Besluit 2018/101 - Bevorderen van doeltreffende controle op de wapenuitvoer

1.

Wettekst

23.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/40

 

BESLUIT (GBVB) 2018/101 VAN DE RAAD

van 22 januari 2018

betreffende het bevorderen van doeltreffende controle op de wapenuitvoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In de Europese veiligheidsstrategie die de Europese Raad op 12 december 2003 heeft aangenomen, worden vijf belangrijke uitdagingen beschreven waaraan de Unie het hoofd moet bieden: terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, het falen van staten en georganiseerde criminaliteit. Het ongecontroleerde verkeer van conventionele wapens heeft ernstige gevolgen voor vier van deze vijf uitdagingen. In de strategie wordt het belang van uitvoercontroles ter beheersing van de verspreiding van wapens benadrukt. In de nieuwe integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie, met als titel „Gedeelde visie, gezamenlijk optreden: Een sterker Europa”, die op 28 juni 2016 door de hoge vertegenwoordiger werd gepresenteerd, wordt de steun van de Unie voor de universalisering en de volledige uitvoering en handhaving van multilaterale ontwapenings-, non-proliferatie- en wapenbeheersingsverdragen en regelingen bevestigd.

 

(2)

Op 5 juni 1998 heeft de Unie een politiek bindende gedragscode betreffende wapenuitvoer aangenomen, met gemeenschappelijke criteria voor de legale handel in conventionele wapens.

 

(3)

In de strategie van de Unie ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor, die op 15 en 16 december 2005 door de Europese Raad is aangenomen, is bepaald dat de Unie op regionaal en internationaal niveau steun verleent aan het versterken van de uitvoercontroles en aan het uitdragen van de criteria van de gedragscode betreffende wapenuitvoer, onder meer door derde landen bijstand te verlenen bij de vaststelling van nationale wetgeving ter zake en door transparantiemaatregelen te bevorderen.

 

(4)

De gedragscode betreffende wapenuitvoer is op 8 december 2008 vervangen door het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (1), dat acht criteria bevat waaraan aanvragen voor de uitvoer van conventionele wapens moeten worden getoetst. Het bevat tevens een kennisgevings- en raadplegingsmechanisme voor weigeringen en transparantiemaatregelen zoals een EU-jaarverslag over wapenuitvoer. Een aantal derde landen heeft zich aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB.

 

(5)

In artikel 11 van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB is bepaald dat de lidstaten zich tot het uiterste moeten inspannen om andere wapenuitvoerende staten ertoe over te halen de criteria die in dit gemeenschappelijk standpunt vervat zijn, toe te passen.

 

(6)

Het Wapenhandelsverdrag (WHV) werd in april 2013 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen en is op 24 december 2014 in werking getreden. Met het verdrag wordt beoogd de verantwoordelijkheid en transparantie in de wapenhandel te versterken. Net zoals Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB bevat het WHV een aantal criteria voor risicobeoordeling waaraan de uitvoer van wapens moet worden getoetst. De Unie ondersteunt concreet de daadwerkelijke uitvoering en universalisering van het WHV door middel van haar gerichte bijstandsprogramma's die overeenkomstig Besluit 2013/768/GBVB van de Raad (2) en Besluit (GBVB) 2017/915 van de Raad (3) zijn aangenomen. In het kader van deze programma's zal aan een aantal derde landen desgevraagd hulp worden geboden bij de versterking van hun systemen voor de controle op wapenoverdrachten, in overeenstemming met de vereisten van het verdrag.

 

(7)

Het is derhalve van belang om ervoor te zorgen dat de bijstands- en voorlichtingsactiviteiten waarin het onderhavige besluit voorziet en die overeenkomstig Besluit (GBVB) 2017/915 worden verricht, elkaar aanvullen.

 

(8)

De activiteiten van de Unie betreffende het bevorderen van doeltreffende en transparante controles op de wapenuitvoer zijn sinds 2008 ontwikkeld op grond van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/230/GBVB (4) en Besluiten 2009/1012/GBVB (5) en 2012/711/GBVB (6) van de Raad en Besluit (GBVB) 2015/2309 van de Raad (7). De ondernomen activiteiten hebben met name ondersteuning geboden voor verdere regionale samenwerking, een grotere transparantie en meer verantwoordelijkheid in overeenstemming met de beginselen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en de daarin vervatte risicobeoordelingscriteria. De betrokken activiteiten waren traditioneel gericht op de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de Unie.

