Verordening 2017/2107 - In het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen

1.

Wettekst

30.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 315/1

 

VERORDENING (EU) 2017/2107 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 november 2017

tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee te garanderen die voor ecologische, economische en sociale duurzaamheid op lange termijn zorgt.

 

(2)

Bij Besluit 98/392/EG van de Raad (4) heeft de Unie het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee goedgekeurd, waarin onder meer principes en regels voor de instandhouding en het beheer van de mariene levende rijkdommen zijn vastgesteld. De Unie neemt in het kader van haar ruimere internationale verplichtingen deel aan de inspanningen die in internationale wateren worden geleverd om de visbestanden in stand te houden.

 

(3)

De Unie is sinds 14 november 1997 ingevolge Besluit 86/238/EEG van de Raad (5) verdragsluitende partij bij het Internationale Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen („het ICCAT-verdrag”).

 

(4)

Het ICCAT-verdrag biedt een kader voor de regionale samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van tonijnen en tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën middels de oprichting van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT).

 

(5)

De ICCAT heeft het gezag om voor de instandhouding en het beheer van de onder haar bevoegdheid vallende visserijen besluiten (aanbevelingen) vast te stellen die verbindend zijn voor de verdragsluitende partijen bij het verdrag. Die aanbevelingen zijn hoofdzakelijk gericht tot de verdragsluitende partijen bij het ICCAT-verdrag, maar bevatten tevens verplichtingen voor particuliere exploitanten (zoals kapiteins van vaartuigen). De ICCAT-aanbevelingen treden zes maanden na de vaststelling ervan in werking en moeten, wat de Unie betreft, zo snel mogelijk in het recht van de Unie worden omgezet.

 

(6)

In een verordening (van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (6) zal worden bepaald dat die verordening van toepassing dient te zijn onverminderd de bepalingen van Unierecht die uitvoering geven aan bepalingen die zijn aangenomen door de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) waarbij de Unie een overeenkomstsluitende partij is.

 

(7)

De laatste omzetting van de instandhoudings- en handhavingsaanbevelingen van de ICCAT is geschied bij Verordeningen (EG) nr. 1936/2001 (7) en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (8).

 

(8)

De ICCAT-aanbeveling betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee is geïmplementeerd bij Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad (9). De onderhavige verordening heeft geen betrekking op een dergelijk meerjarig herstelplan.

 

(9)

Bij de uitvoering van die aanbevelingen dienen de Unie en de lidstaten ernaar te streven de kustvisserij te stimuleren, alsmede het gebruik van vistuigen en visserijtechnieken die selectief en minder milieubelastend zijn, met inbegrip van tuigen en technieken die in de traditionele en de ambachtelijke visserij worden gebruikt, om zo bij te dragen tot een redelijke levensstandaard voor de lokale economie.

 

(10)

De Uniewetgeving dient een loutere uitvoering van ICCAT-aanbevelingen te zijn teneinde gelijke voorwaarden voor vissers uit de Unie en vissers uit derde landen te waarborgen, en ervoor te zorgen dat de regels door iedereen kunnen worden geaccepteerd.

 

(11)

De gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen waarin in deze verordening is voorzien, dienen de uitvoering van toekomstige ICCAT-aanbevelingen in het Unierecht volgens de gewone wetgevingsprocedure onverlet te laten.

 

(12)

Teneinde de toekomstige wijzigingen van de ICCAT-aanbevelingen snel in Unierecht om te zetten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (10). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(13)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

 

(14)

Ter waarborging van de naleving van het GVB is Uniewetgeving vastgesteld om een systeem voor controle, inspectie en handhaving op te zetten dat onder meer is gericht tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij. In het bijzonder is bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (12) een Unieregeling voor controle, inspectie en handhaving vastgesteld die een brede, geïntegreerde aanpak biedt en aldus naleving van alle regels van het GVB waarborgt. Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (13) zijn bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgesteld. Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (14) is een communautair systeem opgezet om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Met die verordeningen zijn reeds een aantal bepalingen van de ICCAT-aanbevelingen geïmplementeerd. Die bepalingen hoeven daarom niet in de onderhavige verordening te worden opgenomen.

 

(15)

De ICCAT-aanbevelingen, gelezen in combinatie met de toepasselijke regels van Verordening (EG) nr. 1224/2009, staan toe dat grote pelagische beugvisserijvaartuigen binnen de ICCAT-zone in niet-Uniewateren op zee overladen. De Unie dient deze kwestie evenwel omvattend en systematisch ter hand te nemen in het kader van de ROVB's, teneinde het Unieverbod op overlading op zee in Uniewateren tot alle wateren uit te breiden.

 

(16)

Bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is een aanlandingsverplichting ingevoerd die met ingang van 1 januari 2015 van toepassing is op de kleine en grote pelagische visserij, visserij voor industriële doeleinden en visserij op zalm in de Oostzee. Overeenkomstig artikel 15, lid 2, van die verordening doet deze aanlandingsverplichting echter geen afbreuk aan de internationale verplichtingen van de Unie, zoals die welke voortvloeien uit de ICCAT-aanbevelingen. Op grond van diezelfde bepaling is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde die internationale verplichtingen in Unierecht te implementeren, waaronder met name afwijkingen van de aanlandingsverplichting. Bijgevolg wordt in bepaalde kleine en grote pelagische visserijtakken en visserij voor industriële doeleinden teruggooi toegestaan in bepaalde situaties zoals vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie (15).

 

(17)

Bij Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad (16) zijn programma's voor een statistisch document voor zwaardvis en grootoogtonijn vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende ICCAT-bepalingen. Aangezien de ICCAT nieuwe bepalingen inzake statistische programma's heeft vastgesteld voor overladingen op zee, is het passend Verordening (EG) nr. 1984/2003 te wijzigen om die bepalingen om te zetten in het Unierecht.

 

(18)

De afgelopen jaren zijn verscheidene aanbevelingen van de ICCAT gewijzigd of ingetrokken. Derhalve is het omwille van de duidelijkheid, de vereenvoudiging en de rechtszekerheid passend de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 520/2007 in te trekken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden beheers-, instandhoudings- en controlebepalingen vastgesteld voor de door de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) beheerde visserij op over grote afstanden trekkende vissoorten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op:

 

a)

vissersvaartuigen van de Unie en recreatievisserijvaartuigen van de Unie die actief zijn in het ICCAT-verdragsgebied en, in het geval van overladingen, ook buiten het ICCAT-verdragsgebied indien zij soorten overladen die in dat gebied zijn gevangen;

 

b)

vaartuigen van derde landen die in havens van lidstaten worden geïnspecteerd en die ICCAT-soorten of van dergelijke soorten afkomstige visserijproducten aan boord hebben die niet eerder in havens zijn aangeland of overgeladen;

 

c)

vissersvaartuigen van derde landen en recreatievisserijvaartuigen van derde landen die actief zijn in Uniewateren.

Artikel 3

Verband met andere handelingen van de Unie

Deze verordening geldt onverminderd de bepalingen van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (17) en van Verordening (EU) 2016/1627.

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn van toepassing in aanvulling op die waarin is voorzien bij Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 en (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1)

„ICCAT-soorten”: de in bijlage I vermelde soorten;

 

2)

„tropische tonijn”: grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn;

 

3)

„vissersvaartuig” elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee of een blauwvintonnara;

 

4)

„vangstvaartuig”: een vissersvaartuig dat wordt gebruikt voor de vangst van biologische rijkdommen van de zee;

 

5)

„vissersvaartuig van de Unie”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

 

6)

„vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie en die dit vaartuig het recht geeft om onder specifieke voorwaarden specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode in een bepaald gebied of voor een bepaalde visserij;

 

7)

„speciale vismachtiging”: een machtiging die wordt afgegeven voor een vissersvaartuig van de Unie en die dit vaartuig het recht geeft om onder specifieke voorwaarden met specifiek vistuig specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode in een bepaald gebied of voor een bepaalde visserij;

 

8)

„overlading”: het overbrengen van alle aan boord van een vaartuig aanwezige visserijproducten of van een deel daarvan naar een ander vaartuig;

 

9)

„recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

 

10)

„taak I-gegevens”: gegevens gedefinieerd als taak I door de ICCAT in haar „Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van Atlantische tonijn en tonijnachtigen”;

 

11)

„taak II-gegevens”: gegevens gedefinieerd als taak II door de ICCAT in haar „Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van Atlantische tonijn en tonijnachtigen”;

 

12)

„CPC's”: verdragsluitende partijen bij het ICCAT-verdrag, alsmede samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties en visserijorganisaties;

 

13)

„ICCAT-verdragsgebied”: alle wateren van de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën;

 

14)

„partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij”: internationale overeenkomst zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 37, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

15)

„vaartuiglengte”: de afstand gemeten op een rechte tussen het voorste punt van de boeg en het achterste punt van het achterschip;

 

16)

„groot pelagisch beugvisserijvaartuig”: een pelagisch beugvisserijvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter;

 

17)

„groot vissersvaartuig”: een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 20 meter;

 

18)

„groot vangstvaartuig”: een vangstvaartuig met een lengte over alles van meer dan 20 meter;

 

19)

„ICCAT-register van grote vissersvaartuigen”: de door het ICCAT-secretariaat bijgehouden lijst van grote vissersvaartuigen die zijn gemachtigd om in het ICCAT-verdragsgebied op ICCAT-soorten te vissen;

 

20)

„ondersteuningsvaartuig”: een vaartuig dat geen aan boord gehouden sloep is, dat niet met operationeel vistuig is uitgerust en dat visserijactiviteiten faciliteert, begeleidt of voorbereidt, onder meer door bevoorrading van een vangstvaartuig;

 

21)

„transportvaartuig”: een ondersteuningsvaartuig dat betrokken is bij overlading en ICCAT-soorten ontvangt van een groot pelagisch beugvisserijvaartuig;

 

22)

„ICCAT-register van transportvaartuigen”: de door het ICCAT-secretariaat bijgehouden lijst van vaartuigen die gemachtigd zijn om in het ICCAT-verdragsgebied overladingen op zee te ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen;

 

23)

„ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen”: de door het ICCAT-secretariaat bijgehouden lijst van grote vissersvaartuigen die gemachtigd zijn om in het ICCAT-verdragsgebied tropische tonijn te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, te verwerken of aan te landen;

 

24)

„vis aantrekkende voorziening (fish-aggregating device-FAD)”: op zee drijvende uitrusting waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;

 

25)

„IOO-visserij”: visserijactiviteiten als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

 

26)

„IOO-lijst van de ICCAT”: een lijst van vaartuigen die door de ICCAT worden beschouwd als vaartuigen die IOO-visserij hebben bedreven;

 

27)

„beuglijn”: vistuig bestaande uit een hoofdlijn met van talrijke haken voorziene bijlijnen (sneuen) van variabele lengte die op variabele afstand zijn vastgemaakt, afhankelijk van de doelsoort;

 

28)

„ringzegen”: ringnet waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten;

 

29)

„haak”: een gebogen, scherp stuk staaldraad.

TITEL II

BEHEERS-, INSTANDHOUDINGS- EN CONTROLEMAATREGELEN BETREFFENDE BEPAALDE SOORTEN

HOOFDSTUK I

Tropische tonijn

Artikel 5

Beperkingen inzake het aantal grote vangstvaartuigen van de Unie dat op grootoogtonijn vist

Het aantal en de totale capaciteit in brutotonnage (BT) van grote vangstvaartuigen van de Unie die op grootoogtonijn vissen in het ICCAT-verdragsgebied worden bepaald op basis van:

 

a)

het gemiddelde aantal en de capaciteit in BT van de vangstvaartuigen van de Unie die in de periode 1991-1992 in het ICCAT-verdragsgebied op grootoogtonijn hebben gevist, en

 

b)

de beperking van het aantal op 30 juni 2005 aan de ICCAT gemelde vangstvaartuigen van de Unie die in 2005 op grootoogtonijn hebben gevist.

Artikel 6

Specifieke machtigingen voor grote op tropische tonijn vissende vangstvaartuigen en voor ondersteuningsvaartuigen

  • 1. 
    De lidstaten geven overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (18) machtigingen af aan onder hun vlag varende grote vangstvaartuigen om in het ICCAT-verdragsgebied op tropische tonijn te vissen.
  • 2. 
    De lidstaten geven machtigingen af aan onder hun vlag varende ondersteuningsvaartuigen die worden gebruikt voor enige vorm van ondersteuning van in lid 1 bedoelde vaartuigen.

Artikel 7

ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen

  • 1. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen in kennis van elke gebeurtenis waarvoor een toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van het ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, nodig is. De Commissie dient die informatie onverwijld en uiterlijk binnen 45 dagen vanaf de datum van een dergelijke gebeurtenis in bij het ICCAT-secretariaat.
  • 2. 
    Grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die gemachtigd zijn om op tropische tonijn te vissen, wordt niet toegestaan tropische tonijn uit het ICCAT-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te brengen, te verwerken of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

Artikel 8

Lijst van vaartuigen die in een bepaald jaar op tropische tonijn vissen

De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie de lijst in van onder hun vlag varende, gemachtigde vaartuigen die het vorige kalenderjaar op tropische tonijn hebben gevist in het ICCAT-verdragsgebied. De Commissie stelt de ICCAT elk jaar uiterlijk op 31 juli in kennis van de van de lidstaten ontvangen lijsten.

Artikel 9

Beheersplannen inzake visaantrekkende voorzieningen

  • 1. 
    Met betrekking tot vaartuigen die met de ringzegen of de hengel in combinatie met vis aantrekkende voorzieningen (fish-aggregating devices — FAD's) op tropische tonijn vissen, dienen de lidstaten elk jaar uiterlijk op 31 december bij de Commissie beheersplannen in voor het gebruik van zulke FAD's door onder hun vlag varende vaartuigen. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende jaar door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 2. 
    De beheersplannen als bedoeld in lid 1 hebben tot doel:
 

a)

de kennis over de kenmerken van FAD's, over de kenmerken van boeien, over FAD-visserij, met inbegrip van de visserijinspanning, en over gerelateerde effecten op doelsoorten en niet-doelsoorten te verbeteren;

 

b)

het inzetten en terughalen van FAD's en bakens en het mogelijke verlies ervan doeltreffend te beheren;

 

c)

de effecten van FAD's en van FAD-visserij op het ecosysteem te verminderen en te beperken, onder meer door in passende gevallen in te werken op de verschillende componenten van de visserijsterfte (bijvoorbeeld aantal ingezette FAD's, met inbegrip van het aantal FAD-trekken door ringzegenvaartuigen, vangstcapaciteit, aantal ondersteuningsvaartuigen).

