Richtlijn 2018/645 - Wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs - Hoofdinhoud
2.5.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 112/29 |
RICHTLIJN (EU) 2018/645 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 18 april 2018
tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In haar Witboek van 28 maart 2011, getiteld „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte — werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem”, heeft de Commissie de „vision zero” naar voren geschoven om het aantal verkeersdoden in de Unie tegen 2050 tot nagenoeg nul terug te brengen. |
(2) |
De Commissie heeft in haar mededeling over strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020, getiteld „Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte — Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020”, als doel voorgesteld het totale aantal verkeersdoden in de Unie tegen 2020, met 2010 als vertrekpunt, te halveren. Om die doelstelling te verwezenlijken, heeft zij zeven strategische doelstellingen vastgesteld, waaronder het verbeteren van de opleiding en vorming van weggebruikers en van de bescherming van kwetsbare weggebruikers. |
(3) |
Tijdens zijn vergadering van 23 en 24 oktober 2014 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan een bindende en voor de hele economie van de Unie geldende doelstelling voor de binnenlandse vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van minstens 40 % in 2030 ten opzichte van het niveau van 1990. Deze doelstelling voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen zal bijdragen aan de verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Alle economische sectoren moeten bijdragen aan de verwezenlijking daarvan. De vervoerssector heeft een alomvattende benadering nodig voor de bevordering van emissiereducties en energie-efficiëntie. Er moet vooruitgang worden geboekt op weg naar mobiliteit met lage emissies, onder meer door middel van onderzoek en de invoering van geavanceerde technologie die al beschikbaar is. Bestuurders moeten op passende wijze worden opgeleid om zo efficiënt mogelijk te rijden. |
(4) |
Op basis van de evaluatie van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft de Commissie een aantal tekortkomingen vastgesteld. De voornaamste tekortkomingen waren problemen en rechtsonzekerheid in verband met de interpretatie van vrijstellingen; de opleiding is inhoudelijk slechts gedeeltelijk afgestemd op de behoeften van bestuurders; problemen voor bestuurders om volledig of gedeeltelijk in een andere lidstaat gevolgde opleidingen wederzijds te laten erkennen; en tegenstrijdigheden op het gebied van de vereiste minimumleeftijd tussen Richtlijn 2003/59/EG en Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(5) |
Om de juridische duidelijkheid in Richtlijn 2003/59/EG te verbeteren, moeten alle verwijzingen naar ingetrokken of vervangen Uniehandelingen worden geschrapt of aangepast. |
(6) |
Teneinde zekerheid te verschaffen en de samenhang met andere Uniehandelingen te waarborgen, moeten de vrijstellingen in Richtlijn 2003/59/EG op een aantal punten worden gewijzigd, rekening houdend met gelijkaardige vrijstellingen op grond van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5). Een aantal van deze vrijstellingen heeft betrekking op situaties waarin het besturen van een voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is en het voor bestuurders een buitensporige last zou opleveren hen voor te schrijven aan de eisen van Richtlijn 2003/59/EG te voldoen. Over het algemeen wordt het besturen van een voertuig niet als de voornaamste activiteit van de bestuurder beschouwd als het minder dan 30 % van de maandelijkse werktijd beslaat. |
(7) |
Als het besturen van een voertuig met onregelmatige tussenpozen gebeurt, in plattelandsgebieden en door bestuurders voor het bevoorraden van hun eigen onderneming, mogen vrijstellingen alleen worden gehanteerd mits de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft. Gezien de uiteenlopende omstandigheden in plattelandsgebieden binnen de Unie op het vlak van geografie, klimaat en bevolkingsdichtheid, moeten lidstaten de vrijheid hebben om te bepalen of deze rijfrequentie beschouwd kan worden als sporadisch en of een dergelijke vrijstelling gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid, bijvoorbeeld op basis van de soort weg, de hoeveelheid verkeer of de aanwezigheid van kwetsbare weggebruikers. |
(8) |
