Verordening 2017/1154 - Wijziging van Verordening (EU) 2017/1151 tot aanvulling van Verordening 715/2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG, Verordening 692/2008 en Verordening 1230/2012 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 en van Richtlijn 2007/46/EG wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen in reële rijomstandigheden betreft (Euro 6) - Hoofdinhoud
7.7.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 175/708 |
VERORDENING (EU) 2017/1154 VAN DE COMMISSIE
van 7 juni 2017
tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1151 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 en van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen in reële rijomstandigheden betreft (Euro 6)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (1), en met name artikel 14, lid 3,
Gezien Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (2), en met name artikel 39, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 715/2007 is een bijzondere regelgevingshandeling in het kader van de typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij Richtlijn 2007/46/EG. |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 715/2007 zijn bepaalde emissiegrenswaarden voor nieuwe lichte personen- en bedrijfsvoertuigen opgelegd en aanvullende voorschriften inzake de toegang tot informatie vastgesteld. De specifieke technische bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van die verordening, zijn vervat in Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie (3). |
(3) |
De Commissie heeft in dit verband op basis van eigen onderzoek en externe gegevens een grondige analyse uitgevoerd van de in Verordening (EG) nr. 692/2008 vastgestelde procedures, tests en voorschriften voor de typegoedkeuring, waarbij zij heeft vastgesteld dat de emissies van Euro 5/6-voertuigen in reële rijomstandigheden op de weg aanzienlijk hoger zijn dan de emissies die tijdens de voorgeschreven nieuwe Europese rijcyclus (New European Driving Cycle — NEDC) worden gemeten, vooral wat de NOx-emissies van dieselvoertuigen betreft. |
(4) |
De emissievoorschriften voor typegoedkeuring van motorvoertuigen zijn geleidelijk doch aanzienlijk aangescherpt door de invoering en daarna herziening van de Euro-normen. De emissies van voertuigen zijn in het algemeen al aanzienlijk verminderd wat de gehele reeks gereguleerde verontreinigende stoffen betreft, maar dat gold niet voor de NOx-emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen met dieselmotor. Daarom zijn maatregelen nodig om deze situatie te verbeteren. |
(5) |
Manipulatie-instrumenten die het emissiebeheersingsniveau verlagen, zijn bij Verordening (EG) nr. 715/2007 verboden. Uit de onthullingen in verband met het gebruik van manipulatie-instrumenten in dieselvoertuigen en de daaropvolgende nationale onderzoeken is duidelijk gebleken dat de handhaving van de regelgeving inzake manipulatie-instrumenten moet worden versterkt. Daarom is het passend een beter toezicht op de ten tijde van de typegoedkeuring door voertuigen toegepaste emissiebeheersingsstrategieën te eisen, voortbouwend op de beginselen die krachtens Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de uitvoeringsmaatregelen daarbij reeds op zware voertuigen worden toegepast. |
(6) |
Het is belangrijk de problematische NOx-emissies van dieselvoertuigen aan te pakken om zo de huidige hoge NO2-concentratieniveaus in de lucht, die een grote bron van zorg voor de menselijke gezondheid zijn, te doen dalen. |
(7) |
In januari 2011 heeft de Commissie een werkgroep opgericht met alle geïnteresseerde belanghebbenden om een testprocedure voor emissies in reële rijomstandigheden (real driving emissions — RDE) te ontwikkelen die een beter beeld geeft van de op de weg gemeten emissies. Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie heeft in 2011 en 2013 twee studies gepubliceerd over de haalbaarheid van tests op de weg en de beoordeling van andere technische opties. Na grondige technische besprekingen is de in Verordening (EG) nr. 715/2007 voorgestelde optie, d.w.z. het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen (portable emission measurement systems — PEMS) en niet te overschrijden (not-to-exceed — NTE) grenswaarden, verder uitgewerkt en als aanvullende testprocedure in de regelgeving opgenomen. |
(8) |
De eerste twee delen van de RDE-testprocedure zijn ingevoerd bij de Verordeningen (EU) 2016/427 (5) en (EU) 2016/646 (6) van de Commissie. Die twee delen moeten nu worden aangevuld met bepalingen om een koude start in aanmerking te kunnen nemen, de nodige voorschriften en grenswaarden voor het meten van deeltjesaantalemissies te introduceren, terdege rekening te houden met regeneratie-events en te zorgen voor bepalingen voor hybride elektrische voertuigen, lichte bedrijfsvoertuigen en kleine fabrikanten. |