  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde beheersplannen bevatten de in bijlage II bedoelde informatie.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat te allen tijde niet meer dan 500 instrumentboeien actief zijn voor elk ringzegenvaartuig dat onder hun vlag vaart en in combinatie met FAD's op tropische tonijn vist.

Artikel 10

Vereisten voor FAD's

  • 1. 
    FAD's voldoen aan de volgende vereisten:
 

a)

de oppervlaktestructuur van de FAD is hetzij met geen enkel materiaal bedekt hetzij enkel bedekt met materiaal dat een minimaal risico van verstrikking van niet-doelsoorten meebrengt, en

 

b)

de onderwateronderdelen zijn uitsluitend vervaardigd uit materiaal waarin geen niet-doelsoorten verstrikt raken.

  • 2. 
    Bij het ontwerp van FAD's wordt zo mogelijk prioriteit gegeven aan biologisch afbreekbare materialen, zodat niet-biologisch afbreekbare FAD's uiterlijk in 2018 uitgefaseerd zijn.
  • 3. 
    De lidstaten rapporteren aan de Commissie in het kader van het in artikel 71 bedoelde jaarverslag de stappen die zijn genomen om naleving van de leden 1 en 2 van dit artikel te waarborgen. De Commissie zendt die informatie door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 11

Door vaartuigen ingediende informatie over FAD's

  • 1. 
    Voor elke inzet van een FAD verzamelen en rapporteren met de ringzegen en met de hengel vissende vangstvaartuigen van de Unie en ondersteuningsvaartuigen van de Unie de volgende informatie en gegevens:
 

a)

positie van de FAD;

 

b)

datum van inzet van de FAD;

 

c)

FAD-type (verankerde FAD, niet-verankerde artificiële FAD);

 

d)

FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering of baken-ID, type boei — bijvoorbeeld eenvoudige boei of uitgerust met echolood), of andere informatie aan de hand waarvan de eigenaar kan worden geïdentificeerd;

 

e)

FAD-ontwerpkenmerken (afmeting en materiaal van het drijvende deel en van de onder water hangende structuur, en de verstrikkende werking van de onder water hangende structuur).

  • 2. 
    Voor elk bezoek aan een FAD verzamelen en rapporteren met de ringzegen en met de hengel vissende vangstvaartuigen van de Unie en ondersteuningsvaartuigen van de Unie, ongeacht of dit bezoek wordt gevolgd door een trek, de volgende informatie:
 

a)

type bezoek (trek, terughalen, interventie voor elektronische apparatuur);

 

b)

positie van de FAD;

 

c)

datum van het bezoek;

 

d)

FAD-type (verankerde FAD, niet-verankerde natuurlijke FAD, niet-verankerde artificiële FAD);

 

e)

FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering of baken-ID), of andere informatie aan de hand waarvan de eigenaar kan worden geïdentificeerd;

 

f)

indien het bezoek wordt gevolgd door een trek, de resultaten van de trek in termen van vangst en bijvangst, ongeacht of deze, dood of levend, aan boord worden gehouden dan wel teruggegooid, of indien het bezoek niet wordt gevolgd door een trek, de motivering voor dat besluit (bijvoorbeeld te weinig of te kleine vis).

  • 3. 
    Voor elk verlies van een FAD verzamelen en rapporteren met de ringzegen en met de hengel vissende vangstvaartuigen van de Unie en ondersteuningsvaartuigen van de Unie de volgende informatie:
 

a)

de laatste geregistreerde positie;

 

b)

datum van de laatste geregistreerde positie;

 

c)

FAD-identificatiemiddel (d.w.z. FAD-markering of baken-ID), of andere informatie aan de hand waarvan de eigenaar kan worden geïdentificeerd.

  • 4. 
    Vissersvaartuigen van de Unie actualiseren op kwartaalbasis een lijst van ingezette FAD's, die ten minste de in bijlage III bedoelde informatie bevat.

Artikel 12

Door de lidstaten ingediende informatie over FAD's

De lidstaten dienen elk jaar 15 dagen vóór de door de ICCAT voor een bepaald jaar vastgestelde termijn bij de Commissie de volgende informatie in, zodat deze ter beschikking van het ICCAT-secretariaat kan worden gesteld:

 

a)

het aantal op kwartaalbasis daadwerkelijk ingezette FAD's, per FAD-type, met vermelding van de aan- of afwezigheid van een bij de FAD behorende baken/boei of een bij de FAD behorend echolood;

 

b)

het aantal en type van de op kwartaalbasis daadwerkelijk ingezette bakens/boeien (bijvoorbeeld radio, met echolood);

 

c)

de gemiddelde aantallen actieve bakens/boeien op kwartaalbasis die door elk vaartuig zijn gevolgd;

 

d)

gemiddelde aantallen verloren actieve FAD's op kwartaalbasis;

 

e)

voor elk ondersteuningsvaartuig, het aantal zeedagen, per vak van 1°, maand en vlaggenlidstaat.

Artikel 13

Logboeken

De lidstaten zorgen ervoor dat:

 

a)

papieren en elektronische visserijlogboeken, alsook FAD-logboeken, voor zover van toepassing, onmiddellijk worden verzameld en ter beschikking van wetenschappers van de Unie worden gesteld;

 

b)

de aan de Commissie overeenkomstig artikel 50 toegezonden taak II-gegevens de uit de visserij- of FAD-logboeken vergaarde informatie bevatten, voor zover van toepassing.

Artikel 14

Tijdruimtelijke sluiting in verband met de bescherming van jonge exemplaren

  • 1. 
    Het gericht vissen op tropische tonijn in combinatie met objecten die de visconcentratie kunnen beïnvloeden, met inbegrip van FAD's, alsook activiteiten ter ondersteuning daarvan, zijn verboden:
 

a)

jaarlijks van 1 januari tot en met 28 februari, en

 

b)

in het als volgt afgebakende gebied:

 

noordelijke grens — breedtelijn 5° NB;

 

zuidelijke grens — breedtelijn 4° ZB;

 

westelijke grens — meridiaan 20° WL;

 

oostelijke grens — de Afrikaanse kust.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde verbod betreft:
 

a)

het te water laten van drijvende voorwerpen, al dan niet met boeien;

 

b)

het vissen rond, onder, of met artificiële objecten, met inbegrip van vaartuigen;

 

c)

het vissen rond, onder, of met natuurlijke objecten;

 

d)

het uit het gebied slepen van drijvende voorwerpen.

  • 3. 
    Elke lidstaat waarvan de vaartuigen in het geografische gebied van de tijdruimtelijke sluiting vissen:
 

a)

neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat alle onder zijn vlag varende vaartuigen, met inbegrip van ondersteuningsvaartuigen, wanneer zij betrokken zijn bij visserijactiviteiten gedurende de in lid 1 van dit artikel bedoelde tijdruimtelijke sluiting een waarnemer aan boord hebben. Het waarnemersprogramma voldoet aan bijlage IV bij deze verordening, onverminderd artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

 

b)

dient elk jaar uiterlijk op 30 juni de door de onder a) bedoelde waarnemers verzamelde informatie in bij de Commissie, die de ICCAT daarvan uiterlijk op 31 juli in kennis stelt;

 

c)

neemt passende maatregelen tegen onder zijn vlag varende vissersvaartuigen die de in lid 1 bedoelde tijdruimtelijke sluiting niet naleven;

 

d)

dient in het kader van zijn in artikel 71 bedoelde jaarverslag bij de Commissie een verslag in over de naleving van de tijdruimtelijke sluiting.

Artikel 15

Visserij op tropische tonijn in bepaalde Portugese wateren

Het is verboden om een hoeveelheid tropische tonijn aan boord te houden die is gevangen met ringzegens in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van Portugal in ICES-deelgebied X ten noorden van 36°30′ N of in Cecaf-gebieden ten noorden van 31° N en ten oosten van 17°30′ W, of om in die gebieden met dat vistuig op zulke soorten te vissen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

Artikel 16

Identificatie van IOO-visserij

Indien de uitvoerend secretaris van de ICCAT de Commissie in kennis stelt van een mogelijke schending van artikel 7, lid 2, en artikel 14, leden 1 en 2, door vissersvaartuigen van de Unie, brengt de Commissie de betrokken vlaggenlidstaat onverwijld daarvan op de hoogte. Deze lidstaat stelt onmiddellijk een onderzoek in en indien het vaartuig vist in combinatie met objecten die de visconcentratie kunnen beïnvloeden, met inbegrip van FAD's, verzoekt hij het vaartuig om te stoppen met vissen en, indien nodig, het gebied onverwijld te verlaten. De betrokken vlaggenlidstaat rapporteert aan de Commissie onverwijld de resultaten van zijn onderzoek en de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen. De Commissie zendt die informatie door aan de kuststaat en aan de uitvoerend secretaris van de ICCAT.

HOOFDSTUK II

Noord-Atlantische witte tonijn

Artikel 17

Beperking van het aantal vaartuigen

Het maximale aantal vangstvaartuigen van de Unie dat in het ICCAT-verdragsgebied op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, wordt vastgesteld op het gemiddelde aantal vangstvaartuigen van de Unie dat in de periode 1993-1995 op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort heeft gevist.

HOOFDSTUK III

Zwaardvis

Afdeling 1

Zwaardvis in de Atlantische Oceaan

Artikel 18

Beheersplannen voor Noord-Atlantische zwaardvis

Lidstaten waaraan een quotum is toegewezen en waarvan vaartuigen op Noord-Atlantische zwaardvis vissen, dienen elk jaar uiterlijk op 15 augustus hun beheersplannen bij de Commissie in. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 15 september door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 19

Minimummaat van Noord-Atlantische zwaardvis

  • 1. 
    Het is verboden zwaardvis van minder dan 25 kg levend gewicht of met een vorklengte van de onderkaak van minder dan 125 cm te bevissen, aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren, op te slaan, uit te stallen of te koop aan te bieden, te verkopen of in de handel te brengen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 mag maximaal 15 % zwaardvis van minder dan 25 kg levend gewicht of met een vorklengte van de onderkaak van minder dan 125 cm als incidentele vangst aan boord gehouden, overgeladen, overgebracht, aangeland, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden worden.
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde tolerantie van 15 % wordt berekend op basis van het aantal zwaardvissen afgezet tegen de totale zwaardvisvangst van het vaartuig per aanlanding.

Afdeling 2

Zwaardvis in de Middellandse Zee

Artikel 20

Vaartuigen die gemachtigd zijn om op mediterrane zwaardvis te vissen

  • 1. 
    De lidstaten geven overeenkomstig de bepalingen van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (19) machtigingen af om op mediterrane zwaardvis te vissen.
  • 2. 
    De lidstaten dienen elk jaar bij de Commissie uiterlijk op 8 januari volgens het model in de ICCAT-richtsnoeren voor de indiening van gegevens en informatie het volgende in:
 

a)

een lijst van alle onder hun vlag varende vangstvaartuigen die gemachtigd zijn om op mediterrane zwaardvis te vissen;

 

b)

een lijst van alle vaartuigen die door hen gemachtigd zijn om op mediterrane zwaardvis te vissen tijdens recreatievisserij.

  • 3. 
    De Commissie zendt de in lid 2, onder a) en b), bedoelde informatie uiterlijk op 15 januari van elk jaar door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 4. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van de lijst van vangstvaartuigen van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde vaartuigen. De Commissie dient die informatie onverwijld en uiterlijk binnen 45 dagen vanaf de datum van de toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van die lijsten in bij het ICCAT-secretariaat.

Artikel 21

Bijvangst

De hoeveelheid zwaardvis die wordt gevangen, aan boord gehouden, overgeladen, vervoerd, verwerkt of aangeland door vangstvaartuigen van de Unie die niet zijn opgenomen in de in artikel 20, lid 2, onder a), bedoelde lijst, mag niet groter zijn dan 5 % van de totale aan boord gehouden vangst per gewicht en/of aantal vissen.

Artikel 22

Speciale vismachtiging

  • 1. 
    Vangstvaartuigen van de Unie die zijn opgenomen in de in artikel 20, lid 2, onder a), bedoelde lijst en die harpoenen of beuglijnen gebruiken, beschikken over een speciale vismachtiging.
  • 2. 
    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie langs elektronische weg de lijst van in lid 1 bedoelde machtigingen in die voor het voorgaande jaar zijn afgegeven. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 23

Gesloten visseizoenen

  • 1. 
    Mediterrane zwaardvis wordt niet gevangen (als doelsoort noch als bijvangst), aan boord gehouden, overgeladen of aangeland in de periode van 1 tot en met 31 maart en van 1 oktober tot en met 30 november van elk jaar.
  • 2. 
    De lidstaten monitoren de doeltreffendheid van de sluiting en dienen elk jaar uiterlijk op 15 augustus bij de Commissie alle relevante informatie in inzake de passende controles en inspecties die zijn verricht om de naleving van lid 1 te waarborgen. De Commissie zendt deze informatie uiterlijk twee maanden vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 24

Minimummaat voor mediterrane zwaardvis

  • 1. 
    Enkel volledige exemplaren zwaardvis, zonder verwijdering van enig extern deel, of ontkieuwde en ontweide exemplaren mogen aan boord gehouden, overgeladen, aangeland of vervoerd worden.
  • 2. 
    Het vangen, aan boord houden, overladen, aanlanden, vervoeren, opslaan, uitstallen of te koop aanbieden van mediterrane zwaardvis van minder dan 90 cm vorklengte van de onderkaak of met een gewicht van minder dan 10 kg levend gewicht of 9 kg ontkieuwd en ontweid gewicht of 7,5 kg karkasgewicht (ontkieuwd, ontweid, zonder vinnen en zonder deel van de kop) is verboden.
  • 3. 
    In afwijking van lid 2 mogen incidentele vangsten van mediterrane zwaardvis onder de in dat lid vermelde minimummaat aan boord gehouden, overgeladen, aangeland, vervoerd, opgeslagen, uitgestald of te koop aangeboden worden indien ze niet meer dan 5 % in gewicht of aantal stuks per aanlanding van de totale mediterrane zwaardvisvangst aan boord van het vaartuig bedragen.