Aangezien de afstanden die personen die werkzaam zijn in de landbouw, tuinbouw, bosbouw, veeteelt en visserij, en die vrijgesteld zijn van deze richtlijn, moeten afleggen in het kader van hun werkzaamheden binnen de Unie kunnen verschillen, moet het aan de lidstaten worden overgelaten om in hun nationale recht te bepalen wat de maximaal toelaatbare afstanden berekend vanaf de vestigingsplaats van de onderneming zijn waarop de vrijstellingen van toepassing zijn. |
(9) |
Bestuurders die vrijgesteld waren van het vereiste van een basiskwalificatie moeten met behoud van hun vrijstelling niettemin worden verplicht nascholing te volgen om ervoor te zorgen dat de voor hun werk essentiële kennis actueel blijft. |
(10) |
De lidstaten moeten in samenwerking met de Commissie elektronisch informatie uitwisselen over getuigschriften van vakbekwaamheid. Ze moeten het daartoe benodigde elektronische platform ontwikkelen, waarbij ze rekening houden met een kosten-batenanalyse van de Commissie, waaronder de optie om het EU-rijbewijzennetwerk, dat is opgezet bij Richtlijn 2006/126/EG, uit te breiden. Hiermee kunnen lidstaten, naast andere voordelen, gemakkelijk informatie over voltooide opleidingen raadplegen, die niet staat vermeld op het rijbewijs van de bestuurder. Het is belangrijk dat de lidstaten en de Commissie zich inzetten om deze functie verder te ontwikkelen zodat die informatie direct toegankelijk is tijdens controles langs de kant van de weg. |
(11) |
Rekening houdend met de ontwikkelingen op het gebied van opleiding en onderwijs en teneinde de bijdrage van Richtlijn 2003/59/EG aan verkeersveiligheid en de relevantie van de opleiding voor bestuurders te verbeteren, moeten verkeersveiligheidsthema's, zoals gevarenperceptie en de bescherming van kwetsbare weggebruikers, met name voetgangers, fietsers en personen met beperkte mobiliteit, zuinig rijden, rijden in extreme weersomstandigheden en afwijkende ladingen vervoeren, een grotere plaats krijgen in de opleiding. In deze context moet er in cursussen ook aandacht worden besteed aan slimme vervoerssystemen en moeten deze aangepast worden aan de technologische ontwikkelingen. |
(12) |
De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen de organisatie van opleidingen te verbeteren en moderniseren door voor een deel van de opleiding een beroep te doen op instrumenten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT), zoals e-learning en gemengd leren, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de opleiding. Bij het verbeteren en moderniseren van de opleiding door het gebruik van ICT-instrumenten, moet er rekening gehouden worden met het feit dat bepaalde specifieke onderwerpen in de praktijk geleerd moeten worden en niet op de juiste wijze kunnen worden behandeld met deze leermiddelen; voorbeelden zijn het aanbrengen van sneeuwkettingen, het vastzetten van ladingen of andere onderdelen van de opleiding waarbij de praktische kant van belang is. Praktijkopleidingen kunnen maar hoeven niet te bestaan uit het besturen van een voertuig. Een aanzienlijk deel van de krachtens deze richtlijn vereiste opleiding moet worden gevolgd in een daartoe erkend opleidingscentrum. |
(13) |
Om de samenhang tussen de verschillende vormen van de op grond van het Unierecht vereiste opleiding te waarborgen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen verschillende types relevante opleidingen te combineren; het moet bijvoorbeeld mogelijk zijn de opleiding inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, het vervoer van dieren of de omgang met personen met een handicap te combineren met de opleiding waarin Richtlijn 2003/59/EG voorziet. |
(14) |
Om te voorkomen dat verschillen tussen de praktijken in de lidstaten een belemmering vormen voor de wederzijdse erkenning en afbreuk doen aan het recht van bestuurders om nascholing te volgen in de lidstaat waar zij werken, moet aan de autoriteiten van de lidstaten de verplichting worden opgelegd om, indien een voltooide opleiding niet op het rijbewijs kan worden vermeld, een kwalificatiekaart bestuurder uit te reiken, in de door de standaardmodellen voorgeschreven vorm, die de wederzijdse erkenning waarborgt voor elke bestuurder die aan de eisen van Richtlijn 2003/59/EG voldoet. |
(15) |