(9) |
Koud starten van de motor is grotendeels verantwoordelijk voor de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen, met name in stedelijke gebieden, waar de meeste koude starts voorkomen. Koude starts dragen vooral in de winter op significante wijze bij aan de luchtverontreiniging in steden en moeten daarom op passende wijze worden gereguleerd. Voor een alomvattende en doeltreffende beoordeling van de RDE is het derhalve noodzakelijk koude starts in de met de bestaande methoden verrichte beoordeling van de NOx- en deeltjesaantalemissies tijdens de stadsrit en de totale testrit op te nemen. |
(10) |
Daarnaast moeten voor de voorconditionering van het voertuig en voor het rijden tijdens de koudestartperiode bijzondere bepalingen worden vastgesteld om de variabiliteit van de testomstandigheden die de bijdrage van de koude start kan overschaduwen, te beperken. |
(11) |
Aangezien recente gegevens aantonen dat er in de EU nog steeds problemen zijn met hoger dan verwachte voertuigemissies tijdens een warme start, is het noodzakelijk een bepaald aantal tests te verrichten die beginnen met een warme motor. |
(12) |
Bij Verordening (EG) nr. 715/2007 is een tijdelijke Euro 6-grenswaarde voor de deeltjesaantalemissie van benzinevoertuigen met directe inspuiting vastgesteld, zodat voldoende aanlooptijd kon worden geboden om doeltreffende technologieën voor de beheersing van deeltjesemissies te integreren; daarbij werd eveneens vastgesteld dat deeltjesaantalemissies binnen drie jaar na de verplichte data voor Euro 6 ook in reële rijomstandigheden moeten worden gereguleerd. |
(13) |
Daartoe heeft de Commissie in 2013 een taskforce opgericht onder leiding van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, met als doel de recentelijk ontwikkelde PEMS-apparatuur voor het meten van deeltjesmateriaal en deeltjesaantal te onderzoeken en een methode voor het meten van deeltjesaantalemissies in reële rijomstandigheden te ontwikkelen, die in deze handeling moet worden opgenomen. |
(14) |
De apparatuur voor het meten van deeltjesaantalemissies bleek betrouwbaar te zijn en onder sterk uiteenlopende omstandigheden goed te functioneren. Verwacht wordt dat de apparatuur mettertijd zal verbeteren. Bovendien onderzoekt de Commissie de emissieprofielen van ultrafijne deeltjes onder de huidige meetdrempel van 23 nm om te waarborgen dat de meetmethoden geschikt zijn voor daadwerkelijke deeltjesaantalemissies in reële rijomstandigheden. |
(15) |
Er moeten eveneens bepalingen worden vastgesteld voor het beoordelen van hybride elektrische voertuigen. Voor plug-in hybride voertuigen moet de methode worden aangepast om de uitvoerbaarheid en robuustheid van de RDE-bepalingen te waarborgen en een vollediger beoordelingsmethode voor te bereiden die een correct beeld kan geven van de RDE-emissies van plug-in hybride voertuigen en zodoende eveneens kan worden opgenomen in lokale of nationale stimuleringsregelingen die het gebruik van dergelijke voertuigen moeten bevorderen. |
(16) |
Bij de beoordeling van voertuigemissies volgens de RDE-procedure moet rekening worden gehouden met regeneratie. Om ervoor te zorgen dat de RDE-procedure consistent is met de wereldwijde geharmoniseerde testprocedures voor lichte bedrijfsvoertuigen (WLTP), moet een methode worden ingevoerd die het gebruik van Ki-factoren voor overmatige emissies door regeneratie verplicht stelt, alsook een schema voor die beoordeling. |
(17) |
De Ki-factoren moeten misschien worden geactualiseerd op basis van veranderingen in voertuigspecificaties en technologische vooruitgang. Herzieningen kunnen nodig zijn om te waarborgen dat de Ki-factoren een goede weerspiegeling vormen van de frequentie en omvang van de regeneratie-events in reële rijomstandigheden. |
(18) |
Om ervoor te zorgen dat lichte bedrijfsvoertuigen met snelheidsbegrenzing eveneens volgens de RDE-procedure kunnen worden getest, moeten voor die voertuigen bijzondere bepalingen voor de snelheidslimieten worden opgenomen. |
(19) |
Om onafhankelijke kleine fabrikanten die wereldwijd minder dan 10 000 eenheden per jaar produceren, in staat te stellen zich aan de RDE-procedure aan te passen, moet hun extra tijd worden gegund om volledig aan de niet te overschrijden grenswaarden te voldoen. Het is echter wenselijk om van die fabrikanten te eisen dat zij in die periode toezicht houden op de NOx-emissies. |
(20) |
Zeer kleine fabrikanten moeten van de bepalingen van de RDE-procedure worden vrijgesteld. Die fabrikanten verkopen jaarlijks minder dan 1 000 voertuigen in de Unie en dragen derhalve slechts in zeer geringe mate bij aan de totale emissies van de lichte personen- en bedrijfsvoertuigen. |
(21) |
Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) 2017/1151 bepaalt dat na de invoering van de WLTP-tests een onderzoek van de wettelijke bepalingen van Richtlijn 2007/46/EG moet worden verricht om een eerlijke behandeling te waarborgen van voertuigen die al volgens de testvoorschriften van de nieuwe Europese rijcyclus (NEDC) waren goedgekeurd. |
(22) |
Uit dat onderzoek blijkt dat de voorschriften van Verordening (EU) 2017/1151 van toepassing moeten zijn op nieuw geregistreerde voertuigen, met inbegrip van de typen waarvoor eerder goedkeuring was verleend op grond van de in Verordening (EG) nr. 692/2008 vastgelegde NEDC-tests. Krachtens artikel 15 van Verordening (EU) 2017/1151 moeten alle nieuwe voertuigen met ingang van 1 september 2019 voldoen aan de voorschriften van bijlage IIIA bij die verordening, ongeacht of die voertuigtypen eerder op grond van NEDC-tests waren goedgekeurd of dat zij voor het eerst op grond van WLTP-tests zijn goedgekeurd. Voor voertuigen van categorie N1, klassen II en III, en van categorie N2 is de desbetreffende datum 1 september 2020. |
(23) |
Om ervoor te zorgen dat de typegoedkeuringsinstanties volledig op de hoogte zijn van de toepassing van dat voorschrift, moet dat voorschrift worden vermeld in deel II.5, Opmerkingen, van het EG-typegoedkeuringscertificaat zoals vastgesteld in bijlage I, aanhangsel 4, van Verordening (EU) 2017/1151. |
(24) |
De bepalingen met betrekking tot de verplichting van fabrikanten om de aanvullende emissiestrategieën te declareren, houden duidelijk verband met het verbod op het gebruik van manipulatie-instrumenten. Daarom moet duidelijk in de wetgeving worden vermeld dat de goedkeuringsinstantie tijdens de typegoedkeuring een beslissing moet nemen op basis van de risicobeoordeling en de gevolgen voor de gezondheid en het milieu van die aanvullende emissiestrategieën, en moet de inhoud van het uitgebreide documentatiepakket de goedkeuringsinstantie ertoe in staat stellen die beslissing te nemen. |
(25) |
Om de transparantie te waarborgen, een vergelijking met de tijdens onafhankelijke tests gemeten waarden mogelijk te maken en lokale of nationale instanties in staat te stellen stimuleringsregelingen te ontwikkelen, moet de fabrikant worden verplicht de maximumwaarde van de NOx-emissies en het maximale deeltjesaantal bij de RDE-tests voor elk voertuig op het conformiteitscertificaat te vermelden. |
(26) |
De Commissie moet de bepalingen van de RDE-testprocedure regelmatig blijven beoordelen en aanpassen om rekening te houden met nieuwe voertuig- en/of meettechnologieën en om de doeltreffendheid ervan te waarborgen. Ook moet de Commissie jaarlijks het geschikte niveau van de definitieve conformiteitsfactoren voor verontreinigende gassen en deeltjesaantal in het licht van de technische vooruitgang beoordelen. Met name moet zij de twee alternatieve methoden voor de beoordeling van de PEMS-emissiegegevens die in bijlage IIIA, aanhangsels 5 en 6, van Verordening (EU) 2017/1151 zijn opgenomen, toetsen met het oog op de ontwikkeling van één enkele methode. |
(27) |
Het is daarom passend Verordening (EU) 2017/1151 en Richtlijn 2007/46/EG dienovereenkomstig te wijzigen. |
(28) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Technisch Comité motorvoertuigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2017/1151 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 3 wordt in lid 11 de volgende alinea toegevoegd: „De voorschriften van bijlage IIIA zijn niet van toepassing op krachtens Verordening (EG) nr. 715/2007 aan zeer kleine fabrikanten met betrekking tot emissies verleende typegoedkeuringen.”. |
3) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Het volgende artikel 18 bis wordt ingevoegd: „Artikel 18 bis Hybride voertuigen en plug-in hybride voertuigen De Commissie bereidt een herziene methode voor waarin een robuuste en volledige beoordelingsmethode voor hybride en plug-in hybride voertuigen wordt opgenomen om te waarborgen dat de RDE-waarden van die voertuigen direct vergelijkbaar zijn met die van conventionele voertuigen, en zij is voornemens die methode in de volgende wijziging van deze verordening te presenteren.”. |
6) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
7) |
Bijlage IIIA wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 2
Bijlage IX bij Richtlijn 2007/46/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 juni 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
-
Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van de het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
-
Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2016/427 van de Commissie van 10 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008 wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft (PB L 82 van 31.3.2016, blz. 1).