Artikel 25

Technische specificaties van het vistuig voor vaartuigen die gemachtigd zijn om op mediterrane zwaardvis te vissen

  • 1. 
    In afwijking van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 (20) van de Raad wordt het maximale aantal haken dat mag worden aangebracht door of aan boord mag worden genomen van vaartuigen die op mediterrane zwaardvis vissen, vastgesteld op 2 800 haken.
  • 2. 
    Naast het in lid 1 bedoelde maximale aantal mag een tweede reeks gebruiksklare haken aan boord worden toegestaan voor reizen van meer dan twee dagen op voorwaarde dat deze benedendeks naar behoren zijn vastgemaakt en opgeborgen zodat zij niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt.
  • 3. 
    De haakgrootte bedraagt minimaal 7 cm.
  • 4. 
    De lengte van de pelagische beuglijnen bedraagt niet meer dan 30 zeemijl (55,56 km).

Artikel 26

Rapportageverplichtingen inzake mediterrane zwaardvis

  • 1. 
    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni bij de Commissie de volgende informatie in over vangstvaartuigen die onder hun vlag varen die gemachtigd waren om het voorgaande jaar pelagische beugvisserij of harpoenvisserij op mediterrane zwaardvis te verrichten:
 

a)

informatie over het vangstvaartuig:

 

i)

de naam van het vaartuig (indien het geen naam heeft, wordt het registratienummer zonder de landcode vermeld);

 

ii)

het nummer in het vlootregister van de Unie overeenkomstig bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie (21);

 

iii)

Het nummer in het ICCAT-register;

 

b)

informatie over visserijactiviteiten, op basis van steekproeftrekking of voor de gehele vloot:

 

i)

visseizoen(en) en totaal aantal visdagen per jaar van het vaartuig, per doelsoort en gebied;

 

ii)

geografische gebieden, volgens statistische ICCAT-vakken, voor de door het vaartuig verrichte visserijactiviteiten, per doelsoort en gebied;

 

iii)

vaartuigtype, per doelsoort en gebied;

 

iv)

aantal door het vaartuig gebruikte haken, per doelsoort en gebied;

 

v)

aantal door het vaartuig gebruikte beuglijneenheden, per doelsoort en gebied;

 

vi)

lengte over alles van alle beuglijneenheden van het vaartuig, per doelsoort en gebied;

 

c)

gegevens over de vangsten, in de kleinst mogelijke tijdruimtelijke schaal:

 

i)

omvang en, indien mogelijk, leeftijdsverdeling van de vangsten;

 

ii)

vangsten en vangstsamenstelling per vaartuig;

 

iii)

visserijinspanning (gemiddelde aantal visdagen per vaartuig, gemiddeld aantal haken per vaartuig, gemiddeld aantal beuglijneenheden per vaartuig, gemiddelde lengte over alles van de beuglijnen per vaartuig).

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde informatie wordt in het door de ICCAT opgestelde formaat ingediend.
  • 3. 
    De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het ICCAT-secretariaat.

HOOFDSTUK IV

Blauwe marlijn en witte marlijn in de Atlantische Oceaan

Artikel 27

Terugzetten van levend gevangen blauwe marlijn en witte marlijn

  • 1. 
    In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zorgen lidstaten waarvan het quotum bijna is opgebruikt ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren alle blauwe marlijn (Makaira nigricans) en witte marlijn (Tetrapturus albidus) terugzetten die bij het aan boord brengen nog leven.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat blauwe marlijn en witte marlijn zodanig worden teruggezet dat hun overlevingskansen worden gemaximaliseerd.

Artikel 28

Aanlanding van buiten de vangstmogelijkheden gevangen blauwe marlijn en witte marlijn

Wanneer een lidstaat zijn quotum heeft opgebruikt, zorgt die lidstaat ervoor dat de aanlandingen van blauwe marlijn en witte marlijn die dood zijn op het moment waarop zij langszij het vaartuig worden gebracht, niet worden verkocht of in de handel worden gebracht. Deze aanlandingen tellen niet mee in de vangstlimieten van de lidstaat zoals vastgesteld in ICCAT-aanbeveling 2015-05, par. 1, mits dit verbod duidelijk in het in artikel 71 van deze verordening bedoelde jaarverslag wordt toegelicht.

Artikel 29

Recreatievisserij op blauwe marlijn en witte marlijn

  • 1. 
    Lidstaten met vaartuigen die recreatievisserij op blauwe marlijn en witte marlijn bedrijven, zorgen ervoor dat op 5 % van de aanlandingen van blauwe marlijn en witte marlijn tijdens viswedstrijden toezicht wordt gehouden door wetenschappelijke waarnemers.
  • 2. 
    In de recreatievisserij op blauwe marlijn is als minimuminstandhoudingsgrootte een vorklengte van de onderkaak van 251 cm van toepassing.
  • 3. 
    In de recreatievisserij op witte marlijn is als minimuminstandhoudingsgrootte een vorklengte van de onderkaak van 168 cm van toepassing.
  • 4. 
    Het is verboden hele karkassen of delen van in de recreatievisserij gevangen blauwe marlijn of witte marlijn te verkopen of te koop aan te bieden.

HOOFDSTUK V

Haaien

Artikel 30

Algemene bepalingen

  • 1. 
    In visserijen die niet op haaien zijn gericht, worden incidenteel gevangen levende haaien die niet als voedsel of voor zelfvoorziening worden gebruikt, teruggezet.
  • 2. 
    De lidstaten verrichten, indien mogelijk, onderzoek naar in het ICCAT-verdragsgebied gevangen haaiensoorten teneinde de selectiviteit van het vistuig te verbeteren, mogelijke kraamgebieden in kaart te brengen en tijdruimtelijke sluitingen en andere maatregelen in overweging te nemen waar zulks passend is. Dergelijk onderzoek biedt informatie over essentiële biologische en ecologische parameters, kenmerken van de levenscyclus en gedragskenmerken alsook inzake het in kaart brengen van mogelijke paar-, geboorte- en kraamgebieden.

Artikel 31

Haringhaaien (Lamna nasus)

  • 1. 
    Het is verboden hele karkassen of delen van haringhaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
  • 2. 
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten haringhaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

Artikel 32

Grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus)

  • 1. 
    Het is verboden hele karkassen of delen van grootoogvoshaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
  • 2. 
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten grootoogvoshaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

Artikel 33

Kortvinmakreelhaaien (Isurus oxyrinchus)

De lidstaten nemen passende maatregelen om de visserijsterfte bij het vissen op kortvinmakreelhaai te verminderen en brengen in het kader van het in artikel 71 bedoelde jaarverslag aan de Commissie verslag uit over de geboekte vooruitgang.

Artikel 34

Oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus)

  • 1. 
    Het is verboden hele karkassen of delen van oceanische witpunthaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
  • 2. 
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten oceanische witpunthaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

Artikel 35

Hamerhaaien

  • 1. 
    Het is verboden hele karkassen of delen van hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van Sphyrna tiburo) die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
  • 2. 
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten hamerhaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug wanneer zij langszij het vaartuig worden gebracht.

Artikel 36

Zijdehaaien (Carcharhinus falciformis)

  • 1. 
    Het is verboden hele karkassen of delen van zijdehaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen aan boord te houden, over te laden, of aan te landen.
  • 2. 
    Vangstvaartuigen van de Unie zetten zijdehaaien die zijn gevangen in het kader van de door de ICCAT geregelde visserijen onmiddellijk ongedeerd terug en uiterlijk vóór de vangst in de visruimen wordt geplaatst, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning.
  • 3. 
    Ringzegenvaartuigen van de Unie die ICCAT-visserijen bedrijven, nemen aanvullende maatregelen om de overlevingskansen van incidenteel gevangen zijdehaaien te verhogen. De lidstaten brengen in het kader van het in artikel 71 bedoelde jaarverslag aan de Commissie verslag uit over de geboekte vooruitgang.

Artikel 37

Bemonstering van haaiensoorten door wetenschappelijke waarnemers en andere gemachtigde personen

  • 1. 
    In afwijking van het verbod op het aan boord houden van haringhaaien, grootoogvoshaaien, oceanische witpunthaaien, hamerhaaien (van de familie Sphyrnidae, met uitzondering van Sphyrna tiburo) en zijdehaaien, zoals bepaald in de artikelen 31, 32, 34, 35 en 36, is het onder de volgende omstandigheden toegestaan dat gedurende commerciële visserijactiviteiten biologische monsters worden verzameld door wetenschappelijke waarnemers of door de CPC daartoe gemachtigde personen:
 

a)

er worden enkel biologische monsters genomen van dieren die al bij het ophalen dood zijn;

 

b)

de biologische monsters worden genomen in het kader van een onderzoeksproject dat aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT is gemeld en met inachtneming van de aanbevolen onderzoeksprioriteiten van dat comité is opgezet. Het onderzoeksproject moet een gedetailleerd document omvatten met een omschrijving van de doelstelling van het project, de te gebruiken methodes, het aantal en type van de te nemen monsters, en het tijdstip waarop en het gebied waarin de monsters genomen worden;

 

c)

de biologische monsters worden aan boord gehouden tot aan de haven van aanlanding of overlading, en

 

d)

alle overeenkomstig dit artikel verzamelde biologische monsters gaan tot aan de laatste aanlandingshaven vergezeld van de machtiging van de vlaggenlidstaat of, in het geval van gecharterde vaartuigen, van de charterende CPC en de vlaggenlidstaat. Zulke monsters en andere delen van de bemonsterde haaienspecimens worden niet in de handel gebracht of verkocht.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde biologische monsters kunnen met name wervels, weefsel, voortplantingsorganen, magen, huidmonsters, spiraalkleppen, kaken, gehele vissen of skeletten voor taxonomische studies en fauna-inventarissen omvatten.
  • 3. 
    De bemonsteringscampagne vangt slechts aan zodra de betrokken lidstaat de machtiging heeft afgegeven.

HOOFDSTUK VI

Zeevogels

Artikel 38

Mitigerende maatregelen voor zeevogels in het gebied tussen 20° ZB en 25° ZB

  • 1. 
    Alle vaartuigen die vissen tussen 20° en 25° ZB hebben vogelverschrikkerlijnen (torilijnen) en toripalen aan boord die aan de in bijlage V vastgelegde vereisten en aanvullende richtsnoeren voldoen.
  • 2. 
    De torilijnen worden te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet.
  • 3. 
    Wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn, worden, indien haalbaar, een tweede toripaal en torilijn gebruikt.
  • 4. 
    Alle vaartuigen hebben gebruiksklare reservetorilijnen aan boord.
  • 5. 
    Beugvisserijvaartuigen die met monofilamentbeugen op zwaardvis vissen, zijn vrijgesteld van de vereisten van de leden 1, 2 en 3, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de beuglijnen worden 's nachts uitgezet, waarbij onder nacht wordt verstaan de periode tussen de nautische avond- en ochtendschemering, zoals vastgelegd in de nautische almanak voor de geografische positie waar wordt gevist, en

 

b)

er wordt gebruikgemaakt van wartels met een minimumgewicht van 60 g, die niet meer dan 3 meter van de haak worden geplaatst om optimale zinksnelheden te verkrijgen.

De vlaggenlidstaten van de vaartuigen die onder de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling vallen, stellen de Commissie in kennis van de wetenschappelijke bevindingen van hun voor deze vaartuigen aanwezige waarnemers.

Artikel 39

Mitigerende maatregelen voor zeevogels in het gebied ten zuiden van 25° ZB

Beugvisserijvaartuigen passen ten minste twee van de volgende mitigerende maatregelen overeenkomstig de in bijlage V vastgelegde vereisten en aanvullende richtsnoeren toe:

 

a)

's nachts wordt gevist met een minimum aan dekverlichting;

 

b)

er worden vogelverschrikkerlijnen (torilijnen) gebruikt;

 

c)

de lijnen worden met gewichten verzwaard.

Artikel 40

Rapportageverplichtingen inzake zeevogels

  • 1. 
    Beugvisserijvaartuigen verzamelen informatie over interacties met zeevogels, onder meer over incidentele vangsten, en verstrekken deze aan hun vlaggenlidstaat. De lidstaten dienen die informatie elk jaar uiterlijk op 30 juni in bij de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de wijze waarop zij de in de artikelen 38 en 39 vastgestelde maatregelen uitvoeren, en van de voortgang van de uitvoering van het actieplan van de Unie voor het verminderen van incidentele vangsten van zeevogels in vistuig.

HOOFDSTUK VII

Zeeschildpadden

Artikel 41

Algemene bepalingen inzake zeeschildpadden

  • 1. 
    Ringzegenvaartuigen voorkomen dat zeeschildpadden worden ingesloten en zetten zeeschildpadden die zijn ingesloten of verstrikt, waaronder in FAD's, terug. Zij rapporteren interacties tussen ringzegens of FAD's en zeeschildpadden aan hun vlaggenlidstaat.
  • 2. 
    Pelagische beugvisserijvaartuigen beschikken over en maken gebruik van apparatuur aan boord waarmee zeeschildpadden voorzichtig behandeld, bevrijd en teruggezet kunnen worden, en wel op een dusdanige wijze dat hun overlevingskansen worden gemaximaliseerd.
  • 3. 
    Vissers op pelagische beugvisserijvaartuigen gebruiken de in lid 2 beschreven apparatuur overeenkomstig bijlage VI om de overlevingskansen van zeeschildpadden te maximaliseren.
  • 4. 
    De lidstaten leiden vissers op pelagische beugvisserijvaartuigen op in de toepassing van technieken inzake voorzichtige behandeling en terugzetting.