Het gebruik van bestuurdersattesten door bestuurders uit derde landen als bewijs van de naleving van de opleidingseisen kan een belemmering vormen voor die bestuurders wanneer de vervoerder de attesten terugzendt naar de instanties die ze hebben afgegeven, met name wanneer die bestuurders in een andere lidstaat willen gaan werken. Om te voorkomen dat bestuurders onder dergelijke omstandigheden hun opleiding zouden moeten herhalen wanneer zij in een nieuw dienstverband treden, moeten de lidstaten worden aangespoord samen te werken en informatie uit te wisselen op het vlak van kwalificaties van bestuurders. |
(16) |
Om een soepele overgang mogelijk te maken, moeten geldige bestuurdersattesten en geldige kwalificatiekaarten bestuurders, die afgegeven zijn in overeenstemming met de regels die golden vóór de toepassing van de door deze richtlijn gewijzigde bepalingen, worden erkend tot aan hun vervaldatum. In afwachting van de toepassing doen die wijzigingen geen afbreuk aan de gevolgde opleiding of aan de rijbewijzen die als bewijs dienen voor die gevolgde opleiding. |
(17) |
Om juridische duidelijkheid te bieden en te zorgen voor de harmonisering van de minimumleeftijd voor de in Richtlijn 2003/59/EG vastgestelde doeleinden, moet in Richtlijn 2006/126/EG een duidelijke vrijstelling worden opgenomen waarin bepaald is dat een rijbewijs mag worden afgegeven vanaf de minimumleeftijd als bedoeld in Richtlijn 2003/59/EG. Deze verduidelijking heeft betrekking op de algemene minimumleeftijd voor bestuurders van bepaalde categorieën voertuigen, die houder zijn van het getuigschrift van vakbekwaamheid, en doet geen afbreuk aan de bestaande opties voor het verlagen van die vereiste minimumleeftijd of voor het verlenen van vrijstellingen daarvoor. |
(18) |
Wijzigingen van Richtlijn 2006/126/EG moeten worden beperkt tot die wijzigingen die rechtstreeks betrekking hebben op de herziening van Richtlijn 2003/59/EG en tot de bevordering van het gebruik van door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen. Een meer diepgaande analyse van de tenuitvoerlegging en toepassing van Richtlijn 2006/126/EG, met inbegrip van de afbakening van bepaalde categorieën voertuigen, lijkt wenselijk en moet worden meegenomen bij een toekomstige herziening van Richtlijn 2006/126/EG. |
(19) |
Teneinde bij te dragen aan de reductie van broeikasgasemissies en de verbetering van de luchtkwaliteit, door het gebruik te bevorderen van door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen op hun grondgebied houders van een rijbewijs van categorie B toe te staan bepaalde typen door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen te besturen waarvan de maximaal toegestane massa meer dan 3 500 kg is maar ten hoogste 4 250 kg bedraagt. Die mogelijkheid tot overschrijding van 3 500 kg kan slechts worden geboden op voorwaarde dat deze bijkomend toegestane massa uitsluitend toe te schrijven is aan de extra massa als gevolg van de alternatieve aandrijfsystemen en onder voorbehoud van beperkingen en voorwaarden die bedoeld zijn om negatieve effecten voor de verkeersveiligheid te voorkomen. |
(20) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de aanscherping van de EU-normen inzake vakbekwaamheid en nascholing van de bestuurders van bepaalde wegvoertuigen voor het vervoer van goederen of passagiers, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege het grensoverschrijdende karakter van het wegvervoer en de problemen waarop de richtlijn een antwoord beoogt te bieden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(21) |
De Richtlijnen 2003/59/EG en 2006/126/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2003/59/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 Toepassingsgebied Deze richtlijn is van toepassing op het besturen van voertuigen door:
hierna „bestuurders” genoemd, die binnen de Unie over de openbare weg vervoer verrichten, met:
Voor de toepassing van deze richtlijn worden de verwijzingen naar de categorieën van rijbewijzen met een plusteken („+”) gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III. (*1) Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB L 403 van 30.12.2006, blz. 18).”." |
2) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 Vrijstellingen
Met betrekking tot punt f) van dit lid is deze richtlijn evenmin van toepassing op personen die een rijbewijs of een getuigschrift van vakbekwaamheid willen behalen overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, wanneer die personen een aanvullende rijopleiding op de werkplek volgen, op voorwaarde dat de betrokkenen worden begeleid door een andere persoon die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid, of door een rijinstructeur, voor de voertuigcategorie die voor het in dat punt bedoelde oogmerk wordt gebruikt.