 

(9)

De afgelopen jaren heeft de Unie tevens geholpen de controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik in derde landen te verbeteren, en effectieve coördinatie tussen de activiteiten op het gebied van de controle op uitvoer van wapens waarop dit besluit betrekking heeft, en die activiteiten op het gebied van de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik moet worden gewaarborgd.

 

(10)

Het Duitse Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (Bureau voor Economie en Uitvoercontrole, „BAFA”) is door de Raad belast met de technische uitvoering van Besluiten 2009/1012/GBVB en 2012/711/GBVB en Besluit (GBVB) 2015/2309. BAFA is tevens een uitvoerende instantie voor projecten ter ondersteuning van de doeltreffende uitvoering van het WHV overeenkomstig Besluit 2013/768/GBVB en Besluit (GBVB) 2017/915. Het BAFA is het bevoegde agentschap voor wapentoezicht op een EU-lidstaat en heeft naast het delen van zijn kerncompetenties met andere staten een grote hoeveelheid kennis en expertise op het gebied van voorlichtingsactiviteiten ontwikkeld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Ter bevordering van vrede en veiligheid zal de Unie, in overeenstemming met de Europese veiligheidsstrategie, de volgende doelen nastreven:
 

a)

doeltreffende controles op de uitvoer van wapens door derde landen, volgens de beginselen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en van het Wapenhandelsverdrag (WHV), waar passend in synergie en complementariteit met de bijstandsprojecten van de Unie op het gebied van controles op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik;

 

b)

het ondersteunen van de inspanningen van derde landen op nationaal en regionaal niveau om de handel in conventionele wapens verantwoordelijker en transparanter te maken, en het risico te beperken dat wapens naar onbevoegde gebruikers worden omgeleid.

  • 2. 
    De Unie zal de in lid 1 vermelde doelstellingen met de volgende projectactiviteiten proberen te realiseren:
 

a)

doorgaan met het promoten onder derde landen van de criteria en beginselen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en van het WHV, op basis van de resultaten die bereikt zijn dankzij de uitvoering van Besluit (GBVB) 2015/2309, Besluiten 2012/711/GBVB en 2009/1012/GBVB, en Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB;

 

b)

derde landen helpen bij het opstellen, actualiseren en uitvoeren van wettelijke en administratieve maatregelen voor de invoering van een efficiënt systeem voor de controle op de uitvoer van conventionele wapens;

 

c)

begunstigde landen helpen bij het opleiden van functionarissen die vergunningen afgeven en toezien op de naleving ervan, om te zorgen voor de adequate uitvoering en handhaving van de controles op wapenuitvoer;

 

d)

begunstigde landen helpen bij voorlichtingsactiviteiten richting hun nationale wapenindustrie om ervoor te zorgen dat de regelgeving inzake uitvoercontrole wordt nageleefd;

 

e)

transparantie en verantwoordelijkheid met betrekking tot de internationale wapenhandel bevorderen, mede door ondersteuning van nationale en regionale maatregelen ter bevordering van transparantie in en passend toezicht op de uitvoer van conventionele wapens;

 

f)

begunstigde landen die nog geen enkele stap in de richting van de toetreding tot het WHV hebben gezet, aanmoedigen om partij te worden bij het WHV en landen die het verdrag hebben ondertekend, aanmoedigen het te ratificeren;

 

g)

nader onderzoek met betrekking tot het gevaar van omleiding van wapens en de beperking van dat gevaar bevorderen, zowel wat invoer als wat uitvoer betreft.

In de bijlage staat een nadere omschrijving van deze projectactiviteiten.

Artikel 2

  • 1. 
    De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit besluit.
  • 2. 
    De uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten is in handen van het Duitse Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (Bureau voor Economie en Uitvoercontrole, „BAFA”). De keuze voor BAFA is gerechtvaardigd op grond van de bewezen ervaring, kwalificaties en vereiste deskundigheid over het gehele bereik van de activiteiten van de Unie met betrekking tot de controle op de uitvoer van wapens.
  • 3. 
    BAFA voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. Daartoe treft de hoge vertegenwoordiger de nodige regelingen met BAFA.