Artikel 42

Rapportageverplichtingen inzake zeeschildpadden

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen per vistuigtype informatie over de interacties van hun vaartuigen met zeeschildpadden in door de ICCAT geregelde visserijen en zenden deze elk jaar uiterlijk op 30 juni aan de Commissie toe. De Commissie zendt die informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar door aan het ICCAT-secretariaat. Die informatie omvat:
 

a)

vangstniveaus, kenmerken van het vistuig, tijden en locaties, doelsoorten en verwijderingsstatus (d.i. dood teruggegooid of levend teruggezet);

 

b)

een uitsplitsing van de interacties per zeeschildpaddensoort, en

 

c)

de aard van het haken of verstrikken (waaronder met FAD's), aastype, haakgrootte en -type, en de grootte van het dier.

  • 2. 
    De lidstaten brengen in het kader van het in artikel 71 bedoelde jaarverslag aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van artikel 41 en over andere relevante maatregelen die, ten aanzien van de door de ICCAT geregelde visserijen, worden genomen ter uitvoering van de in 2010 bekendgemaakte richtsnoeren ter vermindering van zeeschildpaddensterfte bij visserijactiviteiten van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO).

HOOFDSTUK VIII

Vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn en zwaardvis

Artikel 43

Algemeen beginsel

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maken de lidstaten bij de toewijzing van de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn- en zwaardvisbestanden gebruik van transparante en objectieve criteria van onder meer ecologische, sociale en economische aard, streven zij naar een eerlijke verdeling van de nationale quota over de diverse vlootsegmenten, met bijzondere aandacht voor de traditionele en de ambachtelijke visserij, en zorgen zij voor stimulansen voor vissersvaartuigen die zijn uitgerust met selectief vistuig of die gebruikmaken van visserijtechnieken met verminderde milieueffecten.

TITEL III

GEMEENSCHAPPELIJKE CONTROLEMAATREGELEN

HOOFDSTUK I

Machtigingen

Artikel 44

ICCAT-register van grote vissersvaartuigen

  • 1. 
    De lidstaten geven overeenkomstig de bepalingen van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (22) machtigingen af aan onder hun vlag varende grote vissersvaartuigen om ICCAT-soorten te mogen bevissen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in het ICCAT-verdragsgebied.
  • 2. 
    De lidstaten dienen op het moment van de machtiging de lijsten van overeenkomstig lid 1 gemachtigde grote vissersvaartuigen bij de Commissie in. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat zodat deze kan worden opgenomen in het ICCAT-register van grote vissersvaartuigen.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld en uiterlijk binnen 30 dagen in kennis van elke gebeurtenis waarvoor een toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van het ICCAT-register van grote vissersvaartuigen nodig is. De Commissie dient die informatie uiterlijk binnen 45 dagen vanaf de datum van een dergelijke gebeurtenis in bij het ICCAT-secretariaat.
  • 4. 
    Het is grote vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register van grote vissersvaartuigen, niet toegestaan ICCAT-soorten uit het ICCAT-verdragsgebied te bevissen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen. Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in die gevallen niet van toepassing.

HOOFDSTUK II

Chartering

Artikel 45

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op charterregelingen andere dan die inzake rompbevrachting, tussen vangstvaartuigen van de Unie en die van CPC's waarbij de betrokken vangstvaartuigen van de Unie niet van vlag veranderen.

Artikel 46

Algemene bepalingen

  • 1. 
    Het wordt vangstvaartuigen van de Unie enkel toegestaan als gecharterd vaartuig deel te nemen aan een met een CPC gesloten charterregeling indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de gecharterde vaartuigen hebben een door de charterende CPC afgegeven vismachtiging en staan niet op de IOO-lijst van de ICCAT;

 

b)

de gecharterde vaartuigen zijn niet gemachtigd om tegelijkertijd in het kader van meer dan een charterovereenkomst te vissen;

 

c)

de vangsten van de gecharterde vaartuigen worden uitsluitend gelost in de havens van de charterende CPC's, tenzij anders is bepaald in de charterregeling, en

 

d)

de charterende onderneming is wettelijk gevestigd in de charterende CPC.

  • 2. 
    Overladingen op zee worden vooraf naar behoren gemachtigd door de charterende CPC en voldoen aan hoofdstuk IV van deze titel.

Artikel 47

Kennisgeving

  • 1. 
    Bij de sluiting van de charterregeling geeft de vlaggenlidstaat de Commissie kennis van zijn instemming met de charterregeling.
  • 2. 
    Indien de Commissie binnen 15 kalenderdagen nadat de in lid 1 bedoelde kennisgeving aan haar is toegezonden, geen verdere informatie heeft gevraagd, mag het gecharterde vaartuig de betrokken visserijactiviteiten aanvangen.
  • 3. 
    De vlaggenlidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van de beëindiging van elke charterregeling.
  • 4. 
    De Commissie stelt de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie ter beschikking van het ICCAT-secretariaat.

HOOFDSTUK III

Controle van vangsten

Artikel 48

Naleving van quota en voorschriften inzake de minimummaat

  • 1. 
    De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 20 augustus bij de Commissie informatie in over de tijdens het voorgaande jaar verrichte vangsten van ICCAT-soorten die aan quota waren onderworpen, en over de inachtneming van de minimummaten.
  • 2. 
    De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 15 september door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 49

Bemonstering van de vangst

  • 1. 
    Bemonstering van de vangsten om de kennis over de biologie van de relevante ICCAT-soorten te verbeteren en om de noodzakelijke evaluatieparameters daarvan te beoordelen, wordt verricht overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (23), Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1251 van de Commissie (24) en de in 1990 door ICCAT gepubliceerde Field manual for statistics and sampling Atlantic tunas and tunalike fishes (Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van tonijn en tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan).
  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere vereisten voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde vangstbemonstering. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 50

Melding van vangsten en visserijinspanning

  • 1. 
    Tenzij door de Commissie met het oog op de inachtneming van door de ICCAT vastgestelde jaarlijkse termijnen anders is bepaald, zenden de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 juni de volgende gegevens (taak I-gegevens) aan de Commissie toe:
 

a)

informatie over de kenmerken van hun vloot voor het voorgaande jaar;

 

b)

ramingen van de jaarlijkse nominale vangstgegevens (met inbegrip van bijvangst- en teruggooigegevens) over ICCAT-soorten voor het voorgaande jaar.

  • 2. 
    Tenzij door de Commissie met het oog op de inachtneming van door de ICCAT vastgestelde jaarlijkse termijnen anders is bepaald, zenden de lidstaten elk jaar uiterlijk op 30 juni de volgende gegevens (taak II-gegevens) voor de ICCAT-soorten aan de Commissie toe:
 

a)

de vangst- en visserijinspanningsgegevens voor het voorgaande jaar, gedetailleerd tijdruimtelijk uitgesplitst; deze gegevens bevatten ook ramingen van de teruggooi en de terugzetting, met vermelding van de status van de vis (dood of levend).

 

b)

alle gegevens waarover zij beschikken inzake vangsten in de recreatievisserij voor het voorgaande jaar.

  • 3. 
    De Commissie zendt de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere vereisten voor de in de leden 1 respectievelijk 2 van dit artikel bedoelde taak I- en taak II-gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

Overlading

Artikel 51

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende overladingsverrichtingen:
 

a)

overladingen binnen het ICCAT-verdragsgebied van ICCAT-soorten en andere soorten die samen met deze soorten zijn gevangen, en

 

b)

overladingen buiten het ICCAT-verdragsgebied van ICCAT-soorten en andere soorten die samen met deze soorten zijn gevangen in het ICCAT-verdragsgebied.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1, onder b), is dit hoofdstuk niet van toepassing op overladingen op zee buiten het ICCAT-verdragsgebied van vis die binnen het ICCAT-verdragsgebied is gevangen, wanneer een dergelijke overlading onderworpen is aan een overladingsprogramma van een andere ROVB voor tonijn.
  • 3. 
    Dit hoofdstuk is niet van toepassing op harpoenvaartuigen die betrokken zijn bij de overlading van verse zwaardvis op zee.

Artikel 52

Overlading in de haven

  • 1. 
    Alle overladingsverrichtingen vinden plaats in aangewezen havens, behalve die welke door grote pelagische beugvisserijvaartuigen overeenkomstig de artikelen 53 tot en met 60 worden uitgevoerd.
  • 2. 
    Vissersvaartuigen van de Unie voldoen bij overladingen in de haven aan de in bijlage VII beschreven verplichtingen.
  • 3. 
    Dit artikel laat de artikelen 17 tot en met 22 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en de artikelen 4, 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 onverlet.

Artikel 53

Overlading op zee

Overlading op zee door grote pelagische beugvisserijvaartuigen vindt plaats overeenkomstig de artikelen 54 tot en met 60.

Artikel 54

ICCAT-register van transportvaartuigen

  • 1. 
    De lidstaten geven overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (25) machtigingen af aan transportvaartuigen om in het ICCAT-verdragsgebied overladingen op zee te ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen.
  • 2. 
    De lidstaten dienen bij de Commissie op het moment van de machtiging de lijsten van overeenkomstig lid 1 gemachtigde transportvaartuigen in. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat zodat deze kan worden opgenomen in het ICCAT-register van transportvaartuigen.
  • 3. 
    De vlaggenlidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van hun lijsten van transportvaartuigen. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat.
  • 4. 
    De in de leden 2 en 3 bedoelde kennisgeving heeft het formaat en de opmaak die het ICCAT-secretariaat heeft vastgesteld, en bevat de volgende informatie:
 

naam van het vaartuig, registernummer;

 

ICCAT-registratienummer (indien van toepassing);

 

IMO-nummer (indien van toepassing);

 

vorige naam (indien van toepassing);

 

vorige vlag (indien van toepassing);

 

vorige gegevens inzake schrapping uit andere registers (indien van toepassing);

 

internationale radioroepnaam;

 

vaartuigtype, lengte, brutoregisterton en laadvermogen;

 

naam en adres van de eigenaar(s) en de exploitant(en);

 

voor de overlading toegestane tijdsduur.

  • 5. 
    Overladingen op zee als bedoeld in artikel 53 mogen enkel worden ontvangen door transportvaartuigen die in het ICCAT-register van transportvaartuigen zijn opgenomen.

Artikel 55

Machtiging van grote pelagische beugvisserijvaartuigen om over te laden in het ICCAT-verdragsgebied

  • 1. 
    De lidstaten geven overeenkomstig een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (26) vismachtigingen af aan onder hun vlag varende grote pelagische beugvisserijvaartuigen om over te laden op zee.
  • 2. 
    De lidstaten dienen bij de Commissie op het moment van de machtiging de lijsten in van overeenkomstig lid 1 gemachtigde grote pelagische beugvisserijvaartuigen. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat.
  • 3. 
    De vlaggenlidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van hun lijsten van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die gemachtigd zijn om over te laden op zee. De Commissie dient deze informatie onverwijld in bij het ICCAT-secretariaat.
  • 4. 
    De in de leden 2 en 3 bedoelde kennisgeving heeft het formaat en de opmaak die het ICCAT-secretariaat heeft vastgesteld, en bevat de volgende informatie:
 

naam van het vaartuig, registernummer;

 

ICCAT-registratienummer;

 

voor de overlading op zee toegestane tijdsduur;

 

vlag(gen), na(a)m(en) en registernummer(s) van het (de) transportvaartuig(en) dat (die) door een groot pelagisch beugvisserijvaartuig / mag (mogen) worden gebruikt.

Artikel 56

Voorafgaande machtigingen voor overlading op zee

  • 1. 
    Overladingen door grote pelagische beugvisserijvaartuigen in wateren onder de jurisdictie van een CPC zijn onderworpen aan voorafgaande machtiging van die CPC. Het origineel of een kopie van die machtiging wordt aan boord van het vaartuig gehouden en desgevraagd ter beschikking gesteld van de regionale ICCAT-waarnemer.
  • 2. 
    Het is grote pelagische beugvisserijvaartuigen niet toegestaan op zee over te laden, tenzij na voorafgaande machtiging daartoe van hun vlaggenlidstaat. Het origineel of een kopie van de documentatie van die machtiging wordt aan boord van het vaartuig gehouden en desgevraagd ter beschikking gesteld van de regionale ICCAT-waarnemer.
  • 3. 
    Om de in de leden 1 en 2 bedoelde voorafgaande machtigingen te verkrijgen, stelt de kapitein of eigenaar van het grote pelagische beugvisserijvaartuig de autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en de kust-CPC ten minste 24 uur vóór de voorgenomen overlading in kennis van de volgende informatie:
 

a)

de naam van het grote pelagische beugvisserijvaartuig en het nummer ervan in het ICCAT-register van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die gemachtigd zijn om over te laden op zee;

 

b)

de naam van het transportvaartuig en het nummer ervan in het ICCAT-register van transportvaartuigen;

 

c)

het over te laden product, per soort, indien bekend, en, indien mogelijk, per bestand;

 

d)

de over te laden hoeveelheden ICCAT-soorten, indien mogelijk, per bestand;

 

e)

de over te laden hoeveelheden andere soorten die samen met ICCAT-soorten zijn gevangen, per soort, indien bekend;

 

f)

de datum en plaats van overlading;

 

g)

de geografische locatie van de vangsten per soort en, indien van toepassing, per bestand, overeenkomstig de statistische ICCAT-gebieden.