-
Verordening (EU) 2016/646 van de Commissie van 20 april 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 692/2008 wat de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 6) betreft (PB L 109 van 26.4.2016, blz. 1).
BIJLAGE I
In bijlage I bij Verordening (EU) 2017/1151 wordt het volgende aanhangsel 3a ingevoegd:
„Aanhangsel 3a
Uitgebreid documentatiepakket
Het uitgebreide documentatiepakket bevat de volgende informatie voor alle aanvullende emissiestrategieën:
a) |
een verklaring van de fabrikant dat het voertuig niet beschikt over manipulatie-instrumenten die niet onder een van de uitzonderingen van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007 vallen; |
b) |
een beschrijving van de motor en van de toegepaste emissiebeheersingsstrategieën en -voorzieningen, zowel software als hardware, en eventuele omstandigheden waarin de strategieën en voorzieningen anders functioneren dan tijdens de typegoedkeuringstests; |
c) |
een verklaring van de versies van de voor de regeling van de emissiestrategieën gebruikte software, met inbegrip van geschikte controlesommen van die softwareversies en instructies voor de goedkeuringsinstantie over hoe die controlesommen moeten worden gelezen; na elke nieuwe softwareversie die gevolgen heeft voor de emissiestrategieën, moet de verklaring worden geactualiseerd en worden toegezonden aan de typegoedkeuringsinstantie die dit uitgebreide documentatiepakket bewaart; |
d) |
gedetailleerde technische beschrijving van alle aanvullende emissiestrategieën; met inbegrip van een uitleg waarom eventuele uitzonderingen van het verbod op manipulatie-instrumenten van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007 van toepassing zijn; met inbegrip van eventuele elementen van de hardware die door de aanvullende emissiestrategieën moeten worden beschermd; en/of bewijs van plotselinge en onherstelbare motorschade die niet kan worden voorkomen door regelmatig onderhoud en die zou optreden bij het ontbreken van de aanvullende emissiestrategie, met inbegrip van een risicobeoordeling waarin een schatting wordt gemaakt van het risico met en zonder de aanvullende emissiestrategie; een beredeneerde uitleg van de noodzaak om een aanvullende emissiestrategie te gebruiken voor het starten van de motor; |
e) |
een beschrijving van de besturingslogica, de timingstrategieën en de schakelpunten van het brandstofsysteem in alle werkingsmodi; |
f) |
een beschrijving van de hiërarchische verhoudingen tussen de aanvullende emissiestrategieën (d.w.z. wanneer er gelijktijdig meerdere aanvullende emissiestrategieën actief kunnen zijn), een indicatie van welke aanvullende emissiestrategie het eerst reageert, de methoden waarmee de strategieën met elkaar communiceren, met inbegrip van gegevensstroomschema’s en besluitvormingslogica en een beschrijving van de manier waarop de hiërarchie ervoor zorgt dat de emissies van alle aanvullende emissiestrategieën tot het laagst mogelijke praktische niveau worden beperkt; |
g) |
een lijst van parameters die door de aanvullende emissiestrategieën worden gemeten en/of berekend, met vermelding van het doel van elke gemeten en/of berekende parameter en welk verband er bestaat tussen elk van die parameters enerzijds en motorschade anderzijds; met inbegrip van de berekeningsmethode en hoe goed deze berekende parameters correleren met de werkelijke staat van de parameter die wordt geregeld, en elke eventuele daaruit voortvloeiende tolerantie of veiligheidsfactor die in de analyse is meegenomen; |
h) |
een lijst van motor-/emissiebeheersingsparameters die worden gemoduleerd als functie van de gemeten of berekende parameter(s) en het modulatiebereik voor elke motor-/emissiebeheersingsparameter; naast de verhouding tussen de motor-/emissiebeheersingsparameters en gemeten of berekende parameters; |
i) |
een beoordeling van de wijze waarop de aanvullende emissiestrategieën de emissies onder reële rijomstandigheden tot het laagst mogelijke praktische niveau beperken, met inbegrip van een gedetailleerde analyse van de verwachte toename van het totaal aan emissies van gereguleerde verontreinigende stoffen en CO2 als gevolg van het gebruik van de aanvullende emissiestrategieën ten opzichte van de primaire emissiestrategieën.”. |