Artikel 3

  • 1. 
    Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten bedraagt 1 304 107,28 EUR.
  • 2. 
    Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.
  • 3. 
    De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van het in lid 1 bedoelde financieel referentiebedrag. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met BAFA. Daarin wordt bepaald dat BAFA ervoor moet zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.
  • 4. 
    De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te treffen. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

De hoge vertegenwoordiger brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door BAFA. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projectactiviteiten.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Dit besluit verstrijkt dertig maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst of zes maanden na de datum van zijn vaststelling als er binnen die periode geen overeenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 22 januari 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • F. 
    MOGHERINI
 

  • (1) 
    Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).
  • (2) 
    Besluit 2013/768/GBVB van de Raad van 16 december 2013 betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag in het kader van de Europese veiligheidsstrategie (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 56).
  • (3) 
    Besluit (GBVB) 2017/915 van de Raad van 29 mei 2017 over activiteiten van de Unie ter ondersteuning van de uitvoering van het Wapenhandelsverdrag (PB L 139 van 30.5.2017, blz. 38).
  • (4) 
    Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB van de Raad van 17 maart 2008 inzake steun voor EU-activiteiten ter bevordering van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van de EU-gedragscode betreffende wapenuitvoer bij derde landen (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 81).
  • (5) 
    Besluit 2009/1012/GBVB van de Raad van 22 december 2009 inzake steun voor EU-activiteiten ter bevordering van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB bij derde landen (PB L 348 van 29.12.2009, blz. 16).
  • (6) 
    Besluit 2012/711/GBVB van de Raad van 19 november 2012 inzake steun voor activiteiten van de Unie ter bevordering, bij derde landen, van de controle op wapenuitvoer en van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (PB L 321 van 20.11.2012, blz. 62).
 

BIJLAGE

IN ARTIKEL 1, LID 2, BEDOELDE PROJECTACTIVITEITEN

  • 1. 
    Doelstellingen

De doelstellingen van dit besluit zijn de verbetering van de controles op overdrachten van wapens door derde landen en de ondersteuning van de nationale en regionale activiteiten van derde landen om de internationale handel in conventionele wapens verantwoorder en transparanter te maken, en om het gevaar dat wapens in de handen van onbevoegde gebruikers terechtkomen, te beperken. Zij omvatten tevens, indien relevant, de bevordering van de beginselen en criteria van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en van het Wapenhandelsverdrag (WHV). Bij het verwezenlijken van deze doelstellingen moet, waar passend, worden gestreefd naar complementariteit en synergie met de bijstandsprojecten van de Unie op het gebied van controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik.

Ter verwezenlijking van bovengenoemde doelstellingen dient de Unie door te gaan met het promoten van de normen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, op basis van de resultaten die zijn bereikt dankzij de uitvoering van Besluit (GBVB) 2015/2309, Besluiten 2012/711/GBVB en 2009/1012/GBVB, en Gemeenschappelijk Optreden 2008/230/GBVB. Daartoe moeten begunstigde derde landen worden geholpen bij het opstellen, actualiseren en uitvoeren van wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen voor de ondersteuning van een efficiënt systeem voor controle op de overdracht van conventionele wapens. Voorts moet steun worden verleend voor de beoordeling van het gevaar van bestemmingsverandering van wapens en de beperking van dat gevaar.

Tevens moet steun worden verleend voor het opleiden van functionarissen die vergunningen afgeven en toezien op de naleving ervan, en die belast zijn met de uitvoering en handhaving van controle op de overdracht van wapens, en voor de nationale en regionale maatregelen ter bevordering van transparantie in en passend toezicht op de uitvoer van conventionele wapens. Verder moeten de contacten met de particuliere sector en de naleving van de relevante nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de overdracht van wapens worden bevorderd.

  • 2. 
    Keuze van de uitvoerende instantie

De uitvoering van dit besluit van de Raad wordt toevertrouwd aan BAFA. Waar passend gaat BAFA een partnerschap aan met de instanties voor uitvoercontrole van de lidstaten van de Unie, de relevante regionale en internationale organisaties, denktanks, onderzoeksinstellingen en ngo's.