Artikel 57

ICCAT-overladingsaangifte

  • 1. 
    De kapitein of eigenaar van het grote pelagische beugvisserijvaartuig vult de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt deze uiterlijk 15 dagen na de overlading toe aan zijn vlaggenlidstaat en aan de kust-CPC.
  • 2. 
    Binnen 24 uur na voltooiing van de overlading vult de kapitein van het ontvangende transportvaartuig de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt hij deze, samen met het nummer van het ontvangende transportvaartuig in het ICCAT-register van transportvaartuigen, toe aan het ICCAT-secretariaat, aan de vlaggen-CPC van het grote pelagische beugvisserijvaartuig en aan zijn vlaggenlidstaat.
  • 3. 
    Ten minste 48 uur vóór de aanlanding zendt de kapitein van het ontvangende transportvaartuig de ICCAT-overladingsaangifte, samen met het nummer van het ontvangende transportvaartuig in het ICCAT-register van transportvaartuigen, toe aan de bevoegde autoriteiten van de aanlandingsstaat.
  • 4. 
    Alle ICCAT-soorten en andere, samen met die soorten gevangen soorten die in het gebied of grondgebied van een CPC worden aangeland of ingevoerd, hetzij onverwerkt hetzij na verwerking aan boord, en die op zee zijn overgeladen, gaan vergezeld van de ICCAT-overladingsaangifte totdat de eerste verkoop heeft plaatsgevonden.

Artikel 58

Regionaal ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee

  • 1. 
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat alle transportvaartuigen die overladen op zee een regionale ICCAT-waarnemer aan boord hebben overeenkomstig het regionale ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee zoals vastgesteld in bijlage VIII.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, wordt de regionale ICCAT-waarnemer belast met de verificatie van de naleving van dit hoofdstuk, en verifieert hij met name of de overgeladen hoeveelheden in overeenstemming zijn met de in de ICCAT-overladingsaangifte gemelde vangst en met de in het logboek van het vissersvaartuig geregistreerde vangsten.
  • 3. 
    Het is vaartuigen verboden om de overlading in het ICCAT-verdragsgebied aan te vangen of voort te zetten zonder regionale ICCAT-waarnemer aan boord, behalve in naar behoren aan het ICCAT-secretariaat gemelde gevallen van overmacht.

Artikel 59

Rapportageverplichtingen

  • 1. 
    De vlaggenlidstaat van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die in het voorgaande jaar hebben overgeladen, en de vlaggenlidstaat van transportvaartuigen die in het voorgaande jaar overladingen hebben ontvangen, zenden uiterlijk op 15 augustus van elk jaar aan de Commissie:
 

a)

de gevangen hoeveelheden ICCAT-soorten die het voorgaande jaar zijn overgeladen, per soort en, indien mogelijk, per bestand;

 

b)

de samen met ICCAT-soorten gevangen hoeveelheden andere soorten die het voorgaande jaar zijn overgeladen, per soort, indien bekend;

 

c)

de lijst van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die het voorgaande jaar hebben overgeladen;

 

d)

een uitvoerig evaluatieverslag over de inhoud en de conclusies van de rapporten van de regionale ICCAT-waarnemers die waren toegewezen aan transportvaartuigen die overladingen hebben ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen.

  • 2. 
    De Commissie zendt de overeenkomstig lid 1 ontvangen informatie elk jaar uiterlijk op 15 september door aan het ICCAT-secretariaat.

Artikel 60

Consistentie van de gerapporteerde gegevens

De vlaggenlidstaat van het bij overladingen op zee betrokken grote pelagische beugvisserijvaartuig beoordeelt de overeenkomstig deze verordening ontvangen informatie op consistentie tussen de gerapporteerde vangsten, overladingen en aanlandingen van elk vaartuig, waaronder zo nodig in samenwerking met de aanlandingsstaat. Deze verificatie wordt op zodanige wijze verricht dat het vaartuig zo min mogelijk wordt opgehouden, de werkzaamheden ervan zo min mogelijk worden verstoord en dat kwaliteitsverlies van de vis wordt vermeden.

HOOFDSTUK V

Wetenschappelijke waarnemersprogramma's

Artikel 61

Opzetten van binnenlandse wetenschappelijke waarnemersprogramma's

  • 1. 
    De lidstaten zetten binnenlandse wetenschappelijke waarnemersprogramma's op die het volgende waarborgen:
 

a)

de visserijinspanning in de pelagische beugvisserij, de ringzegenvisserij en de hengelvisserij wordt elk voor minimaal 5 % door waarnemers gedekt;

 

b)

voor gecharterde vaartuigen wordt, in afwijking van punt a), de visserijinspanning in de pelagische beugvisserij, de ringzegenvisserij en de hengelvisserij telkens voor minimaal 10 % door waarnemers gedekt;

 

c)

er wordt gezorgd voor een representatieve tijdruimtelijke dekking van de activiteiten van de vloot die waarborgt dat adequate en passende gegevens worden verzameld, rekening houdend met de kenmerken van de vloten en visserijen;

 

d)

er worden gegevens verzameld over alle aspecten van de visserijactiviteiten, met inbegrip van de vangst, zoals gespecificeerd in artikel 63, lid 1.

  • 2. 
    De in lid 1, onder a) en b), bedoelde dekking door waarnemers wordt als volgt berekend:
 

a)

in aantal trekken of reizen voor de ringzegenvisserij;

 

b)

in visdagen, aantal trekken of reizen voor de pelagische beugvisserij, of

 

c)

in visdagen voor de hengelvisserij.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1, onder a), mag een lidstaat een alternatieve wetenschappelijke monitoringbenadering voor vaartuigen van een lengte over alles van minder dan 15 meter volgen wanneer er sprake is van een buitengewoon veiligheidsrisico op grond waarvan de inzet van waarnemers aan boord is uitgesloten. Die alternatieve benadering waarborgt een dekking die vergelijkbaar is met de in lid 1, onder a), gespecificeerde dekking, en een gelijkwaardige verzameling van gegevens. De betrokken lidstaat stelt de bijzonderheden van de alternatieve benadering voor aan de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie dient de bijzonderheden van de in lid 3 bedoelde alternatieve benadering ter evaluatie in bij het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT. Alternatieve benaderingen worden vóór hun toepassing ervan goedgekeurd door de ICCAT-commissie op de ICCAT-jaarvergadering.

Artikel 62

Kwalificaties van wetenschappelijke waarnemers

De lidstaten waarborgen dat waarnemers vóór zij worden ingezet de vereiste opleiding hebben gevolgd, naar behoren gekwalificeerd zijn en zijn erkend. De waarnemers beschikken over de volgende kwalificaties:

 

a)

voldoende kennis en ervaring om soorten te identificeren en informatie inzake verschillende vistuigconfiguraties te verzamelen;

 

b)

voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT;

 

c)

de capaciteit tot accurate waarneming en registratie van in het kader van het programma te verzamelen gegevens;

 

d)

de capaciteit tot het nemen van biologische monsters;

 

e)

geen bemanningslid zijn van het aan waarneming onderworpen vissersvaartuig, en

 

f)

geen werknemer zijn van een vissersvaartuigonderneming die betrokken is bij de aan waarneming onderworpen visserij.

Artikel 63

Verantwoordelijkheden van wetenschappelijke waarnemers

  • 1. 
    De lidstaten schrijven met name voor dat waarnemers:
 

a)

informatie over de visserijactiviteiten, die ten minste het volgende omvat, registreren en rapporteren:

 

i)

gegevens betreffende de totale vangst van doelsoorten, bijvangst en teruggooi (met inbegrip van haaien, zeeschildpadden, zeezoogdieren en zeevogels), groottesamenstelling, verwijderingsstatus (d.w.z. aan boord gehouden, dood teruggegooid, levend teruggezet), en biologische monsters voor levenscyclusstudies (bijvoorbeeld gonaden, otolieten, ruggengraten, schubben);

 

ii)

informatie over de visserijactiviteit, met inbegrip van vangstgebied (lengte- en breedtegraad), informatie over de visserijinspanning (bijvoorbeeld aantal trekken, aantal haken enz.), datum van elke visserijactiviteit, met inbegrip van begin- en eindtijd van de visserijactiviteit indien van toepassing;

 

b)

het gebruik van maatregelen ter beperking van bijvangst en andere relevante informatie waarnemen en registreren;

 

c)

voorstellen doen die zij passend achten om de efficiëntie van instandhoudingsmaatregelen en wetenschappelijke monitoring te verhogen.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat gebruik wordt gemaakt van robuuste gegevensverzamelingsprotocollen, met inbegrip van fotografie of camera's, indien nodig.
  • 3. 
    De kapiteins zorgen ervoor dat passende toegang tot het vaartuig en zijn activiteiten wordt verleend zodat de waarnemers hun verantwoordelijkheden doeltreffend kunnen uitvoeren.

Artikel 64

Indiening van verzamelde informatie

De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni de in het kader van hun binnenlandse wetenschappelijke waarnemersprogramma verzamelde informatie bij de Commissie in. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het ICCAT-secretariaat.

HOOFDSTUK VI

Controle van vissersvaartuigen van derde landen in havens van lidstaten

Artikel 65

Rapportageverplichtingen inzake aangewezen havens en contactpunten

  • 1. 
    De lidstaten die toegang tot hun havens willen verlenen aan vissersvaartuigen van derde landen die ICCAT-soorten of van dergelijke soorten afkomstige visserijproducten aan boord hebben die niet eerder zijn aangeland of overgeladen in havens:
 

a)

wijzen hun havens aan waartoe vissersvaartuigen van derde landen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 toegang mogen vragen;

 

b)

wijzen een contactpunt aan voor de ontvangst van de voorafgaande kennisgeving uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

 

c)

wijzen een contactpunt aan voor de toezending van haveninspectieverslagen overeenkomstig artikel 66 van deze verordening.

  • 2. 
    De lidstaten zenden de Commissie wijzigingen van de lijst van aangewezen havens en contactpunten ten minste dertig dagen voordat zulke wijzigingen van kracht worden toe. De Commissie stelt het ICCAT-secretariaat ten minste 14 dagen voordat die wijzigingen van kracht worden, in kennis van die informatie.

Artikel 66

Rapportageverplichtingen met betrekking tot haveninspecties

  • 1. 
    De inspecterende lidstaat zendt de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van voltooiing van de inspectie een kopie van het in artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde haveninspectieverslag toe. De Commissie zendt die informatie uiterlijk veertien dagen na de datum van voltooiing van de inspectie door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 2. 
    Indien het haveninspectieverslag niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn van tien dagen kan worden toegezonden, deelt de inspecterende lidstaat de Commissie binnen die termijn mee waarom de vertraging is opgetreden en wanneer het verslag wél zal worden ingediend.
  • 3. 
    Indien de bij de inspectie verzamelde informatie het aannemelijk maakt dat een vaartuig van een derde land een inbreuk op de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT heeft gepleegd, is artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van toepassing.

HOOFDSTUK VII

Handhaving

Artikel 67

Door de lidstaten gerapporteerde vermeende inbreuken

  • 1. 
    Naast hetgeen op grond van artikel 48, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 is vereist, dienen de lidstaten uiterlijk 140 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering bij de Commissie alle gedocumenteerde informatie in die wijst op mogelijke niet-naleving door CPC's van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT. De Commissie onderzoekt die informatie en zendt deze in passende gevallen ten minste 120 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 2. 
    De lidstaten dienen bij de Commissie de lijst in van vangstvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter of meer, van visverwerkende vaartuigen, sleepvaartuigen, bij overlading betrokken vaartuigen en ondersteuningsvaartuigen die tijdens het lopende en het voorgaande jaar IOO-visserij zouden hebben verricht in het ICCAT-verdragsgebied, vergezeld van de bewijsstukken voor het vermoeden van IOO-visserij. Die lijst wordt uiterlijk 140 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering ingediend. De Commissie onderzoekt die informatie en zendt de informatie, indien deze voldoende is gedocumenteerd, ten minste 120 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan het ICCAT-secretariaat met het oog op de vaststelling van de ontwerp-IOO-lijst van de ICCAT.

Artikel 68

Ontwerp-IOO-lijst van de ICCAT

De lidstaten monitoren nauwlettend de vaartuigen die zijn opgenomen in de door de uitvoerend secretaris van de ICCAT verspreide ontwerp-IOO-lijst van de ICCAT, teneinde de activiteiten en mogelijke wijzigingen van de naam, vlag of geregistreerde eigenaar van die vaartuigen vast te stellen.

Artikel 69

Door de uitvoerend secretaris van de ICCAT gerapporteerde vermeende gevallen van niet-naleving

  • 1. 
    Indien de Commissie van de uitvoerend secretaris van de ICCAT informatie ontvangt die wijst op mogelijke niet-naleving door een lidstaat, dan zendt de Commissie die informatie onverwijld toe aan de betrokken lidstaat.
  • 2. 
    De betrokken lidstaat stelt de Commissie ten minste 45 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering in kennis van de bevindingen van de in het kader van de vermeende niet-naleving ingestelde onderzoeken en van eventuele maatregelen die zijn genomen om nalevingsproblemen aan te pakken. De Commissie zendt die informatie ten minste 30 dagen vóór de ICCAT-jaarvergadering door aan de uitvoerend secretaris van de ICCAT.