|
3) |
Artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7 Nascholing De nascholing is een opleiding die houders van een getuigschrift van vakbekwaamheid in de gelegenheid stelt de voor hun werk essentiële kennis te actualiseren, waarbij speciale nadruk wordt gelegd op verkeersveiligheid, gezondheid en veiligheid op de werkplek en de vermindering van de milieueffecten van het besturen van een voertuig. Deze opleiding wordt georganiseerd door een overeenkomstig bijlage I, deel 5, erkend opleidingscentrum. De opleiding bestaat uit klassikale lessen, praktijklessen en indien beschikbaar lessen met hulpmiddelen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) of hoogwaardige simulatoren. Indien een bestuurder van werkgever verandert, moet rekening gehouden worden met de reeds gevolgde nascholing. De nascholing heeft tot doel een aantal van de in bijlage I, deel 1, bedoelde onderwerpen uit te diepen of te actualiseren. De nascholing bestrijkt diverse onderwerpen en omvat telkens minstens één onderwerp in verband met verkeersveiligheid. Bij de bepaling van de opleidingsthema's wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de desbetreffende wetgeving en technologie, en wordt voor zover mogelijk rekening gehouden met de specifieke opleidingsbehoeften van de bestuurder.”. |
4) |
In artikel 9 wordt de eerste alinea vervangen door: „De in artikel 1, onder a), van deze richtlijn bedoelde bestuurders verwerven de in artikel 5 van deze richtlijn bedoelde basiskwalificatie in de lidstaat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben, als gedefinieerd in artikel 12 van Richtlijn 2006/126/EG.”. |
5) |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Artikel 10 Uniecode
Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het getuigschrift van vakbekwaamheid is behaald de Uniecode niet op het rijbewijs kunnen aanbrengen, verstrekken zij de bestuurder een kwalificatiekaart bestuurder. De door de lidstaten afgegeven kwalificatiekaarten bestuurder worden onderling erkend. Bij de afgifte van de kaart vergewissen de bevoegde autoriteiten zich ervan dat het rijbewijs voor de betrokken voertuigcategorie nog geldig is.
(*2) Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72).”." |
6) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 10 bis Handhavingsnetwerk
(*3) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).”." |
7) |
De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 2
Richtlijn 2006/126/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Aan artikel 6, lid 4, wordt het volgende punt toegevoegd:
(*5) Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59).”." |
3) |
Artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Wederzijdse bijstand
(*6) Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (PB L 68 van 13.3.2015, blz. 9)." (*7) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1)." (*8) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).”." |
Artikel 3
-
1.De lidstaten laten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 23 mei 2020 aan deze richtlijn te voldoen, met uitzondering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan artikel 1, punt 6, van deze richtlijn te voldoen en die in werking treden vóór 23 mei 2021. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor dergelijke verwijzingen worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 18 april 2018.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
A.TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
-
L.PAVLOVA
-
Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 april 2018.
-
Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).
-
Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB L 403 van 30.12.2006, blz. 18).
-
Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen bij Richtlijn 2003/59/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
De volgende bijlage wordt toegevoegd: „ BIJLAGE III CONCORDANTIETABEL VOOR DE VERWIJZINGEN NAAR BEPAALDE CATEGORIEËN VAN RIJBEWIJZEN
” |
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.