BAFA heeft de meeste ervaring met het leveren van bijstand bij de controle op de uitvoer en met voorlichtingsactiviteiten. BAFA heeft deze ervaring opgedaan op alle ter zake doende gebieden van strategische controle op de uitvoer, te weten gebieden die te maken hebben met CBRN, goederen voor tweeërlei gebruik en wapens. Via die programma's en activiteiten heeft BAFA een grondige kennis opgedaan van de systemen voor controle op de uitvoer van de meeste landen die onder dit besluit vallen.

Wat betreft bijstand en voorlichting bij controle op de uitvoer van wapens, heeft BAFA de uitvoering van Besluiten 2009/1012/GBVB en 2012/711/GBVB, en Besluit (GBVB) 2015/2309 met succes afgerond. BAFA is tevens belast met de technische uitvoering van het programma ter ondersteuning van de uitvoering van het WHV dat bij Besluit 2013/768/GBVB en Besluit (GBVB) 2017/915 is ingesteld.

Het algemene effect daarvan is dat BAFA in een unieke positie verkeert om de sterke en zwakke punten aan te wijzen in de systemen voor controle op de uitvoer van landen die de begunstigden zullen zijn van activiteiten uit hoofde van dit besluit. BAFA is bijgevolg het meest geschikt om synergieën te bewerkstelligen tussen de verschillende bijstands- en voorlichtingsprogramma's inzake controle op de uitvoer van wapens, en om dubbel werk te voorkomen.

  • 3. 
    Coördinatie met overige Uniebijstandsprojecten op het gebied van exportcontrole

Op basis van de ervaring van eerdere voorlichtingsactiviteiten van de Unie inzake controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik en conventionele wapens moet worden gestreefd naar synergie en complementariteit. Daartoe moeten de activiteiten als bedoeld in de punten 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3 en 5.2.5, waar passend, worden uitgevoerd in samenhang met andere, uit de GBVB-begroting gefinancierde activiteiten, met name die waarin Besluit (GBVB) 2017/915 voorziet, of met andere activiteiten op het gebied van controle op de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik die worden gefinancierd uit andere financiële instrumenten van de Unie dan de GBVB-begroting. Er moet met name worden bekeken of evenementen aansluitend kunnen worden georganiseerd. Dit moet gebeuren met volledige inachtneming van de wettelijke en financiële mogelijkheden om die instrumenten van de Unie in te zetten.

  • 4. 
    Coördinatie met overige donorhulpprojecten op het gebied van uitvoercontrole

In voorkomend geval moet worden gestreefd naar synergie en complementariteit met andere donorhulpprojecten op het gebied van uitvoercontrole. Zoals vermeld in punt 3, is coördinatie met andere donoren met name van belang voor de activiteiten als bedoeld in de punten 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3 en 5.2.5. De verwijzing in punt 3 naar aansluitende planning blijft geldig.

  • 5. 
    Beschrijving van projectactiviteiten

5.1.   Doelstellingen van het project

De hoofddoelstelling is technische bijstand te verlenen aan een aantal begunstigde landen die bereid zijn hun normen en praktijken inzake controle op de uitvoer van wapens te ontwikkelen. Daartoe zal bij de geplande activiteiten worden bekeken wat de status van de begunstigde landen is, met name:

 

of het land is toegetreden of een verzoek tot toetreding heeft ingediend tot internationale regelingen voor controle op de uitvoer in verband met de overdracht van conventionele wapens en goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik;

 

of het begunstigde land een kandidaat-lidstaat van de Unie is en of het land een officiële of een mogelijke kandidaat-lidstaat is;

 

wat de positie ten aanzien van het WHV is.

Indien de begunstigde landen waarop de activiteiten zijn gericht, louter het WHV hebben ondertekend, moet er bij de activiteiten, waar mogelijk, naar worden gestreefd in kaart te brengen wat de obstakels voor ratificatie van het WHV zijn, met name waar het gaat om obstakels van juridische of regelgevende aard die te maken hebben met lacunes in of behoeften aan uitvoeringscapaciteiten. Waar passend, moet mogelijke EU-bijstand uit hoofde van Besluit (GBVB) 2017/915 worden bevorderd. Indien de landen waarop de activiteiten zijn gericht, geen stappen richting het WHV hebben gedaan (geen ondertekening, bekrachtiging, of toetreding), moeten de activiteiten de toetreding tot het WHV bevorderen, mogelijkerwijs met de steun van andere begunstigde landen die het WHV hebben bekrachtigd.