BIJLAGE II
Bijlage IIIA bij Verordening (EU) 2017/1151 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 1.2.12 wordt vervangen door:
|
2) |
Punt 1.2.18 wordt vervangen door:
|
3) |
Punt 1.2.25 wordt vervangen door:
|
4) |
De volgende punten 1.2.40 en 1.2.41 worden ingevoegd:
|
5) |
In de tabel in punt 2.1.1 worden de woorden „nog te bepalen” vervangen door „1 + marge PN waarbij marge PN = 0,5”. |
6) |
In de tabel in punt 2.1.2 worden de woorden „nog te bepalen” vervangen door „1 + marge PN waarbij marge PN = 0,5”. |
7) |
De volgende alinea wordt toegevoegd onder de tabellen in de punten 2.1.1 en 2.1.2: „„marge PN” is een parameter die rekening houdt met de extra meetonzekerheden in verband met het gebruik van de PEMS-apparatuur, die jaarlijks worden geëvalueerd en die worden herzien naar aanleiding van kwaliteitsverbeteringen van de PEMS-procedure of de technische vooruitgang.”. |
8) |
De laatste zin van punt 2.3 wordt als volgt gewijzigd: „Indien de desbetreffende test met een PEMS niet verplicht is uit hoofde van deze verordening, mag de fabrikant een billijke vergoeding eisen die vergelijkbaar is met de vergoeding zoals bepaald in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2007.”. |
9) |
Punt 3.1 wordt vervangen door:
|
10) |
Punt 3.1.0 wordt vervangen door:
|
11) |
Het volgende punt 3.1.0.3 wordt ingevoegd:
|
12) |
De punten 3.1.3.2 en 3.1.3.2.1 worden vervangen door:
|
13) |
Punt 3.1.3.2.2 wordt geschrapt. |
14) |
De punten 4.2 en 4.3 worden vervangen door:
|
15) |
Het volgende punt 4.5 wordt ingevoegd:
|
16) |
Punt 5.2.1 wordt vervangen door:
|
17) |
Punt 5.2.4 wordt vervangen door:
|
18) |
Punt 5.2.5 wordt vervangen door:
|
19) |
Punt 5.2.6 wordt vervangen door:
|
20) |
Punt 5.3 wordt vervangen door: „5.3. Conditioneren van het voertuig bij tests met een koude start van de motor Vóór de RDE-tests moet het voertuig als volgt worden voorgeconditioneerd: Er moet ten minste 30 minuten met het voertuig worden gereden, waarna het voertuig gedurende 6 tot 56 uur met gesloten deuren en motorkap en met de motor uitgeschakeld moet worden geparkeerd onder gematigde of uitgebreide omstandigheden voor hoogte en temperatuur overeenkomstig de punten 5.2.2 tot en met 5.2.6. Blootstelling aan extreme atmosferische omstandigheden (zware sneeuwval, storm, hagel) en buitensporige hoeveelheden stof moet worden vermeden. Vóór het begin van de test moeten het voertuig en de uitrusting worden gecontroleerd op schade en de afwezigheid van waarschuwingssignalen die wijzen op een defect.”. |
21) |
Punt 5.4.2 wordt vervangen door:
|
22) |
De punten 5.5.2 en 5.5.2.1 tot en met 5.5.2.4 worden vervangen door: „5.5.2. Voertuigen met een periodiek regenererend systeem
|
23) |
De volgende punten 5.5.2.5 en 5.5.2.6 worden ingevoegd:
|
24) |
Punt 6.2 wordt vervangen door:
|
25) |
Punt 6.4 wordt vervangen door:
|
26) |
Punt 6.5 wordt vervangen door:
|
27) |
De punten 6.8 en 6.9 worden vervangen door:
|
28) |
Punt 6.11 wordt vervangen door:
|
29) |
Het volgende punt 6.13 wordt ingevoegd:
|
30) |
Punt 7.6 wordt vervangen door:
|
31) |
Punt 9.4 wordt vervangen door:
|
32) |
Punt 9.6 wordt vervangen door:
|
33) |
Aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
Aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
35) |
In punt 3.3 van aanhangsel 3 wordt tabel 1 vervangen door: „Tabel 1 Toegestane toleranties
|
36) |
Aanhangsel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
37) |
Aanhangsel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
38) |
Aanhangsel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
39) |
Het volgende aanhangsel 7c wordt ingevoegd: „Aanhangsel 7c Verificatie van de omstandigheden van de rit met berekening van het definitieve RDE-emissieresultaat voor OVC-HEV’s
Dit aanhangsel beschrijft de verificatie van de omstandigheden van de rit met berekening van het definitieve RDE-emissieresultaat voor OVC-HEV’s. De in dit aanhangsel voorgestelde methode zal worden getoetst om een vollediger methode te kunnen vaststellen.
