Uitvoeringsbesluit 2018/1487 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU waarbij Oostenrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

5.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/33

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1487 VAN DE RAAD

van 2 oktober 2018

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU waarbij de Republiek Oostenrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU (2) van de Raad werd de Republiek Oostenrijk gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van Richtlijn 2006/112/EG („bijzondere maatregel”). De toepassing van deze bijzondere maatregel is nadien verlengd bij Uitvoeringsbesluit 2012/705/EU (3) van de Raad tot en met 31 december 2015, en bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2428 (4) van de Raad tot en met 31 december 2018.

 

(2)

De bijzondere maatregel wijkt af van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het recht op aftrek van een belastingplichtige ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belaste activiteiten heeft ontvangen. De bijzondere maatregel strekt ertoe de btw op goederen en diensten van het recht op aftrek uit te sluiten wanneer die goederen en diensten voor meer dan 90 % voor de privédoeleinden van de belastingplichtige of diens werknemers, dan wel in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden of niet-economische activiteiten worden gebruikt.

 

(3)

De bijzondere maatregel strekt ertoe de heffing en de inning van de btw te vereenvoudigen.

 

(4)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 23 maart 2018, heeft Oostenrijk verzocht om machtiging om de bijzondere maatregel te blijven toepassen, overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG.

 

(5)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 4 april 2018, heeft Oostenrijk een verslag ingediend over de toepassing van de bijzondere maatregel, dat ook een evaluatie omvatte van de procentuele opsplitsing ter zake van het recht op aftrek van de btw, zoals vereist krachtens artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU.

 

(6)

Bij brief van 11 april 2018 heeft de Commissie de overige lidstaten het verzoek van Oostenrijk toegezonden, overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG. Bij brief van 12 april 2018 heeft de Commissie Oostenrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(7)

Volgens de door Oostenrijk verstrekte informatie zijn de juridische en feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging vormden voor de huidige toepassing van deze bijzondere maatregel, ongewijzigd en nog steeds relevant. Oostenrijk moet daarom worden gemachtigd de bijzondere maatregel te blijven toepassen gedurende een verdere periode, die echter in de tijd moet worden beperkt tot en met 31 december 2021, zodat een evaluatie kan worden verricht van de noodzaak en de doeltreffendheid van de bijzondere maatregel evenals van de opsplitsing tussen gebruik voor bedrijfsdoeleinden en gebruik voor andere dan bedrijfsdoeleinden, die de grondslag voor de derogatie vormt.

 

(8)

Indien Oostenrijk een verdere verlenging van de machtiging na 2021 nodig acht, moet de Commissie uiterlijk op 31 maart 2021 een verslag worden voorgelegd over de toepassing van de maatregel met daarin ook een evaluatie van het voor de opsplitsing gehanteerde percentage, samen met het verzoek om verlenging, zodat er voldoende tijd blijft voor de Commissie om het verzoek te bestuderen.

 

(9)

De bijzondere maatregel zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

 

(10)

Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De artikelen 1 en 2 van Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU worden vervangen door:

„Artikel 1

In afwijking van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt Oostenrijk gemachtigd de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op goederen en diensten volledig van het recht op aftrek uit te sluiten, wanneer deze goederen en diensten voor meer dan 90 % voor de privédoeleinden van een belastingplichtige of diens werknemers of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden of niet-economische activiteiten worden gebruikt.

Artikel 2

Dit besluit verstrijkt op 31 december 2021.

Een verzoek om verlenging van de in dit besluit vervatte derogatiemaatregel dient de Commissie uiterlijk op 31 maart 2021 te worden voorgelegd.

Bij een dergelijk verzoek wordt een verslag over de toepassing van deze maatregel gevoegd, dat ook een evaluatie omvat van de op basis van dit besluit gehanteerde procentuele opsplitsing ter zake van het recht op aftrek van de btw.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving.

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Luxemburg, 2 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • H. 
    LÖGER
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU van de Raad van 22 december 2009 waarbij de Republiek Oostenrijk wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 348 van 29.12.2009, blz. 21).
  • (3) 
    Uitvoeringsbesluit 2012/705/EU van de Raad van 13 november 2012 tot wijziging van Beschikking 2009/791/EG en Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU waarbij respectievelijk Duitsland en Oostenrijk worden gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 319 van 16.11.2012, blz. 8).
  • (4) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2428 van de Raad van 10 december 2015 tot wijziging van Beschikking 2009/791/EG en Uitvoeringsbesluit 2009/1013/EU waarbij respectievelijk Duitsland en Oostenrijk worden gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 334 van 22.12.2015, blz. 12).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.