Een andere complementaire doelstelling is om een aantal derde landen ervan bewust te maken dat het gevaar van bestemmingsverandering van wapens moet worden beoordeeld en moet worden beperkt, zowel wat invoer als wat uitvoer betreft.

5.2.   Projectomschrijving

5.2.1.   Regionale workshops

Dit project bestaat uit ten hoogste acht tweedaagse workshops over de relevante aspecten van controle op de uitvoer van conventionele wapens.

Bij de deelnemers van de workshops (ten hoogste 35) zijn onder meer overheidsfunctionarissen van de begunstigde landen die onder het besluit vallen. Waar passend, kunnen ook vertegenwoordigers van nationale parlementen, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld worden uitgenodigd.

De opleiding zal worden gegeven door deskundigen uit de nationale overheden van lidstaten (onder wie voormalige functionarissen), vertegenwoordigers van de landen die zich hebben aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, en vertegenwoordigers van de particuliere sector en van het maatschappelijk middenveld.

De workshops kunnen plaatsvinden in een begunstigd land of op een andere locatie (nader te bepalen door de hoge vertegenwoordiger in overleg met de Groep export van conventionele wapens (Coarm)).

De organisatie van de regionale workshops is als volgt:

 

a)

maximaal twee workshops voor de landen in Zuidoost-Europa; Oost-Europese en Kaukasische landen van het Europees nabuurschapsbeleid en Turkije worden uitgenodigd voor ten minste één van de workshops;

 

b)

maximaal twee workshops voor Oost-Europese en Kaukasische landen van het Europees nabuurschapsbeleid; Zuidoost-Europese landen en Turkije worden uitgenodigd voor ten minste één van de workshops;

 

c)

maximaal twee workshops voor de Noord-Afrikaanse mediterrane landen van het Europees nabuurschapsbeleid; zuidelijke buurlanden van het Europees nabuurschapsbeleid worden uitgenodigd voor ten minste één van de workshops;

 

d)

maximaal twee workshops voor de landen in Centraal-Azië; Oost-Europese en Kaukasische landen van het Europees nabuurschapsbeleid worden uitgenodigd voor ten minste één van de workshops.

Deze regionale verdeling van twee workshops per regio is misschien niet mogelijk indien de omstandigheden niet gunstig zijn (bijv. een onverwacht laag aantal deelnemers, geen serieus aanbod van een begunstigd land in de regio om als gastland te fungeren, doublures met andere activiteiten van andere voorlichtingsverstrekkers). Indien een of meerdere workshops niet kunnen plaatsvinden, kan het aantal workshops in de andere bovengenoemde regio's dienovereenkomstig worden verhoogd tot in totaal acht.

5.2.2.   Studiebezoeken

Dit project bestaat uit ten hoogste vier tweedaagse studiebezoeken van overheidsfunctionarissen aan de ter zake bevoegde autoriteiten van lidstaten.

Bij de studiebezoeken moeten twee tot vier begunstigde landen worden aangedaan. Begunstigde landen van de studiebezoeken hoeven niet noodzakelijkerwijs uit dezelfde regio afkomstig te zijn.

Dit project bestaat ook uit ten hoogste drie tweedaagse studiebezoeken van overheidsfunctionarissen, douanebeambten en/of voor vergunningen bevoegde ambtenaren van begunstigde landen aan de ter zake bevoegde autoriteiten van andere begunstigde landen.

5.2.3.   Individuele bijstand aan begunstigde landen

Dit project bestaat uit workshops met een duur van in totaal niet meer dan tien dagen voor individuele begunstigde landen die daarom verzoeken, waaraan overheidsfunctionarissen van begunstigde landen, met inbegrip van voor vergunningen en handhaving bevoegde functionarissen, zullen deelnemen. Deze evenementen zullen bij voorkeur in de respectievelijke begunstigde landen plaatsvinden. Afhankelijk van de precieze behoeften en van de beschikbaarheid van deskundigen van de begunstigde landen en van de EU-lidstaten, zullen de in totaal tien beschikbare dagen worden verdeeld over workshops van ten minste twee dagen.

Deskundigen uit de nationale overheden van lidstaten (onder wie voormalige functionarissen), vertegenwoordigers van de landen die zich hebben aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, en vertegenwoordigers van de particuliere sector en van het maatschappelijk middenveld zullen hun expertise delen.