Artikel 70

Door een CPC gerapporteerde vermeende inbreuken

  • 1. 
    De lidstaten wijzen een contactpunt aan voor de ontvangst van haveninspectieverslagen van CPC's.
  • 2. 
    De lidstaten zenden eventuele wijzigingen van het in lid 1 bedoelde contactpunt ten minste 30 dagen voordat die wijzigingen van kracht worden, toe aan de Commissie. De Commissie stelt het ICCAT-secretariaat ten minste 14 dagen voordat die wijzigingen van kracht worden, in kennis van die informatie.
  • 3. 
    Indien het door een lidstaat aangewezen contactpunt een haveninspectieverslag van een CPC ontvangt dat erop wijst dat een onder de vlag van die lidstaat varend vissersvaartuig een inbreuk op de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT heeft gepleegd, stelt de lidstaat onmiddellijk een onderzoek in en stelt hij de Commissie binnen 160 dagen na de ontvangst van een dergelijk haveninspectieverslag in kennis van de stand van zaken van het onderzoek en van eventuele handhavingsmaatregelen die zijn getroffen.
  • 4. 
    Indien de vlaggenlidstaat de in lid 3 bedoelde termijn niet in acht kan nemen, deelt hij de Commissie mee waarom de vertraging is opgetreden en wanneer het verslag over de stand van zaken van het onderzoek wél zal worden ingediend.
  • 5. 
    De Commissie zendt die informatie binnen 180 dagen na ontvangst van het haveninspectieverslag door aan het ICCAT-secretariaat en neemt in het in artikel 71 bedoelde jaarverslag informatie over de stand van zaken van het onderzoek en over eventuele door de vlaggenlidstaat genomen handhavingsmaatregelen op.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 71

Jaarverslag

  • 1. 
    De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk op 20 augustus bij de Commissie een jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar in, met informatie over activiteiten op het gebied van visserij, onderzoek, statistiek, beheer en inspectie en bestrijding van IOO-visserij en, in voorkomend geval, aanvullende informatie.
  • 2. 
    Het jaarverslag bevat informatie over de stappen die zijn ondernomen om bijvangsten te beperken en teruggooi te verminderen, en over relevant onderzoek op dit gebied.
  • 3. 
    De Commissie bundelt de overeenkomstig de leden 1 en 2 ontvangen informatie en zendt deze onverwijld door aan het ICCAT-secretariaat.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere voorschriften voor het formaat van het in dit artikel bedoelde jaarverslag. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 72

Vertrouwelijkheid

In het kader van deze verordening verzamelde en uitgewisselde gegevens worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke regels inzake vertrouwelijkheid uit hoofde van de artikelen 112 en 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 73

Procedure in geval van wijzigingen

  • 1. 
    Waar nodig met het oog op de omzetting van voor de Unie bindende wordende wijzigingen van de bestaande ICCAT-aanbevelingen in Unierecht en voor zover de wijzigingen in het Unierecht niet verder gaan dan de ICCAT-aanbevelingen, wordt de Commissie gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 74 tot wijziging van:
 

a)

de bijlagen II tot en met VIII;

 

b)

de termijnen die zijn vastgesteld in artikel 7, lid 1, artikel 8, artikel 9, lid 1, artikel 10, lid 2, artikel 14, leden 1 en 3, artikel 18, artikel 20, leden 2, 3, en 4, artikel 22, lid 2, artikel 23, leden 1 en 2, artikel 26, leden 1 en 3, artikel 40, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 44, lid 3, artikel 47, lid 2, artikel 48, leden 1 en 2, artikel 50, leden 1 en 2, artikel 56, lid 3, artikel 57, leden 1, 2 en 3, artikel 59, leden 1 en 2, artikel 64, artikel 65, lid 2, artikel 66, leden 1 en 2, artikel 67, leden 1 en 2, artikel 69, lid 2, artikel 70, leden 2, 3 en 5, en artikel 71, lid 1;

 

c)

het in artikel 14, lid 1, onder b), vastgestelde gebied;

 

d)

de in artikel 19, leden 1 en 2, artikel 24, lid 2, en artikel 29, leden 2 en 3, vastgestelde minimummaten;

 

e)

de in artikel 19, leden 2 en 3, artikel 21 en artikel 24, lid 3, vastgestelde toleranties;

 

f)

de in artikel 25 en artikel 38, lid 5, onder b), vastgestelde technische specificaties van haken en beuglijnen;

 

g)

de in artikel 29, lid 1, en artikel 61, lid 1, onder a) en b), vastgestelde dekking door wetenschappelijke waarnemers;

 

h)

de in artikel 11, leden 1, 2 en 3, artikel 12, artikel 20, lid 2, artikel 26, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 50, leden 1 en 2, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 3 en artikel 59, lid 1, vastgestelde soort informatie en gegevens;

 

i)

het in artikel 9, lid 4, vastgestelde maximale aantal instrumentboeien.

  • 2. 
    Wijzigingen die overeenkomstig lid 1 worden vastgesteld, hebben bij uitsluiting betrekking op de omzetting van wijzigingen op de desbetreffende ICCAT-aanbeveling in Unierecht.

Artikel 74

Uitoefening van de delegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 73 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 3 december 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 73 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 73 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 75

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 76

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1936/2001

In Verordening (EG) nr. 1936/2001 worden de artikelen 4, 5, 6, 6 bis, 7, 8 bis, 8 ter, 8 quater, 9, 9 bis, en 10 tot en met 19 geschrapt.

Artikel 77

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1984/2003

Verordening (EG) nr. 1984/2003 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in artikel 3 worden de volgende punten toegevoegd:

„g)   „grote vissersvaartuigen”: vissersvaartuigen met een lengte over alles van 20 meter of meer;

  • h) 
    „grote pelagische beugvisserijvaartuigen”: pelagische beugvisserijvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter of meer.”;
 

b)

aan artikel 4, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„c)

indien de vis is gevangen door een groot vissersvaartuig, mag het enkel worden aanvaard wanneer dat vaartuig is opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen.”;

 

c)

aan artikel 5, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„c)

indien de vis is gevangen door een groot vissersvaartuig, mag het enkel worden gewaarmerkt wanneer dat vaartuig is opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen.”;

 

d)

aan hoofdstuk 2 wordt het volgende deel 4 toegevoegd:

„Deel 4

Verplichtingen voor de lidstaat met betrekking tot in het ICCAT-verdragsgebied overgeladen producten

Artikel 7bis

Statistische documenten en rapportage

  • 1. 
    Bij de waarmerking van statistische documenten waarborgt de vlaggenlidstaat van grote pelagische beugvisserijvaartuigen dat overladingen stroken met de door elk van dergelijke vaartuigen gerapporteerde vangsthoeveelheid.
  • 2. 
    De vlaggenlidstaat van grote pelagische beugvisserijvaartuigen waarmerkt statistische documenten voor de overgeladen vis nadat hij heeft bevestigd dat de overlading is verricht overeenkomstig de artikelen 51 tot en met 58 van Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad (*1). Die bevestiging is gebaseerd op de informatie die met het regionale ICCAT-waarnemersprogramma voor overlading op zee is verkregen.
  • 3. 
    De lidstaten schrijven voor dat onder de programma's inzake statistische documenten vallende soorten die in het ICCAT-verdragsgebied door grote pelagische beugvisserijvaartuigen zijn gevangen, bij de invoer ervan in hun gebied of grondgebied vergezeld gaan van statistische documenten die zijn gewaarmerkt voor de vaartuigen op de ICCAT-lijst van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die zijn gemachtigd om over te laden op zee, en van een kopie van de ICCAT-overladingsaangifte.

(*1)  Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1).”."

Artikel 78

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 520/2007

In Verordening (EG) nr. 520/2007 worden artikel 4, lid 1, titel II en de bijlagen II, III en IV geschrapt.

Artikel 79

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 15 november 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    MAASIKAS
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 3 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 oktober 2017.
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (4) 
    Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).
  • (5) 
    Besluit 86/238/EEG van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het Protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende Slotakte van de conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33).
  • (6) 
    Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 263 van 3.10.2001, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001 (PB L 123 van 12.5.2007, blz. 3).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/98 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de uitvoering van de internationale verplichtingen van de Unie, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in het kader van het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 16 van 23.1.2015, blz. 23).
  • Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot invoering in de Gemeenschap van een regeling voor de statistische registratie van zwaardvis en grootoogtonijn (PB L 295 van 13.11.2003, blz. 1).
  • Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
  • Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).
  • Uitvoeringsbesluit EU) 2016/1251 van de Commissie van 12 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector voor de periode 2017-2019 (PB L 207 van 1.8.2016, blz. 113).
  • Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
  • Procedurenummer 2015/0289 (COD), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
 

BIJLAGE I

ICCAT-SOORTEN

 

Familie

Latijnse naam

Nederlandse naam

Scombridae

Acanthocybium solandri

Wahoo

Allothunnus fallai

Slanke tonijn

Auxis rochei

Kogeltonijn

Auxis thazard

Fregattonijn

Euthynnus alletteratus

Dwergtonijn

Gasterochisma melampus

Vlindertonijn

Katsuwonus pelamis

Gestreepte tonijn

Orcynopsis unicolor

Ongestreepte bonito

Sarda sarda

Boniet

Scomberomorus brasiliensis

Serramakreel

Scomberomorus cavalla

Koningsmakreel

Scomberomorus maculatus

Gevlekte koningsmakreel

Scomberomorus regalis

Valse koningsmakreel

Scomberomorus tritor

Oost-Atlantische koningsmakreel

Thunnus alalunga

Witte tonijn

Thunnus albacares

Geelvintonijn

Thunnus atlanticus

Zwartvintonijn

Thunnus maccoyii

Zuidelijke blauwvintonijn

Thunnus obesus

Grootoogtonijn

Thunnus thynnus

Blauwvintonijn

Istiophoridae

Istiophorus albicans

Atlantische zeilvis

Makaira indica

Zwarte marlijn

Makaira nigricans

Blauwe marlijn

Tetrapturus albidus

Witte marlijn

Tetrapturus belone

Speervis

Tetrapturus georgii

Degenspeervis

Tetrapturus pfluegeri

Langbekspeervis

Xiphiidae

Xiphias gladius

Zwaardvis

Alopiidae

Alopias superciliosus

Grootoogvoshaai

Carcharhinidae

Carcharhinus falciformis

Zijdehaai

Carcharhinus longimanus

Oceanische witpunthaai

Prionace glauca

Blauwe haai

Lamnidae

Isurus oxyrinchus

Makreelhaai

Lamna nasus

Haringhaai

Sphyrnidae

Sphyrna spp.

Hamerhaaien

Coryphaenidae

Coryphaena hippurus

Goudmakreel

 

BIJLAGE II

RICHTSNOEREN VOOR DE OPSTELLING VAN BEHEERSPLANNEN VOOR VISAANTREKKENDE VOORZIENINGEN (FAD)

Het FAD-beheersplan voor de ringzegen- en hengelvisserijvloot van een CPC moet het volgende omvatten:

 

1.

Beschrijving

 

a)

FAD-typen: AFAD = verankerd (anchored); DFAD = niet-verankerd (drifting)

 

b)

Type baken/boei

 

c)

Maximaal aantal in te zetten FAD's per ringzegenvaartuig en per FAD-type

 

d)

Minimale afstand tussen AFAD's

 

e)

Beperking van incidentele bijvangst en beleid inzake gebruik

 

f)

Mogelijke interactie met andere vistuigtypen

 

g)

Verklaring of beleid inzake „FAD-eigenaarschap”

 

2.

Institutionele regelingen

 

a)

Institutionele verantwoordelijkheden voor het FAD-beheersplan

 

b)

Aanvraagprocedures voor de goedkeuring van de inzet van FAD's

 

c)

Verplichtingen van eigenaren en kapiteins van vaartuigen met betrekking tot de inzet en het gebruik van FAD's

 

d)

Beleid inzake de vervanging van FAD's

 

e)

Aanvullende rapportageverplichtingen die verder gaan dan deze verordening

 

f)

Beleid inzake de beslechting van geschillen over FAD's

 

g)

Details over gesloten gebieden of perioden, bijvoorbeeld territoriale wateren, scheepvaartroutes, nabijheid van ambachtelijke visserijen, enz.

 

3.

FAD-constructiekenmerken en -vereisten

 

a)

FAD-ontwerpkenmerken (beschrijving)

 

b)

Vereisten inzake verlichting

 

c)

Radarreflectoren

 

d)

Zichtbaarheidsafstand

 

e)

FAD-merktekens en -identificatiemiddel

 

f)

Merktekens en identificatiemiddel van radioboeien (vereiste van serienummers)

 

g)

Merktekens en identificatiemiddel van echoloodboeien (vereiste van serienummers)

 

h)

Satellietzendontvangers

 

i)

Onderzoek inzake biologisch afbreekbare FAD's

 

j)

Voorkoming van verlies of achterlating van FAD's

 

k)

Beheer inzake het terughalen van FAD's

 

4.

Periode van toepassing van het FAD-beheersplan

 

5.

Middelen om de uitvoering van het FAD-beheersplan te monitoren en te evalueren

 

BIJLAGE III

LIJST VAN INGEZETTE FAD'S OP KWARTAALBASIS

 

FAD-identificatiemiddel

Type FAD & elektronische uitrusting

FAD-ontwerpkenmerken

Waarneming

FAD-markering

Bijbehorend baken ID

FAD-type:

Type van het bijbehorend baken en/of elektronische apparaten

Drijvend deel FAD

Onder water hangende structuur FAD

Afmetingen

Materialen

Afmetingen

Materialen

 (1)

 (1)

 (2)

 (3)

 (4)

 (5)

 (4)

 (6)

 (7)

 

  • (1) 
    Indien de FAD-markering en bijbehorende baken-ID afwezig of onleesbaar zijn, gelieve dit te vermelden en alle beschikbare informatie die kan helpen de eigenaar van de FAD te identificeren, te verstrekken.
  • (2) 
    Verankerde FAD, niet-verankerde natuurlijke FAD of niet-verankerde artificiële FAD.
  • (3) 
    Bijvoorbeeld gps, echolood enz. Indien er geen elektronisch apparaat bij de FAD hoort, gelieve dan te vermelden dat er geen uitrusting is.
  • (4) 
    Bijvoorbeeld breedte, lengte, hoogte, diepte, maaswijdte enz.
  • (5) 
    Vermeld het materiaal van de structuur en van de bedekking en of het biologisch afbreekbaar is.
  • (6) 
    Bijvoorbeeld netten, touwen, palmbladeren enz. en vermeld of het materiaal verstrikkend en/of biologisch afbreekbaar is.
  • (7) 
    Verlichtingsspecificaties, radarreflectoren en zichtbaarheidsafstanden worden in deze afdeling vermeld.
 

BIJLAGE IV

WAARNEMERSPROGRAMMAVEREISTEN VOOR VAARTUIGEN DIE OP TROPISCHE TONIJN VISSEN IN DE GEOGRAFISCHE GEBIEDEN VAN DE TIJDRUIMTELIJKE SLUITING

 
 

1.