De emissies van verontreinigende gassen en deeltjes door OVC-HEV’s moeten worden beoordeeld in twee stappen. Eerst moeten de omstandigheden van de rit worden beoordeeld volgens punt 4. Vervolgens moet het definitieve RDE-emissieresultaat worden berekend volgens punt 5. Aanbevolen wordt de rit te beginnen in de modus met ladingbehoud om te waarborgen dat aan het derde voorschrift van punt 4 wordt voldaan. De batterij mag tijdens de test niet via een externe bron worden opgeladen.
In een eenvoudige procedure van drie stappen wordt gecontroleerd dat:
Indien aan een of meer van bovenstaande voorschriften niet is voldaan, wordt de rit ongeldig verklaard en herhaald totdat de omstandigheden van de rit geldig zijn.
Voor een geldige rit wordt het definitieve RDE-resultaat gebaseerd op een beoordeling in drie stappen van de verhoudingen tussen de cumulatieve verontreinigende gassen en deeltjes en de cumulatieve CO2-emissies:
|
40) |
Aanhangsel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
-
Indien het nulresponsverloop binnen het toelaatbare bereik blijft, is het toegestaan de analysator op nul te stellen alvorens het ijkresponsverloop te controleren.”
-
facultatief om het uitlaatgasmassadebiet te bepalen.
-
optionele parameter.
-
de lineariteitscontrole wordt geverifieerd met roetachtige deeltjes zoals gedefinieerd in punt 6.2.
-
te actualiseren op basis van overzichten van foutvoortplanting en -traceerbaarheid.”
-
Alleen van toepassing als de voertuigsnelheid door de ECU wordt bepaald; om aan de toegestane tolerantie te voldoen, is het toegestaan de ECU-snelheidsmetingen van het voertuig op basis van de resultaten van de valideringstest aan te passen.
-
Parameter alleen verplicht indien meting vereist volgens punt 2.1 van deze bijlage.
(*1) PMP-systeem (deeltjesmeetprogramma van de VN/ECE).”
-
Niet gebruikt in de daadwerkelijke regelgevingsevaluatie van rijden in de stad.”
(*2) NT wordt afgerond op het eerstvolgende hogere gehele getal.
(*3) Wanneer de PEMS-testfamilie slechts één voertuigemissietype omvat, moet dat type met zowel een warme als een koude start worden getest.”.
BIJLAGE III
Deel I van bijlage XI bij Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
op bladzijde 2 van het certificaat van overeenstemming van voertuigen van categorie M1 wordt na punt 48.1 het volgende nieuwe punt 48.2 ingevoegd:
|
b) |
op bladzijde 2 van het certificaat van overeenstemming van voertuigen van categorie M2 wordt na punt 48.1 het volgende nieuwe punt 48.2 ingevoegd:
|
c) |
op bladzijde 2 van het certificaat van overeenstemming van voertuigen van categorie N1 wordt na punt 48.1 het volgende nieuwe punt 48.2 ingevoegd:
|
d) |
op bladzijde 2 van het certificaat van overeenstemming van voertuigen van categorie N2 wordt na punt 48.1 het volgende nieuwe punt 48.2 ingevoegd:
|
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.