Deze workshops voor individuele bijstand zullen vooral worden gehouden op verzoek van de begunstigde landen. Zij zijn bedoeld voor de behandeling van een specifiek onderwerp dat of een specifieke behoefte die het begunstigde land aan de orde stelt, bijvoorbeeld in de marge van een regionale workshop of tijdens regelmatige contacten met de EU-deskundigen en met BAFA.

5.2.4.   Vergadering van deskundigen

Het project krijgt de vorm van een eendaagse vergadering van deskundigen in Brussel, gericht op overheidsfunctionarissen en voor vergunningen en handhaving bevoegde functionarissen van de begunstigde landen die tot de regio Zuidoost-Europa behoren. De vergadering zal plaatsvinden in de marge van Coarm-vergaderingen.

5.2.5.   Evaluaties

Voor een tussentijdse en voor een definitieve evaluatie van de in het kader van dit besluit uitgevoerde activiteiten zullen in Brussel twee deskundigenbijeenkomsten worden belegd, idealiter aansluitend op een gewone Coarm-vergadering.

De tussentijdse evaluatie zal de vorm aannemen van een workshop, waaraan EU-lidstaten zullen deelnemen, die één dag kan duren.

De definitieve evaluatie zal de vorm aannemen van een tweedaagse bijeenkomst in Brussel, waaraan begunstigde landen en EU-lidstaten zullen deelnemen.

Ten hoogste twee vertegenwoordigers (passende overheidsfunctionarissen) van elk begunstigd land zullen worden uitgenodigd voor het evenement voor de definitieve evaluatie.

  • 6. 
    Begunstigden

6.1.   Landen die begunstigde zijn van de in het kader van dit besluit uitgevoerde activiteiten

 

i)

Landen in Zuidoost-Europa (Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo (overeenkomstig resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad (1)));

 

ii)

Noord-Afrikaanse mediterrane landen van het Europees nabuurschapsbeleid (Algerije, Egypte, Marokko en Tunesië);

 

iii)

Oost-Europese en Kaukasische landen van het Europees nabuurschapsbeleid (Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne);

 

iv)

Centraal-Aziatische landen (Kazachstan, Tadzjikistan, Oezbekistan, Kirgizië, Turkmenistan);

 

v)

zuidelijke buurlanden van het Europees nabuurschapsbeleid (Jordanië en Libanon);

 

vi)

Turkije.

6.2.   Wijziging van het toepassingsgebied wat betreft de begunstigde landen

De Groep export van conventionele wapens (Coarm) kan, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger, besluiten om, op basis van een passende verantwoording, de lijst van begunstigde landen te wijzigen. Wijzigingen moeten op formele wijze worden uitgewisseld tussen BAFA en de EU.

  • 7. 
    Projectresultaten en indicatoren betreffende de uitvoering

Naast het in punt 5.2.5 vermelde evenement voor de definitieve evaluatie zal bij de evaluatie van de projectresultaten rekening worden gehouden met de volgende elementen:

7.1.   Individuele evaluatie van begunstigde landen

Na voltooiing van de beoogde activiteiten legt BAFA aan de EDEO en de Commissie een voortgangsverslag over elk van de in punt 6.1 vermelde begunstigde landen voor. Dat verslag wordt opgesteld in overleg met de EU-delegaties in de betrokken landen en geeft een samenvatting van de activiteiten die in het begunstigde land gedurende de looptijd van het besluit hebben plaatsgevonden. Het verslag evalueert tevens de capaciteit van het begunstigde land op het gebied van controle op de overdracht van wapens. Indien het begunstigde land partij bij het WHV is, wordt geëvalueerd hoe de aldaar beschikbare capaciteit het mogelijk maakt het WHV uit te voeren.

7.2.   Effectbeoordeling en uitvoeringsindicatoren

Voor de begunstigde landen moet na voltooiing van de activiteiten in het kader van dit besluit een effectbeoordeling plaatsvinden. De effectbeoordeling wordt uitgevoerd door de hoge vertegenwoordiger, in samenwerking met Coarm en, zo nodig, met de EU-delegaties in de begunstigde landen en met andere belanghebbenden.