Voor de uitvoering van hun taken beschikken de waarnemers over de volgende kwalificaties:

 

voldoende ervaring met het identificeren van vissoorten en vistuig;

 

voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT, die is gevalideerd aan de hand van een certificaat dat door de lidstaat is afgegeven en is gebaseerd op de opleidingsrichtsnoeren van de ICCAT;

 

de capaciteit tot accurate waarneming en registratie;

 

voldoende kennis van de taal van de vlaggenstaat van het waargenomen vaartuig.

 
 

2.

De waarnemers zijn geen bemanningslid van het waargenomen vissersvaartuig en:

 

a)

zijn onderdaan van een van de CPC's;

 

b)

zijn in staat de in punt 3 vermelde taken uit te voeren;

 

c)

hebben geen lopende financiële belangen in, noch voordeel bij de visserij op tropische tonijn.

Taken van de waarnemers

 
 

3.

De taken van de waarnemer behelzen met name het volgende:

 

a)

de naleving door de vissersvaartuigen van de betrokken, door de ICCAT-commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen monitoren.

Meer in het bijzonder moeten de waarnemers:

 

i)

de uitgevoerde visserijactiviteiten registreren en rapporteren;

 

ii)

vangsten observeren en ramen en de in het logboek vermelde gegevens verifiëren;

 

iii)

vaartuigen die potentieel vissen op een wijze die indruist tegen de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT, observeren en registreren;

 

iv)

de positie van vaartuigen die vangstactiviteiten verrichten, verifiëren;

 

v)

op verzoek van de ICCAT wetenschappelijk werk verrichten, zoals het verzamelen van taak II-gegevens op basis van de richtsnoeren van het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT;

 

b)

onverwijld, met inachtneming van de veiligheid van de waarnemer, elke visserijactiviteit met behulp van FAD's rapporteren die door het vaartuig in het gebied en tijdens de periode als bedoeld in artikel 11 wordt verricht;

 

c)

algemene verslagen opstellen aan de hand van de overeenkomstig dit punt verzamelde gegevens en de kapitein de gelegenheid geven daarin relevante informatie op te nemen.

 
 

4.

Alle informatie over de visserijactiviteiten en de overladingsverrichtingen van de vissersvaartuigen wordt door de waarnemers vertrouwelijk behandeld overeenkomstig de verbintenis die zij daartoe bij hun aanstelling als waarnemer schriftelijk zijn aangegaan.

 
 

5.

De waarnemers voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de vlaggenlidstaat met jurisdictie over het aan hen voor waarneming toegewezen vaartuig.

 
 

6.

De waarnemers eerbiedigen de hiërarchische verhoudingen en algemene gedragsregels die gelden voor alle bemanningsleden, tenzij die regels de uitoefening van de taken van de waarnemers in het kader van dit programma in de weg staan en tenzij zij in strijd zijn met de in punt 7 vermelde verplichtingen.

Verplichtingen van de vlaggenlidstaat

 
 

7.

De verantwoordelijkheden van de vlaggenlidstaten van de vissersvaartuigen en hun kapiteins ten aanzien van waarnemers omvatten met name het volgende:

 

a)

de waarnemers hebben toegang tot de bemanning van het vaartuig en tot het vistuig en de apparatuur;

 

b)

indien zij daarom verzoeken, wordt de waarnemers ook toegang verleend tot de volgende apparatuur, indien die aanwezig is op de vaartuigen waarop zij zijn gestationeerd, om de uitvoering van hun taken als vermeld in punt 3 te vergemakkelijken:

 

i)

satellietnavigatieapparatuur;

 

ii)

radarschermen, wanneer die worden gebruikt;

 

iii)

elektronische-communicatieapparatuur;

 

c)

de waarnemers krijgen accommodatie, waaronder logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen, van dezelfde kwaliteit als de officieren;

 

d)

de waarnemers krijgen voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis om hun administratieve werkzaamheden uit te voeren, en op het dek krijgen zij voldoende ruimte voor het uitoefenen van hun waarnemerstaak, en

 

e)

de vlaggenlidstaat waarborgt dat kapiteins, bemanning en eigenaren van vaartuigen waarnemers bij het uitoefenen van zijn taak niet hinderen, intimideren, beïnvloeden en zich niet met hen bemoeien, en hen niet omkopen of proberen om te kopen.

 

BIJLAGE V

TECHNISCHE MINIMUMNORMEN VOOR MITIGERENDE MAATREGELEN

 

Mitigerende maatregel

Beschrijving

Specificatie

's Nachts uitzetten met een minimum aan dekverlichting

Het uitzetten vindt niet plaats tussen de nautische schemering 's ochtends en de nautische schemering 's avonds. Dekverlichting tot een minimum beperken

De nautische schemering 's avonds en de nautische schemering 's ochtends worden gedefinieerd zoals deze voor alle breedtegraden en voor alle dagen in plaatselijke tijd zijn vastgesteld in de zeevaartkundige almanak. De minimale dekverlichting mag niet in strijd zijn met de minimumnormen voor veiligheid en navigatie.

Vogelverschrikkerlijnen (torilijnen)

Bij het uitzetten van de beug worden vogelverschrikkerlijnen ingezet om vogels ervan te weerhouden in de buurt van de sneu te komen.

Voor vaartuigen van 35 meter of meer:

 

ten minste 1 vogelverschrikkerlijn inzetten. Waar mogelijk worden vaartuigen aangemoedigd een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn te gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn; beide torilijnen moeten gelijktijdig worden uitgezet; een aan elke zijde van de lijn die wordt uitgezet;

 

het deel van de vogelverschrikkerlijnen boven het zeeoppervlak moet 100 meter of meer bedragen;

 

er moeten wimpels worden gebruikt die lang genoeg zijn om in kalme omstandigheden het zeeoppervlak te raken;

 

lange wimpels moeten worden aangebracht met een interval van maximaal 5 meter.

Voor vaartuigen van minder dan 35 meter:

 

ten minste 1 vogelverschrikkerlijn inzetten;

 

het deel boven het zeeoppervlak moet 75 meter of meer bedragen;

 

er moeten lange en/of korte wimpels (maar met een lengte van meer dan 1 meter) worden gebruikt en deze moeten als volgt worden aangebracht:

 

Kort: intervallen van niet meer dan 2 meter.

 

Lang: intervallen van niet meer dan 5 meter voor de eerste 55 meter vogelverschrikkerlijn.

Aanvullende richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van vogelverschrikkerlijnen worden verstrekt in de aanvullende richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van torilijnen hieronder.

Verzwaring van de lijnen met gewichten

Gewichten die aan de sneu moeten worden aangebracht vóór het uitzetten

Meer dan in totaal 45 g aangebracht binnen 1 meter van de haak, of

Meer dan in totaal 60 g aangebracht binnen 3,5 meter van de haak, of

Meer dan in totaal 98 g aangebracht binnen 4 meter van de haak;

 

AANVULLENDE RICHTSNOEREN VOOR HET ONTWERP EN HET UITZETTEN VAN TORILIJNEN

Inleiding

Technische minimumnormen voor het uitzetten van torilijnen zijn opgenomen in de bovenstaande tabel. Deze aanvullende richtsnoeren zijn bedoeld om te helpen bij het opstellen en ten uitvoer leggen van regels voor het gebruik van torilijnen door beugvisserijvaartuigen. De richtsnoeren zijn betrekkelijk expliciet, maar het verbeteren van de effectiviteit van torilijnen door middel van experimenten wordt aangemoedigd, voor zover wordt voldaan aan de vereisten van de bovenstaande tabel. Er is rekening gehouden met milieu- en bedrijfsfactoren, zoals weersgesteldheid, uitzetsnelheid en grootte van het vaartuig, die alle van invloed zijn op het vermogen van torilijnen om aas tegen vogels te beschermen. Het ontwerp en het gebruik van torilijnen kunnen in het licht van die factoren worden aangepast, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de effectiviteit van de lijn. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke verbeteringen van het ontwerp van torilijnen, zodat deze richtsnoeren in de toekomst zullen moeten worden herzien.

Ontwerp van torilijnen

 
 

1.

Door een geschikt voorwerp voort te slepen aan het deel van de torilijn in het water kan de reikwijdte in de lucht worden verbeterd.

 
 

2.

Het lijngedeelte boven water dient zo licht te zijn dat de bewegingen ervan onvoorspelbaar blijven en er dus geen gewenning bij vogels optreedt, en voldoende zwaar zodat er geen afbuiging door de wind optreedt.

 
 

3.

De lijn kan het best aan het vaartuig worden bevestigd met een stevige wartel om verstrengeling van de lijn te voorkomen.

 
 

4.

De wimpels moeten zijn vervaardigd van opvallend en onvoorspelbaar bewegend materiaal (bijvoorbeeld een sterke fijne lijn in een rode polyurethaan behuizing) en met stevige driewegwartels (eveneens om verstrengeling te vermijden) aan de torilijn bevestigd zijn.

 
 

5.

Elke wimpel moet bestaan uit twee of meer strengen.

 
 

6.

Elk paar wimpels dient door middel van een clip van de hoofdlijn te kunnen worden losgekoppeld om het binnenhalen van de lijn te vergemakkelijken.

Uitzetten van torilijnen

 
 

1.

De lijn dient te worden opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd. De toripaal dient zo hoog mogelijk te staan, zodat de lijn het aas voldoende ver achter het vaartuig beschermt en niet verstrengeld raakt met het vistuig. Hoe hoger de paal, hoe beter het aas wordt beschermd. Bijvoorbeeld: een paal die circa 7 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.

 
 

2.

Indien vaartuigen slechts één torilijn gebruiken, moet deze loefwaarts van het zinkende aas worden aangebracht. Indien geaasde haken buiten het kielzog worden uitgezet, moet het punt waar de torilijn aan het vaartuig wordt bevestigd, zich verscheidene meters buitenboords bevinden van de zijde van het vaartuig waar het aas wordt uitgezet. Indien vaartuigen twee torilijnen gebruiken, moeten de geaasde haken worden uitgezet binnen het gebied dat door de twee torilijnen wordt begrensd.

 
 

3.

Het uitzetten van meerdere torilijnen wordt aangemoedigd om het aas nog beter tegen vogels te beschermen.

 
 

4.

Omdat de torilijnen kunnen breken en verstrengeld kunnen raken, dienen reservelijnen aan boord te worden gehouden om beschadigde lijnen te vervangen en ononderbroken verder te kunnen vissen. Er kunnen breukveiligheden in de torilijn worden verwerkt om operationele en veiligheidsproblemen tot een minimum te beperken wanneer een beug zou afdrijven en verstrikt raken met het deel van een torilijn dat zich in het water bevindt.

 
 

5.

Wanneer vissers gebruikmaken van een aasmachine („bait casting machine — BCM”), moeten zij het gebruik van de torilijnen en de machine coördineren door erop toe te zien dat een BCM direct onder de torilijnbescherming aas uitwerpt. Bij het gebruik van een BCM (of meerdere BCM's) die zowel aan bakboord als aan stuurboord aas uitwerpt, dienen twee torilijnen te worden gebruikt.

 
 

6.

Wanneer zij manueel zijlijnen uitwerpen, moeten vissers erop toezien dat de geaasde haken en opgerolde sneuen onder de torilijnbescherming worden uitgeworpen om de propellerturbulentie te vermijden die de zinksnelheid kan vertragen.

 
 

7.

Vissers worden aangemoedigd manuele, elektrische of hydraulische windassen te installeren om het uitzetten en binnenhalen van de torilijnen te vergemakkelijken.

 

BIJLAGE VI

GEDETAILLEERDE VEREISTEN VOOR DE VRIJLATING VAN ZEESCHILDPADDEN

Met betrekking tot praktijken voor veilige behandeling:

 

i)

Wanneer een zeeschildpad uit het water moet worden verwijderd, wordt een geschikte korflift of een geschikt schepnet gebruikt om zeeschildpadden aan boord te brengen die zijn vastgehaakt of in het tuig verstrikt zijn geraakt. Er worden geen zeeschildpadden uit het water gehesen met behulp van de vislijn waaraan een zeeschildpad is vastgehaakt of waarin deze verstrikt is geraakt. Indien de zeeschildpad niet veilig uit het water kan worden verwijderd, moet de bemanning de lijn zo dicht mogelijk bij de haak doorsnijden, zonder de zeeschildpad onnodig verder leed te berokkenen.

 

ii)

In gevallen waarin zeeschildpadden aan boord worden genomen, beoordelen vaartuigexploitanten of bemanningsleden de toestand van de zeeschildpadden die zijn gevangen of verstrikt zijn geraakt, vóór zij worden vrijgelaten. Zeeschildpadden die bewegingsmoeilijkheden ondervinden of niet reageren, worden voor zover mogelijk aan boord gehouden en op zodanige wijze bijgestaan dat hun overlevingskans wordt gemaximaliseerd, alvorens zij worden vrijgelaten. Die praktijken worden verder toegelicht in de richtsnoeren van de FAO ter vermindering van de sterfte van zeeschildpadden bij visserijverrichtingen.

 

iii)

Voor zover mogelijk worden zeeschildpadden bij visserijverrichtingen of tijdens nationale waarnemersprogramma's (bijvoorbeeld merkingsactiviteiten) behandeld conform de richtsnoeren van de FAO ter vermindering van de sterfte van zeeschildpadden bij visserijverrichtingen.

Met betrekking tot het gebruik van lijnsnijders:

 

i)

Beugvisserijvaartuigen hebben lijnsnijders aan boord en gebruiken deze wanneer loshaken niet mogelijk is zonder de zeeschildpadden leed te berokkenen bij het vrijlaten.

 

ii)

Andere vaartuigtypen die tuig gebruiken waarin zeeschildpadden verstrikt kunnen raken, hebben lijnsnijders aan boord en gebruiken deze instrumenten om tuig te verwijderen en zeeschildpadden vrij te laten.

Met betrekking tot het gebruik van instrumenten voor het verwijderen van haken:

 

i)

Beugvisserijvaartuigen hebben instrumenten voor het verwijderen van haken aan boord om op doeltreffende wijze haken uit zeeschildpadden te verwijderen.

