweden

76 711

   

Unie

229 355

   

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

 

Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsector 28.1

(HER/03D.RG)

Estland

13 392

   

Letland

15 607

   

Unie

28 999

   

TAC

28 999

 

Analytische TAC

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

 

Soort

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-32

(COD/3DX32.)

Denemarken

6 521  (1)

   

Duitsland

2 594  (1)

   

Estland

635 (1)

   

Finland

499 (1)

   

Letland

2 425  (1)

   

Litouwen

1 597  (1)

   

Polen

7 510  (1)

   

Zweden

6 607  (1)

   

Unie

28 388  (1)

   

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(COD/3BC+24)

Denemarken

2 444  (2)

   

Duitsland

1 194  (2)

   

Estland

54 (2)

   

Finland

48 (2)

   

Letland

202 (2)

   

Litouwen

131 (2)

   

Polen

654 (2)

   

Zweden

870 (2)

   

Unie

5 597  (2)

   

TAC

5 597  (2)

 

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

(PLE/3BCD-C)

Denemarken

5 070

   

Duitsland

563

   

Polen

1 061

   

Zweden

382

   

Unie

7 076

   

TAC

7 076

 

Analytische TAC

 

Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-31

(SAL/3BCD-F)

Denemarken

18 885  (1)

   

Duitsland

2 101  (1)

   

Estland

1 919  (1)

   

Finland

23 548  (1)

   

Letland

12 012  (1)

   

Litouwen

1 412  (1)

   

Polen

5 729  (1)

   

Zweden

25 526  (1)

   

Unie

91 132  (1)

   

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

 

Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van deelsector 32

(SAL/3D32.)

Estland

1 026  (2)

   

Finland

8 977  (2)

   

Unie

10 003  (2)

   

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

 

Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

(SPR/3BCD-C)

Denemarken

25 875

   

Duitsland

16 393

   

Estland

30 047

   

Finland

13 545

   

Letland

36 289

   

Litouwen

13 127

   

Polen

77 012

   

Zweden

50 022

   

Unie

262 310

   

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

 

(1)  

 

(x)

In deelsectoren 25 en 26 is het van 1 juli tot en met 31 augustus verboden op dit quotum te vissen voor vissersvaartuigen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, of beuglijnen, met uitzondering van vrije beuglijnen of met handlijnen of de peur.

In afwijking van de eerste alinea is deze sluitingsperiode niet van toepassing op vissersvaartuigen van minder dan 12 m lengte over alles die vissen in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter volgens de coördinaten van de officiële zeekaarten. Die vaartuigen zorgen ervoor dat op hun visserijactiviteiten te allen tijde toezicht kan worden uitgeoefend. Daartoe kunnen zij bijvoorbeeld worden uitgerust met een volgsysteem voor vaartuigen (VMS) of een soortgelijk door de controleautoriteit gecertificeerd elektronisch volgsysteem, of met een papieren logboek in combinatie met vaste inspectie- en bewakingsprocedures overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. De lidstaten zenden de vangstgegevens wekelijks aan de Commissie toe.

(2)  

 

(x)

Het is van 1 februari tot en met 31 maart verboden op dit quotum te vissen voor vissersvaartuigen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, of beuglijnen, met uitzondering van vrije beuglijnen of met handlijnen of de peur.

In afwijking van de eerste alinea is deze sluitingsperiode niet van toepassing op vissersvaartuigen van minder dan 12 m lengte over alles die vissen in gebieden met een waterdiepte van minder dan twintig meter volgens de coördinaten van de officiële zeekaarten. Die vaartuigen zorgen ervoor dat op hun visserijactiviteiten te allen tijde toezicht kan worden uitgeoefend. Daartoe kunnen zij bijvoorbeeld worden uitgerust met een volgsysteem voor vaartuigen (VMS) of een soortgelijk door de controleautoriteit gecertificeerd elektronisch volgsysteem, of met een papieren logboek in combinatie met vaste inspectie- en bewakingsprocedures overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. De lidstaten zenden de vangstgegevens wekelijks aan de Commissie toe.

  • (1) 
    Aantal stuks.
  • (2) 
    Aantal stuks.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.