Daartoe worden de volgende indicatoren gebruikt:

 

er wordt nagegaan of er al dan niet nationale regelgeving betreffende controle op de overdracht van wapens is vastgesteld en/of in welke mate deze voldoet aan de bepalingen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (onder meer wat betreft de toepassing van de beoordelingscriteria, de toepassing van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, verslaglegging);

 

er wordt gebruikgemaakt van informatie over handhavingszaken, indien beschikbaar;

 

er wordt nagegaan of de begunstigde landen verslag kunnen uitbrengen over uitvoer en/of invoer van wapens (bijv. VN-wapenregister, jaarlijks rapport in het kader van het WHV, Wassenaar Arrangement, OVSE, nationaal verslag);

 

er wordt bekeken of het begunstigde land zich officieel heeft aangesloten bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, dan wel voornemens is dat te doen.

De individuele evaluatieverslagen als bedoeld in punt 7.1 dienen in voorkomend geval naar die toepassingsindicatoren te verwijzen.

  • 8. 
    Bevordering van het gebruik van het EU-webportaal voor voorlichting  (2)

Het EU-P2P-webportaal waarin Besluit 2012/711/GBVB voorziet, werd ontwikkeld als EU-eigen hulpmiddel. Het werkt als gemeenschappelijk platform voor alle voorlichtingsprogramma's van de EU (tweeërlei gebruik, wapens). De activiteiten, vermeld in de punten 5.2.1 tot en met 5.2.5, zullen het EU-webportaal voor voorlichting beter bekendmaken en het gebruik en de raadpleging ervan bevorderen. Deelnemers aan voorlichtingsactiviteiten moeten worden geïnformeerd over het niet-openbare gedeelte van het webportaal, dat een permanente toegang tot hulpmiddelen, documenten en contacten biedt. Op dezelfde manier moet het gebruik van het webportaal worden bevorderd bij andere functionarissen die niet direct hebben kunnen deelnemen aan bijstands- en voorlichtingsactiviteiten. Voorts moeten de activiteiten onder de aandacht worden gebracht door middel van de EU-P2P-nieuwsbrief.

  • 9. 
    Zichtbaarheid van de EU

BAFA neemt alle passende maatregelen om bekendheid te geven aan het feit dat de Europese Unie de actie financiert. Die maatregelen worden uitgevoerd in overeenstemming met de communicatie- en zichtbaarheidshandleiding betreffende externe maatregelen van de Unie, die door de Europese Commissie is gepubliceerd. BAFA zal aldus de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie verzekeren met passende profilering en publiciteit, waarin de rol van de Unie wordt benadrukt en bekendheid wordt gegeven aan de redenen die tot het besluit hebben geleid, aan de steun van de Unie voor het besluit en aan de resultaten waartoe die steun heeft geleid. Op in het kader van het project geproduceerd materiaal moet duidelijk zichtbaar de EU-vlag worden aangebracht, alsook het logo „EU-P2P-programma voor controle op de uitvoer”, overeenkomstig de EU-richtsnoeren ter zake. De EU-delegaties moeten bij evenementen in derde landen worden betrokken om de politieke follow-up en zichtbaarheid te versterken.

Aangezien de voorgenomen activiteiten sterk verschillen qua toepassingsgebied en aard, zal gebruik worden gemaakt van een veelheid aan promotie-instrumenten: traditionele media, website, sociale media, informatie- en promotiemateriaal (waaronder infographics, folders, nieuwsbrieven, persmededelingen en andere instrumenten, naargelang het geval). Op de in het kader van dit project gefinancierde publicaties en publieke evenementen zal de nodige informatie worden vermeld.

  • 10. 
    Looptijd

De totale duur van het project wordt op 24 maanden geraamd.

  • 11. 
    Rapportage

BAFA stelt zesmaandelijks periodieke verslagen op, ook na de voltooiing van elk van de activiteiten. De verslagen worden uiterlijk zes weken na afloop van de betrokken activiteiten aan de hoge vertegenwoordiger voorgelegd.

  • 12. 
    Totale geraamde kosten van het project en financiële bijdrage van de Unie

De totale geraamde kosten van het project belopen 1 451 597,28 EUR met medefinanciering door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland. De totale geraamde kosten van het door de EU gefinancierde project belopen 1 304 107,28 EUR.

 

  • (1) 
    Deze aanwijzing laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
  • (2) 
    https://export-control.jrc.ec.europa.eu/
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.