 

ii)

Wanneer een haak is ingeslikt, wordt geen poging ondernomen om de haak te verwijderen. In plaats daarvan moet de lijn zo dicht mogelijk bij de haak worden doorgesneden zonder de zeeschildpad onnodig verder leed te berokkenen.

 

BIJLAGE VII

OVERLADING IN DE HAVEN

  • 1. 
    Voor overlading in de haven door vaartuigen van de Unie of in havens van de Unie van tonijn en tonijnachtigen en andere, samen met deze soorten in het ICCAT-verdragsgebied gevangen soorten, gelden de volgende procedures:

Aanmeldingsverplichtingen

  • 2. 
    Vissersvaartuig

2.1   Ten minste 48 uur vóór de overladingsverrichtingen stelt de kapitein van het vissersvaartuig de havenstaatautoriteiten in kennis van de naam van het transportvaartuig en van de datum/het tijdstip van de overlading.

2.2   Ten tijde van de overlading stelt de kapitein van het vissersvaartuig zijn vlaggenlidstaat in kennis van:

 

de over te laden hoeveelheden tonijn en tonijnachtigen, indien mogelijk per bestand;

 

de over te laden hoeveelheden andere, samen met tonijn en tonijnachtigen gevangen soorten, per soort, indien bekend;

 

de datum en de plaats van overlading;

 

de naam, het registratienummer en de vlag van het ontvangende transportvaartuig, en

 

de geografische locatie van de vangsten per soort en, indien van toepassing, per bestand, overeenkomstig de statistische ICCAT-gebieden.

2.3   De kapitein van het betrokken vissersvaartuig vult de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt deze uiterlijk 15 dagen na de overlading door aan zijn vlaggenlidstaat, samen met zijn nummer in het ICCAT-register van vissersvaartuigen, indien van toepassing.

  • 3. 
    Ontvangend vaartuig

3.1   Uiterlijk 24 uur vóór het begin en aan het einde van de overlading informeert de kapitein van het ontvangende transportvaartuig de havenstaatautoriteiten over de vangsthoeveelheden tonijn en tonijnachtigen die op zijn vaartuig zijn overgeladen, vult hij de ICCAT-overladingsaangifte in en zendt hij deze binnen 24 uur door aan de bevoegde autoriteiten.

3.2   De kapitein van het ontvangende transportvaartuig doet ten minste 48 uur vóór de aanlanding een ICCAT-overladingsaangifte toekomen aan de autoriteiten van de aanlandingsstaat die bevoegd zijn.

Samenwerking tussen de havenstaat en de aanlandingsstaat

  • 4. 
    De in de bovenstaande punten bedoelde havenstaat en aanlandingsstaat onderzoeken de overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage ontvangen informatie, zo nodig in samenwerking met de vlaggen-CPC van het vissersvaartuig, om de overeenstemming tussen de gemelde vangsten, overladingen en aanlandingen van elk vaartuig te bepalen. Deze verificatie wordt op zodanige wijze verricht dat een vissersvaartuig niet weinig mogelijk hinder en ongemak ondervindt en kwaliteitsverlies van de vis wordt vermeden.

Rapportage

  • 5. 
    Elke vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig neemt in zijn jaarverslag aan de ICCAT de gegevens over de overladingen door zijn vaartuigen op.
 

BIJLAGE VIII

REGIONAAL ICCAT-WAARNEMERSPROGRAMMA VOOR OVERLADINGSVERRICHTINGEN OP ZEE

 
 

1.

De lidstaten schrijven voor dat transportvaartuigen in het ICCAT-register van vaartuigen die zijn gemachtigd om overladingen te ontvangen in het ICCAT-verdragsgebied en die overladen op zee, een regionale ICCAT-waarnemer aan boord moeten hebben bij elke overladingsverrichting in het ICCAT-verdragsgebied.

 
 

2.

De waarnemers worden door de ICCAT aangewezen en aan boord geplaatst van de transportvaartuigen die zijn gemachtigd om in het ICCAT-verdragsgebied overladingen te ontvangen van grote pelagische beugvisserijvaartuigen die de vlag voeren van de CPC's die het regionale ICCAT-waarnemersprogramma uitvoeren.

Aanwijzing van waarnemers

 
 

3.

Voor de uitvoering van hun taken dienen de aangewezen waarnemers over de volgende kwalificaties te beschikken:

 

aangetoond vermogen om ICCAT-soorten en vistuig te identificeren, met een sterke voorkeur voor personen met ervaring als waarnemer op pelagische beugvisserijvaartuigen;

 

voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de ICCAT;

 

de capaciteit tot accurate waarneming en registratie;

 

voldoende kennis van de taal van de vlaggenstaat van het waargenomen schip.

Verplichtingen van de waarnemer

 
 

4.

De waarnemers:

 

a)

hebben de technische opleiding gevolgd die vereist is volgens de door de ICCAT opgestelde richtsnoeren;

 

b)

zijn geen onderdanen of burgers van de vlaggenstaat van het ontvangende transportvaartuig;

 

c)

zijn in staat de in punt 5 vermelde taken uit te voeren;

 

d)

komen voor op de door de ICCAT bijgehouden lijst van waarnemers;

 

e)

zijn geen bemanningslid van het grote pelagische beugvisserijvaartuig of van het transportvaartuig of een werknemer van de onderneming van het grote pelagische beugvisserijvaartuig of het transportvaartuig.

 
 

5.

De waarnemer monitort de naleving van de desbetreffende, door de ICCAT vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen door het grote pelagische beugvisserijvaartuig en het transportvaartuig. De taken van de waarnemer bestaan met name in het volgende:

 

5.1

Een bezoek brengen aan het grote pelagische beugvisserijvaartuig dat voornemens is over te laden op een transportvaartuig, rekening houdend met de in punt 9 weergegeven kwesties, en alvorens de overlading plaatsvindt, teneinde:

 

a)

de geldigheid te controleren van de machtiging of vergunning van het vissersvaartuig om tonijn en tonijnachtigen en andere, samen met die soorten in het ICCAT-verdragsgebied gevangen soorten te vangen;

 

b)

de vorige machtigingen van het vissersvaartuig om over te laden op zee van de vlaggen-CPC en, indien van toepassing, de kuststaat, te inspecteren;

 

c)

de totale hoeveelheid vangsten aan boord per soort en, indien mogelijk, per bestand, en de totale hoeveelheden op het transportvaartuig over te laden hoeveelheden te controleren en te registreren;

 

d)

te controleren dat het volgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) functioneert, het logboek te onderzoeken en aantekeningen te verifiëren, indien mogelijk;

 

e)

te verifiëren of de vangst aan boord resulteert uit overdrachten van andere vaartuigen, en de documentatie over zulke overdrachten te controleren;

 

f)

indien er aanwijzingen zijn van inbreuken waarbij het vissersvaartuig betrokken is, de inbreuk(en) onmiddellijk te melden aan de kapitein van het transportvaartuig (met inachtneming van veiligheidsoverwegingen) en aan de onderneming die het waarnemersprogramma uitvoert, die deze melding onverwijld doorzendt aan de autoriteiten van de vlaggen-CPC van het vissersvaartuig, en

 

g)

de resultaten van deze op het vissersvaartuig uitgevoerde taken in het verslag van de waarnemer te registeren.

 

5.2

De activiteiten van het transportvaartuig waarnemen en:

 

a)

de verrichte overladingsactiviteiten registreren en er verslag over uitbrengen;

 

b)

de positie van vaartuigen die overladingsverrichtingen uitvoeren, verifiëren;

 

c)

hoeveelheden overgeladen tonijn en tonijnachtigen waarnemen en ramen, per soort en, indien bekend, per bestand;

 

d)

de hoeveelheden andere, samen met tonijn en tonijnachtigen gevangen soorten waarnemen en ramen, per soort, indien bekend;

 

e)

de naam en het ICCAT-registratienummer van het betrokken grote pelagische beugvisserijvaartuig waarnemen en registreren;

 

f)

de in de overladingsaangifte opgenomen gegevens verifiëren, onder meer door vergelijking met het logboek van het grote pelagische beugvisserijvaartuig, waar mogelijk;

 

g)

de in de overladingsaangifte opgenomen gegevens certifiëren;

 

h)

de overladingsaangifte medeondertekenen, en

 

i)

producthoeveelheden per soort observeren en ramen wanneer deze worden gelost in de haven waar de waarnemer van boord gaat, om de consistentie te verifiëren met de hoeveelheden die zijn ontvangen gedurende overladingsverrichtingen op zee.

 

5.3

Voorts doet de waarnemer het volgende:

 

a)

een dagelijks verslag van de overladingsverrichtingen van het transportvaartuig opstellen;

 

b)

algemene verslagen opstellen aan de hand van de overeenkomstig de taken van de waarnemer verzamelde informatie en de kapitein de gelegenheid bieden daarin relevante informatie op te nemen;

 

c)

het onder b) bedoelde algemene verslag binnen 20 dagen na de waarnemingsperiode bij het ICCAT-secretariaat indienen;

 

d)

eventuele, andere, door de ICCAT gedefinieerde taken uitvoeren.

 
 

6.

Alle informatie over de visserijactiviteiten van het grote pelagische beugvisserijvaartuig en van de eigenaren van het grote pelagische beugvisserijvaartuig wordt door de waarnemers vertrouwelijk behandeld overeenkomstig de verbintenis die zij daartoe bij hun aanstelling als waarnemer schriftelijk zijn aangegaan.

 
 

7.

Waarnemers voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de vlaggenlidstaat en, indien van toepassing, de kuststaat met jurisdictie over het aan hen voor waarneming toegewezen vaartuig.

 
 

8.

Waarnemers eerbiedigen de hiërarchische verhoudingen en algemene gedragsregels die gelden voor alle bemanningsleden, tenzij die regels de uitoefening van de taken van de waarnemer uit hoofde van dit programma in de weg staan en tenzij ze in strijd zijn met de in punt 9 vermelde verplichtingen van de bemanning.

Verantwoordelijkheden van de vlaggenstaten van transportvaartuigen

 
 

9.

De aan de uitvoering van het regionale waarnemersprogramma verbonden voorwaarden waaraan de vlaggenstaten van de transportvaartuigen en hun kapiteins onderworpen zijn, omvatten met name het volgende:

 

a)

waarnemers hebben toegang tot de bemanning van het vaartuig, tot relevante documentatie, en tot het vistuig en de apparatuur;

 

b)

indien zij daarom verzoeken, wordt de waarnemers ook toegang verleend tot de volgende apparatuur, indien die aanwezig is op de vaartuigen waarop zij zijn gestationeerd, om de uitvoering van hun taken als vermeld in punt 5 te vergemakkelijken:

 

i)

satellietnavigatieapparatuur;

 

ii)

radarschermen, wanneer die worden gebruikt;

 

iii)

elektronische-communicatieapparatuur, en

 

iv)

de voor het wegen van het overgeladen product gebruikte weegschaal;

 

c)

waarnemers krijgen accommodatie, waaronder logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen, van dezelfde kwaliteit als de officieren;

 

d)

waarnemers krijgen voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis om hun administratieve werk uit te voeren, en op het dek krijgen zij voldoende ruimte voor het uitoefenen van hun waarnemerstaak;

 

e)

het wordt waarnemers toegestaan de gunstigste locatie en methode te bepalen voor het bekijken van overladingsverrichtingen en het ramen van soorten/bestanden en overgeladen hoeveelheden. In dit verband moet de kapitein van het transportvaartuig, met inachtneming van praktische en veiligheidsoverwegingen, voorzien in de behoeften van de waarnemer, onder meer door het product desgevraagd tijdelijk op het dek van het transportvaartuig te plaatsen voor inspectie door de waarnemers en de waarnemers voldoende tijd te geven om hun taken te vervullen. Waarnemingen worden verricht op een wijze die zo weinig mogelijk hinder veroorzaakt en voorkomt dat de kwaliteit van de overgeladen producten wordt aangetast;

 

f)

In het licht van de bepalingen van punt 10, waarborgt de kapitein van het transportvaartuig dat alle nodige bijstand wordt geboden aan de waarnemer om voor een veilig transport tussen de transport- en vissersvaartuigen te zorgen indien weers- en andere omstandigheden een dergelijke uitwisseling toelaten, en

 

g)

de vlaggenlidstaten waarborgen dat kapiteins, bemanning en eigenaren van vaartuigen de waarnemers bij het uitoefenen van hun taak niet hinderen, intimideren, beïnvloeden en zich niet met hen bemoeien, en hen niet omkopen of proberen om te kopen.

Verantwoordelijkheden van grote pelagische beugvisserijvaartuigen tijdens overladingen

 
 

10.

Indien weers- en andere omstandigheden het toelaten, wordt het waarnemers toegestaan het vissersvaartuig te bezoeken en er wordt hun toegang gegeven tot het personeel, alle relevante documentatie, en de delen van het vaartuig zoals noodzakelijk om hun in punt 5 vermelde taken te verrichten. De kapitein van het vissersvaartuig waarborgt dat de waarnemer alle nodige bijstand wordt geboden om voor een veilig transport tussen de transport- en de vissersvaartuigen te zorgen. Indien vóór de aanvang van de overladingsverrichtingen geen bezoek aan het grote pelagische beugvisserijvaartuig mogelijk is omdat de omstandigheden een onaanvaardbaar risico voor het welzijn van de waarnemer vormen, dan mogen die overladingsverrichtingen toch plaatsvinden.

Waarnemersvergoeding

 
 

11.

De kosten voor de uitvoering van dit programma worden gefinancierd door de vlaggen-CPC's van de grote pelagische beugvisserijvaartuigen die overladingsverrichtingen willen uitvoeren. Deze vergoeding wordt berekend op basis van de totale kosten van het programma. Deze vergoeding wordt overgeschreven op een speciale rekening van het ICCAT-secretariaat, die door het ICCAT-secretariaat wordt beheerd voor het uitvoeren van het programma.

 
 

12.

Een groot pelagisch beugvisserijvaartuig mag niet deelnemen aan het programma voor overlading op zee, indien de vergoedingen uit hoofde van punt 11 niet zijn betaald.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.